Aan Miriam Roseleur (HHvD), Jeroen Rietdijk (HHvD), Jorrit Bakker (HHvD) Kenmerk GEO Doorkiesnummer +31(0)

Transcriptie

1 Memo (eindconcept) Aan Miriam Roseleur (HHvD), Jeroen Rietdijk (HHvD), Jorrit Bakker (HHvD) Datum Van Harry Schelfhout Kenmerk GEO-0001 Doorkiesnummer +31(0) Aantal pagina's 6 Onderwerp Bevindingen second opinion beoordeling invloed Windpark Nieuwe Waterweg op waterveiligheid 1 Inleiding Door het hoogheemraadschap van Delfland is aan Deltares verzocht om een advies uit te brengen op basis van een inhoudelijke beoordeling van twee in het kader van het Windpark Nieuwe Waterweg door de initiatiefnemers aangeleverde volgende stukken. Rapport A: Windpark Nieuwe Waterweg Impact op Delflandsedijk (Anteagroup, definitieve revisie oktober 2016). Rapport B: Windturbinepark Nieuwe Waterweg Nadere onderbouwing dijkveiligheid (Fugro, versie 3, 27 oktober 2016) De resultaten van onze inhoudelijke beoordeling en herberekeningen zijn te vinden in de bijlagen 1 en 2. Op basis daarvan kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Windturbine WT01 (zeezijde Maeslantkering) Van deze windturbine voldoet de additionele faalkans op mechanisme/doorsnede-niveau aan de gestelde eis van 1%. De optelsom van de additionele faalkansen van alle faalmechanismen is gelijk aan 2,10E-08 per jaar, wat overeenkomt met 0,006% van de toelaatbare kans op overstroming van dijktraject Windturbines WT02 t/m WT08 (rivierzijde Maeslantkering) Van de windturbines WT01 t/m WT07 voldoet de additionele faalkans op mechanisme/doorsnede-niveau aan de gestelde eis van 1%. De additionele faalkans van WT08 is onzeker voor de faalmechanismen macro-instabiliteit binnenwaarts. De reden daarvan is het ontbreken van geschikte stabiliteitberekeningen voor de gebruiksfase. Daarnaast is er ook geen rekening gehouden met de additionele kans op falen door piping. Voor WT02 t/m WT07 is de optelsom van de additionele faalkansen van alle faalmechanismen is gelijk aan 8,43E-08 per jaar, wat overeenkomt met 0,03% van de toelaatbare kans op overstroming van dijktraject Risicobeheersing De additionele faalkansen zijn berekend op basis van de beschikbare gegevens en zijn conservatief ingeschat. Niettemin zijn er bij de bepaling daarvan nog een aantal onzekerheden, die de resultaten beïnvloeden en tot een hoger risico kunnen leiden. Bepalend daarbij is de invloed van de trillingen tijdens de bouwfase en de gebruiksfase (zowel draaiend als stilstaand) op de versnellingen in de ondergrond. Daarom dient monitoring van de trillingen in de

2 2/6 bouwfase en de gebruiksfase onderdeel van de vergunningverlening te zijn. Als de monitoringsresultaten daar aanleiding toe geven dienen aanvullende compenserende maatregelen te worden genomen. Versie Datum Auteur Paraaf Review Paraaf Goedkeuring Paraaf 01 nov H.A. Schelfhout P. Kraaijenbrink M. Sule Bijlage(n) Bijlage 1: Inhoudelijke beoordeling rapporten A en B Bijlage 2: Herberekening additionele faalkansen

3 3/6 Bijlage 1: Inhoudelijke beoordeling rapporten A en B Rapport A: Windpark Nieuwe Waterweg Impact op Delflandsedijk (Anteagroup, definitieve revisie oktober 2016). 1) Afname 1% trillingen op 10 m afstand is niet representatief voor gebruiksfase maar voor heitrillingen tijdens bouwfase. Aanname dat de trillingen per 10 m afnemen met factor 100 is discutabel; uitspraak over omvang verstoringszone trillingen ontbreekt. Trillingen 0,04 m/s 2 wijkt af van 0,08 m/s 2 uit rapport B en artikel Geotechniek nr. 4 okt De stabiliteitberekeningen (STBI en STBU) met ongecorrigeerde waarden (0,08 m/s 2 ) worden in dit stadium bij de beoordeling als maatgevende conservatieve waarde beschouwd. Overigens wijken de resultaten van de stabiliteitberekeningen van rapport A af van rapport B. Bij de verificatie van de faalkansen wordt gebruik gemaakt van de berekeningsresultaten van rapport B. Opgemerkt wordt dat daarbij zijn voor WT2 t/m WT08 geen stabiliteitberekeningen voor de gebruiksfase zijn gemaakt. Daarom wordt bij de verificatieberekeningen voor de gebruiksfase veiligheidshalve uitgegaan van de resultaten van de berekeningen voor de bouwfase, waarin een grotere versnelling (0,3 m/s 2 ) is toegepast. 2) Voor de pipingberekeningen bij windturbine 08 is in rapport A uitgegaan van een maaiveldhoogte van het voorland van NAP +5,20 m i.p.v. + NAP +3,60 m. Dit betekent dat de kans op piping niet zonder meer nihil kan worden gesteld. Aan de hand van aanvullende pipingberekeningen met de juiste maaiveldhoogte dient de additionele kans op falen door piping nog nader te worden bepaald. 3) Kruinbreedte 0 m voor restprofiel moet 2 of 3 m zijn. Dit heeft verder geen consequenties voor de faalkansanalyse. 4) Voor WT01 t/m WT08 is de kans op falen van het restprofiel door de buitenwaterstand niet beschouwd en is ten onrechte nihil gesteld. Voor alle faalmechanismen is op basis van de beschikbare gegevens de kans op falen van het restprofiel bepaald. Daarbij is tevens rekening gehouden met een herstelduur van 1 week of 2 weken na falen. 5) De kans op falen van 1/1000 of kleiner o.b.v. ervaringen in Westkapelle en IJmuiden is discutabel, echter de op basis daarvan voor de faalincidenten als gevolg van vallende objecten afgeleide faalkansen zijn groter dan op basis van het Handboek Risicozonering voor Windturbines. Bij de herberekeningen worden per windturbine de trefkans en de kans op schade uit rapport A aangehouden.

4 4/6 6) Er wordt voor de valincidenten gerekend met faalkansen per dag i.p.v. jaarkansen (zonder en met gecorrigeerde versnellingen). Bij de herberekeningen is uitgegaan van jaarkansen zonder gecorrigeerde versnellingen. 7) De HBN zijn globaal geschat o.b.v. een ander project (IJmuiden) i.p.v. berekend met hydra-software. In dit geval is overslag niet maatgevend, dus bij de herberekeningen is overloop maatgevend gesteld. Daarbij zijn de overschrijdingsfrequenties van hoogwaterstanden, onzekerheidstoeslagen en seiches uit rapport A toegepast. Bij de extrapolatie van hoogwaterstanden aan de rivierzijde van de Maeslantkering is gebruik gemaakt van beschikbare gegevens van de Blankenburgverbinding. 8) Bij de uitwerking van de faalscenario s is niet voor alle gevallen een invulling gegeven van falen onder dagelijkse omstandigheden en bij stormcondities. Bij de herberekeningen is op basis van de beschikbare informatie een schatting gemaakt van de kansbijdrage van zowel de situatie bij storm als de situatie bij dagelijkse omstandigheden. 9) Bij de bepaling van de kans op macro-instabiliteit (STBI en STBU) is de berekende stabiliteitfactor niet gedeeld door de schematiseringsfactor. Bij de herberekeningen zijn de berekende stabiliteitfactoren (SF) gedeeld door een schematiseringsfactor van 1,3. Dit levert de vereiste schadefactor ( n ) en de bijbehorende betrouwbaarheidsindex ( ) en kans op instabiliteit in de doorsnede op. 10) Per afzonderlijke windturbine is per faalmechanisme getoetst is aan 1% van de eis op doorsnedeniveau; een beoordeling van het cumulatieve effect van de faalkansen van alle WT s ontbreekt. Bij de herberekeningen worden zowel de additionele faalkans op doorsnedeniveau als het cumulatieve effect berekend.

5 5/6 Rapport B: Windturbinepark Nieuwe Waterweg Nadere onderbouwing dijkveiligheid (Fugro, versie 3, 27 oktober 2016) 11) De kansen op falen van de windturbine [komen uit HZW 2014] wijken af van bovenstaand rapport. Bij de herberekeningen wordt uitgegaan van de faalkansen uit rapport A. 12) De in rapport B toegepaste faalkansen van vallende objecten zijn kleiner dan de in rapport A toegepaste waarden. Bij de herberekeningen wordt uitgegaan van de faalkansen uit rapport A. 13) De vraag is of de toegepaste kans van 10% dat falen van een windturbine een trigger is voor zettingsvloeiing conservatieve aanname is; combineren van de berekende kans op het inscharingsprofiel bij zettingsvloeiing met de kans op een faalincident, rekening houdend met falen van het restprofiel en de hersteltijd is een betere benadering. Bij de herberekeningen is een kans van 10% op een trigger aangehouden en de hoogte van het voorland als restprofiel. Voor de hersteltijd na falen is 4 weken aangehouden. 14) Er is bij de bepaling van de invloed van faalincidenten door trillende objecten op zettingsvloeiing geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat trillingen door een vallende mast en/of gondel op het voorland ook een trigger kan zijn voor zettingsvloeiing. Bij de herberekeningen wordt uitgegaan van een kans van 10% op een trigger. 15) Er zijn geen inscharingsprofielen bij zettingsvloeiing bepaald. Daarom ontbreekt het inzicht in de hoogte van het restprofiel na een zettingsvloeiing. Bij de herberekeningen wordt er van uitgegaan dat de kans op falen van het restprofiel na zettingsvloeiing gelijk is aan 1/10 per jaar.

6 6/6 Bijlage 2: Herberekening additionele faalkansen De herberekeningen (zie aparte spreadsheet) zijn in onderling overleg met het hoogheemraadschap gemaakt en sluiten zoveel mogelijk aan bij de methodiek van toetslaag 2 van het WBI2017. Dat geldt niet voor de restprofielbenadering, waarvoor maatwerk is toegepast. De berekeningsresultaten zijn als volgt. Additionele faalkans windturbine WT01: - Per afzonderlijk faalmechanisme op doorsnedeniveau: maximaal 0,34%, wat voldoet aan de gestelde eis van 1% op mechanisme/doorsnede-niveau van de eis zonder windturbine. - De optelsom van de additionele faalkansen van alle faalmechanismen is gelijk aan 2,10E-08 per jaar, wat overeenkomt met 0,006% van de toelaatbare kans op overstroming van dijktraject Additionele faalkans windturbines WT02 t/m WT08: - Van de windturbines WT01 t/m WT07 voldoet de additionele faalkans op mechanisme/doorsnede-niveau aan de gestelde eis van 1%. - De additionele faalkans van WT08 is onzeker voor de faalmechanismen macroinstabiliteit binnenwaarts. De reden daarvan is het ontbreken van geschikte stabiliteitberekeningen bij extreem hoogwater voor de gebruiksfase met een correcte bijbehorende geohydrologisch schematisering. Daarnaast is de additionele kans op falen door piping niet bepaald. - Voor WT02 t/m WT07 is de optelsom van de additionele faalkansen van alle faalmechanismen is gelijk aan 8,43E-08 per jaar, wat overeenkomt met 0,03% van de toelaatbare kans op overstroming van dijktraject 14-3.