Deze brochure beschrijft de gang van zaken rondom de anesthesie (verdoving)

Vergelijkbare documenten
H Anesthesie Ruggenprik

H Anesthesie Plexus blokkade

Zo krijgt de anesthesioloog een indruk van uw gezondheidstoestand.

Anesthesie informatie

Anesthesiologie. Patiënteninformatie. Anesthesie. Informatie voor patiënten die een algehele of regionale anesthesie ondergaan. Slingeland Ziekenhuis

Anesthesie. Inleiding. De anesthesioloog. Verschillende soorten anesthesie. Welke vorm van de verdoving is voor u geschikt?

Informatie over uw anesthesie

Informatie voor patiënten die een algehele anesthesie ondergaan

Informatie voor patiënten die een algehele of regionale anesthesie ondergaan

Algehele of regionale anesthesie

MEDISCH CENTRUM WAALRE

Anesthesie. Preoperatieve polikliniek. De anesthesioloog

Anesthesie. Indien u in de ochtend nog medicatie in moet nemen, dan kunt u dat doen tot 2 uur voor de operatie met een paar slokjes water.

Anesthesiologie. Anesthesie. Informatie voor patiënten die een algehele of regionale anesthesie ondergaan

Algemene voorlichting over narcose en verdoving. polikliniek anesthesie

Narcose (algehele anesthesie) of regionale anesthesie. Poli Preoperatieve Screening

Anesthesie. Anesthesiologie

Anesthesie. S.v.p. de dag vóór de opname nogmaals doorlezen

patiënteninformatie anesthesie

VOORBEREIDING OP UW OPERATIE

Anesthesie bij een nier of (nier) pancreas transplantatie


Anesthesiologie & Pijngeneeskunde. Anesthesie.

Anesthesie. Anesthesiologie

Patienteninformatie: Onder anesthesie?

Als u na het lezen nog vragen heeft, stel die dan gerust aan de anesthesist of de verpleegkundige.

Als u een ingreep onder anesthesie moet ondergaan

INFOINFO INFOINF. Koningin Julianaplein DV Zaandam Telefoon (075) afdeling Communicatie


Narcose (algehele anesthesie) of regionale anesthesie. Poli Preoperatieve Screening Route 35

Voorbereiding op uw opname / operatie

Voorbereiding op uw opname / operatie

Anesthesiologie. De anesthesioloog overlegt met u welke vorm van anesthesie het meest geschikt is voor u.

Als u na het lezen nog vragen heeft, stel die dan gerust aan de anesthesist of de verpleegkundige.

Algemene voorlichting narcose en verdoving

Anesthesie. Anesthesiologie

Anesthesie & Pijnbestrijding

Patienteninformatie: Onder anesthesie?

Anesthesie bij kinderen

1. Verschillende vormen van anesthesie Algehele anesthesie Plaatselijke anesthesie Naar huis Complicaties en bijwerkingen 5

Anesthesiologie. patiëntenvoorlichting

Patiënteninformatie. Preoperatief centrum

Anesthesiologie volwassenen

Anesthesie. Anesthesie. Afdeling anesthesiologie. Afdeling anesthesiologie

Anesthesie voor kinderen. Informatie voor ouders

adviezen na een hernia-operatie anesthesie ZorgSaam

Anesthesie. Pré Operatieve Screening (POS)

Matige tot diepe sedatie

PATIËNTENFOLDER Anesthesie

anesthesie en pijnbestrijding

Neemt u deze folder en een geldig legitimatiebewijs mee naar uw afspraken met de anesthesioloog en de informatieverpleegkundige

PRE-OPERATIEVE POLIKLINIEK. Tel: N Diensthoofd Anesthesie - Reanimatie

ANESTHESIOLOGIE. Onder anesthesie. Informatie over narcose, de ruggenprik en andere mogelijkheden van verdoving

Anesthesie. Anesthesiologie. Anesthesie. Algehele of regionale. De anesthesioloog

Patiënteninformatie. Preoperatieve poliklinieken

Algehele anesthesie met zenuwblokkade (plexus)

Anesthesie. Algemene informatie

Als alles in orde is, wordt dit doorgegeven aan Bureau Opname. Zodra uw opnamedatum bekend is, krijgt u bericht van Bureau Opname.

Anesthesiologie Informatie rondom sedatie gepland

Rode Kruis ziekenhuis. Patiënteninformatie. Anesthesiologie. rkz.nl

Deze informatie is met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie waaraan geen rechten kunnen worden ontleend.

Anesthesie (verdoving, pijnbestrijding en narcose)

SF Z SINT-FRANCISKUSZIEKENHUIS. Anesthesie Informatiebrochure

Verdoving van het oog. Anesthesie

Anesthesie bij kinderen

Inleiding Voorbereiding op de operatie De ingreep Na de ingreep Is narcose veilig? Naar huis 8. Vragen?

Anesthesie. Er zijn verschillende vormen van anesthesie: algehele, regionale en lokale anesthesie.

Anesthesie volwassenen

Pijnbestrijding tijdens onderzoek of ingreep buiten de operatiekamer

Voorlichting rondom de operatie voor kinderen

Welkom op de afdeling Dagbehandeling Locatie Dordwijk en Zwijndrecht Informatie voor volwassenen

Welkom voor een dagopname op de kinderafdeling

Als u een MRI onderzoek onder anesthesie moet ondergaan

Informatie over PSA door de Sedatie praktijk Specialist. Inleiding

Verdoving Algehele en regionale anesthesie

Anesthesie en pré-operatieve screening. Belangrijke informatie over de anesthesie en pijnbestrijding tijdens uw opname

patiëntenwijzer Anesthesie Soorten verdoving en verloop van een operatie

Anesthesiologie & Pijngeneeskunde. Anesthesie.

Welkom met uw kind op de afdeling Dagbehandeling

Informatie over narcose, de ruggenprik en andere mogelijkheden van verdoving. Onder Narcose?

Sedatie met propofol. Afdeling anesthesiologie. gemini-ziekenhuis.nl

Ruggenprik. 1 Anesthesie en pijnbehandeling. 2 Over regionale anesthesie

Verdoving (anesthesie) bij volwassenen

Epidurale infiltratie. Pijnpoli

Anesthesie bij kinderen. Poli Preoperatieve Screening

anesthesie en pijnbestrijding

Anesthesie bij jongeren

ANESTHESIEBROCHURE. - Patiëntinformatie -

Procedurele sedatie en/of analgesie

anesthesie d e g a n g v a n z a k e n rondom de verdoving - verschillende soorten anesthesie - voorbereiding - de dag van de operatie - nazorg

anesthesie en pijnbestrijding kinderen

Sedatie. Het verlagen van het bewustzijn

Anesthesie & Pijnbestrijding

Anesthesie bij jongeren

Anesthesie bij kinderen

Sedatie Praktijk Specialist

Welkom op de afdeling Dagbehandeling

Anesthesie bij kinderen. Poli Preoperatieve Screening

Sedatie anesthesie Het verlagen van het bewustzijn

Patiënteninformatie. Sedatie door de Sedatie Praktijk Specialist (SPS) een onderzoek of behandeling onder sedatie

Transcriptie:

Inleiding U heeft met uw behandelend specialist afgesproken dat u een operatie of een onderzoek krijgt. U wordt daarvoor een of meerdere dagen opgenomen in ons ziekenhuis.deze opname vindt plaats op de dagverpleging, short-stay of een gewone afdeling. Tijdens het bezoek aan de polikliniek heeft de spreekuurassistente een afspraak voor u gemaakt voor preoperatieve screening op de polikliniek Anesthesiologie. U heeft een vragenlijst mee gekregen. Vul deze volledig in. De datum en het tijdstip van de afspraak staan op het kaartje genoteerd. Deze brochure beschrijft de gang van zaken rondom de anesthesie (verdoving) Inleiding 2 Anesthesie 2 Preoperatieve screening en de anesthesioloog 3 Voorbereiding op anesthesie en de operatie 4 Narcose of algehele anesthesie 5 Na de narcose 6 Complicaties bij narcose 6 Regionale anesthesie 7 Pijn en pijnbestrijding na de operatie 12 De Acute Pijn Service 14 Tot slot 14 Regels voor het nuchter zijn bij volwassenen 15 Anesthesie bij kinderen 16 Regels voor het nuchter zijn bij kinderen: 19 die u tijdens de operatie of het onderzoek krijgt. Ook geeft het informatie over de verschillende vormen van anesthesie en de methoden van pijnbestrijding. Uw lichaam moet goed blijven functioneren tijdens de operatie. De anesthesioloog zorgt er samen met de anesthesieassistent/verpleegkundige voor dat de lichaamsfuncties stabiel blijven. Zo kunt u de operatie zo goed mogelijk doorstaan. Met behulp van speciale apparatuur bewaakt en regelt de anesthesioloog onder andere de bloeddruk, hartslag en ademhaling. Zonodig kan hij/zij op ieder moment de anesthesie bijsturen. Deze informatie is bedoeld als aanvulling op het gesprek met de anesthesioloog. Als u nog vragen heeft, kunt u deze opschrijven en bespreken met de anesthesioloog. Anesthesie Anesthesie is de verzamelnaam van alle soorten verdoving voor operaties. Dit wordt ook wel narcose genoemd. Het betekent gevoelloosheid. Maar in de praktijk is anesthesie meer dan alleen de verdoving. Het doel van de anesthesie is om u in de best mogelijke conditie te houden tijdens de operatie. Er bestaan verschillende soorten anesthesie of verdoving: 1. De meest bekende is de algehele anesthesie of narcose, waarbij het hele lichaam wordt verdoofd en u tijdelijk buiten bewustzijn bent; 1 2

2. Bij een regionale anesthesie (verdoving) wordt een groter gedeelte van het lichaam, zoals een arm of het hele onderlichaam, tijdelijk gevoelloos gemaakt. U blijft dan tijdens de operatie wakker. Maar als u liever niets merkt, kunt u een licht slaapmiddel krijgen. Overigens ziet u niets van de operatie, alles wordt met doeken afgedekt; 3. Bij een lokale anesthesie (verdoving) wordt alleen de plaats van de operatie gevoelloos gemaakt door inspuiten van een verdovend middel. Deze vorm van verdoving is vooral geschikt voor kleinere ingrepen en wordt vooral toegepast bij oogoperaties, in het bijzonder de staaroperaties. Welke anesthesie voor u het meest geschikt is, hangt af van verschillende factoren zoals leeftijd, lichamelijke conditie en het soort operatie. Preoperatieve screening en de anesthesioloog Als u (of uw kind) geopereerd moet worden, komt u op de preoperatieve polikliniek. Meestal gebeurt dit ruim voor de operatie (als het gaat om een spoedgeval ziet u de anesthesioloog kort voor de operatie). U meldt zich bij de spreekuurassistente met uw ponsplaatje, de ingevulde vragenlijst en dit boekje. Daarna spreekt u de verpleegkundige en de anesthesioloog. De verpleegkundige bespreekt met u de gang van zaken rondom de opname op de afdeling en de benodigde voorbereidingen. Hierbij komen zaken aan bod als laxeren, ontharen, het gebruik van medicatie bij bv suikerziekte en uw thuissituatie. Daarnaast spreekt u tijdens het preoperatieve gesprek de anesthesioloog of de physican assistant; een speciaal daarvoor opgeleide anesthesieassistent. De anesthesioloog is een arts/medisch specialist die zich heeft gespecialiseerd op de verschillende vormen van anesthesie, de pijnbestrijding en verdere zorg rondom de operatie. De anesthesioloog of de physican assistant kijkt of alle onderzoeken die voor een operatie gedaan moeten worden ook werkelijk gedaan zijn. Tijdens het preoperatieve gesprek krijgt u (of uw kind) mogelijk een kort lichamelijk onderzoek. Daarnaast stelt de anesthesioloog aan de hand van de door u ingevulde lijst vragen over uw gezondheid, medicijngebruik en allergieën. U kunt ook vragen verwachten over eerdere operaties en hoe u toen op de anesthesie reageerde. Zo krijgt de anesthesioloog een indruk van uw gezondheidstoestand. Dit kan invloed hebben op de vorm van anesthesie die voor u het meest geschikt is. Uw eigen wensen kunt u voorleggen aan de anesthesioloog. Die houdt hier rekening mee bij de beslissing over het soort anesthesie. Als daar aanleiding toe is laat de anesthesioloog nog extra onderzoek uitvoeren. Als het nodig is, verwijst hij/zij u door naar een internist, cardioloog of longarts. De anesthesioloog houdt zich aan de gemaakte afspraken over de te volgen anesthesietechniek. Tenzij er veranderingen in uw gezondheid of medicijngebruik zijn opgetreden, de voorgenomen operatie is veranderd of de anesthesioloog is ervan overtuigd dat een andere anesthesietechniek voor u veiliger is. De behandelend anesthesioloog bespreekt dit dan eerst met u. Het is mogelijk dat de anesthesie door een andere anesthesioloog uitgevoerd wordt. Dit anesthesieboekje, uw medicijnen en uw ponsplaatje neemt u mee bij de opname voor de ingreep. Voorbereiding op anesthesie en de operatie De operatie kan alleen plaats vinden als u nuchter bent. Dit is om braken tijdens en na de operatie te voorkomen. Braken tijdens de operatie kan gevaarlijk zijn omdat vocht en voedselresten dan in de luchtwegen kunnen komen. Ook als met u een regionale verdoving is afgesproken moet u nuchter zijn. De regels voor het nuchter zijn vindt u verderop in deze folder. Een slokje water om de medicijnen in te nemen of bij het tanden poetsen is wel toegestaan. De anesthesioloog kan u een middel voorschrijven om misselijkheid en braken na de operatie te helpen voorkomen als u hier een verhoogd risico op hebt. Vrouwen die de anticonceptiepil slikken kunnen deze gewoon blijven gebruiken. Na de operatie kan echter gedurende de rest van de cyclus niet meer gerekend worden op volledige bescherming. Het is verstandig om in de uren voor de operatie niet te roken. De ademhalingswegen van rokers zijn vaak geïrriteerd en daardoor gevoeliger voor ontstekingen. Bovendien kan hoesten na de operatie erg pijnlijk te zijn. Als u de dagen voor de operatie verkouden bent, hoest, koorts heeft of anderszins niet op de opnamedag kan komen, wilt u dat dan zo snel mogelijk doorgeven. In uw plaats kan iemand anders geholpen worden. 3 4

Neemt u op de dag van de opname in ieder geval uw medicijnen mee in de originele verpakking. Soms moet u zich ontharen of wordt u geschoren op de plaats waar u geopereerd wordt. Er worden medicijnen gegeven om de narcose te onderhouden. De ademhaling en de bloedsomloop kunnen zo nodig bijgestuurd worden. De diepte van de slaap kan gemeten worden zodat de kans op 'awareness' (wakker worden tijdens de operatie) zo klein mogelijk is. Algehele narcose wordt dus altijd op maat gegeven. In plaats van een pyjama krijgt u een operatiehemd aan. Voor de operatie moet u sieraden zoals een horloge, armbanden, ringen en piercings afdoen. Het is verstandig uw sieraden thuis te laten of aan iemand in bewaring te geven. Op de afdeling is hier geen structurele opbergmogelijkheid voor. Dames mogen geen make-up dragen en nagellak op de handen/voeten hebben. Ook uw bril, lenzen en gebitsprothese moet u over het algemeen op de afdeling achterlaten. Als voorbereiding op de anesthesie krijgt u over het algemeen pijnstillers en een rustgevend tabletje. U kunt hier wat slaperig van worden. De verpleegkundige brengt u met uw bed naar de voorbereiding op de operatieafdeling. In deze ruimte bevinden zich vaak meerdere patiënten die een operatie zullen ondergaan. De bewakingsapparatuur wordt aangesloten. U krijgt plakkers op de borst om uw hartslag te meten en een klemmetje om een vinger om het zuurstofgehalte in het bloed te controleren. De bloeddruk wordt aan de arm gemeten en een naald wordt in de arm ingebracht waarvan alleen het plastic omhulsel achterblijft. Hierop wordt soms een infuus aangesloten. Daarna ziet u de anesthesioloog en diens assistent, u wordt met de operatietafel naar de operatiekamer gereden. Narcose of algehele anesthesie De middelen voor de algehele narcose worden via het naaldje ingespoten. U valt dan snel in een diepe slaap. Om de ademhaling tijdens de anesthesie te kunnen controleren wordt vaak, voordat de operatie begint, een buisje in de keel gebracht. U merkt daar niets van want u bent dan onder narcose. Tijdens de operatie blijft de anesthesioloog of diens assistent steeds bij u. De anesthesioloog bewaakt en bestuurt tijdens de operatie de functies van uw lichaam. Dankzij de bewakingsapparatuur kan precies worden vastgesteld hoe uw lichaam op de operatie reageert. Na de narcose Nadat u bent bijgekomen uit een narcose kunt u zich nog wat slaperig voelen. Het is mogelijk dat er een slangetje door de neus loopt om de maag te ontlasten of waar wat extra zuurstof door gegeven wordt. Als de anesthesie is uitgewerkt kunt u pijn gaan voelen. Ook kan misselijkheid optreden en moet u soms braken. De verpleegkundigen weten precies wat ze u tegen de pijn en de misselijkheid kunnen geven. U mag er gerust om vragen. Hebt u een zwaar of kriebelig gevoel achter in de keel dan komt dat van het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat om de ademhaling te regelen. Die irritatie verdwijnt vanzelf binnen een aantal dagen. Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u wat mag drinken, doe dan voorzichtig aan. Mag u niet drinken, dan kan de verpleegkundige uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen. Het kan zijn dat u wordt opgenomen op de Intensive Care (IC) als u op de dag van de operatie of langer meer bewaking en/of behandeling nodig heeft dan de verpleegafdeling kan geven. Dit kan zijn na een grote operatie of als uw lichamelijke conditie hiertoe aanleiding geeft. Als het mogelijk is wordt dit voor de operatie met u besproken. Maar ook tijdens de operatie kunnen zich omstandigheden voordoen die opname op de IC noodzakelijk maken. U kunt hier wel bezoek ontvangen. Complicaties bij narcose Een algehele anesthesie is tegenwoordig bijzonder veilig door verbetering van de bewakingsapparatuur, het beschikbaar komen van moderne geneesmiddelen en een goede opleiding van de anesthesioloog en diens medewerkers. 5 6

Ondanks alle voorzorgen en zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. De belangrijkste risico s bij anesthesie zijn: 1. Overgevoeligheidsreacties op de toegediende medicijnen; 2. Beschadiging van het gebit bij het inbrengen van het beademingsbuisje; 3. Beklemming van een zenuw door een ongelukkige houding tijdens de operatie waardoor tintelingen en krachtsverlies kunnen ontstaan. Meestal verdwijnen deze klachten spontaan. Het optreden van ernstige complicaties door de anesthesie is vrijwel altijd te wijten aan een calamiteit, of hangt samen met uw gezondheidstoestand voor de operatie. Vraag uw anesthesioloog gerust of de anesthesie voor u bijzondere risico s met zich meebrengt. Regionale anesthesie Bij een regionale anesthesie (verdoving) wordt een gedeelte van het lichaam - bijvoorbeeld een arm of het gehele onderlichaam tijdelijk gevoelloos en bewegingloos gemaakt. Door een verdovingsmiddel rond een zenuw te spuiten kunnen zenuwen of zenuwbanen tijdelijk worden uitgeschakeld, zodat u geen pijn voelt. In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar het onderlichaam en benen. Deze zenuwbanen worden met een ruggenprik verdoofd. Die prik is niet pijnlijker dan een gewone injectie. De kans op beschadiging van het ruggenmerg is te verwaarlozen, de naald komt daar namelijk niet in de buurt. Een arm kan ook worden verdoofd door de zenuwknoop die naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen. Dit gebeurt door rond de zenuwen een verdovingsmiddel in te spuiten, bijvoorbeeld in de oksel, onder het sleutelbeen of achter in de hals. Bij regionale verdoving worden de zenuwen die op de pijn reageren zo volledig mogelijk uitgeschakeld. Het gevoel verdwijnt soms niet helemaal. Het is normaal als u voelt dat u wordt aangeraakt of dat u nog wat kunt bewegen. Als de verdoving volledig is uitgewerkt, hebt u weer de normale kracht en beheersing over de spieren. De ruggenprik Afhankelijk van de voorkeur van de anesthesioloog wordt u gevraagd te gaan zitten of op een zij te gaan liggen. De ruggenprik is niet pijnlijker dan een gewone injectie. Er zijn hierbij twee methoden: spinaal of epiduraal. Bij een spinale verdoving wordt het medicijn in de ruimte gespoten waar het ruggenmergsvocht zit. Dit werkt snel en sterk. Als de verdoving is ingespoten merkt u eerst dat de benen warm worden en gaan tintelen. Later worden ze gevoelloos en slap. U blijft bij bewustzijn. Van de operatie ziet u niets; alles wordt afgedekt met doeken. Als u toch liever slaapt, dan kunt u om een licht slaapmiddel vragen. Ook kunt u tijdens de operatie via een walkman naar muziek luisteren, deze moet u dan zelf meenemen. Bij grote buikoperaties, long- of vaatoperaties wordt soms ook gebruik gemaakt van een epidurale verdoving. Bij een epidurale verdoving komt het medicijn niet zo diep, gevolg is dat het langzamer inwerkt. Het prikken vindt plaats met voorover gebogen rug. De huid wordt verdoofd, vervolgens wordt met een speciale naald de epidurale ruimte opgezocht en wordt een slangetje ingebracht. Als de catheter op de goede plaats zit, wordt de naald verwijderd. Het is erg belangrijk om tijdens het prikken goed stil te zitten. U kan gewoon op het slangetje liggen. Via dit slangetje kan tijdens maar ook na de operatie pijnstilling worden gegeven. Het kan zijn dat de anesthesioloog u voorstelt een algehele narcose te combineren met een ruggenprik. Bijwerkingen - Onvoldoende pijnstilling: Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt. Soms kan de anesthesioloog nog wat extra verdoving bijgeven. In andere gevallen is het beter om voor een andere anesthesievorm te kiezen, bijvoorbeeld algehele narcose. De anesthesioloog overlegt dat met u. - Lage bloeddruk: Als bijwerking kan een lage bloeddruk optreden. De anesthesioloog is hierop bedacht en neemt daartegen maatregelen. 7 8

- Hoge uitbreiding van de verdoving: Soms komt het voor dat het verdoofde gebied zich wat verder naar boven uitbreidt. U merkt dat doordat uw handen gaan tintelen. Misschien kunt u wat moeilijker ademen. Dit is ongevaarlijk, de anesthesioloog geeft u wat extra zuurstof. Meestal zijn de klachten daarmee opgelost. Na de operatie Om bij te komen van de ruggenprik wordt u naar een verkoeverkamer of uitslaapkamer gebracht. Gespecialiseerde verpleegkundigen zien erop toe dat u rustig bijkomt van de operatie. De verdoving zal hier langzaam uitwerken. De beweging komt het eerste terug, het gevoel het laatst. Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het drie tot zes uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt. Daarbij kan pijn optreden. Wacht niet te lang met het vragen om een pijnstiller aan de verpleegkundige. Hoewel minder vaak dan bij narcose komt misselijkheid na een operatie onder regionale of plaatselijke verdoving wel voor. Vraag gerust om een middel daartegen. Als u in dagbehandeling geopereerd wordt, moet u zelf kunnen lopen en kunnen plassen voordat u naar huis mag. Complicaties Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties bij regionale anesthesie ook niet altijd te voorkomen. Ernstige complicaties zijn gelukkig uiterst zeldzaam. Rugpijn Het komt voor dat er rugpijn ontstaat op de plaats waar de prik is gegeven. Dit heeft vaak te maken met de houding tijdens de operatie en de kleine bloedinkjes in het bindweefsel. De klachten verdwijnen meestal vanzelf. Hoofdpijn Na een ruggenprik kan hoofdpijn optreden. Deze hoofdpijn onderscheidt zich van 'gewone' hoofdpijn, doordat de pijn minder wordt bij platliggen en juist erger wordt bij overeind komen. Meestal verdwijnt deze hoofdpijn binnen een week vanzelf. Als de klachten zo hevig zijn dat u in bed moet blijven, neem dan contact op met de anesthesioloog. Deze heeft mogelijkheden om het natuurlijk herstel te bespoedigen. Kortdurend moeilijkheden met plassen De verdoving strekt zich uit tot de blaas. Het plassen kan daardoor de eerste uren na de ruggenprik moeilijker gaan dan normaal. Het kan nodig zijn de blaas met een katheter leeg te maken. Als u de operatie met een ruggenprik ondergaan heeft en na thuiskomst merkt dat u weer spierzwakte in de benen krijgt of dat gedeelten van de benen opnieuw gevoelloos worden, neem dan direct contact op met de anesthesioloog. Regionale anesthesie van de arm Een arm kan worden verdoofd door de zenuwknoop (de plexus) die naar de arm loopt tijdelijk uit te schakelen. Dit gebeurt door rond de zenuwen een verdovingsmiddel te spuiten. Bijvoorbeeld in de oksel, onder het sleutelbeen of in de hals, afhankelijk van de plaats waar u geopereerd wordt. De anesthesioloog prikt met een naald op de plaats waar zenuwen lopen die naar de arm gaan. Met behulp van een zenuwprikkelaar wordt de zenuw dan geprikkeld. Als u tintelingen in de arm of de hand voelt moet u niet bewegen, maar het direct zeggen. De anesthesioloog weet dan dat de naald op de goede plaats zit. U kunt ook merken dat de arm of de hand onwillekeurig beweegt. Als de naald op de goede plaats zit, spuit de anesthesioloog het verdovende middel in. De verdoving moet een kwartier tot een half uur inwerken voordat het effect optimaal is. Op een gegeven moment merkt u dat de arm of hand gaat tintelen en warm wordt. Later wordt de arm gevoelloos en meestal kunt u de arm en de hand niet meer bewegen. Als de verdoving is uitgewerkt kunt u weer bewegen en keert het gevoel weer terug. U moet de eerste dag extra voorzichtig zijn met de arm, omdat het gevoel soms nog niet helemaal is teruggekeerd. U kunt de arm eventueel in een draagdoek dragen. Bierse verdoving Soms wordt de arm verdoofd door het verdovingsmiddel in een bloedvat van de arm te spuiten. U krijgt dan een strakke zwachtel en knellend band om de arm om eerst bloed zoveel mogelijk uit de arm te duwen. Als het verdovingsmiddel is ingespoten, gaat uw arm eerst tintelen en wordt vervolgens gevoelloos. Om u tijdens de operatie zo nodig medicijnen te kunnen toedienen krijgt u een infuusnaald in de arm die niet geopereerd wordt. Tijdens de operatie blijft u wakker, maar als u het liever hebt, kunt u om een slaapmiddel vragen. Overigens wordt bij schouderoperaties de prik in de hals soms gecombineerd met algehele anesthesie. 9 10

Na de operatie Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer gebracht. Afhankelijk van het gebruikte medicijn kan het enkele uren duren, voordat de verdoving is uitgewerkt. Met het uitwerken van de verdoving kan ook pijn optreden. Wacht niet te lang de verpleegkundige om een pijnstiller te vragen. Na een regionale anesthesie van de arm hoeft u soms niet in het ziekenhuis te blijven totdat de verdoving is uitgewerkt. Dat hangt af van de operatie die bij u is verricht. Zolang de arm verdoofd is, moet u hem in een draagdoek houden. Complicaties Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen: Onvoldoende pijnstilling Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt. Soms kan de anesthesioloog nog wat extra verdoving bijgeven. Soms is het beter om voor een andere anesthesievorm te kiezen, bijvoorbeeld algehele anesthesie. De anesthesioloog overlegt dat met u. Pneumothorax of klaplong Bij een injectie rond het sleutelbeen kan het longvlies worden aangeprikt, waardoor een zgn. klaplong ontstaat. Dit uit zich in plotselinge benauwdheid. Een klaplong moet behandeld worden in het ziekenhuis. Met een slangetje wordt gedurende een aantal dagen lucht uit de borstholte gezogen. Bij een prik in de hals of de oksel komt een klaplong vrijwel nooit voor. Post-operatieve tintelingen Door irritatie van de zenuwen door de prik of door de gebruikte medicijn kunt u, nadat de verdoving is uitgewerkt, nog enige tijd last houden van tintelingen in de arm en de hand. Deze tintelingen verdwijnen in de meeste gevallen in de loop van weken tot maanden vanzelf. Overgevoeligheidsreactie U kunt overgevoelig zijn voor de gebruikte verdovingsmiddelen. Dit kan klachten veroorzaken als benauwdheid, huiduitslag en een lage bloeddruk. Deze reactie is goed te behandelen met medicijnen. Toxische reacties De zenuwen die verdoofd moeten worden lopen vlakbij de grote bloedvaten. Het is mogelijk dat een deel van het verdovende medicijn direct in de bloedbaan komt. Dit veroorzaakt een metaalachtige smaak, tintelingen rond de mond, een slaperig gevoel, hartritmestoornissen, trekkingen en uiteindelijk bewusteloosheid. Bij directe behandeling zijn deze verschijnselen niet direct levensbedreigend en goed te behandelen. Verdoving van het oog Verdoving van het oog kan door een prik of druppels. Voor beide verdovingen geldt dat u voor de operatie licht mag eten. U mag, tenzij dat anders met u is afgesproken, uw eigen medicijnen innemen. Oogbolverdoving met een prik Dit is de meest voorkomende vorm van verdoving bij operaties aan het oog. Hierbij wordt een kleine prik onder het oog (niet in het oog) gegeven. Deze prik is gevoelig maar niet erg pijnlijk. De oogspieren en oogzenuw worden hierbij enige uren uitgeschakeld: u kunt de eerste uren niets zien met het oog. Hoewel uiterst zeldzaam, is bloeding een complicatie van deze vorm van verdoving. Oogbolverdoving met een druppel Soms wordt in plaats van een prik een druppel verdoving gegeven op het oog. Bij deze vorm van verdoving zijn de oogspieren niet verdoofd. U moet dus tijdens de operatie het oog zelf stil houden door de aanwijzingen van de oogarts te volgen. Lokale verdoving Wordt soms gegeven door de anesthesioloog als aanvulling op een van de andere vormen van anesthesie. Pijn en pijnbestrijding na de operatie Het is belangrijk dat u na de operatie zo weinig mogelijk pijn heeft. Een goede pijnbestrijding kan uw herstel bespoedigen. Houd daarom de verpleegkundige op de hoogte van uw pijn. Zodra u na de operatie goed wakker bent, wordt aan u gevraagd hoe het met de pijn is. Afhankelijk van de pijn krijgt u pijnmedicatie. Voordat u terug gaat naar de verpleegafdeling moet u tevreden zijn over uw pijnmedicatie. Na de operatie krijgt u op vaste tijden pijnstilling. Wij geven deze pijnstillers op vaste tijden om de pijn zoveel mogelijk te beperken. Het is dus heel belangrijk dat u deze medicijnen op de voorgeschreven tijden inneemt, ook al vindt u dat de pijn meevalt. Het vormt de basis voor een goede pijnbehandeling. 11 12

De pijnbestrijding kan als dat met u afgesproken is naast pijnstillers ook bestaan uit een epiduraal katheter of een PCA pomp. PCA is afkomstig van Patient-Controlled-Analgesia (Patient gecontroleerde pijnstilling). Voor de operatie krijgt u een infuus. Hierop wordt na de operatie een PCA-pomp aangesloten en die is voorzien van een drukknop. U kunt met de drukknop de pijnstilling zelf regelen. De dosering is zo berekend, dat het onmogelijk is om uzelf teveel toe te dienen. Met een epiduraal of een PCA-pomp mag u de verpleegafdeling niet verlaten. De aan u voorgeschreven pijnstillers worden afhankelijk van de operatie voor een of meerdere dagen voorgeschreven. Gedurende deze periode moet u ook aangeven wat het effect is van de pijnbestrijding in de vorm van een cijfer, namelijk de pijnscore. Deze score wordt verkregen door middel van een speciale meetlat. U geeft op de lijn van 0-10 aan, hoe erg de pijn is. Nul is geen pijn en tien is de ergste mogelijke pijn. Door middel van deze score krijgt de verpleegkundige een beeld van uw pijnbeleving. De Acute Pijn Service De Acute Pijn Service (APS) bestaat uit gespecialiseerde assistenten. Zij bezoeken dagelijks de patiënten op de verpleegafdelingen die een PCA-pomp of een epiduraal katheter hebben. Zij vormen een directe schakel tussen u, de verpleegkundige en de anesthesioloog. Zij bekijken uw pijnscore en pijnmedicatie. Zij spreken, zo nodig in overleg met de anesthesioloog, wijzigingen in uw pijnmedicatie af. Tot slot Als u nog dezelfde dag naar huis mag, zorg er dan voor dat u door een volwassene begeleid wordt en dat u niet alleen thuis bent. Regel vervoer per taxi of eigen auto maar rijd niet zelf. Doe het thuis de eerste 24 uur na de operatie rustig aan. Bestuur geen machines. Neem geen belangrijke beslissingen. Eet en drink lichtverteerbare voedingsmiddelen. Het is heel gewoon dat u zich na de operatie nog een tijdlang niet fit voelt. Dat ligt niet alleen aan de anesthesie, maar aan de ingrijpende gebeurtenis die iedere operatie nou eenmaal is. Het lichaam moet in zijn eigen tijd herstellen. Dat heeft tijd nodig. Pijn mag geen belemmering zijn voor doorademen, ophoesten en bewegen! Hoe langer u wacht met het melden van pijn, hoe moeilijker het is de pijn te bestrijden. Als u na de operatie of het onderzoek thuis problemen of vragen hebt die de anesthesie betreffen kunt u contact opnemen met de polikliniek Anesthesiologie of de dienstdoende anesthesioloog. Wij hopen dat u na afloop van uw behandeling tevreden bent over de behandeling door de artsen van de afdeling anesthesiologie. Als u suggesties heeft ter verbetering van de zorg die aan u werd besteed en/of de inhoud van deze folder, dan horen wij dat graag van u. Pijnbestrijding thuis In sommige gevallen krijgt u na een operatie een dagbehandeling pijnstillers mee naar huis. Deze zijn dan voorgeschreven door de anesthesioloog. U mag deze medicijnen innemen, maar dat is niet verplicht. De nodige informatie hierover krijgt u mee bij uw ontslag. 13 14

Regels voor het nuchter zijn bij volwassenen Meldingstijd voor 12.00 uur (= ochtendprogramma): - Laatste vaste voedsel: tot 24.00 uur de dag voor de operatie. - Laatste heldere vocht: tot 2 uur voor de meldingstijd (als u zich om 09.00 uur moet melden dan mag u tot 07.00 uur nog helder vloeibaar drinken). Meldingstijd na 12.00 uur (= middagprogramma): - Laatste vaste voedsel: licht ontbijt tot 07.30 uur op de dag van de ingreep. - Laatste heldere vocht: tot 2 uur voor de meldingstijd (als u zich om 13.30 moet melden dan mag u tot 11.30.uur nog helder vloeibaar drinken). Definities: - Helder vloeibaar= water, limonade, appelsap of thee Geen: melkproducten of thee met melk. - Licht ontbijt = thee zonder melk met beschuit of liga met wat jam. Geen: vleeswaren, boter of andere smeerbare producten. Uw medicijnen mag u met een klein slokje water innemen. Anesthesie bij kinderen De anesthesioloog Binnenkort ondergaat uw kind een operatie waarbij verdoving (anesthesie) nodig is. De arts die deze verdoving verzorgt is de anesthesioloog. Een anesthesioloog doet meer dan alleen de verdoving toedienen. Hij waakt voortdurend over de lichamelijke toestand van uw kind tijdens de operatie en bestrijdt pijn en eventueel andere ongemakken die zich na de operatie kunnen voordoen. Voor algemene informatie kunt u ook het gedeelte over anesthesie voor volwassenen bekijken. Verschillende soorten anesthesie Er zijn verschillende soorten anesthesie. De meest bekende vorm is de algehele anesthesie. Uw kind is hierbij tijdelijk buiten bewustzijn (onder narcose). Bij een plaatselijke of regionale anesthesie maakt de anesthesioloog alleen een bepaald gedeelte van het lichaam gevoelloos. Tijdens deze anesthesie kan uw kind eventueel wakker blijven. Maar omdat deze vorm van anesthesie voor kinderen vaak beangstigend is wordt deze methode bij kinderen bijna niet toegepast. Wel kan eventueel regionale anesthesie gegeven worden als uw kind al onder narcose is. Deze combinatie techniek (narcose met regionaal anesthesie) wordt regelmatig toegepast bij de volgende ingrepen: Besnijdenis (circumcisie): - algehele anesthesie met caudaalblok - algehele anesthesie met penisblok Liesbreuk operatie: - algehele anesthesie met caudaalblok - algehele anesthesie met ilioinguinaalblok Voor meer informatie over regionale anesthesie verwijzen wij u naar het gedeelte voor volwassenen. 15 16

Onder narcose brengen Ongeveer een uur tot een half uur voor de operatie krijgt uw kind een zetpil paracetamol. Kleine kinderen zijn vaak bang voor een prikje. Zij worden daarom veelal in slaap gemaakt door hen via een kapje te laten ademen, waaruit een narcosegas stroomt. Daarnaast is het ook mogelijk de huid van tevoren te verdoven met een zalf. Hierdoor wordt het prikje nauwelijks gevoeld. Bij de meeste operaties mag uw kind kiezen tussen een kapje of een prikje. Bij sommige operatie zoals amandelen knippen moet uw kind met een kap in slaap worden gebracht. Als uw kind met een kapje in slaap gemaakt wordt, krijgt uw kind onder narcose vaak nog een infuusnaald om tijdens de operatie zo nodig medicijnen te kunnen toedienen. Na de operatie Na de operatie gaat uw kind naar de uitslaapkamer. U kunt als u dat wenst bij u kind aanwezig zijn op de uitslaapkamer. U wordt dan geroepen zodra de medische toestand van uw kind dat toelaat. Dit is dus voor iedere ingreep en voor ieder kind anders. Op de uitslaapkamer liggen meer patiënten die geopereerd zijn. Op deze kamer werken gespecialiseerde verpleegkundigen die samen met de anesthesioloog steeds controleren hoe het met uw kind gaat. Zodra uw kind voldoende wakker is en de algemene conditie stabiel en veilig is, mag uw kind naar de verpleegafdeling terug. Bij de inleiding aanwezig zijn Sommige ouders willen bij de inleiding (het in slaap brengen) aanwezig zijn. Dit is mogelijk maar het hoeft niet. U moet zelf rustig kunnen zijn, terwijl uw kind in slaap wordt gebracht. Daarom wordt u begeleid door een verpleegkundige van de afdeling of een pedagogisch medewerker. Probeer u op uw kind te concentreren ondanks alle activiteiten om u heen. Als uw kind slaapt, verlaat u met de begeleidster de inleidingruimte. Ook verlaat u de inleidingruimte als de anesthesioloog u dat vraagt of als u zichzelf onwel voelt worden. Voor alle duidelijkheid attenderen wij u er op dat het de bedoeling is dat niet meer dan één ouder bij de inleiding van de narcose aanwezig is. De anesthesioloog heeft altijd het recht om, in het belang van u en uw kind, uw aanwezigheid te weigeren. Meer informatie hierover kunt u in de folder aanwezigheid van een ouder bij de inleiding van de narcose lezen. Controle tijdens de operatie Tijdens de operatie blijft de anesthesioloog en/of de anesthesiemedewerker voortdurend bij uw kind. De anesthesioloog bewaakt en bestuurt tijdens de operatie de functies van het lichaam van uw kind. De ademhaling en bloedsomloop kunnen zo nodig worden bijgestuurd en er worden medicijnen toegediend om de narcose te onderhouden. 17 18

Regels voor het nuchter zijn bij kinderen: Tijdens de telefonisch oproep hoort u hoe laat u zich met uw kind in het ziekenhuis moet melden. Vindt de ingreep op de dag van opname plaats dan geldt voor uw kind het volgende: 1. Kinderen jonger dan 1 jaar Laatste vaste voedsel: tot 5 uur vóór de meldingstijd. Laatste fles melkvoeding: tot 5 uur vóór de meldingstijd. Laatste borstvoeding: tot 3 uur vóór de meldingstijd. Laatste heldere vocht: tot 2 uur vóór de meldingstijd. 2. Kinderen ouder dan 1 jaar Meldingstijd voor 12.00 uur (=ochtend programma): Laatste vaste voedsel: tot 5 uur voor de meldingstijd. Laatste heldere vocht: tot 2 uur voor de meldingstijd (als uw kind zich om 09.00 uur moet melden dan mag hij/zij tot 07.00 uur nog helder vloeibaar drinken). 3. Meldingstijd na 12.00 uur (=middag programma): Laatste vaste voedsel: licht ontbijt tot 07.30 uur op de dag van de ingreep. Laatste heldere vocht : tot 2 uur voor de meldingstijd (als uw kind zich om13.30 moet melden, dan mag hij/zij tot 11.30.uur nog helder vloeibaar drinken). Definities: Helder vloeibaar = water, limonade, appelsap of thee Geen: melkprodukten of thee met melk. Licht ontbijt = thee zonder melk met beschuit of liga met wat jam. Geen: vleeswaren, boter of andere smeerbare producten. 19 20