Anesthesie. Preoperatieve polikliniek. De anesthesioloog

Transcriptie

1 Anesthesie Binnenkort ondergaat u een operatie in verband met een vorm van borstkanker. U hebt daarover gesproken met uw behandelend specialist en de mammacareverpleegkundige. Tijdens de operatie gaat u onder narcose. Een ander woord voor narcose is algehele anesthesie (verdoving). Het betekent dat u slaapt tijdens de operatie. Een plaatselijke verdoving is bij deze operatie niet mogelijk. In dit hoofdstuk leest u meer over de narcose en de gang van zaken daaromheen. Preoperatieve polikliniek Voordat de operatie plaats kan vinden gaat u eerst naar de preoperatieve polikliniek. Hier krijgt u een algemene medische vragenlijst, wordt uw bloeddruk gemeten en ziet u de (assistent)anesthesioloog. U kunt hiervoor terecht op locatie Oudenrijn, Overvecht of Nieuwegein van het St. Antonius Ziekenhuis. U kunt zelf kiezen welke locatie u het beste uitkomt: het hoeft niet dezelfde locatie te zijn waar u de chirurg hebt gesproken op de polikliniek. U hoeft geen afspraak te maken: er is een inloopspreekuur van tot uur. U kunt hier direct terecht op de dag dat u op de polikliniek bij uw behandelend specialist bent geweest, maar kunt er ook voor kiezen om op een andere dag terug te komen (uiterlijk 2 dagen voor de operatiedag). De anesthesioloog ANT 696/1/03-11 Op de opnamedag maakt u vlak voor de operatie kennis met de anesthesioloog. Dit is een arts die gespecialiseerd is in de verschillende vormen van anesthesie, pijnbestrijding en intensieve zorg rondom de operatie. De anesthesioloog en/of zijn assistent zorgen voor de narcose en blijven tijdens de hele operatie bij u. Het kan zijn dat er tijdens de operatie een andere anesthesioloog bij u is dan degene die u tijdens het preoperatieve spreekuur hebt gezien. Ook deze anesthesioloog is volledig op de hoogte van uw gezondheidstoestand en uw wensen. 1

2 Voordat u naar het ziekenhuis komt Nuchter Voor de operatie moet u nuchter zijn. Dit is om te voorkomen dat u tijdens of na de operatie misselijk wordt of moet braken. Nuchter zijn betekent dat u na uur de avond vóór de operatie niet meer mag eten. Wordt u de volgende dag na uur geopereerd? Dan mag u s morgens voor uur nog een licht ontbijt nemen (bijvoorbeeld een kopje thee en beschuit met jam; geen boter of melkproducten). Tot drie uur voor de operatie mag u nog wel wat drinken. Kies alleen heldere dranken, zoals water, zwarte koffie of thee, appelsap of (oplos)limonade. De laatste drie uur voor de operatie eet en drinkt u dus niets meer. Een slokje water bij het tanden poetsen of om medicijnen in te nemen mag wel. Medicatie De anesthesioloog overlegt met u welke medicijnen u mag innemen op de operatiedag. Het kan zijn dat u bepaalde medicijnen een keer moet overslaan of op een later tijdstip moet innemen. Roken Probeer rond de operatie, maar zeker op de operatiedag zelf, niet te roken. De luchtwegen van rokers zijn vaak geïrriteerd en daardoor gevoeliger voor ontstekingen. Bovendien kan hoesten na de operatie erg pijnlijk zijn. De operatiedag Scheren Zo nodig wordt uw huid geschoren op de plaats van de operatie. Wij vragen u om dit niet zelf te doen, om wondjes te voorkomen. Sieraden en make-up Draag op de operatiedag geen sieraden (horloge, (trouw)ringen enz.). Ook piercings moet u uitdoen. Verwijder daarnaast make-up en nagellak en gebruik geen huidolie. Wij adviseren u om uw kostbaarheden zoveel mogelijk thuis te laten. Verlies of diefstal is niet altijd te voorkomen en het ziekenhuis kan hiervoor niet aansprakelijk worden gesteld. Hulpmiddelen Uw bril, contactlenzen en gebitsprothese/losse tanden/plaatjes blijven op de verpleegafdeling achter als u naar de operatieafdeling gaat. Uw gehoorapparaat mag u wel altijd meenemen. 2

3 Naar de operatieafdeling In plaats van een pyjama krijgt u een operatiejasje aan. De verpleegkundige brengt u in uw bed naar de operatieafdeling. Daar ziet u de anesthesioloog, de anesthesiemedewerker en de specialist die u opereert. De specialist markeert de plaats waar u geopereerd wordt. Doet u dit alstublieft niet zelf. Voordat de operatie begint, volgen er nog enkele standaard controles. Zijn alle benodigde materialen voor de operatie aanwezig? Bent u de juiste patiënt en klopt de operatiemethode met de afspraken? Om daar zeker van te zijn, stellen we u een aantal vragen: uw naam, geboortedatum, de plaats van operatie, of u ergens allergisch voor bent. Deze standaard controle heet de time-out procedure. De operatie Bewakingsapparatuur Voordat u de verdoving krijgt, wordt u op bewakingsapparatuur aangesloten. U krijgt: plakkers op uw borst, om uw hartslag te meten; een knijpertje op uw vinger, voor controle van het zuurstofgehalte in uw bloed; een bloeddrukband om uw arm, om uw bloeddruk in de gaten te houden; een infuusnaald in uw arm of op de hand met daaraan een infuus, om u zo nodig extra vocht, medicijnen of bloed te geven. Het knijpertje, de bloeddrukband en het infuus komen alle drie aan de arm tegenover de kant waar u geopereerd wordt. Om uw ademhaling tijdens de narcose te controleren krijgt u, voordat de operatie begint, een plastic buisje in de keel. U merkt daar niets van, want u bent dan al onder narcose. De narcose (algehele anesthesie) Via de infuusnaald spuit de anesthesioloog een snelwerkend slaapmiddel in. U valt binnen een halve minuut in een diepe slaap. De medicijnen (slaapmiddelen, pijnstillers en middelen om de spieren verslapt te houden) komen via het infuus rechtstreeks in uw bloed. Als u slaapt, houdt de anesthesioloog de verdoving op peil met gassen of via het infuus. In beide gevallen is het mengsel van medicijnen nauwkeurig afgestemd op u en op de omstandigheden. Tijdens de operatie is de anesthesioloog (of de anesthesiemedewerker), voortdurend bij u. Hij bewaakt en regelt tijdens de operatie uw lichaamsfuncties, zoals bloeddruk, 3

4 hartslag, ademhaling en vochtgehalte. Dankzij de bewakingsapparatuur kan hij precies zien hoe uw lichaam op de operatie reageert. De anesthesioloog kan op ieder moment de verdoving bijstellen of bijvoorbeeld zorgen dat u extra vocht krijgt als dat nodig is. Hij zorgt er zo voor dat u de operatie goed doorstaat. Na de ingreep Na de operatie brengen de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker u naar de uitslaapkamer (recovery). Dit is een aparte ruimte vlakbij de operatiekamer. Ook hier bent u aangesloten op de bewakingsapparatuur. De recoverymedewerkers zien erop toe dat u rustig bijkomt van de operatie. Zodra u voldoende wakker bent, halen de afdelingsverpleegkundigen u op en gaat u terug naar de verpleegafdeling. Bijwerkingen van de narcose Kort na de operatie bent u nog slaperig en dommelt u misschien af en toe weg. Dat is heel normaal. Na het uitwerken van de narcose hebt u misschien pijn in het operatiegebied. Ook kunt u misselijk zijn. Vraag de verpleegkundige gerust om een pijnstiller of een middel tegen misselijkheid. Hebt u een zwaar of kriebelig gevoel achter in de keel? Dat komt door het buisje dat tijdens de operatie in uw keel zat om de ademhaling te regelen. De irritatie verdwijnt vanzelf binnen een paar dagen. Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u wat mag drinken, doe dan voorzichtig aan. Mag u nog niet drinken, dan kan de verpleegkundige uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen. Complicaties van de narcose Anesthesie is tegenwoordig heel veilig. Dat komt door de verbeterde bewakingsapparatuur, moderne geneesmiddelen en een goede opleiding van de anesthesioloog en diens medewerkers. Maar ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. Zo kan het gebeuren dat: u allergisch reageert op bepaalde medicijnen die tijdens de narcose gebruikt worden; uw gebit beschadigd wordt bij het inbrengen van het beademingsbuisje; een zenuw in arm of been beklemd raakt (door een ongelukkige houding tijdens de operatie), wat tintelingen en krachtverlies kan veroorzaken. 4

5 Dit gebeurt echter zelden. Ook ernstige complicaties door de narcose komen maar zelden voor. Als ze optreden, is er bijna altijd sprake van een calamiteit, of is er een verband met uw gezondheidstoestand vóór de operatie. Vraag de anesthesioloog gerust of de anesthesie in uw geval bijzondere risico s met zich meebrengt. Pijnbehandeling na de operatie Na de operatie krijgt u op vaste tijden pijnstillers (tabletten of zetpillen). Zo ontstaat een constante hoeveelheid pijnstillers in uw bloed. Dit is de beste manier om mogelijke pijn te bestrijden. Daarom is het goed dat u deze pijnstillers steeds inneemt, ook al hebt u op dat moment geen of weinig pijn. Andersom kan het ook zo zijn dat u ondanks de tabletten of zetpillen toch pijn hebt. Vertel dit dan aan de verpleegkundige. Die kan met de arts overleggen en u zo nodig injectie(s) met morfine geven. Voelt u zich vooral niet bezwaard om aan te geven dat u pijn hebt: hoe langer u ermee wacht, hoe moeilijker het wordt de pijn te bestrijden. Tot slot Hebt u na het lezen van deze informatie nog vragen? Neem dan gerust contact op met de polikliniek Anesthesiologie of met de mammacareverpleegkundige. Het nummer vindt u in de telefoonlijst voorin de klapper. 5