Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 21 mei 13.30 16.30 uur



Vergelijkbare documenten
Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-I. Element 112 ontdekt. Opgave 1 Armbrusterium

Examen VWO. Natuurkunde (oude stijl)

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-I

Correctievoorschrift VWO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Correctievoorschrift VWO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl)

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 14. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

Correctievoorschrift VWO. Natuurkunde (oude stijl)

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

TENTAMEN NATUURKUNDE

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

Examen HAVO natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 dinsdag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Gebruik het tabellenboekje.

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2

natuurkunde 1,2 Compex

Woensdag 30 augustus, uur

Golven. 4.1 Lopende golven

Examen HAVO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 13. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Eindexamen havo natuurkunde II

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Examen HAVO en VHBO. Natuurkunde

NATUURKUNDE PROEFWERK

natuurkunde havo 2015-II

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

Examen VWO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde havo 2017-I

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

De snelheid van de auto neemt eerst toe en wordt na zekere tijd constant. Bereken de snelheid die de auto dan heeft.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-II

Voorbeeldtentamen Natuurkunde

Examen HAVO. natuurkunde 1

Examen VWO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-II

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Eindexamen natuurkunde havo I

Vraag Antwoord Scores. methode 1 Omdat de luchtweerstand verwaarloosd wordt, geldt: v( t) = gt. ( ) ( ) 2

natuurkunde (pilot) Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

1. Een karretje op een rail

Examen VWO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 21 juni uur

Examen VWO natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde vwo 2019-II

natuurkunde havo 2018-I

Eindexamen natuurkunde havo I

Havo 5 oefen et

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Uitwerking examen Natuurkunde1 VWO 2006 (1 e tijdvak)

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

TENTAMEN NATUURKUNDE

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2001-II

Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Examentraining Leerlingmateriaal

Examen HAVO. Wiskunde B1,2

Eindexamen natuurkunde havo II

natuurkunde 1,2 Compex

Numerieke methoden. v (m/s) t (s) v (m/s) t (s) v (m/s) t (s) 5 VWO

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde compex vwo I

Examen HAVO en VHBO. Wiskunde B

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Examen VWO. natuurkunde 1

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Transcriptie:

Natuurkunde 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 21 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 80 punten te behalen; het examen bestaat uit 23 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Voor de uitwerking van vraag 4 is een bijlage toegevoegd. Als bij een vraag een verklaring, uitleg, berekening of afleiding gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg, berekening of afleiding ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 100015 31 Begin

Opgave 1 Hoogspanningskabel Tussen Rotterdam en Ommoord ligt een 3,0 km lange ondergrondse hoogspanningskabel. De kabel heeft een weerstand van 7,2 10-2 Ω. Hij bestaat uit een bundel koperdraden. Elke draad heeft een cirkelvormige doorsnede met een diameter van 0,80 mm. 4p 1 Bereken het aantal koperdraden in de kabel. De hoogspanningskabel moet een elektrisch vermogen kunnen afleveren van maximaal 400 MW bij een spanning van 150 kv. 4p 2 Bereken het vermogen dat door warmteontwikkeling in de kabel verloren gaat als de gebruikers het maximale elektrische vermogen afnemen. Er zouden buisjes tussen de koperdraden kunnen worden aangebracht om de overtollige warmte in de kabel af te voeren. Door deze buisjes wordt dan water gepompt. 2p 3 Noem de vormen van warmtetransport die dan plaatsvinden en geef bij elke vorm een toelichting. 100015 31 2 Lees verder

Opgave 2 Glasvezel De KEMA heeft een meetsysteem ontwikkeld om de temperatuur in ondergrondse hoogspanningskabels te meten. Daartoe bevindt zich over de hele lengte een glasvezel midden in de kabel. Door deze glasvezel laat men zeer korte pulsen infrarode straling lopen. Deze straling is afkomstig van een laser. Voorkomen moet worden dat er een te sterke knik optreedt in de glasvezel. In figuur 1 is een knik over hoek α in een vezel getekend. Daarin is ook een straal getekend die bij de knik aankomt. Door de sterke knik verlaat deze straal de glasvezel bij A. figuur 1 a glasvezel A De brekingsindex van het glas is voor de infrarode straling gelijk aan 1,52. Figuur 1 staat ook op de bijlage. 4p 4 Teken in de figuur op de bijlage hoe de straal verder gaat na breking aan het grensvlak. Vermeld de benodigde berekeningen op de aangegeven plaats op de bijlage. Om geen onnodig verlies van intensiteit te krijgen, moet bij elke reflectie aan de rand van de vezel volledige terugkaatsing optreden. 3p 5 Bereken hoe groot hoek α dan maximaal mag zijn als de straal vóór de knik evenwijdig loopt aan de as van de glasvezel, zoals getekend is in figuur 1. 100015 31 3 Lees verder

De infrarode straling wordt door de moleculen van de glasvezel op een bijzondere manier verstrooid. In het spectrum van de verstrooide straling vindt men niet alleen straling met de oorspronkelijke frequentie f, maar onder andere ook straling met een hogere frequentie f + f en met een lagere frequentie f f. Dit is schematisch weergegeven in figuur 2. figuur 2 intensiteit f- f f f+ f frequentie Naar analogie met zichtbaar licht spreekt men van een rood-verschuiving en een blauw-verschuiving. 2p 6 Leg uit of de lijn met frequentie f f bij de rood-verschuiving hoort of bij de blauw-verschuiving. De verstrooide straling wordt in een detector opgevangen. De frequentie wordt vergeleken met de oorspronkelijke laserfrequentie (f = 2,855 10 14 Hz). Het frequentieverschil f is een maat voor de temperatuur van de glasvezel op de plaats waar het laserlicht is verstrooid. Bij een temperatuur van 20 C blijkt het frequentieverschil f gelijk te zijn aan 1,3 10 12 Hz. 4p 7 Bereken de grootste golflengte (in vacuüm) van het laserlicht dat na verstrooiing in een stukje glasvezel van 20 C in de detector wordt opgevangen. 100015 31 4 Lees verder

Opgave 3 Nieronderzoek Om het functioneren van nieren te onderzoeken, brengt men via het bloed een radioactieve stof in het lichaam. Deze stof verspreidt zich door het hele lichaam en wordt via de nieren weer uitgescheiden. Meestal gebruikt men hiervoor een isotoop van technetium, 99m Tc. De m betekent metastabiel of isomeer. In deze metastabiele toestand bezit het isotoop een extra hoeveelheid energie die in de vorm van γ-straling wordt uitgezonden. Het uitzenden van deze γ-straling is een proces met een halveringstijd van 6,0 uur. Daarbij ontstaat het normale 99 Tc. Met een voor γ-straling gevoelige camera registreert men hoe het 99m Tc zich in de loop van de tijd door de nieren verspreidt. Bij een onderzoek wordt een hoeveelheid 99m Tc met een activiteit van 39 MBq bij een patiënt ingebracht. Voor het verband tussen de activiteit A en het aantal radioactieve kernen N geldt op elk moment: A(t) = N(t)ln2 t 1 2, waarin t 1 de halveringstijd is. 2 Neem aan dat de massa van een kerndeeltje gelijk is aan 1,67 10-27 kg. 4p 8 Bereken de massa van het ingebrachte 99m Tc. Per kern 99m Tc die vervalt, komt 140 kev vrij in de vorm van γ-straling. De patiënt absorbeert 60% van de energie van de gammastraling. Bij het onderzoek vervallen er in totaal 8,0 10 11 kernen 99m Tc in het lichaam. De massa van de patiënt is 70 kg. Voor het dosisequivalent H geldt: E H = Q m Hierin is: Q de kwaliteitsfactor (weegfactor). Deze is voor γ-straling gelijk aan 1; E de geabsorbeerde energie; m de bestraalde massa. 4p 9 Bereken het door de patiënt opgenomen dosisequivalent. 100015 31 5 Lees verder

Opgave 4 Oorthermometer De temperatuur van het trommelvlies van figuur 3 het oor is een goede maatstaf voor de lichaamstemperatuur. Met behulp van een stralingsthermometer kan deze temperatuur worden bepaald. Zie figuur 3. De werking van dit type thermometer wordt aan de hand van figuur 4 geïllustreerd. figuur 4 trommelvlies koker oor venster sluiter schijfje De van het trommelvlies afkomstige warmtestraling gaat via een glazen venster en een koker met een spiegelende binnenwand naar een schijfje. Tussen de koker en het schijfje bevindt zich een sluiter. Het schijfje maakt deel uit van een sensor. Bij een meting wordt de sluiter korte tijd geopend om de straling door te laten. De energie van de doorgelaten straling is een maat voor de temperatuur van het trommelvlies. De buitenkant van een gewone kwikthermometer kan wel eens verontreinigd zijn, zoals dat ook bij het venster van deze oorthermometer kan voorkomen. 3p 10 Leg uit bij welk type thermometer de nauwkeurigheid het minst wordt beïnvloed door een verontreiniging. 100015 31 6 Lees verder

De doorgelaten straling verwarmt de cirkelvormige voorkant van het schijfje. Hierdoor komt een warmtestroom naar de achterkant op gang. De warmtestroom in het schijfje kan worden gemeten. Onder de warmtestroom verstaan we de energie die per seconde van de voorkant naar de achterkant van het schijfje stroomt. Deze energiestroom P hangt af van het temperatuurverschil T tussen de voorkant en de achterkant van het schijfje. Ook de zogenaamde warmtegeleidingscoëfficiënt λ van het materiaal waarvan het schijfje gemaakt is, speelt een rol. Deze stofeigenschap staat vermeld in het informatieboek BINAS. Iemand beweert dat P berekend kan worden met de formule: P = λa T Hierin is A de oppervlakte van het schijfje. 3p 11 Ga met een eenhedenbeschouwing na of dit een juiste formule voor P kan zijn. Het uitgangssignaal van de sensor wordt aan een AD-omzetter toegevoerd. De temperatuur in het hele bereik tussen 30,0 C en 45,0 C kan met een nauwkeurigheid van 0,1 C worden weergegeven. 3p 12 Laat zien dat deze AD-omzetter minimaal 8 binaire uitgangen moet hebben. Bij een bepaalde meting bleek dat 0,90 s na het openen van de sluiter de gemiddelde temperatuur van het schijfje 0,60 C was toegenomen. Het schijfje is gemaakt van een materiaal dat dezelfde thermische eigenschappen heeft als polyetheen. De massa van het schijfje is 4,5 mg. 3p 13 Bereken het gemiddelde (netto) vermogen dat tijdens deze 0,90 s door het schijfje is opgenomen. 100015 31 7 Lees verder

Opgave 5 Geluidsanalyse Er bestaan computerprogramma s om figuur 5 een frequentie-analyse uit te voeren. Maarten (een jongen) en Zohra (een meisje) gaan met zo n programma hun stemmen vergelijken. Daartoe spreken zij in de microfoon van een computer allebei de klank aa van het woord plaat in. Na verwerking van dit geluid maakt de computer een diagram waarin alle waargenomen frequenties van deze aa -klank zijn weergegeven. In figuur 5 zijn de diagrammen van Maarten en Zohra naast elkaar gelegd. f (khz) 1,25 1,00 0,75 0,50 0,25 Maarten f 8 f 7 f 6 f 5 f 4 f 3 f 2 f 1 Zohra f 4 f 3 f 2 f 1 f 0 f 0 0 De frequentie is langs de verticale as uitgezet. Voor beide stemmen is de frequentie aangegeven van de grondtoon (f 0 ) en de frequenties van de bijbehorende boventonen (f 1, f 2, ). In de figuur is te zien dat de aa -klank van Maarten uit negen verschillende frequenties bestaat en die van Zohra uit vijf. Maarten en Zohra gaan ervan uit dat stembanden trillen als snaren. Ze trekken uit de meetresultaten in figuur 5 twee conclusies: a stembanden trillen als snaren die aan twee kanten zijn ingeklemd; b stembanden van jongens zijn langer dan die van meisjes. 4p 14 Welke informatie uit figuur 5 ondersteunt conclusie a en welke ondersteunt conclusie b? Geef een toelichting. Stembanden brengen de luchtkolom tussen de stembanden en de lippen in trilling. Bij de frequentie f 2 van Zohra s stembanden resoneert de luchtkolom in zijn grondtoestand. De afstand tussen stembanden en lippen is 12 cm; de luchttemperatuur is bij benadering 313 K. 4p 15 Ga aan de hand van een berekening na of bij de lippen een knoop of een buik ontstaat. Het geluid dat de kat van Zohra bij het spinnen maakt, wordt eveneens onderzocht. Dat geluid ontstaat als de kat de spieren van het strottenhoofd in een vast ritme samentrekt en ontspant. Maarten en Zohra vinden voor de grondtoon van het spingeluid een frequentie van 26 Hz. Het geluidssterkteniveau van de grondtoon op 3,0 cm afstand van het strottenhoofd van Zohra s kat is 78 db. Het zwakste geluid dat een mens nog kan horen is sterk afhankelijk van de frequentie en heeft voor een toon van 26 Hz een geluidssterkteniveau van 58 db. 4p 16 Bereken tot op welke afstand van het strottenhoofd de grondtoon nog te horen is. Het spinnen van de kat is veel verder te horen dan de in de vorige vraag berekende afstand voor de grondtoon. 2p 17 Geef hiervoor een mogelijke verklaring met behulp van tabel 85B van het informatieboek BINAS. 100015 31 8 Lees verder

Opgave 6 Zwemmers Rinke doet aan wedstrijdzwemmen. Zijn persoonlijke record op de 200 m vrije slag is 2 minuten en 7,2 seconden. De gemiddelde kracht die hij tijdens zijn recordrace ontwikkelde wordt geschat op 1,5 10 2 N. 4p 18 Bereken het gemiddelde vermogen dat hij tijdens zijn recordrace leverde. Rinke en Hedwig willen onderzoeken hoe de snelheid van een zwemmer afhangt van zijn lichaamsbouw. De lichaamsbouw beïnvloedt de wrijvingskracht in het water. Voor die wrijvingskracht F w geldt: F w = kav 2 Hierin is: k een constante die voor alle zwemmers gelijk is; A de oppervlakte van een dwarsdoorsnede van een zwemmer, loodrecht op de bewegingsrichting van het lichaam; v de snelheid. Om het probleem te vereenvoudigen, gaan ze uit van twee zwemmers die dezelfde massa hebben. Ze nemen aan dat bij zulke zwemmers de oppervlakte van de dwarsdoorsnede A omgekeerd evenredig is met hun lengte l. Zie figuur 6. figuur 6 Ze voorspellen dat een zwemmer met een lengte van 1,90 m die een even grote kracht uitoefent als een zwemmer van 1,70 m een constante snelheid heeft die 6% groter is. 4p 19 Leg met behulp van een berekening uit dat deze voorspelling juist is. Zij besluiten de situatie in het figuur 7 natuurkundelokaal na te bootsen. Een langwerpige bak wordt als zwembad gebruikt. De twee zwemmers worden vervangen door twee even zware blokken B 1 en B 2 van dezelfde houtsoort. Het ene blok is 170 mm lang, het andere 190 mm. B 1 of B 2 P Aan blok B 1 bevestigen ze een koord. Het koord is over een katrol gelegd. Aan het andere uiteinde hangt een gewicht P met massa m P. Zie figuur 7. Als ze het blok loslaten, gaan blok en gewicht P bewegen. Na korte tijd bereikt het blok een constante eindsnelheid. Ze herhalen de proef voor blok B 2. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 100015 31 9 Lees verder

Om de beweging van een blok te kunnen figuur 8 vastleggen, bouwen ze eerst een plaatssensor. Zij bevestigen daartoe aan de binnenkant van de bak twee koperen elektroden K en L, op een onderlinge afstand van 1,18 m. Zie figuur 8. K en L worden aangesloten op een spanning van 5,0 V. Door het blok hout wordt een derde elektrode M gestoken. De spanning tussen M en K is evenredig met de afstand tussen M en K. K M 5,0 V + - sensor L 3p 20 Bereken de gevoeligheid van de plaatssensor. De meetgegevens van ieder blok worden door een computer bewerkt tot een (v,t)-diagram. Deze diagrammen zijn in figuur 9 weergegeven. figuur 9 v 1 1,0 (m/s) 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 t (s) v 2 1,0 (m/s) 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 t (s) Hedwig en Rinke veronderstellen dat de eindsnelheid van het lange blok 6% groter is dan die van het korte blok. 3p 21 Leg uit of hun metingen daarmee in overeenstemming zijn. Ook bij de blokken geldt de eerder genoemde formule voor de wrijvingskracht: F w = kav 2. De waarde van k is voor beide blokken gelijk. Hedwig en Rinke willen deze waarde bepalen met behulp van hun meetopstelling en de meetresultaten. 4p 22 Leg uit hoe ze de waarde voor k kunnen bepalen. Voor de massa van de blokken B 1 en B 2 geldt: m B = 1,0 kg. Het aandrijvende gewicht P heeft een massa m P = 4,0 kg. Het korte blok wordt tijdens de proef verplaatst over een afstand van 99 cm. De zwaarte-energie E z van gewicht P wordt tijdens die beweging voor een deel omgezet in kinetische energie E k en voor het andere deel in energie die door wrijving verloren gaat. 5p 23 Bereken met behulp van een energiebeschouwing de gemiddelde wrijvingskracht die het korte blok tijdens de beweging ondervindt. Einde 100015 31 10