Datum: 19 december 2016 Betreft: Beroep tegen besluit op bezwaar tegen ontheffing Ffw voor het doden van zomerganzen Ons kenmerk: SL 500/16.

Vergelijkbare documenten
Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

ECLI:NL:RBOVE:2015:3971

Wij zijn het niet eens met het voornemen tot het verlenen van deze ontheffing en zullen dit in deze zienswijze nader onderbouwen.

Rechtbank s Gravenhage Sector Bestuursrecht Postbus EH Den Haag. Geacht College,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland t.a.v. Awb secretariaat Postbus LP Den Haag. Betreft: Bezwaar ontheffing ODH

De redenen waarom wij het niet eens zijn met deze ontheffing zullen wij hieronder nader toelichten.

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

De redenen waarom wij het niet eens zijn met deze ontheffing zullen wij hieronder nader toelichten.

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

Bijlage Advies NOJG ganzenbeleid Friesland

de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017 inwerking is getreden;

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr.

Besluit Gelet op bovenstaande overwegingen hebben wij overeenkomstig het advies van de hoor en adviescommissie besloten:

omgevingsdienst HAAGLAIMDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 21 maart 2016) Nummer 3158

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 10 september 2013, nr ;

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

- 3 KM /10/A.9, LGW Buurmeijer F.8. (050) uw brief d.d. 30 januari 2015

omgevingsdienst HAAGLANDEN

PROVINCIAAL BLAD. Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017, wijziging guozzen (kenmerk )

ZOMERGANZEN De navolgende voorschriften zijn specifiek bedoeld voor overzomerende ganzen.

Van: Verzonden: maandag 21 maart :10. Onderwerp: Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus: Gemarkeerd. Categorieën: Geachte heer/mevrouw

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker

Groninger ganzenakkoord Definitief 27 mei 2014

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

provinci renthe r (o592) 36 tj tt r (o592) 36 t7 t7 A. Flora- en Faunawet (FFW) ,l,ht,l,t l,l,lttttttrt,trhr,l

Weigering ontheffing Wet natuurbescherming. artikel 3.10, eerste lid, onder a, Wnb

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 juli 2008) Nummer 2183

Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL

Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 1 december 2016 tot en met 30 november 2021.

Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015

Nieuwsbrief Faunabeheereenheid Noord Holland 28 februari 2015

Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 22 februari 2017 tot en met 21 februari Hieronder vindt u de redenen voor mijn besluit.

Natuurbalans - Limes Divergens B.V. G. Hoogerwerf Toernooiveld ED NIJMEGEN

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 24 juli 2018) Nummer 3424


4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003

Uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet wijs ik af

Utrecht, 8 september 2009 Pythagoraslaan 101 Tel

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN

NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d

Tamboer Plaagdierbeheersing A. Tamboer Hoofdweg LV NIEUW VENNEP. Datum 29 augustus 2014 Betreft Beslissing aanvraag jagen op begraafplaatsen

De R.-K. Parochie H. Augustinus p/a R.-K. Begraafplaats Buitenveldert A. Vink Fred Roeskestraat EE AMSTERDAM

Vereniging Buyshaven D.J. Koopman Flevolaan MA ENKHUIZEN. Datum 22 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. : Sachem Europe BV Postbus 52 Zaltbommel Zaaknummer :

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Onderwerp: Wet natuurbescherming; wijziging ontheffing; aanvullende middelen en methoden schadebestrijding Grauwe, Kol- en Brandgans

Hogeschool Van Hall Larenstein T.R. Huisman Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 15 januari 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Wij beginnen met een herhaling van de vraag en geven vervolgens de antwoorden (cursieve tekst):

Gemeente Nieuwegein A.R. de Bree Postbus AA NIEUWEGEIN. Datum 22 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

de aangevraagde ontheffing voor het onder zich hebben en vervoeren van de overige in de aanvraag genoemde soorten te weigeren;

: Ontheffingaanvraag afschot koppelvormende ganzen; Flora- en faunawet; nr. Frl. 68/002/2015

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN

Gemeente Stein R. Vluggen Stadhouderslaan KP STEIN. Datum 28 mei 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Stichting SOS Dolfijn E. Everaarts Valkhof LL NIJKERK. Datum 29 juni 2017 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Onderwerp : ontheffing art. 68 Flora- en faunawet; nr. Frl

GESCAMD OP 2 3 SEP Gemeente Oostzaan

Ons kenmerk Besluit

111* de Rechtspraak. Rechtbank Gelderland. het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland Postbus GX Arnhem

Bericht van de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland m.b.t. de nieuwe Natuurbeschermingswet

Flora- en Faunawet: ontheffingaanvraag artikel 74, lid 1a Flora- en faunawet

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

ECLI:NL:RBARN:2011:BT8211

Energieonderzoek Centrum Nederland ECN P.J. Sayers Postbus ZG PETTEN. Datum 7 maart 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Uw kenmerk Uw aanvraag

lv. dat deze opdracht geldig is tot 15 augustus 2017 HAAGLANDEN lll. de voorschriften 1. tot en met 4. te verbinden aan deze opdracht; Besluit

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Verder ben ik niet bevoegd om een beslissing te nemen op uw aanvraag voor de klapmuts, ringelrob en zadelrob.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen Beslissing Aanvraag Toelichting

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Faunabeheereenheid Overijssel

Woonstad Rotterdam Postbus CJ ROTTERDAM. Datum 23 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen Beslissing Aanvraag

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Gemeente Amstelveen, Wijkbeheer Zuid Team Natuur en Milieu Educatie Postbus BAAMSTELVEEN

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen 2 Beslissing Aanvraag

Stichting Faunabeheereenheid Groningen

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Wildernistrek E.G.C. van Uchelen Reeweg GA VLEDDER. Datum 19 juni 2015 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Rechtbank Noord-Holland 11:13:35v.m

Staatsbosbeheer T. Muusse Hilweg MT WERKENDAM. Datum 7 augustus 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet

Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 14 oktober 2016 tot en met 14 oktober Hieronder vindt u de redenen voor mijn besluit.

uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 17/8035 Stichting Dierenradar, te Krimpenerwaard, eiseres (gemachtigde: mr. M.

Datum: 29 juli 2019 Onderwerp: Bezwaar goedkeuringsbesluit faunabeheerplan knobbelzwaan, DOS , PZH Kenmerk: SL 500/19.

Erasmus Medisch Centrum B.E.E. Martina Dr. Molewaterplein GEROTTERDAM

Provinciale staten van Noord-Holland; besluiten. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Vergunningverlening. I. Besluit.

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Transcriptie:

Rechtbank s Gravenhage Sector Bestuursrecht Postbus 20302 2500 EH Den Haag Datum: 19 december 2016 Betreft: Beroep tegen besluit op bezwaar tegen ontheffing Ffw voor het doden van zomerganzen Ons kenmerk: SL 500/16.046 Hoogedelgestrenge vrouwe, heer, Hierbij tekenen wij beroep aan tegen het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op ons bezwaar tegen de verleende ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet voor het doden van zomerganzen van 10 november 2016 met kenmerk ODH-2016-00110246. Inleiding Op 28 januari 2016 heeft het College van de Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland (hierna: GS) een ontheffing verleend aan de Faunabeheereenheid Zuid-Holland voor het doden van zomerganzen met nummer ODH-2015-00745305. Op 30 maart 2016 hebben wij een bezwaarschrift ingediend tegen deze ontheffing. Op 2 juni 2016 hebben wij ons bezwaar nader toegelicht tijdens een hoorzitting van de bezwarencommissie. Op 10 november 2016 heeft GS besloten ons bezwaar gedeeltelijk ongegrond te verklaren en de ontheffing op een aantal punten aan te passen. De ontheffing stelt ten onrechte geen limieten GS wil de inheemse ganzenpopulaties in Zuid-Holland duurzaam in stand houden en is op grond van de Flora- en faunawet ook verplicht om dit te doen. Hiertoe zijn in het faunabeheerplan doelpopulaties benoemd. Door de aantallen overzomerende ganzen in Zuid-Holland terug te brengen tot deze doelpopulatie zou de schade aan landbouwgewassen acceptabel zijn. Het faunabeheerplan en het ganzenbeleidskader van de provincie Zuid-Holland richten zich erop dat deze doelpopulaties in 2020 bereikt worden. De afgegeven ontheffing is eveneens geldig tot en met 2020 (31 oktober). Binnen de looptijd van de ontheffing zou door uitvoering van het faunabeheerplan dus de doelpopulatie bereikt of genaderd moeten worden. In de ontheffing ontbreken echter voorwaarden die limieten stellen aan de aantallen te doden ganzen. 1

Door het ontbreken van deze limieten is het niet mogelijk om te handhaven wanneer het afschot zou leiden tot een grotere reductie van aantallen ganzen dan nodig is voor het bereiken van de doelpopulatie. Doordat de ontheffing het mogelijk maakt om grotere aantallen ganzen af te schieten dan de gestelde doelpopulaties, gaat de ontheffing verder dan strikt noodzakelijk is, terwijl er vaste jurisprudentie is dat een ontheffing o.g.v. art. 68 Flora- en faunawet niet verder mag strekken dan strikt noodzakelijk is (zie bijlage 1). Ook blijkt uit jurisprudentie dat een ontheffing in het kader van populatiereductie een streefstand of beperking van aantallen af te schieten ganzen moet bevatten 1. Een ontheffing ter voorkoming van belangrijke schade kan alleen afgegeven worden indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van een soort (artikel 68 Flora- en faunawet). Doordat in de voorliggende ontheffing geen limieten gesteld worden, blijkt niet hoe GS aan deze voorwaarde kan voldoen. Wat de kolgans betreft is daarbij van belang dat, gelet op de in de ontheffing genoemde stand van de kolgans in Zuid-Holland (1.200) en het in het Faunabeheerplan opgenomen doel (200), na het afschieten van 1.000 kolganzen dit doel al is bereikt zodat dan al het doelaantal in het geding komt. Bovendien is niet, op basis van wetenschappelijke bronnen, aangetoond dat een aantal van 200 kolganzen overeenkomt met een gunstige staat van instandhouding in de provincie. De Canadese gans is een beschermde diersoort als bedoeld in art. 4, eerste lid, van de Flora- en faunawet. Met het doelaantal voor de Canadese gans, te weten een minimale stand is een gunstige staat van instandhouding van deze soort niet gewaarborgd. GS heeft immers niet aangetoond dat dit doelaantal overeenkomt met een gunstige staat van instandhouding van de soort in Zuid-Holland. Dat kan ook niet nu GS zowel dit doelaantal als het populatieaantal dat moet worden gezien als gunstige staat van instandhouding van deze soort niet heeft gekwantificeerd. Het enkele feit dat de soort in bijlage 1 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren is opgenomen doet daar niet aan af. Aannemelijk is dan ook dat de ontheffing afbreuk doet aan een gunstige staat van instandhouding van de Canadese gans. Ten slotte is er onvoldoende onderbouwd dat het bereiken van deze doelpopulatie noodzakelijk is ter voorkoming van belangrijke schade. De ontheffing richt zich op het terugdringen van aantallen ganzen terwijl volgens de Flora- en faunawet (artikel 68) de relatie met het voorkomen van belangrijke schade een voorwaarde is. 1 Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland 12 april 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2129 2

Gebruik lokmiddelen ten onrechte toegestaan Deel I en III van de voorliggende ontheffing staan het gebruik van lokmiddelen toe. Het is onduidelijk hoe het lokken van ganzen bijdraagt aan het reduceren van schade. Bovendien zijn de lokmiddelen waarvan het gebruik in de voorliggende ontheffing wordt toegestaan niet opgenomen als middelen in artikel 5 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren. Uit jurisprudentie 2,3 blijkt dat uit artikel 9, tweede lid, van de Vogelrichtlijn volgt dat in een wettelijk voorschrift moet zijn bepaald met welke middelen in afwijking van artikel 5 van de Vogelrichtlijn vogels mogen worden gedood en dit dus in de ontheffing opgenomen behoord te worden. In haar overwegingen geeft GS aan dat de lokmiddelen die worden toegestaan op zichzelf geen middelen zijn waarmee vogels gedood kunnen worden en derhalve artikel 9 van de Vogelrichtlijn hier niet op van toepassing is. Dit is een onjuiste veronderstelling. Want artikel 9 lid 2 Vogelrichtlijn is ruim omschreven en ziet op middelen, installaties en methoden om te vangen of doden. Middelen die worden gebruikt bij het vangen of doden om het vangen of doden te vergemakkelijken vallen hier wel degelijk onder. Derhalve zijn de in de voorliggende ontheffing toegestane middelen in strijd met de Vogelrichtlijn. Daarnaast stelt GS dat de Wet natuurbescherming het wel mogelijk maakt om het gebruik van lokmiddelen toe te staan in een ontheffing. Dit is echter niet relevant omdat deze wet pas op 1 januari 2017 in werking treedt en dus nu geen geldend recht is. Bovendien zijn in artikel 3.9 van het besluit Natuurbescherming het gebruik van lokvoer en mechanische en elektronische lokinstrumenten niet als toegestane middelen opgenomen, terwijl deze wel in het ontheffing zijn opgenomen. De ontheffing heeft negatieve gevolgen voor trekganzen De voorliggende ontheffing heeft tot doel de uitvoering van het faunabeheerplan mogelijk te maken waarmee de aantallen overzomerende ganzen gereduceerd worden tot een streefstand. De voorliggende ontheffing is niet bedoeld voor het doden van overwinterende ganzen (trekganzen). De voorliggende ontheffing maakt het echter mogelijk om diverse ganzensoorten te doden vanaf februari/maart. Er zijn dan echter nog trekkende ganzen in Nederland aanwezig: Seizoensvoorkomen trekkende grauwe ganzen, kolganzen en brandganzen in Nederland (bron: Sovon) 2 https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=63396 3 Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland 12 april 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2129 3

Trekkende winterganzen zijn in het veld niet van zomerganzen, die in ons land blijven om te broeden, te onderscheiden. In deel I van de ontheffing wordt getracht dit te ondervangen doordat uitsluitend broedparen (koppelvormende ganzen) gedood mogen worden. In de praktijk zullen ook hiermee winterganzen niet van zomerganzen te onderscheiden zijn, omdat het hier om monogame dieren gaat waardoor er dus het hele jaar door sprake is van koppelvorming 4. Ook deel III van de ontheffing maakt het mogelijk om winterganzen te doden die vanaf februari/maart nog niet naar hun broedgebieden vertrokken zijn. De ontheffing beperkt zich daarom niet tot maatregelen met betrekking tot de Nederlandse populaties ganzen, maar maakt het ook mogelijk om winterganzen te doden. Voor de brandgans geldt dat de wintergasten überhaupt niet gedood mogen worden. En voor alle winterganzen geldt dat de ontheffing gevolgen heeft voor trekganzen waarvoor wij een internationale verantwoordelijkheid hebben en gaat daardoor verder dan strikt noodzakelijk is. Nederland is een van de weinige geschikte overwinteringsbestemmingen voor deze trekganzen. Jagen op deze ganzen heeft invloed op een ecosysteem ver weg, waar we de effecten niet van kunnen volgen. Het relatief belang van Nederland voor trekkende ganzen als de brandgans, de kolgans en de grauwe gans (wintergasten) is zeer groot. Bovendien zijn in februari/maart ook nog soorten als de dwerggans en kleine rietgans in ons land aanwezig, dit zijn wintergasten. Deze zijn niet eenvoudig van grauwe ganzen en kolganzen te onderscheiden waardoor het risico bestaat dat deze soorten op basis van de voorliggende ontheffing onbedoeld afgeschoten worden. Alternatieven onvoldoende in beschouwing genomen Er is onvoldoende gekeken naar alternatieven voor het doden van vogels om schade terug te dringen, terwijl deze alternatieven er wel degelijk zijn. Uit een onlangs verschenen onderzoek in opdracht van de Dierenbescherming 5 blijkt dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van diervriendelijkere alternatieven voor afschot en vergassen van ganzen ter voorkoming van schade en overlast door ganzen. Dit terwijl er wetenschappelijk bewezen effectieve alternatieve methoden beschikbaar zijn. In het onderzoek wordt tevens aangegeven dat in de huidige context van sterke jachtdruk op grote schaal op zomerganzen, de noodzaak cruciaal is om meer reservaten/rustgebieden te bepalen zonder verstoring voor zomerganzen. Zonder deze rustgebieden blijven zomerganzen gebruik maken van agrarisch grondgebied, voor rust en eten. Dergelijk rustgebieden zijn in Zuid-Holland (nog) niet aangewezen. De voorliggende ontheffing gaat verder dan strikt noodzakelijk is doordat er te weinig wordt ingezet op alternatieven om schade terug te dringen. 4 https://www.jagersvereniging.nl/vragen/klopt-het-dat-ganzen-monogaam-zijn/ 5 Van Wijk, S. How scientific knowledge of geese-friendly methods to reduce geese damage in the Netherlands can be better implemented in policies and management plans, Dierenbescherming, 2016. 4

Afschot voor zonsopkomst en na zonsondergang wordt ten onrechte toegestaan In ons bezwaar stelden wij dat de ontheffing van het wettelijk verbod om voor zonsopkomst te schieten en na zonsondergang is in strijd met art. 9 van de Vogelrichtlijn. De bezwarencommissie adviseerde GS om ons beroep op dit punt gegrond te verklaren en de ontheffing te wijzigen. In haar overwegingen geeft GS aan om het advies van de bezwarencommissie op dit punt niet te volgen. Maar de ontheffing is op dit echter wel gewijzigd waardoor deze het nu niet meer mogelijk maakt om voor zonsopkomst of na zonsondergang ganzen af te schieten. Wij gaan er vanuit dat de tekst van de ontheffing leidend is en een beroep op dit punt derhalve niet aan de orde is. Conclusie Vanwege bovenstaande argumenten is de ontheffing voor het doden van zomerganzen ten onrechte verleend en ons bezwaar ten onrechte deels ongegrond verklaard. Wij verzoeken u daarom ons beroep gegrond te verklaren, de beslissing op ons bezwaar te vernietigen voor zover ons bezwaar ongegrond is verklaard en de ontheffing te vernietigen. Hoogachtend, Alex Ouwehand, directeur Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland Bezuidenhoutseweg 50 2594 AW Den Haag 070-3040114 Mede namens: Richard Smokers, voorzitter Cees Kerkhof, secretaris Vereniging voor Natuur- en Milieubescherming Pijnacker J. Duindam, voorzitter Stichting Westlandse Natuur Stichting Duinbehoud Vogelwerkgroep Koudekerk/Hazerswoude en omstreken Vogelwerkgroep Zoetermeer Natuurvereniging Eiland IJsselmonde Bijgevoegd: Statuten Besluit ODH-2016-00110246 5

Bijlage 1: Jurisprudentie inzake interpretatie en toepassing artikel 68 Flora- en faunawet Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt het volgende: 6 Artikel 68 Ffw is de implementatie van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, derde gedachtestreepje, van de Vogelrichtlijn. Artikel 68 van de Ffw moet worden uitgelegd en toegepast in het licht van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, derde gedachtestreepje, van de Vogelrichtlijn. Ten aanzien van de in artikel 9 van de Vogelrichtlijn geboden mogelijkheid voor de lidstaten om af te wijken van in die richtlijn neergelegde verbodsbepalingen, heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 8 juni 2006, C-60/05, WWF Italia e.a., onder verwijzing naar zijn arrest van 7 maart 1996, C-118/94, Associazione Italiana per il WWF e.a., overwogen dat, aangezien het hier gaat om een uitzonderingsregeling die strikt moet worden uitgelegd en volgens welke voor elke afwijking de autoriteit die het besluit neemt moet bewijzen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan, de lidstaten moeten waarborgen dat elke ingreep die de beschermde soorten raakt slechts wordt toegestaan op basis van besluiten die steunen op een nauwkeurige en treffende motivering welke verwijst naar de in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn opgesomde redenen, voorwaarden en vereisten. In voornoemd arrest van 7 maart 1996 heeft het Hof van Justitie overwogen dat de afwijking van de in de Vogelrichtlijn neergelegde verbodsbepalingen moet voldoen aan nauwkeurig omschreven vormvoorwaarden, die tot doel hebben de afwijkingen tot het strikt noodzakelijke te beperken. Ofschoon artikel 9 van de Vogelrichtlijn een ruime afwijking van de algemene beschermingsregeling toestaat, moet het niettemin een concrete en gerichte toepassing vinden teneinde tegemoet te komen aan nauwkeurige vereisten en specifieke situaties. 6 Bijv. AbRvS 1 mei 2013, zaaknummer 201202095/1/A3, LJN: BZ9067 6