VLAAMS IMPULSPROGRAMMA NATUURONTWIKKELING. Kosten-baten Analyse van Bosuitbreiding in Oost-Vlaanderen VLINA 0017 4 december 2001



Vergelijkbare documenten
2016 (in waarde van 2016) 2016

VLAAMS IMPULSPROGRAMMA NATUURONTWIKKELING. Kosten-baten Analyse van Bosuitbreiding in Oost-Vlaanderen

BDO-BENCHMARK GEMEENTEN vs PROVINCIE OOST-VLAANDEREN

BDO-BENCHMARK GEMEENTEN 2016 vs PROVINCIE OOST-VLAANDEREN

Meetjesland is veiligste regio

gemeente- en provincieraadsverkiezingen 14 oktober 2018

versterkt lokale en Vlaamse dienstverlening

Provinciaal participatiebeleid van ouderen

Woonzorg. Identificatiegegevens. 1 [Q0001]Organisatienaam. 2 [Q0002]Straat + nummer. 3 [Q0003]Postcode. 4 [Q0004]Gemeente. 5 [Q0005]Naam invuller

Verslag aan de Provincieraad

Voor Oost-Vlaanderen kunnen de natuurlijke personen (particulieren) terecht bij hun kantoor :

Lokale Zorgmeldpunten: Oost-Vlaanderen

VAKANTIEREGELING BOUW 2018 IN OOST-VLAANDEREN

13/ / Informatief deel

Overzicht aan te besteden ritten Openbare Aanbesteding d.d. 15 november Beschikbaarheid (van - tot) 's morgens 's avonds woensdagmid

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

2.4 Transport. Figuur 21 : Dichtheid van de drie types vee op het niveau van de clusters

Ouderen. in beeld Oost-Vlaams. ouderencahier

VERSTEDELIJKT GEBIED ZANDLEEMGEBIED SCHELDE - DURME. afbakening stedelijk gebied sint-niklaas rivier- of beekvallei

Een campagne waar je niet kon naast kijken

3. Welke zijn de criteria inzake de toekenning van de erkenning van de opleidingsverstrekkers?

IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW

Arbeidsmarkt in Zuid-Oost-Vlaanderen

ORGANISATIE EERSTELIJN vs. MESONIVEAU Oost-Vlaanderen

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

d.3. Frequentiepakketten in de provincie Oost-Vlaanderen

Uw belastingaangifte invullen? Onze experten helpen u graag

Kaart 1: Ruimtelijke visie op Vlaanderen (RSV)

Uw belastingaangifte invullen? Onze experten helpen u graag

Arbeidsmarkt in Zuid-Oost-Vlaanderen

Werkloosheid 2017 Zuid-Oost-Vlaanderen

Nota aan de Bestendige Deputatie. PRINCIPEBESLISSING : AKKOORD voorstel principieel akkoord tot opstart. alle leden van de Bestendige Deputatie

Startvergadering voor sportdiensten

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie

Resultaten & evalua,e gemeente- en provincieraadsverkiezingen 14 oktober 2018

Zaterdag 27 april: 10u00 tot 12u00 - vdk bank, Stationsstraat 63, Aalter 10u00 tot 12u00 - vdk bank, Kloosterstraat 14, Knesselare

Inhoudelijk verslag Oost-Vlaanderen

Deel I. Situering gemeente

AGENTSCHAP WONEN-VLAANDEREN WOONBELEID OOST-VLAANDEREN

Overlevingsstrategieën voor een multifunctionele landbouw in verstedelijkte gebieden

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

Provincie Vlaams Brabant

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

Locatus inzetten als tool voor kernversterking

GENT Gemeenten en bevolkingscijfer. Vervoergebied Gent bevolking

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

DETAILHANDELSONDERZOEK OOST-VLAANDEREN

VLAAMSE RAAD ZITTING OKTOBER 1995 VOORSTEL VAN DECREET. van mevrouw Vera Dua. houdende wijziging van het bosdecreet van 13 juni 1990

Vervoergebied Gent bevolking

Vacatures 2017 Zuid-Oost-Vlaanderen

Ruimte voor extra windmolens in het Meetjesland, mei 2011 Bijlage 3 - Infofiches per zoekzone

Uw gemeente in cijfers: Lokeren

Actualisatie en gedeeltelijke herziening. Informatie- en inspraakvergadering

Uw belastingaangifte invullen? Onze experten helpen u graag

Toelichting bij artikel 9 toetreding, uittreding, vrijwillige kapitaalsvermindering en vrijwillige kapitaalsverhoging

Provincieraadsbesluit

Slim samenwerken. Een goede samenwerking leidt tot een optimale dienstverlening. We leven in een veeleisende maatschappij.

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Uw gemeente in cijfers: Zele

Milieu en natuur. Toestand milieu en natuur in de regio Waas & Dender: 24. enkele kerngegevens

1. MACROSCHAAL: KAPRIJKE OP REGIONAAL NIVEAU

Boeren rond Brussel Kansen en bedreigingen voor voedselproductie in de Vlaamse Rand. Voorstelling resultaten landbouwstudie 12 mei 2015

Provincie Oost-Vlaanderen

Uw gemeente in cijfers: Berlare

Uw gemeente in cijfers: Zomergem

Veroudering in het Waasland. Maart 2017

177 Zwevegem 105,7 003E N ND

BRUGGE Aantal private gezinnen en gemiddelde gezinsgrootte op 1 januari 2004 Aantal private gezinnen

Tewerkstellingscijfers per lokaal bestuur

Wat is de economische waarde van natuur in Oost-Brabant en wat betekent dat voor toekomstgerichte natuurbehoudsactie?

Verslag aan de Provincieraad

BRIEFADVIES. van 19 januari 2012

INVENTARIS ARCHIEF NMVB... 2

BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN

THEATERSEIZOEN

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

Uw gemeente in cijfers: Waarschoot

Uw gemeente in cijfers: Laarne

Overzicht en toelichting regioscreening Meetjesland, Leiestreek en Schelde

Lessen uit de watersnood van 13 tot 17 november Persconferentie 17 december 2010 Crisiszaal Federaal Huis

2/27/2011. Overzicht. Natuur is een publiek goed

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Verslag aan de Provincieraad

METING MEI 2017 VOOR DE DAGPRIJZEN WOONZORGCENTRA - ALLE KAMERTYPES Oost-Vlaanderen

Uw gemeente in cijfers: Moerbeke (Gent)

Studienamiddag Handhaving 17/11/2016

Agrarische grondmarkt

SAMENVATTING SAMENVATTING

Adressen centra voor kortverblijf. Provincie Oost-Vlaanderen

Uw gemeente in cijfers: Lovendegem

Uw gemeente in cijfers: Oosterzele

Figuur 1 : overzicht evolutie tewerkstelling ten gevolge van gerichte invoering projecten

Uw gemeente in cijfers: Brakel

Groene Sporen. Strategisch project regionale groenstructuur Zuid-West-Vlaanderen

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

Uw gemeente in cijfers: Zwalm

MEERJARENPLAN OMGEVINGSANALYSE: TEWERKSTELLING

Transcriptie:

VLAAMS IMPULSPROGRAMMA NATUURONTWIKKELING Kosten-baten Analyse van Bosuitbreiding in Oost-Vlaanderen VLINA 17 4 december 21 Centrum voor Economische Studiën K.U.Leuven Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap K.U.Leuven Vereniging voor Bos in Vlaanderen

Studie uitgevoerd, van 1 september 2 tot en met 14 december 21, in het kader van het Besluit van de Vlaamse regering tot instelling en organisatie van een Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling van 8 februari 1995. Centrum voor Economische Studiën, K.U.Leuven Prof. Dr. Stef Proost Drs. Ellen Moons Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap, K.U.Leuven Prof. Dr. Martin Hermy Bert Saveyn Vereniging voor Bos in Vlaanderen Hans Scheirlinck

DANKWOORD Bij het einde van dit project willen we volgende personen en instellingen bedanken voor hun medewerking: Boerenbond Oost-Vlaanderen (in het bijzonder Dhr. J. De Sadeleer), de afdeling Natuur, de afdeling Land en de afdeling Bos en Groen, buitendienst Leuven voor het ter beschikking stellen van informatie, de secretariaten van het Centrum voor Economische Studiën (in het bijzonder Mevr. I. Benoit) en het Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap (Mevr. S. Bruneels, V. Crabbé) voor hun administratieve ondersteuning, Mevr. L. Van Renterghem en Dhr. B. Willems voor de hulp bij het op punt stellen van de matlabprogramma s. Een bijzonder woord van dank aan onze collega s van het Centrum voor Economische Studiën en het Labo voor Bos, Natuur en Landschap, voor hun interesse en stimulerende opmerkingen bij dit werk. Tenslotte willen we ook de stuurgroepleden bedanken voor hun medewerking: Mevr. A. Bollen, Dhr. K. Decleer; Dhr. K. De Clercq; Dhr. W. Galle; Dhr. D. Gorissen; Mevr. E. Van den Broeke; Mevr. G. Vanlangenhove en Dhr. J. Vanslycken.

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN... vii LIJST VAN FIGUREN... ix HOOFDSTUK 1: AANLEIDING EN DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK... 1 1 INLEIDING... 1 2 DOELSTELLINGEN... 1 3 RELEVANTIE VAN DE RESULTATEN VOOR NATUURONTWIKKELING... 2 4 AFBAKENING VAN HET REFERENTIE- EN ALTERNATIEF SCENARIO... 2 4.1 Referentie... 2 4.2 Alternatief... 3 HOOFDSTUK 2: BESCHRIJVING ACTUELE SITUATIE OOST-VLAANDEREN... 5 1 BESTAANDE NATUURLIJKE STRUCTUUR... 5 2 BOS... 6 2.1 Situering... 6 3 NATUUR... 1 4 LANDBOUW... 11 4.1 Situering... 11 4.2 Knelpunten en potenties... 13 5 RECREATIE... 13 HOOFDSTUK 3: MATERIAAL EN METHODEN... 15 1 EEN INLEIDING TOT KOSTEN-BATENANALYSE... 15 1.1 Economische begrippen... 16 1.1.1 Betalingsbereidheid en de vraag(curve) naar goederen en diensten... 16 1.1.2 Consumentensurplus... 17 1.1.3 Marktgoederen en publieke goederen... 18 1.2 Kosten en baten van bosuitbreiding... 19 1.3 Keuze van de discontovoet... 2 2 CONCEPTUEEL MODEL... 22 2.1 Definities... 22 2.1.1 Algemeen... 22 2.1.2 Maatschappelijke kost... 23 2.1.3 Maatschappelijke baat... 23 2.2 Optimeringsprobleem... 24 3 PRESELECTIE VAN BOSUITBREIDINGSPROJECTEN... 26 3.1 Gewenste Bosstructuur voor Vlaanderen... 27 3.2 Uitsluiten van zones... 28 3.2.1 Gewestplan... 29 3.2.2 Waardevolle ecotopen... 29 3.2.3 Wettelijk beschermde gebieden... 29 iv

3.2.4 Bebouwing... 3 3.2.5 Bos... 3 3.3 Afbakening van bosuitbreidingsprojecten... 3 3.4 Geografische regio s... 33 4 BATEN EN KOSTEN... 34 4.1 Baten... 35 4.1.1 Houtopbrengsten... 35 4.1.2 Jacht... 36 4.1.3 Koolstofopslag... 37 4.1.4 Niet-gebruikswaarde... 37 4.2 Kosten... 39 4.2.1 Gederfde landbouwopbrengsten... 39 4.2.2 Mestafzet... 4 4.2.3 Aanleg- en beheerskosten bos... 41 5 RECREATIE... 42 5.1 De waardefunctietransfer... 42 5.2 Analyse voor het basisgebied Heverleebos-Meerdaalwoud.. 44 5.2.1 Afbakening van herkomstzones... 44 5.2.2 Gegevens over bezoekers: enquête... 44 5.2.3 Berekening van de reiskosten en tijden... 45 5.2.4 Socio-economische gegevens... 46 5.2.5 Substituten... 46 5.2.6 Vraagfunctie van bezoeken aan HB-MW... 47 5.2.7 Berekening consumentensurplus... 48 5.3 Analyse voor het studiegebied: benefit transfer met behulp van GIS... 49 5.3.1 Selectie van projecten... 49 5.3.2 Herkomstzones... 49 5.3.3 Gegevens... 5 5.3.4 Substituten... 52 5.3.5 Transfer vraagfunctie en berekening van het consumentensurplus... 54 6 BESPREKING VAN PROGRAMMERING... 55 6.1 Inleiding... 55 6.2 Beschrijving van deelprogramma s... 55 6.2.1 Selectie van projecten die voldoen aan een oppervlaktebeperking... 55 6.2.2 Berekening bevolking en socio-economische gegevens per herkomstzone... 56 6.2.3 Berekening baten-kostensaldo per hectare... 56 HOOFDSTUK 4: RESULTATEN EN DISCUSSIE... 57 1 INLEIDING... 57 2 SELECTIE VAN COMBINATIES VAN PROJECTEN DIE VOLDOEN AAN EEN OPPERVLAKTEBEPERKING... 58 3 RESULTATEN IN ENGE ZIN... 58 3.1 Regio Gent... 59 3.2 Regio Noord Oost-Vlaanderen... 63 3.3 Regio Vlaamse Ardennen... 67 3.4 Regio Wetteren-Aalst... 71 4 RESULTATEN IN RUIME ZIN... 75 4.1 Regio Gent... 75 4.2 Regio Noord Oost-Vlaanderen... 79 4.3 Regio Vlaamse Ardennen... 82 4.4 Regio Wetteren-Aalst... 85 5 DISCUSSIE... 88 5.1 Verschillen resultaten in enge zin en in ruime zin... 88 5.2 Verschillen beste slechtste combinaties... 89 5.3 Rol van substituten... 9 v

5.4 Beleidsrelevantie... 9 SLOTBESCHOUWINGEN... 93 BIBLIOGRAFIE... 97 BIJLAGE A: GEBRUIKTE GIS-LAGEN... A-1 BIJLAGE B: BOSSEN PER REGIO... A-2 1 REGIO GENT... A-2 2 REGIO NOORD OOST-VLAANDEREN... A-3 3 REGIO VLAAMSE ARDENNEN... A-4 4 REGIO WETTEREN-AALST... A-5 BIJLAGE C: MATLABPROGRAMMA S... A-6 1 SELECTIE VAN COMBINATIES DIE BEANTWOORDEN AAN DE OPPERVLAKTEBEPERKING... A-6 2 BEREKENING SOCIO-ECONOMISCHE GEGEVENS PER HERKOMSTZONE... A-1 3 BEREKENING BATEN-KOSTEN PER HECTARE EN RANGSCHIKKING VAN DE COMBINATIES A-19 vi

LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Baten en kosten van bebossing... 2 Tabel 2: Interest op staatsobligaties in de Eurozone in 2... 21 Tabel 3: Houtopbrengsten (reëel) in per hectare over de tijd voor eik, es en eik-es gemengd... 36 Tabel 4: Jachtpacht in de Houtvesterij Leuven... 37 Tabel 5: Niet-gebruikswaarde betalingsbereidheid: annuïteit in per hectare, per gezin en voor de Vlaamse bevolking, 1999... 38 Tabel 6: Aandeel van de belangrijkste gewassen in het landbouwareaal van Oost-Vlaanderen... 39 Tabel 7: Opbrengst, kost en netto-opportuniteitskost van de belangrijkste gewassen per landbouwstreek in per hectare... 4 Tabel 8: Beheerskosten (reëel) voor es, eik, en es-eik in per hectare... 42 Tabel 9: De waarde van een tijdsbesparing (één uur)voor verschillende transportmiddelen en doelen (in Euro, 1998)... 46 Tabel 1: Eindresultaat: baten-kostensaldo per hectare voor één combinatie... 57 Tabel 11: Aantal combinaties met 4, 5, 6, 7 en 8 bosuitbreidingsprojecten voor elke regio... 58 Tabel 12: Resultaten in enge zin voor de tien beste combinaties voor de regio Gent... 6 Tabel 13: Resultaten in enge zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Gent... 61 Tabel 14: Resultaten in enge zin voor de tien beste combinaties voor de regio Noord Oost-Vlaanderen... 64 Tabel 15: Resultaten in enge zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Noord Oost-Vlaanderen... 65 Tabel 16: Resultaten in enge zin voor de tien beste combinaties voor de regio Vlaamse Ardennen... 68 Tabel 17: Resultaten in enge zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Vlaamse Ardennen... 69 Tabel 18: Resultaten in enge zin voor de tien beste combinaties voor de regio Wetteren-Aalst... 72 Tabel 19: Resultaten in enge zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Wetteren-Aalst... 73 Tabel 2: Resultaten in ruime zin voor de tien beste combinaties voor de regio Gent... 77 Tabel 21: Resultaten in ruime zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Gent... 78 Tabel 22: Resultaten in ruime zin voor de tien beste combinaties voor de regio Noord Oost-Vlaanderen... 8 Tabel 23: Resultaten in ruime zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Noord Oost-Vlaanderen... 81 Tabel 24: Resultaten in ruime zin voor de tien beste combinaties voor de regio Vlaamse Ardennen... 83 vii

Tabel 25: Resultaten in ruime zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Vlaamse Ardennen... 84 Tabel 26: Resultaten in ruime zin voor de tien beste combinaties voor de regio Wetteren-Aalst... 86 Tabel 27: Resultaten in ruime zin voor de tien slechtste combinaties voor de regio Wetteren-Aalst... 87 Tabel 28: Wilcoxon signed ranks test op verschillen: netto-baten combinaties in resultaten in enge en ruime zin... 88 Tabel 29: Wilcoxon signed ranks test op verschillen: frequenties bossen in resultaten in enge en ruime zin... 89 Tabel 3: Wilcoxon signed ranks test op verschillen: netto-baten beste en slechtste combinaties... 89 Tabel 31: Wilcoxon signed ranks test op verschillen: netto-baten beste en slechtste combinaties... 89 viii

LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Totaal bosareaal per inwoner voor de verschillende Oost- Vlaamse gemeenten... 8 Figuur 2: Individuele (a), (b) en (c) en geaggregeerde (d) vraagcurven... 17 Figuur 3: De vraagfunctie en het consumentensurplus... 18 Figuur 4: Publieke goederen en hun karakteristieken... 19 Figuur 5: Stroomschema voor de preselectie van de bosuitbreidingsprojecten... 27 Figuur 6: Gewenste bosstructuur en netto-gewenste bosstructuur voor Oost-Vlaanderen... 28 Figuur 7: Nabuurschapsfunctie... 31 Figuur 8: Landbouwtyperingskaart... 32 Figuur 9: Optelling van de kaart met de nabuurschapsfunctie en landbouwtyperingskaart... 33 Figuur 1: Geografische regio s in Oost-Vlaanderen... 34 Figuur 11: Het consumentensurplus... 49 Figuur 12: De 16 herkomstzones van een project... 5 Figuur 13: Bevolkingsdichtheid en uitbreidingsprojecten voor Oost- Vlaanderen... 51 Figuur 14: Substituten voor de bosuitbreidingsprojecten in de regio Gent... 52 Figuur 15: Substituten voor de bosuitbreidingsprojecten in de regio Noord Oost-Vlaanderen... 53 Figuur 16: Substituten voor de bosuitbreidingsprojecten in de regio Vlaamse Ardennen... 53 Figuur 17: Substituten voor de bosuitbreidingsprojecten in de regio Wetteren-Aalst... 54 Figuur 18: Frequenties van de bossen in de tien beste en slechtste combinaties voor de regio Gent (resultaten in enge zin)... 59 Figuur 19: Bosuitbreidingsprojecten in de regio Gent... 62 Figuur 2: Frequenties van de bossen in de tien beste en slechtste combinaties voor de regio Noord Oost-Vlaanderen (resultaten in enge zin)... 63 Figuur 21: Bosuitbreidingsprojecten in de regio Noord Oost- Vlaanderen... 66 Figuur 22: Frequenties van de bossen in de tien beste en slechtste combinaties voor de regio Vlaamse Ardennen (resultaten in enge zin)... 67 Figuur 23: Bosuitbreidingsprojecten in de regio Vlaamse Ardennen. 7 Figuur 24: Frequenties van de bossen in de tien beste en slechtste combinaties voor de regio Wetteren-Aalst (resultaten in enge zin)... 71 Figuur 25: Bosuitbreidingsprojecten in de regio Wetteren-Aalst... 74 Figuur 26: Frequenties van de bossen in de tien beste en slechtste combinaties voor de regio Gent (resultaten in ruime zin)... 76 ix

Figuur 27: Frequenties van de bossen in de tien beste en slechtste combinaties voor de regio Noord Oost-Vlaanderen (resultaten in ruime zin)... 79 Figuur 28: Frequenties van de bossen in de tien beste en tien slechtste combinaties voor de regio Vlaamse Ardennen (resultaten in ruime zin)... 82 Figuur 29: Frequenties van de bossen in de tien beste en tien slechtste combinaties voor de regio Wetteren-Aalst (resultaten in ruime zin)... 85 Figuur 3: Netto-baat ( per ha) per bos in de tien beste combinaties voor de regio Gent (resultaten in ruime zin)... 9 Figuur 31: Verdeling van de netto-baten regio Gent (resultaten in ruime zin)... 91 Figuur 32: Verdeling van de netto-baten voor de regio Noord (resultaten in ruime zin)... 91 Figuur 33: Verdeling van de netto-baten voor de regio Vlaamse Ardennen (resultaten in ruime zin)... 92 Figuur 34: Verdeling van de netto-baten voor de regio Wetteren-Aalst (resultaten in ruime zin)... 92 x

HOOFDSTUK 1: AANLEIDING EN DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK 1 Inleiding De Vlaamse regering voorziet in haar beleid de uitbreiding van bestaande bossen en de aanleg van nieuwe bossen. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden, naast bosgebieden waar ontwikkeling en behoud van bos centraal staan, ook 1. ha bosuitbreidingsgebieden voorzien waarin een ecologisch verantwoorde bosuitbreiding voorop staat. In de studie Lange Termijnplanning Bosbouw (Anonymus, 1993) is multifunctionaliteit van bossen het belangrijkste criterium voor bosuitbreiding. Bosuitbreiding moet worden nagestreefd in gebieden waar vijf functies door eenzelfde bos kunnen worden ingevuld, namelijk de economische, de sociaaleducatieve, de schermfunctie, de ecologische en de landschappelijke (Mens en Ruimte, 1996). In deze studie wil men de maatschappelijke en financiële kosten en baten berekenen voor de aanleg van bos in een aantal potentiële bebossingsgebieden in Vlaanderen. Gezien de beperkte duur van het project werd geopteerd voor een kosten-batenanalyse in Oost- Vlaanderen, gezien de zeer lage bosindex van deze provincie. Eerst worden de gebieden afgebakend die in aanmerking komen voor bosuitbreiding en worden de terreinkarakteristieken gekwantificeerd. Veelal wordt hierbij evenwel uitsluitend naar de kosten gekeken. Deze zijn de kosten van landverwerving, bosaanleg en -beheer. Daarnaast zijn er ook duidelijk baten en deze werden tot op heden nooit gekwantificeerd. Bij de baten worden volgende aspecten bekeken: houtproductie, recreatiefunctie, niet-gebruiksfunctie, jacht en vastlegging van. De multifunctionele doelstellingen die deze bossen meekrijgen maakt het ook gewenst om de baten van de niet-gebruiksfunctie te analyseren. 2 Doelstellingen De doelstellingen die in dit project worden nagestreefd zijn: Opstellen van een conceptueel model voor de locatie van bosuitbreidingsprojecten; 1

Selecteren van de gebieden in Oost-Vlaanderen die in aanmerking komen voor bosuitbreiding; Bepalen van de kosten en baten van bosuitbreiding (in de geselecteerde gebieden); Toepassen van het model voor de selectie/locatie van gebieden voor bosuitbreiding rekening houdend met een vooropgestelde oppervlaktebeperking. 3 Relevantie van de resultaten voor natuurontwikkeling Bij het voeren van een planmatig bosbeleid (agendapunt 27, MINAplan) zijn zowel ecologische als economische overwegingen belangrijk. Een natuurgetrouwe bosbouw koppelen aan de zorg voor een leefbare rentabiliteit is dan ook de grote uitdaging (actie 114, MINA-plan). Aangezien de maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een toenemende vraag naar meer recreatiegebieden is oog voor bosuitbreiding aangewezen (agendapunt 17, MINA-plan). In het milieujaarprogramma 1999 stelt men het voeren van een actief bosontsnipperingsbeleid trouwens als prioriteit voorop. Door enerzijds inzichten te verwerven in de kosten van deze bebossingsprojecten, maar anderzijds ook in de lange-termijnbaten die deze gebieden creëren, zowel op vlak van natuurbehoud als op sociaal vlak, kunnen voorstellen geformuleerd worden die een basis bieden om de verwerving van bosgebieden op punt te stellen (actie 96, MINA-plan). Tevens biedt dit project wetenschappelijk gefundeerde informatie omtrent het beoogde maatschappelijke draagvlak zoals in het Decreet betreffende het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu vooropgesteld. 4 Afbakening van het referentie- en alternatief scenario 4.1 Referentie We gaan uit van de huidige natuurlijke, landbouwkundige en maatschappelijke structuur in Oost-Vlaanderen. Dit is de situatie zoals ze nu is en in de toekomst zou zijn indien het in deze studie vooropgestelde project niet wordt uitgevoerd. Gezien de lange termijn die voor bosbouwprojecten gebruikt dient te worden (2 jaar in dit geval), is het onmogelijk accurate voorspellingen te maken over de ontwikkeling van bepaalde variabelen zoals bevolking en bevolkingsdichtheid, landgebruik (landbouw en natuurlijke structuur). In deze studie veronderstellen we bijgevolg een status quo van al deze variabelen. Dit wil zeggen dat we geen rekening houden met mogelijke uitbreidingen van natuurgebieden (andere dan bossen), dat landbouwgrond gedurende de komende 2 jaar ook effectief landbouwgrond blijft, dat het recreatief gedrag van de 2

mensen niet verandert (dus dat hun inkomen, vrijetijd en arbeidselasticiteiten ongewijzigd blijven), dat de bevolkingskernen en minder bevolkte gebieden niet wijzigen,... De actuele situatie in Oost-Vlaanderen wordt beschreven in hoofdstuk 2. 4.2 Alternatief We willen nagaan waar de Vlaamse overheid nieuw bos zou moeten aanleggen in Oost-Vlaanderen wil men de netto-maatschappelijke baat hiervan maximaliseren. Een aantal beperkingen zijn hierbij onvermijdelijk. Enerzijds zijn er assumpties die worden opgelegd door het beleid van het Vlaamse Gewest, anderzijds zijn ook een aantal vereenvoudigingen nodig om praktische redenen en om het rekenwerk enigszins te verlichten: Beleidsassumpties Te bebossen oppervlakte: 25 ha (Afdeling Bos en Groen, mondeling); Bossen worden aangelegd binnen de Gewenste Bosstructuur met een voorkeur voor uitbreiding van bestaande bossen en voor gebieden die minder geschikt zijn voor de landbouw; Multifunctionaliteit; Duurzaam beheer (met natuurlijke verjonging en eindkap na 1 jaar voor es en na 2 jaar voor eik); Uitgangspunten Er worden vier regio s afgebakend in Oost-Vlaanderen, waarbij er ruimtelijke interdependentie in baten of kosten mogelijk is binnen de regio maar niet tussen de regio s; Statisch model: alle bossen worden tegelijkertijd aangelegd; Bestandensamenstelling van de nieuwe bossen: 5% gewone es, 5% inlandse eik 1 ; Termijn: 2 jaar (één rotatie eik en twee opeenvolgende rotaties es) Maatschappelijke kosten en baten i.p.v. louter financiële kosten en opbrengsten; Speciale aandacht voor recreatiebaten (en de rol van substituten daarin) en gederfde landbouwopbrengsten; Enkel andere bossen, bestaande of nieuw aan te leggen bossen, zijn substituut voor het bos waarvan we de recreatieve waarde willen bepalen; Biodiversiteit wordt verondersteld deel uit te maken van de niet-gebruikswaarde en de waarde ervan wordt constant per hectare verondersteld; Ecosysteembaten zijn beperkt tot koolstofopslag; De ontwikkeling van de landbouwsector zonder uitvoering van het project voor de komende 2 jaar is te onzeker, we gaan er 1 Als typevoorbeeld voor een multifunctioneel, duurzaam beheerd loofbos. 3

bijgevolg vanuit dat de huidige situatie zich ook doorzet in de toekomst. Gezien er voor nog niet bestaande bossen geen originele gegevens beschikbaar kunnen zijn om kosten en baten te berekenen, worden cijfers voor gelijkaardige bossen in Vlaanderen gebruikt. In algemene termen noemt men deze werkwijze de waardefunctietransfer. We houden geen rekening met veranderingen in de waarde van de bestaande bossen als gevolg van de aanleg van nieuwe bossen 2 of met wijzigingen in opbrengsten van andere recreatiedomeinen. Dit zou kunnen worden beschouwd als een overschatting van de netto-baat van de nieuwe bossen. We concentreren ons op die baten en kosten waarvoor ruwe inschattingen beschikbaar of haalbaar zijn. Dit wil zeggen dat die baten waarvoor geen enkele inschatting beschikbaar is, nl. de impact van bossen op het microklimaat, op lucht- en watervervuiling niet aan bod komen. 2 Dit is in principe wel mogelijk met onze onderzoeksopzet, maar gezien de korte duur van dit project werd beslist de volle aandacht te schenken aan de nieuwe bossen. 4

HOOFDSTUK 2: BESCHRIJVING ACTUELE SITUATIE OOST-VLAANDEREN 1 Bestaande natuurlijke structuur Oost-Vlaanderen telt ongeveer 1,33 miljoen inwoners. De grootste bevolkingsconcentraties zijn in het grootstedelijk gebied Gent en de regionaal stedelijke gebieden Aalst en St.-Niklaas gesitueerd. De westelijke punt van de Vlaamse Ruit zoals gedefinieerd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen- ligt in de provincie Oost- Vlaanderen. Centraal in de provincie is de Gentse grootstedelijke actieruimte gesitueerd. De noordelijke grens van de Vlaamse Ruit wordt gevormd door de bedrijvigheid langsheen de E17 en de havenuitbreidingen op grondgebied van Beveren. In het zuiden vormen de Dendersteden Dendermonde en Aalst de grens, uitlopend naar Ninove. Rond de verstedelijkte kern die gevormd wordt door de Vlaamse Ruit kunnen op het grondgebied van de provincie drie openruimtegebieden worden geïdentificeerd: het noordelijk (Moerbeke, Stekene, Sint-Gillis-Waas), het westelijke (van Assenede tot Aalter) en het zuidelijke (van Oosterzele tot Ronse en tot Lierde) openruimtegebied. De onderlinge wisselwerking tussen het fysisch systeem en de menselijke occupatiepatronen zijn bepalend geweest voor de huidige natuurlijke structuur, de agrarische structuur en het landschap. Als meest markante en belangrijkste natuurlijke structuren in de provincie herkent men (bron: Ontwerp Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan): 1. Het Krekengebied en de Scheldepolders waar door inpoldering een open, vlak landbouwgebied, met lineaire beplantingen op de dijken is ontstaan. Kenmerken zijn ook de kreken in verschillende stadia van verlanding met typische oevervegetatie (rietkragen) en kreekgraslanden. Aan de zuidzijde strekt zich het Meetjesland uit. Het oorspronkelijke nederzettingspatroon bestaat hier uit lineaire gehuchten en pleindorpen, dikwijls gelegen op microreliëfruggen. Traditioneel was er een perceelsrandbegroeiing van knotbomen aanwezig. Grootschalige bosuitbreiding in deze gebieden is vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt niet wenselijk. 2. De noordelijke west-oost-gerichte dekzandruggen 5

met nog relatief uitgestrekte naaldhoutboscomplexen die er vanaf de 18 e eeuw werden aangeplant en plaatselijk kleine heiderestanten. De dekzandrug Maldegem-Stekene wordt gekenmerkt door een gesloten compartimentenlandschap dat sterk is aangetast door residentiële bebouwing zoals villa s en weekendhuisjes. Het is aangewezen om op de dekzandrug de actuele bosstructuur te versterken. 3. de rivier- en beekvalleien en de grote depressies waar de benedenlopen van de grote rivieren gekenmerkt worden door een getijdenwerking en het voorkomen van schorren met rietkragen. In de bovenlopen en de depressies komen er naast natte weilanden ook elzenbroekbossen en populierenbossen voor. De riviervalleien van de Schelde, Leie, Kale, Durme en Dender alsook de Moervaartdepressie zitten vervat in deze categorie. Grootschalige bebossingen zijn niet aangewezen in deze open valleigebieden. Kleinere nieuwe bossen ter versterking en buffering van bestaande natuurwaarden kunnen evenwel wel worden overwogen. 4. het zandleem- en leemgebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van open kouters en velden op de heuvelkammen. In de talrijke beekvalleitjes komen naast natte weilanden ook verspreid bossnippers voor. In het kader van het herstel van oude bosstructuren kan hier wel grootschalige bosuitbreiding worden overwogen. 5. de Vlaamse Ardennen als onderdeel van het leemgebied worden gekenmerkt door enerzijds een hoofdzakelijk oost-westgeörienteerde kamstructuur met grote boscomplexen op de heuvelruggen en anderzijds door bronbeken en beekvalleien met typische valleivegetaties. In dit sterk versneden reliëf komen heel wat micro-elementen (holle wegen, taluds, ) voor. De meest typerende getuigeheuvels met op de top limonietzanden en zandstenen zijn Hotond (15m), Muziekberg (147m), Kluisberg (14m) Heynsdal (125m) en Bosberg (17m). Ook hier is bosuitbreiding aangewezen om de bestaande bosstructuur te versterken. 2 Bos 2.1 Situering Uit de gegevens die werden verzameld in het kader van de bosinventarisatie (gegevens afd. Bos en Groen, 2) kan worden afgeleid dat de bosoppervlakte in Oost-Vlaanderen actueel ongeveer 17. ha bedraagt. Dit komt overeen met een bosindex van 5,6%. De gemiddelde bosindex voor gans Vlaanderen ligt bijna dubbel zo hoog nl. 1,8%. De laagste bosindex heeft de provincie West-Vlaanderen (2,3%) terwijl de provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant 6

met een bosindex van resp. 2,6%, 16,2% en 12% duidelijk boven het gemiddelde liggen. Tussen 199 en 2 is in Oost-Vlaanderen de bosoppervlakte afgenomen met ongeveer 7 ha. Ongeveer 83% van het bos in Oost-Vlaanderen is privé-bos, 8% (± 1.3 ha) is eigendom van het Vlaams Gewest en 9% (± 1.5 ha) is eigendom van andere openbare besturen. In Figuur 1is het bosareaal per inwoner voor de verschillende Oost-Vlaamse gemeenten weergegeven. Hierbij is de totale oppervlakte bos per gemeente gebruikt en niet de oppervlakte toegankelijk bos. Deze figuur geeft een eerste indruk van het actuele bostekort in Oost-Vlaanderen. Algemeen wordt aanvaard dat er minstens 1 m² opengesteld bos moet aanwezig zijn om te kunnen voldoen aan de recreatieve noden (Lange Termijnplanning Bosbouw, 1993). In Figuur 2 is de ruimtelijke spreiding van het Oost-Vlaamse bosareaal weergegeven. De zeer grote versnippering van de aanwezige bosoppervlakte springt onmiddellijk in het oog. Bovendien blijkt hieruit dat de dennenbossen (grove en Corsicaanse den) zich hoofdzakelijk in het noorden van de provincie bevinden terwijl de beukenbossen gesitueerd zijn op de koppen van de getuigenheuvels in het zuiden van de provincie. Centraal in de provincie komen veel kleine bosjes (hoofdzakelijk populierenbossen) voor die zich uitstrekken langsheen de beekvalleien. Ook langs de benedenloop van Schelde komen veel populierenbossen voor. Ongeveer 38% van het Oost- Vlaamse bosareaal bestaat uit aanplantingen van populier; 21% uit naaldhoutbossen en 6% uit beukenbossen. 7

Figuur 1: Totaal bosareaal per inwoner voor de verschillende Oost-Vlaamse gemeenten 8

Figuur 2: Ruimtelijke spreiding van beboste gebieden in Oost-Vlaanderen (rood=naaldhout; geel=populier; groen=gemengd bos; blauw=beuk) 9

Een aantal grotere boscomplexen zijn op de dekzandrug Maldegem- Stekene in het noorden van de provincie gesitueerd. Van west naar oost treffen we op deze gordel volgende complexen aan: het Drongengoed (Maldegem), het Leen (Eeklo), de Lembeekse Bossen (Kaprijke), het Kloosterbos (Wachtebeke), het Heidebos (Wachtebeke), het Wullebos (Stekene) en het Stropersbos (Sint-Gillis-Waas). Deze complexen bestaan allemaal hoofdzakelijk uit homogene aanplantingen van grove en Corsicaanse den. Het Leen en het Drongengoed waar meer gemengde bestanden voorkomen vormen hier een uitzondering op. In Aalter komt ook nog een groter boscomplex voor (Blekkersbos Hoogveld). Iets meer oostelijk (in St.-Maria-Aalter) ligt nog een boscomplex dat grenst aan het natuurreservaat de Kranepoel. Typerend voor deze streek zijn bovendien de oude veldgebieden welke gekenmerkt worden door een dambordvormig landschappelijk patroon van bossen en landbouwgronden die aanééngeregen worden door dreven. Op de stuifzandrug Waasmunster St.Niklaas komt een hoge concentratie aan bossnippers voor. Ten noorden van deze zandrug ligt de Moervaartdepressie met aansluitend veel populierenaanplantingen en gemengde loofhoutbestanden. In de Scheldevallei die zich ten zuiden van deze rug situeert, komen ook veel populierenaanplantingen voor. In de omgeving van Gent zijn volgende - min of meer versnipperde - boscomplexen structuurbepalend: het boscomplex Ooidonk Leiehoek Hospicebossen (St.-Martens-Latem Gent De Pinte); het boscomplex van de Vinderhoutse Bossen (Nevele Gent - Lovendegem); en het boscomplex van Makegemse Bossen Aelmoeseneie (Merelbeke Oosterzele Melle). In het zuidwesten van de provincie komt op de toppen van de getuigenheuvels volgende bossengordel voor: Kluisbos Heynsdale Hotond Muziekbos Brakelbos Hayesbos (Kluisbergen Ronse Maarkedal Brakel). In het zuidoosten treffen we het boscomplex van Overboelare - Raspaillebos Moerbekebos Nieuwenhove Neigembos (Geraardsbergen Ninove) aan. Aan de oostgrens van de provincie zijn volgende twee belangrijke boscomplexen gesitueerd: Buggenhoutbos (Buggenhout) en het Kravaalbos (Aalst Meldert). 3 Natuur De totale oppervlakte natuurreservaat is in Oost-Vlaanderen in de periode 198-1998 gestegen van 24 ha naar 15 ha (bron: Ontwerp Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan). Dit betekent dat nu ongeveer,5% van de oppervlakte van de provincie het statuut van natuurreservaat heeft. Dit betekent evenwel niet dat de natuurwaarden in eenzelfde mate gestegen zijn. Deze statuutwijziging kan niet verhinderen dat allerhande kwantitatieve en kwalitatieve 1

problemen (o.a. versnippering, vermesting, verdroging, ) leiden tot een snel verlies van biodiversiteit. Naast de boscomplexen die reeds uitvoerig werden besproken kunnen we nog volgende open gebieden onderscheiden met een hoge natuur- en landschappelijke waarde Het Krekengebied en de Scheldepolders In het noordwesten van de provincie (Sint-Laureins Assenede) komt een vrij gaaf polderlandschap voor met waardevolle kreken (o.a. Kreken van Sint-Jan-in-Eremo, Kreken van Watervliet- Boekhoute en de Kreken van Assenede). Ook de Scheldepolders (o.a. Prosperpolder) die in het noordwesten van de provincie (Beveren) gesitueerd zijn herbergen nog belangrijke natuurwaarden. De riviervalleien van de getijdenrivieren en van de bovenlopen In het valleigebied van de getijdenrivieren de Durme en de Benedenschelde zijn een aantal belangrijke natuurgebieden gelegen (o.a. Molsbroek, Damvallei, Kalkense meersen en Belarebroek) met typische biotopen (brakwaterschorren, zoetwaterschorren, wilgestruwelen en natte weilanden). De bovenloop van de Schelde, de Leie, de Dender en de Moervaart zijn ook valleigebieden die op provinciaal niveau belangrijk zijn voor natuurbehoudsredenen. De beekvalleien van het zandleemgebied Het zandleemgebied wordt doorsneden door tientallen kleinere en grotere beekvalleien waarvan de meest gekende de Zwalmbeek is. In deze beekvalleien komen natte weilanden, valleibossen (met voorjaarsflora) en knotbomenrijen voor. 4 Landbouw 4.1 Situering Volgens de landbouwtelling van 1998 bedroeg de beteelde landbouwoppervlakte ca. 155.4 ha. Hiervan werden 64% ingenomen door weide, grasland en groenvoedergewassen; ongeveer 31% door akkerbouw en 4% door tuinbouw. Het relatief aandeel cultuurgrond ligt binnen Gent en zijn randgemeenten alsook in de regio St.-Niklaas Dendermonde Aalst opvallend lager dan in de rest van de Oost-Vlaamse gemeenten. Deze zone valt nagenoeg samen met wat in het RSV gedefinieerd is als het Oost-Vlaamse gedeelte van de Vlaamse Ruit. De gordel Moerbeke Lochristi Wetteren vormt hierop een uitzondering en heeft nog een sterk agrarisch karakter. In Oost-Vlaanderen kunnen vijf grote land- en tuinbouwgebieden worden onderscheiden: 1. Centraal land- en tuinbouwgebied Centraal in Oost-Vlaanderen is de tuinbouw, in het bijzonder de sierteelt, zeer belangrijk. De bloemisterij floreert vooral in de 11

wijde omgeving van Gent alsook rond Aalst en Dendermonde. De omgeving van Wetteren, Wichelen, Laarne en Oosterzele is een belangrijk productiegebied van de boomkwekerij. In Lochristi, Lokeren, Zele, Berlare en Dendermonde is ook de rundveehouderij belangrijk. Dit gebied staat onder een zeer hoge verstedelijkingsdruk. Gedurende de voorbije decennia is het landbouwareaal en het aantal landbouwbedrijven in dit gebied sterker afgenomen dan in de rest van de provincie. 2. Noordwestelijk landbouwgebied met overwegend akkerbouw, rundvee en varkenshouderij (Meetjesland en omgeving) De akkerbouw in dit gebied is voornamelijk geconcentreerd in de polders. De rundveehouderij is een belangrijke productietak in Maldegem, Zomergem, Waarschoot, Knesselare, Aalter en Evergem; de varkenshouderij is geconcentreerd in Assenede, Eeklo, Aalter, Deinze en Nevele. In Maldegem en Eeklo is ook de boomkwekerij belangrijk. De mestafzet vormt een probleem in dit gebied dat gekenmerkt wordt door een overconcentratie van intensieve varkens- en pluimveebedrijven. Bovendien is een aanzienlijk deel van dit gebied beschermd als drinkwaterwingebied waar specifieke bemestingsnormen gelden. 3. Zuidwestelijk landbouwgebied met overwegend akkerbouw en rundveehouderij. In het zuidwesten van de provincie primeert vooral akkerbouw en rundveehouderij. Het gaat om de gemeenten Oudenaarde, Wortegem- Petegem, Kluisbergen, Maarkedal, Ronse, Gavere, Zwalm en Horebeke. De gemeenten Deinze, Kruishoutem en Nazareth vormen de overgang met het landbouwgebied van het Meetjesland en worden gekenmerkt door een belangrijke varkenshouderij. Zottegem en Brakel vormen de overgang met het landbouwgebied van Geraardsbergen en omgeving. Grote delen van dit gebied zijn reeds ruilverkaveld geworden en bezitten dus meestal een goede landbouwstructuur. Veel van deze goede landbouwgronden komen echter voor op zwakke tot sterkere hellingen en zijn dus erosiegevoelig. 4. Zuidoostelijk landbouwgebied met overwegend rundveehouderij Het landbouwgebied ten zuidoosten van de provincie (met o.a. Geraardsbergen, Ninove, Haaltert, Herzele, Lierde, Zottegem, Brakel en delen van Erpe-Mere, Sint-Lievens-Houtem en Oosterzele) is een open landbouwgebied dat wordt gekenmerkt door weiden, grasland, groenvoeder- en akkerbouwgewassen. Ook in dit gebied komen veel hellende percelen voor wat leidt tot erosieproblemen. 5. Noordoostelijk landbouwgebied met gevarieerde plantaardige en dierlijke productie Dit gebied omvat het Waasland (Beveren, Sint-Gillis-Waas, Stekene, Waasmunster, Temse, Kruibeke, Lokeren) en Moerbeke, delen van Wachtebeke, Zele, Berlare en Hamme. Het gebied is 12

sterk gedifferentieerd, t.t.z. alle sectoren komen overal, in meer of mindere mate, voor. In tegenstelling tot het Meetjesland, waar duidelijk concentratiegebieden onderscheiden kunnen worden, komen in het Waasland alle productierichtingen verspreid voor. 4.2 Knelpunten en potenties Sinds 198 daalt de tewerkstelling in de land- en tuinbouwsector van Oost-Vlaanderen met 2,1% per jaar: van ongeveer 32. personen in 198 naar ongeveer 19.5 in 1998. Het totaal aantal bedrijven bedroeg in 1998 11.351. Aangezien dit in 198 nog 2. bedroeg betekent dit een jaarlijkse afname van 2,5%. Opmerkelijk is dat het aandeel van de bedrijven zonder zekerheid inzake opvolging op hetzelfde peil blijft. Rekening houdend met het feit dat de gemiddelde bedrijfsgrootte toeneemt, volgt hieruit dat het areaal verzekerde opvolging jaarlijks stijgt. Het aandeel van de oppervlakte in gebruik door bedrijfsleiders van 5 jaar en ouder die zekerheid hebben inzake opvolging steeg van 16. ha in 198 tot 19.8 ha in 1996. De gemiddelde bedrijfsoppervlakte is tijdens de laatste decennia voortdurend gestegen: van 8 ha in 198 tot 13,7 ha in 1998, wat dus een jaarlijkse stijging inhoudt van 3,6% per jaar. Anno 1998 bedroeg de oppervlakte van een landbouwbedrijf in hoofdberoep gemiddeld 22,3 ha en van een land- of tuinbouwbedrijf in nevenberoep gemiddeld 4,9 ha. Een belangrijk knelpunt blijft de ruimtelijke druk op en de afname van het agrarisch areaal. Grote delen van Oost-Vlaanderen staan onder een zeer sterke verstedelijkingsdruk. Dit heeft tot gevolg dat vele voormalige bedrijfsgebouwen worden getransformeerd naar villa, buitenverblijf, restaurant, manege, Deze niet-agrarische functies trekken verdere verstedelijking op gang waardoor de ruimtelijke versnippering nog vergroot. Deze intense verweving van verschillend landgebruikvormen is dikwijls een bron van conflicten en legt beperkingen op aan een doorgedreven gemechaniseerde bedrijfsvoering. In de gebieden die grenzen aan de verstedelijkte Vlaamse Ruit wordt een bestendiging van de sierteelt en de volle-grond-groenteteelt verwacht. In het buitengebied zullen de blijvers kansen krijgen tot bedrijfsuitbreiding en schaalvergroting door de verdergaande uittreding van vooral oudere bedrijfsleiders. 5 Recreatie Het is de bedoeling om in dit hoofdstuk iets dieper in te gaan op de laagdynamische recreatieve infrastructuur in Oost-Vlaanderen en meer specifiek het huidig aanbod van belangrijke recreatieve wandelgebieden. Het valt onmiddellijk op dat alle toegankelijke boscomplexen gesitueerd zijn in de openruimtegebieden en dus vrij ver van de gebieden met hoge bevolkingsdichtheden liggen. Op de dekzandrug ten noorden van Gent liggen volgende publiek toegankelijke bossen: Drongengoed (Maldegem), het Leen (Eeklo), de Lembeekse Bossen (Kaprijke), het Kloosterbos en het Heidebos 13

(Wachtebeke) en het Stropersbos (St.-Gillis-Waas). Aansluitend is er het domein Puyenbroeck waar ook recreatiemogelijkheden in de bossfeer zijn. In de Vlaamse Ardennen zijn naast het Bos ter Rijst (Maarkedal) een aantal bossen op de toppen van de getuigenheuvels toegankelijk nl. het Kluisbos (Kluisbergen), het Muziekbos (Ronse) en Brakelbos (Brakel). Aan de oostelijke grens van de provincie liggen volgende bossen waar men kan gaan recreëren: Raspaillebos (Geraardsbergen), Neigembos (Ninove), Kravaalbos (Aalst), Buggenhoutbos (Buggenhout) alsook het Osbroek ten zuiden van Aalst. In Aalter is er het Hooggoed en het Poekepark waar men kan wandelen en meer in het zuiden van de provincie het Lozerbos (Kruishoutem) en het Bos t Ename (Oudenaarde). Net ten zuiden van Gent zijn het Gentbos, delen van de Makegemse bossen en het Aelmoeseneiebos opengesteld voor het publiek. Verder is er ook nog Berlarebroek (Berlare) dat toegankelijk is. 14

HOOFDSTUK 3: MATERIAAL EN METHODEN 1 Een inleiding tot kosten-batenanalyse Kosten-batenanalyse (KBA) is een techniek die ontwikkeld werd om investeringen te beoordelen vanuit sociaal-economisch standpunt. KBA helpt beslissingsmakers bij (1) het bepalen van de optimale grootte/hoeveelheid van de investering, in het geval van bosaanleg de optimale uitbreidingsoppervlakte; (2) het vinden van de optimale mix van investeringen die de efficiëntie maximaliseert, vb. de optimale verdeling stads- en regionale bossen en (3) het kiezen uit verschillende alternatieven (Loomis en Walsh, 1997). Men kijkt hierbij eerst naar het effect van de investering op de welvaart van elk individu. Het principe dat hierbij gehanteerd wordt is dat deze verandering van de individuele welvaart wordt gemeten aan de hand van de eigen waardering door het individu in kwestie. Vervolgens moet men de verandering in sociale welvaart afleiden van deze veranderingen in individuele welvaart. Een eerste vraag die men zich kan stellen betreft de afbakening van de relevante gemeenschap. In de meeste gevallen neemt men ofwel een internationaal standpunt in, ofwel beperkt men zich tot de effecten van een investering voor de onderdanen van het land dat de investering uitvoert 3. Wij opteren voor de tweede mogelijkheid, meer bepaald kijken we enkel naar de effecten voor de Vlaamse bevolking. Een kosten-batenanalyse drukt alle positieve en negatieve effecten (de baten en de kosten) voor de hele gemeenschap uit in monetaire eenheden 4. De vraag die wordt gesteld is of de netto baten voor de ganse gemeenschap de kosten overstijgen (Loomis en Walsh, 1997). Het is duidelijk dat het antwoord op deze vraag afhangt van welke kosten en baten men in rekening brengt en hoe deze worden berekend (Layard and Glaister, 1994). Een tweede vraag die moet beantwoord worden betreft dus de keuze van relevante kosten en baten en hoe ze kunnen gemeten worden. Hieraan wordt in dit hoofdstuk speciale aandacht besteed. Een derde vraag betreft verdelingseffecten. Niet alleen de efficiëntie van investeringen is van belang. In de meeste KBA wordt verondersteld dat het inkomen optimaal verdeeld is of dat bij een 3 We merken hierbij op dat in een KBA enkel veranderingen in de welvaart van personen worden beschouwd. 4 Geld dient hier enkel als numéraire of rekeneenheid. Enige reden voor deze keuze is dat geld nu eenmaal makkelijker rekent dan bv. broden of fietsen. 15

niet-optimale verdeling een herverdeling 5 plaatsvindt. Bijgevolg krijgt 1 van elk individu hetzelfde gewicht. In een ideale situatie wordt in een KBA ook rekening gehouden met de waarde van 1 voor verschillende personen wanneer er geen optimale inkomensverdeling is(layard en Glaister, 1994). Hieraan wordt in ons onderzoek geen aandacht besteed. Elk individu krijgt in onze analyse hetzelfde gewicht. Ten vierde is ook de keuze van de discontovoet belangrijk. De kosten en baten van de investering worden immers niet voor één jaar berekend, maar voor de ganse levensduur van het project. Deze kosten en baten moeten verdisconteerd worden naar een zelfde tijdstip om de netto-actuele waarde te bekomen. Tot slot dienen we ook een beslissingsregel te hebben om een keuze te maken tussen verschillende projecten. We gaan nu kort in op enkele belangrijke begrippen en aspecten. 1.1 Economische begrippen Sleutelbegrippen voor een kosten-batenanalyse zijn betalingsbereidheid, vraag, consumentensurplus en discontovoet. Ook het onderscheid tussen private en publieke goederen is belangrijk. De meeste van deze begrippen kwamen uitgebreid aan bod in het eindrapport van het Vlinaproject 966 Economische Waardering van Bosecosystemen. We bespreken bondig deze begrippen en verwijzen voor meer informatie naar het bovengenoemde rapport. 1.1.1 Betalingsbereidheid en de vraag(curve) naar goederen en diensten Een basisbegrip uit de micro-economie is betalingsbereidheid. Individuen hebben bepaalde voorkeuren voor specifieke goederen en diensten. De voorkeur van een persoon voor één bepaald goed of dienst wordt uitgedrukt door de waarde die persoon hecht aan het goed in kwestie. Die waardering wordt weergegeven door wat de persoon kan en wil opofferen in ruil voor het goed, of wat hij er wil voor betalen (Field, 1994). Hoeveel een persoon bereid is te betalen hangt af van zijn persoonlijke voorkeur maar ook van zijn vermogen om te betalen voor alle goederen en diensten die hij wil consumeren. Bovendien zal de betalingsbereidheid voor één eenheid verschillen al naargelang de hoeveelheid van het goed waarover hij reeds beschikt. Een fundamenteel begrip is de dalende betalingsbereidheid: de betalingsbereidheid voor een bijkomende eenheid van een goed daalt naarmate men reeds over meerdere eenheden beschikt. Er is een onderscheid tussen totale en marginale betalingsbereidheid. De marginale betalingsbereidheid is wat een persoon bereid is te betalen voor één bijkomende eenheid, gegeven dat hij reeds over een bepaalde hoeveelheid van het goed beschikt. De totale betalingsbereidheid is wat een persoon bereid is te betalen om een bepaald consumptieniveau te bereiken. 5 De overheid komt tussen met reguleringen, belastingen en subsidies en beïnvloeding van het aanbod van goederen. 16

Een individuele vraagcurve geeft de hoeveelheid van een goed of dienst aan die een persoon zou vragen voor elke gegeven prijs. Gezien deze curve een voorstelling is van de persoonlijke voorkeuren en budgettaire mogelijkheden met betrekking tot dit goed, zijn de vraagcurven van individuen in principe verschillend. Vraagcurven zijn in realiteit geen rechte lijnen. Een lineaire vraagcurve zou een uniforme verandering in de gevraagde hoeveelheid voorstellen bij een prijsverandering. De wet van de dalende betalingsbereidheid stelt echter dat deze verandering niet uniform gebeurt. De individuele vraagcurve is convex naar de oorsprong, d.i. tamelijk vlak bij hoge prijzen en steiler bij hoge prijzen. Ze heeft ook een negatieve helling omdat de vraag daalt bij hogere prijzen. Een geaggregeerde vraagcurve voor een marktgoed wordt verkregen door de horizontale sommatie van een aantal individuele vraagcurven. Dit wordt voorgesteld op Figuur 2. 15 8 2 8 4 1 6 3 18 (a) (b) (c) (d) Bron: Field, 1994 Figuur 2: Individuele (a), (b) en (c) en geaggregeerde (d) vraagcurven 1.1.2 Consumentensurplus Het consumentensurplus geeft voor elke eenheid die een individu consumeert het verschil aan tussen de eigenlijke betalingsbereidheid (weergegeven door de individuele vraagcurve) en de prijs die het individu effectief betaalt. Grafisch wordt dit weergegeven door de oppervlakte onder de vraagcurve en boven de prijslijn (zie Figuur 3). 17

Prijs CS Hoeveelheid Figuur 3: De vraagfunctie en het consumentensurplus 1.1.3 Marktgoederen en publieke goederen Er wordt in de economie een onderscheid gemaakt tussen private (of markt-) en publieke goederen. De meeste courante goederen zijn private goederen. Deze goederen worden door winstmaximaliserende producenten aangeboden in de markt tegen een welbepaalde (positieve) prijs. Personen die de prijs niet betalen, kunnen niet over de goederen beschikken (vb. wanneer je niet betaalt voor kabelaansluiting zal je bepaalde Tv-uitzendingen moeten missen). Bovendien vermindert de consumptie van de meeste marktgoederen door één persoon de beschikbaarheid voor alle andere individuen (vb. een zelfde brood kan nooit door twee verschillende personen worden aangekocht). Publieke goederen daarentegen worden gekenmerkt door nietuitsluitbaarheid en niet-rivaliteit in de consumptie ervan (Myles, 1995). Niet-uitsluitbaarheid betekent dat, wanneer het goed ter beschikking wordt gesteld van één consument, het automatisch ter beschikking wordt gesteld van een grote groep consumenten. Een goed voorbeeld is dat van een dijk ter beveiliging tegen overstroming (Blauwens, 1988). Een individuele uitsluiting van de bescherming die de dijk biedt is bijna onmogelijk gezien de zeer hoge kostprijs ervan. De tweede eigenschap, niet-rivaliteit, geeft aan dat de consumptie van publieke goederen door één consument niet de beschikbaarheid voor andere consumenten vermindert. Als voorbeeld geeft men vaak de landsverdediging. De verdediging van een grotere groep individuen in die bepaalde zone kost niets meer. De karakteristieken van publieke goederen worden schematisch weergegeven op Figuur 4. 18

Uitsluitbaarheid TV-uitzending marktaanbod mogelijk Brood, auto, bos-houtproductie Bosrecreatie zonder congestie efficient marktaanbod Bosrecreatie met congestie (verzadiging) Dijk, defensie, bosbiodiversiteit Rivaliteit Figuur 4: Publieke goederen en hun karakteristieken Het moet wel duidelijk zijn dat een publiek goed niet noodzakelijk een goed is dat wordt aangeboden door een publieke instantie, hoewel dit in praktijk vaak het geval is. De eigenschap van nietuitsluitbaarheid maakt het immers mogelijk voor een persoon om minder voor dit goed te betalen dan zijn eigenlijk marginale betalingsbereidheid. Hij rekent op de anderen om voor het aanbod van het goed te zorgen omdat hij er toch mee van profiteert. Zo n persoon wordt een vrijbuiter genoemd. De mogelijkheid van vrijbuiting maakt dat private, winstzoekende firma s het moeilijk hebben om de kosten te dekken wanneer zij publieke goederen aanbieden. Bijgevolg is er een onderaanbod van publieke goederen in private markten. Efficiënt marktaanbod is dus in het geval van publieke goederen vaak onmogelijk. Zodra er echter een hogere mate van rivaliteit is in de consumptie wordt vrijbuiting minder interessant. Wanneer de vraag groter is dan het aanbod van het goed, dan zullen immers niet alle consumenten over het goed kunnen beschikken. Bijgevolg is het voor alle consumenten interessant hun eigenlijke betalingsbereidheid te kennen te geven zodat het aanbod en de vraag met elkaar overeenstemmen. In dit geval is er sprake van efficiënte marktwerking. Voor grote groepen kan het vrijbuitersprobleem worden opgelost door een overheidsorgaan dat (verplichte) belastingen kan heffen. 1.2 Kosten en baten van bosuitbreiding De meest voor de hand liggende en traditionele baten van een bos zijn de houtopbrengsten. Vaak worden bossen ook verpacht voor de jacht. Ook dit is een duidelijke baat. Aan de kostenkant zijn aanleg en beheer de meest duidelijke kostencategorieën. In deze studie gaan we verder. We maken een sociale kosten-batenanalyse, wat betekent dat alle kosten en baten voor de hele gemeenschap, in dit geval de Vlaamse bevolking in rekening worden gebracht. We beschouwen in deze studie de volgende baten en kosten (Tabel 1): 19

Tabel 1: Baten en kosten van bebossing Baten Houtopbrengst Jacht Koolstofopslag Recreatie Niet-gebruikswaarde Kosten Verlies aan landbouwopbrengsten Verlies aan mestafzet Bosaanleg en -beheer Aan de batenkant houden we rekening met de gebruiks- en nietgebruikswaarden van de nieuwe bossen. Gebruikswaarden worden verkregen door het eigenlijke fysieke gebruik van het bos. Ze worden verder onderverdeeld in directe (recreatie, hout en jacht) en indirecte gebruikswaarden (ecosysteembaten zoals koolstofopslag). Niet-gebruikswaarden zijn de baten van het bos voor mensen die het bos nooit zelf bezocht hebben noch het in de toekomst zullen bezoeken (Mitchell en Carson, 1989). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaans- en legaatwaarden. Bestaanswaarden verwijzen naar de waarden die mensen hechten aan milieugoederen, los van het eigenlijke gebruik ervan. Legaatwaarden resulteren uit de wetenschap dat het goed in zijn huidige staat er ook zal zijn voor toekomstige generaties. Aan de kostenkant zijn er niet alleen de directe kosten van bosaanleg en beheer. De aanleg van een bos brengt namelijk een (aanzienlijke) opportuniteitskost met zich mee. Deze opportuniteitskost is de opbrengst die verloren gaat door de verandering van het landgebruik. In onze studie gaan we ervan uit dat de nieuwe bossen worden aangeplant op bestaande landbouwgronden. Hierdoor gaan twee opbrengsten verloren. Enerzijds de landbouwproductie zelf en anderzijds de verminderde beschikbaarheid van landbouwgronden voor mestafzet. Deze kosten en baten (en hoe ze worden gewaardeerd) komen uitgebreid aan bod in deel 3 van dit hoofdstuk. 1.3 Keuze van de discontovoet De aanleg van nieuwe bossen is een project met langdurende effecten. Hoewel de zwaarste kost (bosaanleg) gebeurt in de beginfase, zijn er kosten die op geregelde tijdstippen terugkomen. Ook de baten zijn niet eenmalig in de tijd. Het komt er dus in de eerste plaats op neer dat de kosten en baten en het baten-kostensaldo jaar na jaar dienen gekend te zijn en dit saldo vervolgens te aggregeren over de tijd. Dit saldo geeft de wijziging aan in de consumptie als gevolg van het project gezien enkel consumptie de welvaart beïnvloedt (Layard en Glaister, 1994). We moeten dus de waarde van de consumptie van volgend jaar kennen relatief ten opzichte van de waarde van de consumptie van dit jaar en dit voor de ganse levensduur van het project. Deze relatieve waarde wordt uitgedrukt door de discontovoet. De discontovoet geeft de tijdsvoorkeur weer. Voor mensen is 1 nu immers meer waard dan diezelfde 1 volgend jaar. Stellen we deze discontovoet voor met het symbool r, het saldo met het symbool X en de periode met het symbool t, dan geldt de volgende definitie <1>: 2