De herschikte EEX-Verordening: een overzicht en de gevolgen voor de Nederlandse

Vergelijkbare documenten
herschikking Brussel I.

KNIPPERLICHTEN 2012 ACTUALIA INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT. Bart Volders advocaat 2 februari 2012 BV o.v.v. BVBA

Memorie van Toelichting. Algemeen

Grensoverschrijdende erkenning en tenuitvoerlegging. mr. dr. M. Freudenthal

Inhoud Voorwoord 11 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

De erkenning en uitvoerbaarverklaring van vreemde rechterlijke beslissingen en akten

Procederen in erfrechtzaken onder vigeur van de Europese Erfrechtverordening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 september 2014 (OR. en)

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1976 Nr. 144

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0268(COD)

HET INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJK PROCESRECHT

Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke en handelszaken

Afdeling 1. Vooraf. H o o f d s t u k I De Brussel Ibis-Verordening

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Noot bij HR 7 november 2008, Realchemie / Agrar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

» Samenvatting. JPF 2013/101 Rechtbank Den Haag 22 mei 2013, C/09/416244; ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2361. ( mr. Bellaart mr. Brakel mr.

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN


Datum van inontvangstneming : 19/09/2017

Rechtsmacht volgens de Erfrechtverordening

VERDRAG BETREFFENDE DE RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID, DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBOBR:2017:3328

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

(2) voor titels gewezen op of nà geen exequatur meer vereist is.

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

VERDRAG. betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

» Samenvatting. Internationale kinderalimentatie, Internationale bevoegdheid. [EEX-Verordening - 2; 5 lid 2]

EU-Verordeningen huwelijks- en partnerschapsvermogensrecht

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

DE BRUSSEL I BIS VERORDENING: WAT IS NIEUW VANAF 2015?

BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 april 2001 *

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 september /02 JUSTCIV 133

Kroniek. Supranationaal recht

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar C/ nr. 6 BRIEF VAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2010/0383(COD) van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Een nieuw Europees kindje... De

Kroniek. 76 T C R , n u m m e r 2. IPR-procesrecht

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2061

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeen. 1. Inleiding

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

LJN: AP7705, Rechtbank 's-hertogenbosch, / HA ZA Print uitspraak

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

Date de réception : 07/02/2012

JAR 2011/76 Kantonrechter Amsterdam, , EA VERZ , LJN BO8932 Arbitragebeding, Kantonrechter onbevoegd in ontbindingsprocedure

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Verordening EG nr. 2201/2003 en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

De EEX-Verordening en de arbeidsovereenkomst: het blijft tobben

Belgisch Internationaal Privaatrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

30 IPR-aspecten van de internationale samenlevingsovereenkomst

Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken

De Mediation-richtlijn: de laatste aanwinst voor de geschillenbeslechting in Europa

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Internationale grensoverschrijdende alimentatie

The Dutch Collective Settlements Act and Private International Law Aspecten van Internationaal Privaatrecht in de WCAM

Auteur. Onderwerp. Datum

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Afkortingen. Inleiding

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De herschikte EEX-Vo en derde landen: het formele toepassingsgebied van de Verordening nader bezien

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Transcriptie:

Marek Zilinsky * De herschikte EEX-Verordening: een overzicht en de gevolgen voor de Nederlandse rechtspraktijk Abstract From 10 January 2015 onwards the Brussels I Recast (Regulation No. 1215/2012) shall apply. Under the new regulation which replaces the Brussels I Regulation (Regulation No. 44/2001), the exequatur is abolished and some changes are also made to provisions on jurisdiction and lis pendens. This article gives an overview of the changes effected by the Brussels I Recast compared to the proposed changes in the Proposal for a new Brussels I Regulation (COM(2010) 748 final). The consequences of the new regulation for Dutch practice is also dealt with briefly. 1. Inleiding De EEX-Verordening (hierna: EEX-Vo) is een belangrijke zo niet de belangrijkste regeling op het terrein van de rechtsmacht van de rechter in een lidstaat in geschillen in burgerlijke en handelszaken alsmede op het terrein van de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in dergelijke geschillen binnen de Europese Unie. 1 De EEX-Vo is sinds 1 maart 2002 van toepassing. Naar aanleiding van een evaluatie van de verordening 2 heeft de Europese Commissie op 14 december 2010 een voorstel tot herschikking van de EEX-Vo gepresenteerd (hierna: Voorstel). 3 De onderhandelingen op basis van dit Voorstel hebben geresulteerd in een nieuwe, herschikte EEX-Verordening (hierna: Herschikking). 4 Deze bijdrage geeft een overzicht van de wijzigingen die de Herschikking teweegbrengt. Allereerst wordt stil gestaan bij het temporele, het formele en het materiële toepassingsgebied van deze nieuwe verordening. Vervolgens komt de regeling van de rechtsmacht aan de orde. Tot slot wordt het nieuwe regime voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen besproken. Bij de behandeling van de wijzigingen wordt ook op een aantal gevolgen daarvan voor de Nederlandse rechtspraktijk gewezen. 2. Herschikking: toepassingsgebied * Mr. M. Zilinsky is universitair docent internationaal privaatrecht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Tevens verbonden aan Houthoff Buruma te Amsterdam. De auteur dankt prof. mr dr P. Vlas voor zijn commentaar op de conceptversie van dit artikel. Ingevolge artikel 81 is de Herschikking reeds op 9 januari 2013 in werking getreden. Zij is echter pas vanaf 10 januari 2015 van toepassing. 5 De thans nog geldende EEX-Vo behoudt in bepaalde gevallen overeenkomstig artikel 66 Herschikking ook na deze datum haar werking. Ingevolge artikel 66 lid 1 wordt de Herschikking toegepast op rechtsvorderingen die zijn ingesteld, authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd, en gerechtelijke schikkingen die zijn goedgekeurd of getroffen op of na 10 januari 2015. Lid 2 van dit artikel bepaalt dan ook dat de EEX-Vo blijft gelden voor de gerechtelijke procedures die zijn ingesteld, voor authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd, en op gerechtelijke schikkingen die zijn goedgekeurd of getroffen vóór deze datum. De positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken blijft ook onder de Herschikking ongewijzigd. Zowel het Verenigd Koninkrijk als Ierland hebben gebruik gemaakt van het opt in recht en passen de nieuwe verordening toe. 6 Wat betreft Denemarken zal de Herschikking ook in deze lidstaat gelden. Denemarken heeft overeenkomstig artikel 3 lid 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken van 19 oktober 2005 de Europese Commissie per brief laten weten de inhoud van de Herschikking ten uitvoer te leggen. 7 Denemarken zal de Europese Commissie alsnog in kennis moeten stellen van de uitvoeringsmaatregelen die deze lidstaat naar aanleiding van de Herschikking treft. 2.1 Materieel toepassingsgebied De Herschikking blijft op grond van artikel 1 net als de EEX- Vo van toepassing in burgerlijke en handelszaken. Dit brengt dan ook mee dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ) onverkort haar werking behoudt bij de uitleg van deze term onder de Herschikking. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Alimentatieverordening per 18 juni 2011 geldt de Herschikking niet in de zaken die op onderhoudsverplichtingen betrekking hebben. 8 1 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEG 2001, L 12/1-23. 2 B. Hess, Th. Pfeiffer & P. Schlosser, The Brussels I-Regulation (EC) No 44/2001, The Heidelberg report on the Application of the regulation in 25 Member States (Study JLS/C4/2005/03), München: C.H. Beck 2008 (hierna: Heidelberg Report). 3 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Herschikking), COM(2010) 748 def. Zie de aan dit voorstel gewijde bijdragen in het WPNRthemanummer Herschikking EEX-Verordening en andere IPR-ontwikkelingen, WPNR (2011) 6892. Zie ook B.J. van het Kaar, EEX op de schop: het nieuwe Commissievoorstel tot wijziging van de EEX-verordening, NTHR 2011, p. 149-156; U. Magnus & P. Mankowski, The Proposal for the reform of Brussels I, Brussels Ibis ante portas, ZVglRWiss 2011, p. 252-301; B. Hess, Die Reform der EuGVVO und die Zukunft des Europäischen Zivilprozessrechts, IPRax 2011, p. 125-130. 4 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1-32. Zie onder andere J.G. Knot, Herschikking Brussel I, NtER 2013, p. 145-152; F. Cadet, Main features of the revised Brussels I Regulation, EuZW 2013, p. 218-223; M. Pohl, Die Neufassung der EuGVVO im Spannungsfeld zwischen Vertrauen und Kontrolle, IPRax 2013, p. 109-114; J. von Hein, Die Neufassung der Europäischen Gerichtsstands- und Vollstreckungsverordnung (EuGVVO), RIW 2013, p. 97-110; A. Nuyts, Le refonte du règlement Bruxelles I, Rev. crit. DIP 2013, p. 1-63; P.A. Nielsen, The New Brussels I Regulation, CML- Rev 2013, p. 503-528. 5 Art. 80 Herschikking bepaalt dat de EEX-Vo wordt ingetrokken en dat elke verwijzing naar de EEX-Vo als een verwijzing naar de respectieve bepaling uit de Herschikking moet worden gelezen. 6 Zie overweging 40 van de Considerans. 7 PbEU 2013, L 79/4. 8 Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, PbEU 2009, L 7/1 (laatstelijk gewijzigd bij PbEU 2013, L 8/19). De inwerkingtreding van deze verordening heeft al tot schrapping van de onderhoudsverplichtingen uit het toepassingsgebied van de EEX-Vo geleid. NiPR 2014 Afl. 1 3

De herschikte EEX-Verordening Arbitrage blijft van het toepassinggebied van de Herschikking uitgesloten. De pogingen om arbitrage onder het toepassingsgebied van de verordening te brengen hebben niet tot het beoogde resultaat geleid. 9 Ter coördinatie van een mogelijke samenloop tussen een arbitrageprocedure en een procedure voor de overheidsrechter in een lidstaat bevestigt overweging 12 van de considerans vaste jurisprudentie van het HvJ over artikel 1 lid 2 sub d EEX-Vo en geldt de Herschikking niet voor arbitrage. De verordening belet de rechter van een lidstaat niet om een geschil naar arbitrage te verwijzen indien blijkt dat partijen een arbitragebeding zijn overeengekomen dan wel in een dergelijk geval de geldigheid van een dergelijk beding te onderzoeken (vgl. art. 1074 Rv). Ingevolge dezelfde overweging van de considerans valt de beslissing van de rechter van een lidstaat inzake de geldigheid van een arbitrage beding niet onder het erkenningsregime van de verordening. 10 Verklaart een rechter in een lidstaat een arbitraal beding ongeldig en verklaart hij zich vervolgens bevoegd van het aan hem voorgelegde geschil in een burgerlijke en handelszaak kennis te nemen, dan komt zijn beslissing voor erkenning en tenuitvoerlegging op basis van de Herschikking in aanmerking. 11 Evenmin geldt de verordening voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis. Hiervoor behoudt het Verdrag van New York (VN-Arbitrageverdrag van 1958) zijn gelding in de aan dit verdrag gebonden staten, zoals Nederland (vgl. art. 73 lid 2 Herschikking). De EEX-Vo regelt niet de mogelijke samenloop van een arbitrageprocedure en een procedure bij een overheidsrechter. De Herschikking coördineert evenmin een dergelijke samenloop. Ongeregeld blijft ook de vraag of de erkenning van een rechterlijke beslissing kan worden geweigerd indien de beslissing in strijd is met een arbitraal vonnis. Deze problemen moeten aan de hand van het nationale recht van de lidstaten worden opgelost. 12 2.2 Formeel toepassingsgebied Een van de meest in het oog springende wijzigingen in het Voorstel was de afschaffing van artikel 4 EEX-Vo. Ingevolge deze bepaling geldt de EEX-Vo in beginsel alleen indien de verweerder een woon- resp. vestigingsplaats in een lidstaat heeft. Is dit niet het geval, dan mag de rechter van een lidstaat zijn eigen nationale rechtsmachtregeling toepassen. Door de afschaffing van artikel 4 EEX-Vo zou het ruimtelijke toepassingsgebied van de verordening ook tot derde landen worden uitgebreid. Het nationale bevoegdheidsrecht zou slechts kunnen worden toegepast in de gevallen die niet vallen onder het materiële toepassingsgebied van de verordening en waarvoor geen ander internationaal instrument geldt. In dit verband is de vraag gerezen of de Europese Unie eenzijdig het bevoegdheidsrecht van de lidstaten mag harmoniseren. 13 De rechtsmachtbepalingen in de EEX-Vo dienen immers in het licht van het wederzijdse vertrouwen als een van de grondslagen van het systeem van de verordening te worden geplaatst. Nu de EEX-Vo direct in alle lidstaten, met uitzondering van Denemarken, geldt, is reciprociteit in de toepassing daarvan gewaarborgd. In verhouding tot derde landen ontbreekt een dergelijke reciprociteit. Waarom zou een verordening bescherming geven aan de inwoners van een derde land, terwijl in dat land de Unieburgers niet zodanige bescherming genieten? De kritiek vanuit de lidstaten en het Europees Parlement heeft uiteindelijk haar vruchten afgeworpen en artikel 4 EEX-Vo blijft ook in de Herschikking bestaan, zij het dat dit artikel tot artikel 6 is vernummerd. Het formele toepassingsgebied van de verordening is wel uitgebreid in de rechtsmachtregeling voor consumentenzaken, arbeidszaken en met betrekking tot forumkeuzes. Daarnaast bevat de Herschikking discretionaire regels in geval van samenloop van een procedure bij een rechter in een lidstaat en bij de rechter in een derde land. Op basis van het nieuwe artikel 18 lid 1 Herschikking kan een consument zijn wederpartij ongeacht haar woonplaats altijd voor de rechter in een lidstaat oproepen waar de consument zijn woonplaats heeft. Het gevolg van deze bepaling is dan ook dat artikel 6 sub d Rv in de praktijk slechts wordt toegepast ingeval sprake is van een consumentovereenkomst die niet valt onder artikel 17 Herschikking en indien de consument in Nederland woont en zijn professioneel handelende wederpartij in een niet-lidstaat is gevestigd. Onder artikel 19 EEX-Vo kan de werknemer bij geschillen uit individuele arbeidsovereenkomsten de werkgever op basis van de verordening slechts oproepen indien de werkgever zijn woon- resp. vestigingsplaats in een lidstaat heeft. Artikel 21 lid 2 Herschikking breidt de toepassing van de verordening uit en bepaalt dat de regeling voor de rechtsmacht in dergelijke geschillen aan een werknemer ook ten dienste staat indien de werkgever in een niet-lidstaat is gevestigd. Dit betekent dat een werknemer zich ongeacht de woonplaats van de werkgever altijd in een lidstaat mag richten tot de rechter van de plaats waar of van waaruit hij gewoonlijk voor de werkgever werkt of heeft gewerkt. In het geval dat hij niet in eenzelfde land zijn arbeid verricht, dan kan hij de werkgever oproepen voor de rechter van de lidstaat plaats waar de vestiging is gelegen die de werknemer in dienst heeft genomen. Voor Nederland levert deze uitbreiding van de rechtsmachtregeling in arbeidsgeschillen mijns inziens niet veel op. Ingevolge artikel 6 aanhef en sub b Rv jo. artikel 1 Rv is de Nederlandse rechter reeds bevoegd tot kennisneming van geschillen in arbeidszaken waarbij de werkgever in een derde land is gevestigd. De ingevoerde uitbreiding heeft tot gevolg dat de toepassing van artikel 6 sub b Rv beperkt blijft tot de gevallen waarbij de werkgever de eisende partij is en de werknemer zijn woonplaats in een derde land heeft. De uitbreiding van de toepassing van de rechtsmachtregeling in arbeids- en consumentenzaken beoogt de bescherming van de zwakkere partijen te verruimen doordat hen de mogelijkheid wordt geboden om voor de eigen rechter te procederen. 14 Deze verruiming is mijns inziens te billijken, nu dergelijke geschillen een nauwe band vertonen met de rechtssfeer van de rechter aan wie de Herschikking rechtsmacht verleent. Een tweede verruiming van het formele toepassingsgebied van de verordening heeft in de regeling voor de forumkeuze plaatsgevonden. Thans vereist artikel 23 lid 1 EEX-Vo dat partijen een rechter in een lidstaat tot kennisneming van geschillen uit een bepaalde rechtsbetrekking aanwijzen en dat ten minste één der partijen bij de forumkeuze in een lidstaat is gevestigd. De Herschikking schrapt deze tweede voorwaarde zodat de verordening van toepassing is indien beide partijen 9 Zie over de regeling inzake arbitrage in het Voorstel J.J. van Haersolte-van Hof, De voorgestelde aanpassing van de arbitrage-exceptie in de EEX- Verordening, WPNR (2011) 6892, p. 527-532 en J.J. van Haersolte-van Hof, The Commission s Proposal to amend the arbitration exception should be embraced!, NIPR 2011, p. 280-288. 10 Zie kritisch S.P. Camilleri, Recital 12 of the Recast Regulation: A New Hope?, ICLQ 2013, p. 899-916. 11 Zie Nielsen 2013, p. 510-511 (zie noot 4) en Knot 2013, p. 147 (zie noot 4). 12 Zie Nielsen 2013, p. 511 (zie noot 4). 13 F. Ibili, Toepassing van de EEX-bevoegdheidsregels op verweerders uit derde landen: naar een universeel formeel toepassingsgebied, WPNR (2011) 6892, p. 533-536. 14 Zie overweging 14 van de considerans alsmede Knot 2013, p. 148 (zie noot 4). 4 2014 Afl. 1 NiPR

M. Zilinsky gevestigd buiten het grondgebied van de Europese Unie een rechter in een lidstaat tot kennisneming van een geschil aanwijzen. Artikel 25 Herschikking bepaalt immers dat de regeling voor forumkeuze ongeacht de woonplaats van partijen geldt. 3. Herschikking: wijzigingen van de regeling inzake rechtsmacht De wijzigingen van de regeling inzake rechtsmacht in burgerlijke en handelszaken zijn van beperkte aard te noemen. Het beginsel dat de verweerder opgeroepen dient te worden voor de gerechten van zijn woonplaats, heeft de status van de algemene regel behouden, met dien verstande dat artikel 2 EEX-Vo in de Herschikking vernummerd is tot artikel 4. De Herschikking bevat geen regeling voor de situatie dat de verweerder waar dan ook ter wereld geen bekende woonplaats heeft. Men denke dan aan het feitencomplex dat tot de arresten Hypoteční banka/udo Mike Lindner en G/Cornelius de Visser heeft geleid. 15 In het eerste geval betrof het een vordering van een in Tsjechië gevestigde hypotheekbank strekkende tot veroordeling van een Duitse onderdaan tot betaling van achterstallige schulden uit een hypothecaire lening die de bank aan deze persoon als consument heeft verstrekt. Op het moment van het aangaan van de lening had deze persoon een woonplaats in Tsjechië, terwijl hij op het moment van het aanhangig maken van de vordering niet verbleef op een plaats die de Tsjechische rechter bekend was. Nu in de procedure is komen vast te staan dat deze persoon een consument is, kon de bank ingevolge artikel 16 lid 2 EEX-Vo de vordering slechts bij de rechter van de woonplaats van de consument aanhangig maken. Volgens het HvJ kan deze bepaling echter onder omstandigheden ook worden toegepast bij een onbekende woonplaats, indien de rechter er niet in slaagt de woonplaats van de verweerder overeenkomstig de verordening vast te stellen en evenmin over afdoende aanwijzingen beschikt dat de verweerder wel een woonplaats buiten het grondgebied van een lidstaat heeft. Bevoegd is dan de rechter in de lidstaat waar de consument zijn laatst bekende woonplaats heeft gehad. In de zaak G/Cornelius de Visser was eveneens sprake van een situatie waarin de verweerder met een nationaliteit van een lidstaat geen bekende woonplaats in een lidstaat had. Als gevolg van artikel 4 EEX-Vo dient de rechter dan zijn eigen bevoegdheidsrecht toe te passen. Het HvJ overweegt echter dat de aangezochte rechter tot de toepassing van het commune bevoegdheidsrecht slechts mag overgaan indien hij over afdoende aanwijzingen beschikt die de conclusie rechtvaardigen dat de verweerder, een Unieburger, geen woonplaats heeft op het grondgebied van de lidstaat van de aangezochte rechter maar wel een woonplaats buiten het grondgebied van de Europese Unie. Bij gebreke van dergelijke afdoende aanwijzingen moet volgens het HvJ de rechter zijn rechtsmacht wel aan de hand van de verordening vaststellen. De gerechten blijven ook na de inwerkingtreding van de Herschikking in het duister tasten wat onder afdoende aanwijzingen moet worden verstaan. 3.1 Stilzwijgende forumkeuze Thans bepaalt artikel 24 EEX-Vo dat buiten de gevallen waarin de rechtsmacht voortvloeit uit de bepalingen van deze verordening, met uitzondering van de exclusieve bevoegdheidsgronden, de rechter van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt, bevoegd is, tenzij de verschijning tot doel heeft de bevoegdheid van de rechter te betwisten. Onder de Herschikking blijft deze regeling behouden met dien verstande dat de rechter zijn bevoegdheid aan de stilzwijgende forumkeuze bij geschillen waarin de verweerder een zwakke partij (consument, verzekeringnemer of werknemer) is, alleen mag ontlenen indien hij zich ervan heeft vergewist dat de verweerder op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van de rechter te betwisten en ten volle bewust is van de gevolgen van zijn verschijnen of niet-verschijnen. Een dergelijke verweerder behoeft als zwakke partij extra bescherming en moet blijkbaar aanvullende voorlichting over de consequenties van zijn handelen hebben. 16 Hoe moet dit bijvoorbeeld in een procedure voor de Nederlandse rechter in zijn werk gaan? Dikwijls vermeldt een dagvaarding dat de rechtbank tegen de gedaagde bij niet-verschijning verstek zal verlenen. Indien de gedaagde een consument, een werknemer of een verzekerde (dan wel de polishouder of een begunstigde van de verzekeringsovereenkomst) is, zou de dagvaarding de gedaagde op zijn recht de bevoegdheid van de rechter te betwisten en op de gevolgen van het niet-verschijnen moeten worden gewezen. Dit lijkt in beginsel voldoende te zijn. Het is echter de rechter die zich ingevolge artikel 26 lid 2 Herschikking ervan moet vergewissen 17 dat de gedaagde partij daadwerkelijk van deze informatie op de hoogte is. Hoe actief de rechter dit moet onderzoeken, is onduidelijk. Is er een comparitie van partijen gelast, dan kan de Nederlandse rechter een dergelijke gedaagde op zijn rechten wijzen. Maar hoe dient dit in zijn werk te gaan indien geen comparitie van partijen wordt ingelast? Moet de aangezochte rechter dan de verweerder alsnog per brief informeren? 3.2 Rechtsmacht in arbeidsgeschillen Ingevolge het Glaxosmithkline/Rouard-arrest kan een werknemer die een vordering tegen zijn werkgever alsmede tegen zijn voormalige werkgever instelt, geen gebruik maken van artikel 6 aanhef en sub 1 EEX-Vo. 18 Deze bepaling maakt het de eiser mogelijk om verweerders die gevestigd zijn in verschillende lidstaten voor de rechter van de woonplaats van een hunner op te roepen, indien tussen de vorderingen een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting ter voorkoming van onverenigbare beslissingen in geval van afzonderlijke berechting van de zaken. De enigszins werknemeronvriendelijke regel uit dit arrest is mijns inziens in overeenstemming met de EEX-Vo. Zo bepaalt artikel 18 EEX-Vo dat voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomsten de bevoegdheid door Afdeling 5 van Hoofdstuk II wordt geregeld, onverminderd artikel 4 en artikel 5 aanhef en sub 5. Artikel 6 komt niet in deze opsomming voor. In artikel 20 lid 1 Herschikking wordt artikel 8 aanhef en sub 1 (= art. 6 aanhef en sub 1 EEX-Vo) wel aan de lijst van uitzonderingen toegevoegd en verliest de regel uit het 15 HvJ EU 17 november 2011, C-327/00, NIPR 2012, 74, NJ 2012, 225 m.nt. M.V. Polak (Hypoteční banka/udo Mike Lindner) en HvJ EU 15 maart 2012, C-292/10, NIPR 2012, 212, NJ 2012, 286 m.nt. M.V. Polak (G/Cornelius de Visser). Zie over deze arresten F. Ibili, De verweerder met onbekende woonplaats in de EEX-Verordening, in: F. Ibili, M.E. Koppenol-Laforce & M. Zilinsky (red.), IPR in de spiegel van Paul Vlas, Deventer: Kluwer 2012, p. 89-98 en J.F. Vlek, De EEX-Vo en onbekende woonplaats van de verweerder. Hof van Justitie EU 17 november 2011, zaak C-327/10 (Lindner), NIPR 2012, p. 202-207. 16 Vgl. HvJ EU 20 mei 2010, C-111/09, NIPR 2010, 325, RvdW 2010, 802 (Česká podnikatelská pojišťovna/bilas). 17 [S]hall ensure in de Engelse tekst en stellt sicher in de Duitse tekst van de verordening. 18 HvJ EG 22 mei 2008, C-462/06, NIPR 2008, 191, NJ 2009, 393 m.nt. P. Vlas (Glaxosmithkline/Rouard). NiPR 2014 Afl. 1 5

De herschikte EEX-Verordening Glaxosmithkline-Rouard-arrest zijn belang. De bescherming van de zwakke partij, de werknemer, staat wederom centraal. De werknemer moet zodanig worden gefaciliteerd dat hij vorderingen tegen verschillende werkgevers die met elkaar samenhangen tegelijkertijd bij één rechter kan instellen. Ingevolge artikel 22 lid 1 Herschikking kan de werkgever de werknemer slechts voor de rechter van de lidstaat van de woonplaats van de laatstgenoemde oproepen, niettegenstaande de mogelijkheid van het oproepen van de werknemer in geval van een reconventionele vordering bij een andere rechter die zijn bevoegdheid wel aan deze afdeling ontleent. De positie van de werkgever blijft dus onveranderd ten opzichte van artikel 20 EEX-Vo. In Nederland is reeds ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de EEX-Vo kritisch gereageerd op het feit dat de werkgever de werknemer slechts voor de rechter van diens woonplaats kan oproepen. 19 Onder de regeling van het EEX-Verdrag, de voorganger van de EEX-Verordening, kon een werkgever de werknemer oproepen voor de rechter van diens woonplaats dan wel voor de rechter van de plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht. Artikel 20 EEX-Vo leidt in de praktijk dikwijls tot problemen in de situaties waarbij een in Nederland gevestigde werkgever de arbeidsovereenkomst met een in het buitenland woonachtige werknemer wil ontbinden. 20 Men denke aan de volgende casus. Een in Borne (Nederland) gevestigd bedrijf ontslaat op staande voet een werknemer die in Duitsland woont. De werknemer stelt in een kort geding een vordering tegen het bedrijf in waarbij hij wedertewerkstelling en toegang tot zijn werkplek vordert. Ondanks de mogelijkheid van het instellen van een reconventionele vordering op basis van artikel 20 lid 2 EEX-Vo kan de werkgever niet een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de Nederlandse rechter instellen. Het verzoek van de werkgever is immers een verzoek voor het treffen van een definitieve maatregel die niet in een kort geding kan worden gelast. De werkgever moet in dit geval de Duitse rechter adiëren, nu de werknemer aldaar zijn woonplaats heeft. Zou de werkgever evenals de werknemer een keuze hebben, dan zou zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de Nederlandse rechter kunnen worden behandeld. 21 De Herschikking is mijns inziens een gemiste kans om wat betreft de rechtsmacht de positie van de werkgever en de werknemer gelijk te trekken. Nu dat niet is geschied, lijkt het alsof er onvoldoende politieke wil bestond om ondanks de aanvankelijke ophef in Nederland een dergelijke aanpassing door te voeren. 3.3 Rechtsmacht inzake teruggave van cultuurgoederen Nieuw ten opzichte van de EEX-Vo is de regeling voor de alternatieve rechtsmacht in zaken betreffende de teruggave van cultuurgoederen. De eigenaar van een cultuurgoed in de zin van artikel 1 punt 1 van Richtlijn 93/7/EEG kan een vordering tot teruggave van dit goed gebaseerd op een eigendomsrecht instellen tegen degene die een dergelijk goed op een onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat heeft gebracht, hetzij ingevolge artikel 4 Herschikking bij de rechter van de lidstaat van de woonplaats van de verweerder, hetzij op grond van artikel 7 sub 4 bij de rechter van de plaats waar het goed zich bevindt op het moment van aanhangig maken van het geschil. Deze regeling laat echter de mogelijkheid van het instellen van een procedure conform de Richtlijn onverlet. 22 4. Forumkeuze onder Herschikking Zoals gezegd, is onder de Herschikking de regeling voor de forumkeuze is verruimd. Niet meer wordt vereist dat een der partijen bij de forumkeuze in een lidstaat is gevestigd. Ook een forumkeuze voor de rechter van een lidstaat gesloten tussen partijen die buiten de Europese Unie zijn gevestigd valt onder artikel 25 Herschikking. Enige opmerkingen over deze verruiming zijn op hun plaats. Vooralsnog is het Haags Forumkeuzeverdrag bij gebreke van voldoende ratificaties niet in werking getreden. 23 Treedt dit verdrag mede voor de lidstaten van de Europese Unie in werking, dan zal de regeling van artikel 25 Herschikking ingevolge artikel 26 lid 6 van het verdrag voor de regeling van het verdrag moeten wijken, indien een der partijen woonplaats heeft in een verdragsstaat die geen lidstaat van de Europese Unie is. 24 De verruiming van de toepasselijkheid van de forumkeuzeregeling heeft eveneens tot gevolg dat de forumkeuzeregeling van artikel 8 lid 1 Rv beperkt blijft tot de gevallen die niet vallen onder het materiële toepassingsbereik van de Herschikking. Men denke dan bijvoorbeeld aan een forumkeuze op het terrein van het huwelijksvermogensrecht of een forumkeuze in erfrechtzaken. 25 Een nieuw element in de forumkeuzeregeling onder de Herschikking is de voorwaarde dat de forumkeuze wat haar materiële geldigheid betreft niet nietig mag zijn volgens het recht van de aangewezen rechter. Hierbij moet worden gedacht aan onderwerpen als aanbod en aanvaarding, wilsgebreken en nietigheid wegens strijd met de openbare orde of de goede zeden. 26 Deze nieuwe toets was reeds in het Voorstel opgenomen. Toen ontstond er discussie of de verwijzing naar het recht van de aangewezen rechter mede een verwijzing is naar het conflictenrecht van deze rechter. 27 Overweging 20 van de considerans poogt dit probleem op te lossen: 19 Limburgse werkgever wil Limburgse rechter, NRC Handelsblad, 28 februari 2002. Zie Aanhangsel Handelingen II 2001/02, nr. 907 en PbEG 2002, C 309E/47. Zie ook Heidelberg Report, p. 87. 20 Rb. Den Bosch, sector kanton, locatie Eindhoven, 22 augustus 2002, NIPR 2003, 53; Rb. Den Bosch, sector kanton, locatie Den Bosch, 2 juni 2005, NIPR 2005, 358. 21 Dat dit in de praktijk in een zuiver nationaal geval wel geschiedt, doet hieraan niet af. De Nederlandse rechter is in een onder de EEX-Vo vallende situatie immers niet bevoegd om van het verzoek van de werkgever kennis te nemen. De in sommige uitspraken van de kantonrechters verdedigde anticipatie op de litispendentieregel is in strijd met de EEX-Vo. Zie terecht Hof Arnhem 31 januari 2006, NIPR 2006, 132. 22 Zie overweging 17 van de considerans. 23 Verdrag inzake bedingen van forumkeuze, s-gravenhage, 30 juni 2005, Trb. 2009, 31; PbEG 2009, L 133/3-13. Zie X.E. Kramer, Het nieuwe Haags Forumkeuzeverdrag. Een welkom compromis met vallen en opstaan, NIPR 2006, p. 109-118 en P. Vlas, The Hague Convention on Choice of Court Agreements in Dutch Perspective, in: P. van der Grinten & T. Heukels (eds.), Crossing Borders, Deventer: Kluwer 2006, p. 85-94. 24 Volgens de website van de Haagse Conferentie (<www.hcch.net>; geraadpleegd op 14 februari 2014) is het verdrag vooralsnog slechts door Mexico geratificeerd en door de Europese Unie en de Verenigde Staten ondertekend. Zie ook Proposal for a Council Decision on the approval, on behalf of the European Union, of the Hague Convention of 30 June 2005 on Choice of Court Agreements, 30 januari 2014, COM(2014) 46 final. 25 Men zij er wel op attent dat een forumkeuze op het terrein van erfrecht vanaf 17 augustus 2015 onder de werking van de EU-Erfrechtverordening zal vallen (PbEU 2012, L 201/107-134). 26 L. Strikwerda, Overeenkomst in het IPR, Praktijkreeks IPR, deel 11, Apeldoorn: Maklu 2010, nr. 265-266. 27 M. Koppenol-Laforce, Herschikking Brussel I: litispendentie en forumkeuze, een positieve stap voorwaarts!?, NIPR 2011, p. 452-460 (i.h.b. p. 458-459). 6 2014 Afl. 1 NiPR

M. Zilinsky Of een forumkeuzebeding ten gunste van het gerecht of de gerechten van een bepaalde lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft, dient te worden bepaald door het recht van die lidstaat, met inbegrip van het conflictenrecht van die lidstaat (curs. MZ). Het conflictenrecht voor het bepalen van het toepasselijke recht op een forumkeuzeovereenkomst is in de Europese Unie niet geharmoniseerd. De Rome I Verordening sluit immers in artikel 1 lid 2 sub e dergelijke overeenkomsten van haar toepassingsgebied uit. 28 Dit brengt mee dat het nationale conflictenrecht van de lidstaten geldt. Ten onzent is artikel 10:154 BW toepasselijk. Ingevolge dit artikel is de Rome I Verordening van overeenkomstige toepassing verklaard op verbintenissen die buiten de werkingssfeer van de Rome I Verordening en de ter zake geldende verdragen vallen en die als verbintenissen uit overeenkomsten worden aangemerkt. 29 De hoofdregel ter bepaling van het toepasselijke recht op een overeenkomst bij gebreke van een rechtskeuze, nl. dat op een overeenkomst het recht van de vestigingsplaats van de kenmerkende prestant van toepassing is (art. 4 lid 2 Rome I), lijkt mij niet geschikt. Bij een forumkeuzeovereenkomst is het immers niet mogelijk om de kenmerkende prestant aan te wijzen. Derhalve dient dan ook aansluiting te worden gezocht bij de regel dat een overeenkomst beheerst wordt door het recht van het land waarmee deze het nauwst is verbonden (art. 4 lid 4 Rome I). Het ligt mijns inziens voor de hand om het recht van het land van de aangewezen rechter toe te passen. 30 De in de literatuur voorgestelde oplossing om het recht toe te passen dat voor de overeenkomst geldt waarop de forumkeuze betrekking heeft, ligt mijns inziens gezien artikel 25 lid 5 Herschikking minder voor de hand. 31 Hierin is tenslotte bepaald dat een forumkeuze in een overeenkomst moet worden aangemerkt als een beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst. 32 Het opnemen van een uniforme conflictregel in artikel 25 dan wel in de considerans had het probleem met betrekking tot het bepalen van het toepasselijke recht op een forumkeuze opgelost. Ingevolge artikel 25 lid 1 heeft een forumkeuze evenals onder artikel 23 lid 1 EEX-Vo een exclusief karakter, tenzij door partijen anders is overeengekomen. Volgens het HvJ gaat het exclusieve karakter van een forumkeuze in de zin van artikel 23 EEX-Vo echter niet zover dat, afgezien van artikel 22 EEX- Vo (exclusieve rechtsmacht), bij litispendentie de door een forumkeuze aangewezen rechter zich niets van de litispendentieregel van artikel 27 EEX-Vo behoeft aan te trekken. In het Gasser/MISAT-arrest heeft het HvJ immers geoordeeld dat een exclusieve forumkeuze geen grond is voor het niet toepassen van de litispendentieregeling. 33 Het betrof een geschil tussen een in Oostenrijk gevestigde verkoper, Gasser, en een in Italië gevestigde koper, MISAT. De verschillende door Gasser aan MISAT gestuurde facturen bevatten een forumkeuzebeding voor de Oostenrijkse rechter. Volgens Gasser bracht dit mee dat tussen partijen een rechtsgeldige forumkeuze volgens geldende handelsgebruiken is overeengekomen, nu MISAT tegen het beding geen bezwaar heeft gemaakt. Zowel MISAT als Gasser hebben een procedure bij de rechter gestart. MISAT wendde zich als eerste tot de Italiaanse rechter met onder andere een vordering tot ontbinding van de overeenkomst tussen partijen. Ruim een halfjaar later adieerde Gasser de Oostenrijkse rechter met een vordering wegens onbetaalde facturen. In deze tweede procedure stelde MISAT zich op het standpunt dat nu sprake is van litispendentie, de Oostenrijkse rechter de procedure moet aanhouden totdat over de bevoegdheid van de Italiaanse rechter is besloten. Voor de Oostenrijkse rechter rees vervolgens de vraag of een exclusieve forumkeuze aan de litispendentieregeling derogeert, zodat de Oostenrijkse rechter als de rechter die zijn rechtsmacht aan een exclusieve forumkeuze ontleent, zich niets behoeft aan te trekken van de eerdere procedure die bij de rechter van een andere lidstaat is aanhangig gemaakt. In zijn arrest heeft het HvJ overwogen dat de laatst aangezochte rechter wiens bevoegdheid krachtens een forumkeuzebeding geldend is gemaakt, niettemin de zaak moet aanhouden totdat de eerst aangezochte rechter zich onbevoegd heeft verklaard (rov. 54). Het HvJ heeft er ook op gewezen dat van de litispendentieregeling niet kan worden afgeweken wanneer de gerechtelijke procedures in de verdragsluitende staat waar het eerst aangezochte gerecht is gevestigd, in het algemeen buitengewoon lang duren (rov. 73). De litispendentieregeling is immers gebaseerd op een chronologische volgorde van de vorderingen die bij verschillende rechters aanhangig worden gemaakt. Het wederzijds vertrouwen waarop de rechtsmachtregeling van de EEX-Vo is gebaseerd, staat het de nationale rechter niet toe om over de voortvarendheid te oordelen waarmee de rechters in een andere lidstaat opereren. Dit arrest heeft de mogelijkheid versterkt om ge- of misbruik te maken van de zgn. Italiaanse torpedo s waarbij een partij om een procedure te traineren een rechter van een lidstaat adieert waar de gerechtelijke molens langzamer malen dan in de lidstaat van de rechter die op basis van de forumkeuze bevoegd is. 34 Dit systeem ondermijnt de werking van een exclusieve forumkeuze. 35 De kritiek op het Gasser/MISAT-arrest heeft geleid tot het opnemen van een bijzondere regeling voor litispendentie waarbij een of meer rechters betrokken zijn die hun rechtsmacht aan een forumkeuze ontlenen. In overweging 22 van de considerans bij de Herschikking wordt dan ook overwogen: Om evenwel de doeltreffendheid van overeenkomsten inzake exclusieve forumkeuze te verbeteren en misbruik van procesrecht te voorkomen, moet een uitzondering op de algemene litispendentieregel worden getroffen met het oog op een bevredigende oplossing voor bepaalde situaties waarin zich een samenloop van procedures kan voordoen. Dat is het geval wanneer een ander dan het bij exclusieve forumkeuze aangewezen gerecht is aangezocht, en vervolgens tussen dezelfde partijen vorderingen voor het aangewezen gerecht worden aangebracht die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. In een dergelijk geval moet het eerst aangezochte gerecht de procedure aanhouden zodra het aangewezen gerecht wordt aangezocht, en wel totdat dit laatste gerecht verklaart 28 Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), PbEU 2008, L 177/6-16. 29 M. Zilinsky, Art. 125, 153-159 Boek 10 BW: Vertegenwoordiging, verbintenissen uit overeenkomst en verbintenissen uit andere bron dan overeenkomst, in: P. Vlas e.a., Hoofdlijnen Boek 10 BW (Internationaal privaatrecht), Den Haag: Sdu 2011, p. 149-158. 30 Vgl. Vlas, GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 8, aant. 7. 31 Strikwerda 2010, nr. 176 (zie noot 26). Zie ook L. Strikwerda, Het toepasselijke recht op de internationale forumkeuzeovereenkomst in het licht van art. 10:154 BW, in: Ibili/Koppenol-Laforce/Zilinsky (red.) 2012, p. 211-219 (i.h.b. p. 219) (zie noot 15). 32 Een dergelijke bepaling ontbreekt in de EEX-Vo. Ingevolge vaste rechtspraak van het HvJ dient een forumkeuze onafhankelijk van de overeenkomst waarvan zij een onderdeel uitmaakt te worden beoordeeld. Vgl. HvJ EG 14 december 1976, zaak 24/76, NJ 1977/446 m.nt. JCS (Colzani/Rüwa). 33 HvJ EG 9 december 2003, C-116/02, NIPR 2004, 36, NJ 2007, 151 m.nt. P. Vlas (Gasser/MISAT). 34 Zie ook Knot 2013, p. 149 (zie noot 4). 35 J.F. Vlek, De nieuwe EEX-regeling inzake forumkeuze en litispendentie, in: J.W. Rutgers & M. Zilinsky (red.), Begrensde vrijheid in het IPR, IPR Thema Reeks 3, Apeldoorn: Maklu 2013, p. 101 en de aldaar aangehaalde literatuur. Zie Heidelberg Report, p. 112. NiPR 2014 Afl. 1 7

De herschikte EEX-Verordening geen bevoegdheid te ontlenen aan de exclusieve forumkeuze. ( ) Het aangewezen gerecht moet aan de behandeling van de zaak kunnen beginnen, ongeacht of het niet-aangewezen gerecht al heeft besloten over aanhouding van de zaak. Deze overweging wordt nader in artikel 31 Herschikking uitgewerkt: ( ) 2. Wanneer een zaak aanhangig wordt gemaakt bij een gerecht van een lidstaat dat op grond van een in artikel 25 bedoelde overeenkomst bij uitsluiting bevoegd is, houdt elk gerecht van de andere lidstaten, onverminderd artikel 26, de uitspraak aan totdat het krachtens de overeenkomst aangezochte gerecht verklaart geen bevoegdheid aan de overeenkomst te ontlenen. 3. Indien het in de overeenkomst aangewezen gerecht zijn bevoegdheid in overeenstemming met de overeenkomst heeft vastgesteld, verklaart elk gerecht van de overige lidstaten zich onbevoegd ten gunste van dat gerecht. ( ) Ter vergroting van de effectieve werking van een exclusieve forumkeuze is dus in de Herschikking de regeling van litispendentie aangepast. Wordt een zaak aanhangig gemaakt bij de rechter van een lidstaat die op basis van een forumkeuze tussen partijen tot kennisneming van geschillen bevoegd is, dan zijn alle rechters uit de overige lidstaten die worden geconfronteerd met een eerder aanhangig gemaakte vordering tussen dezelfde partijen die hetzelfde onderwerp betreft, verplicht om de behandeling van de zaak aan te houden, totdat de op basis van de forumkeuze bevoegde rechter zich onbevoegd heeft verklaard. De nieuwe litispendentieregel geldt overeenkomstig overweging 22 echter niet bij tegenstrijdige forumkeuzes. In dat geval behoudt de algemene litispendentieregel van artikel 29 lid 1 haar werking. Dit betekent dat de laatst aangezochte rechter ambtshalve de behandeling van de zaak moet aanhouden, totdat de eerst aangezochte rechter over zijn rechtsmacht heeft besloten. Staat de bevoegdheid van de eerst aangezochte rechter vast, dan verklaart de laatst aangezochte rechter zich onbevoegd. Een tweede uitzondering op de voorrang van de forumkeuze bij een samenloop van procedures is artikel 31 lid 4 Herschikking. Treedt een werknemer, een consument of een verzekeringnemer als eisende partij op en is de forumkeuzeovereenkomst overeenkomstig Afdeling 3, 4 of 5 ongeldig, dan raakt de procedure die eerder bij de op basis van de forumkeuze bevoegd verklaarde rechter aanhangig is gemaakt, niet de bevoegdheid van de rechter die door een dergelijke zwakke partij is aangezocht. 5. Wijzigingen litispendentieregeling buiten forumkeuze Een litispendentieregeling kan slechts efficiënt werken indien de aangezochte rechter op de hoogte is van de datum waarop de andere rechter is aangezocht. 36 Het nieuw ingevoerde artikel 29 lid 2 Herschikking probeert dit probleem op te lossen door te bepalen dat op verzoek van een gerecht waarbij de zaak is aangebracht door een ander aangezocht gerecht onverwijld aan het eerstbedoelde gerecht [wordt] meegedeeld op welke datum het in overeenstemming met artikel 32 is aangezocht. In de Herschikking is eveneens een regeling voor litispendentie opgenomen bij samenloop van een procedure bij de rechter in een lidstaat en bij de rechter in een derde land. Deze nieuw in artikel 33 en 34 ingevoerde regeling geldt slechts indien de in een lidstaat aangezochte rechter zijn rechtsmacht op artikel 4, 7, 8 of 9 Herschikking baseert. Is een procedure bij een rechter in een derde land aanhangig, dan kan de rechter in de lidstaat in geval van litispendentie de procedure aanhouden. Hiervoor gelden echter twee voorwaarden: (1) het is te verwachten dat de rechter in het derde land een beslissing geeft die voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbaar is in de lidstaat van de aangezochte rechter en (2) deze laatste ervan overtuigd is dat een aanhouding nodig is voor een goede rechtsbedeling. Het doel van deze regeling is een flexibel mechanisme te bieden een procedure met het oog op de goede rechtsbedeling aan te houden. Hierbij houdt de rechter in de lidstaat rekening met de vraag of de beslissing van de rechter uit het derde land in aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in die lidstaat. 37 Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van goede rechtsbedeling moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Welke omstandigheden relevant zijn, geeft de verordening niet aan. Wel kan de rechter rekening houden met het feit dat de rechter in het derde land exclusief bevoegd is in omstandigheden waarin een gerecht in een lidstaat exclusief bevoegd zou zijn. 38 Deze nieuwe litispendentieregeling beoogt dus de rechter in een lidstaat de mogelijkheid te geven zich ten gunste van een rechter in een derde land onbevoegd te verklaren in de gevallen waarin deze laatste beter geëquipeerd is tot behandeling van het geschil tussen partijen. Ingevolge artikel 33 lid 3 resp. artikel 34 lid 3 beëindigt de rechter van een lidstaat de procedure indien de procedure in het derde land is afgerond en tot een beslissing heeft geleid die voor erkenning en tenuitvoerlegging in die lidstaat in aanmerking komt. Eveneens wordt aan de rechter in een lidstaat ter voorkoming van onnodige vertraging een middel gegeven om de procedure voort te zetten. Blijkt dat de andere procedure is aangehouden of beëindigd of dat de beslissing waarschijnlijk niet voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt of wordt dit door een goede rechtsbedeling vereist, dan mag de rechter in een lidstaat op elk moment de procedure voortzetten. 39 6. Erkenning en tenuitvoerlegging: afschaffing van exequatur De erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken in de Europese Unie kent op dit moment drie systemen. 40 Het eerste systeem is het systeem van de EEX-Vo op grond waarvan een rechterlijke beslissing afkomstig uit de ene lidstaat automatisch in de andere lidstaten wordt erkend. De tenuitvoerlegging van de beslissing behoeft wel een verklaring van uitvoerbaarheid, ook als exequatur aangeduid, op basis van de verordening. Het exequatur wordt door de rechter in de lidstaat van tenuitvoerlegging afgegeven. Het tweede systeem is het systeem van de EET-Verordening. 41 Op basis van deze verordening kan een rechterlijke beslissing in de lidstaat van herkomst als Europese Executoriale Titel (hierna: EET) worden gewaarmerkt. 36 Vgl. Heidelberg Report, p. 116. 37 Overweging 23 van de considerans. 38 Overweging 24 van de considerans. 39 Zie ook Nielsen 2013, p. 516 (zie noot 4). 40 M. Zilinsky, Afschaffing van het exequatur onder het voorstel tot herschikking van de EEX-Verordening: een hybride tussenvorm, WPNR (2011) 6892, p. 543-547. 41 Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen, PbEG 2004, L 143/15. Zie meer M. Zilinsky, De Europese Executoriale Titel, diss. VU Amsterdam, Serie Burgerlijk Proces & Praktijk III, Deventer: Kluwer 2005. 8 2014 Afl. 1 NiPR

M. Zilinsky Voor tenuitvoerlegging in een andere lidstaat is slechts een certificaat op basis van de EET-Verordening uit de lidstaat van herkomst vereist. Een verklaring van uitvoerbaarheid van de rechter in de lidstaat van tenuitvoerlegging is niet meer nodig. 42 Het derde systeem is het systeem dat door de EBB- en de EPGV-Verordening in het leven is geroepen. 43 Deze verordeningen introduceren in alle lidstaten, met uitzondering van Denemarken, twee geharmoniseerde procedures. Een rechterlijke beslissing die op grond van deze procedures wordt verkregen behoeft noch een EET noch een exequatur bij een tenuitvoerlegging in een andere lidstaat. Een verdere vereenvoudiging van grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in de Europese Unie staat al langer op de agenda in Brussel. 44 Het voornaamste doel is het afschaffen van de intermediaire exequaturprocedure en het invoeren van een systeem van full faith and credit voor rechterlijke beslissingen in de Europese Unie. Het wederzijds vertrouwen in elkaars rechtspraak brengt immers mee dat een dergelijke procedure overbodig is. 6.1 Erkenning en tenuitvoerlegging onder de EEX-Vo De EEX-Vo gaat uit van een automatische erkenning van rechterlijke beslissingen. Ten opzichte van de exequaturregeling in haar voorganger, het EEX-Verdrag, is de regeling in de EEX-Vo vereenvoudigd. Weliswaar moet een exequatur in een procedure bij de rechter in de lidstaat van tenuitvoerlegging worden verzocht, maar deze rechter voert slechts een marginale toets uit. De rechter mag niet ambtshalve de weigeringsgronden voor de tenuitvoerlegging toetsen. De toetsing van de rechter is beperkt tot de formaliteiten van de artikelen 53 en 54 EEX-Vo en tot de vraag of sprake is van een rechterlijke beslissing die onder het toepassingsgebied van de verordening valt. Eerst nadat de wederpartij een rechtsmiddel conform artikel 43 EEX-Vo heeft ingesteld, komt de toetsing van de weigeringsgronden aan de orde. Tevens geldt dat slechts die gronden aan de orde mogen komen, die door de belanghebbende partij naar voren zijn gebracht. Ook in de fase van het rechtsmiddel is het de rechter niet toegestaan een ambtshalve onderzoek naar de weigeringsgronden te verrichten. 6.2 Erkenning en tenuitvoerlegging onder het Voorstel Een Interne Markt noopt tot het afschaffen van het exequatur, aldus de Europese Commissie in de toelichting bij het Voorstel. 45 De assessments die zijn uitgevoerd ter voorbereiding van het Voorstel tonen aan dat de exequaturprocedure onnodig lang duurt en te veel kosten met zich brengt. Mede gezien het feit dat in de meeste gevallen geen rechtsmiddel tegen het verleende exequatur wordt ingesteld, meende de Europese Commissie dan ook dat de exequaturprocedure moet worden afgeschaft. 46 Het hierdoor verbeterde vrije verkeer van rechterlijke beslissingen versterkt het vrije verkeer van personen, kapitaal, goederen en diensten. Het Voorstel hinkte op twee gedachten. Aan de ene kant werd de exequaturprocedure afgeschaft. Aan de andere kant werd deze procedure behouden voor een tweetal rechterlijke beslissingen: beslissingen in smaadprocedures en beslissingen in groepsacties. Als argument voor het behoud van de exequaturprocedure in deze twee situaties werd opgemerkt dat de regelingen in de lidstaten op deze terreinen nog te divers zijn, zodat niet gesproken kan worden van wederzijds vertrouwen in elkaars rechtspraak. Dat dit geen steekhoudend argument is, moge duidelijk zijn. Reeds onder de EEX-Vo, evenals dat het geval was onder het EEX-Verdrag, mogen verschillen in het materiële recht van de lidstaten niet tot een weigering van de erkenning leiden. Er geldt een verbod van révision au fond. 47 Wat betreft de overige rechterlijke beslissingen die onder het toepassingsgebied van het Voorstel vielen, werd de automatische erkenning van uitvoerbare rechterlijke beslissingen behouden. De automatische erkenning had onder het Voorstel als gevolg dat een uitvoerbare beslissing van een rechter van een lidstaat van rechtswege een verlof tot het leggen van bewarende maatregelen in de lidstaat van tenuitvoerlegging inhield. Dit leverde een verbetering op ten opzichte van de EEX- Vo, omdat onder de geldende EEX-Vo een dergelijk verlof afzonderlijk moet worden verzocht, tenzij reeds een exequatur is verleend. Het exequatur houdt immers ingevolge artikel 47 lid 2 EEX-Vo ook een dergelijk verlof in. Wat betreft de tenuitvoerlegging schafte het Voorstel het exequatur af. Een beslissing gegeven door de rechter van een lidstaat werd in een andere lidstaat gelijkgesteld aan een beslissing van de rechter van die staat. Ter bescherming van de wederpartij voerde het Voorstel drie rechtsmiddelen in. Allereerst, het rechtsmiddel van heroverweging in de lidstaat van herkomst van de ten uitvoer te leggen beslissing. 48 Het tweede rechtsmiddel was de mogelijkheid om in de lidstaat van tenuitvoerlegging beroep te doen op strijdigheid van de erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissing met de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan het recht op een onpartijdig gerecht. En tot slot bestond de mogelijkheid voor de belanghebbende om in de lidstaat van tenuitvoerlegging de onverenigbaarheid van de ten uitvoer te leggen beslissing met een andere rechterlijke beslissing in te roepen. Dit leek een restant van de onder de EEX-Vo bestaande procedure op rechtsmiddel tegen een verklaring van uitvoerbaarheid. Het omslachtige en onduidelijke rechtsmiddelensysteem van het Voorstel heeft tot veel kritiek geleid. 49 Tevens hadden de meeste lidstaten, waaronder Nederland, met name bezwaar gemaakt tegen het afschaffen van de openbare orde als een mogelijke weigeringsgrond voor de erkenning van een rechterlijke beslissing. 50 6.3 Erkenning en tenuitvoerlegging onder de Herschikking Onder de Herschikking is het onderscheid verlaten tussen de beslissingen uit smaadprocedures en uit groepsacties enerzijds en beslissingen uit overige procedures anderzijds. De Herschikking schaft het exequatur af voor alle rechterlijke beslissingen die onder het toepassingsgebied van de regeling vallen. 51 Zo bepaalt overweging 26 van de considerans dan ook: 42 De EET-Verordening geldt niet in Denemarken. Vgl. art. 2 lid 3 EET-Vo. 43 Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure, PbEU 2006, L 399/1-32 en Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, PbEU 2007, L 199/1-22. 44 Zie M.I. Hazelhorst & X.E. Kramer, Afschaffing van het exequatur in Brussel I: daadwerkelijke verbetering of politiek gebaar, TCR 2013, p. 37-46. 45 Voorstel, p. 6. 46 Voorstel, p. 6. 47 Art. 45 EEX-Vo. Zie ook Zilinsky 2011, p. 546 (zie noot 40). 48 Vgl. art. 19 EET-Vo, art. 20 EBB-Vo en art. 18 EPGV-Vo. 49 Zie Zilinsky 2011, p. 545-546 (zie noot 40) en Hazelhorst/Kramer 2013, p. 39 (zie noot 44). 50 Reactie op het Groenboek Brussel I, COM(2009) 175 def. alsmede Kamerstukken 2010-2011, 32582, nr. 3, p. 2. 51 Ingevolge art. 58 t/m 60 Herschikking wordt het exequatur ook afgeschaft voor de tenuitvoerlegging van uitvoerbare, in een lidstaat verleden authentieke akten en uitvoerbare, in een lidstaat goedgekeurde of getroffen gerechtelijke schikkingen. Als voorwaarde geldt dat dergelijke akten en schikkingen onder het toepassingsgebied van de verordening moeten vallen. NiPR 2014 Afl. 1 9