Duurzaam bodembeheer in Delft

Vergelijkbare documenten
Besluit Bodemkwaliteit Flevoland

Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

Notitie. wonen; industrie; landbouw, natuur (Achtergrondwaarde).

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Notitie bodemfunctieklassenkaart. : Gemeente Heeze-Leende

Discussies over het Besluit bodemkwaliteit in de dagelijkse praktijk

Wilt u grond ontgraven of toepassen? Past u puingranulaat toe in (weg)funderingen? Verspreidt u baggerspecie op de kant?

BROCHURE. GRONDVERZET Gemeente HOUTEN. 1 september 2009 Gemeente Houten Afdeling VTH

Notitie. Wonen Industrie Achtergrondwaarde (landbouw, natuur)

INLEIDING. Wat is het Besluit bodemkwaliteit?

Nota Bodembeheer gemeente Rijswijk, Besluit bodemkwaliteit

Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten

NOTA BODEMBEHEER. omslag bodembeheer.indd :36:32

Spelregels grondverzet

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Veldgids Bodembeheer Regio NO-Brabant

Bodemkwaliteitskaart gemeente Twenterand

I I I. Gemeente Heerde.

Begrippen en gebruikte afkortingen

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART GEMEENTE NOORDENVELD

Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas. - Toelichting -

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

Bodemfunctiekaart Wierden

Nota bodembeheer. Definitief

In opdracht van de gemeente Hattem heeft Tauw een bodemfunctiekaart opgesteld. Deze notitie vormt de toelichting bij de gemaakte keuzes.

Notitie Bodemfunctiel<lasseni<:aart gemeente Teylingen

BODEMFUNCTIEKLASSENKAART WAALRE

Wijzigingsblad bij de nota bodembeheer gemeente Den Helder versie mei 2012

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden.

MARMOS Bodemmanagement

HANDREIKING GRONDVERZET

Grondstromenbeleid en bodemkwaliteitskaart

Bodembeheer gemeente Waalwijk. projectnr juli 2013, revisie van 35

mi in HI ui in iii iii nu i Raad d.d.\u <( l^> Aan de gemeenteraad Agendapunt: 6.1/ Documentnr.: RV Roden, 9 januari 2013 Onderwerp

Bodembeheer Regio Voorne-Putten

Bijlage 1: Normering Regeling bodemkwaliteit (inclusief gewijzigde normen per april 2009)

Programma uur: Ontvangst

Bodembeheernota Eersel. Voorwaarden voor grondverzet

Gemeente Katwijk (ZH) Nota Bodembeheer gemeente Katwijk (ZH)

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit

Bouwstoffen. Het Besluit streeft naar duurzaam bodembeheer. Daarom stelt het. Besluit randvoorwaarden aan het toepassen van bouwstoffen op

4 Generieke toepassingseisen Toepassen op landbodem Verspreiden baggerspecie over aangrenzende percelen...19

Rapport Bodembeheernota regio West Friesland. Projectnr juni 2011, revisie 01

Cursus BKK Milieuadviesdienst 1

HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit

Gemeente Wierden. Bodemkwaliteitskaart wegbermen en buitengebied gemeente Wierden

Gemeente ř Bergen op Zoom

* *

Handreiking Grondverzet

Schema 1: Overzicht toezichtvragen Kwalibo

G R O N D V E R Z E T m e t b o d e m k w a l i t e i t s k a a r t e n

Milieusamenwerking Regio Arnhem (MRA), Behandeld door Ingrid Romkes. E Ingrid.Romkes@MWHGlobal.COM Van

TOELICHTING BESLUIT BODEMKWALITEIT

Meldingsformulier Besluit Bodemkwaliteit Meldingsnummer:

Twents beleid veur oale groond. Nota bodembeheer

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

Addendum 2017 bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik. versie 4 januari 2011

MARMOS Bodemmanagement

Meldingsformulier Besluit Bodemkwaliteit. 1. Algemene gegevens van de toepasser (eigenaar of opdrachtgever) Naam Straat Nummer Toevoeging

Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2019 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007

Bodemkwaliteitskaart

ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART

Gemeente Wierden. Nota bodembeheer

NOTA BODEMBEHEER Gemeente Schouwen-Duiveland

advies- en ingenieursbureau RPS 11 april 2013, Den Bosch Peter Moerman Peter Broers rps.nl

Nota bodembeheer gemeente Pijnacker- NootdorpX

Nota Bodembeheer Gemeente Steenbergen

Nota Bodembeheer Regels en voorwaarden voor grondverzet binnen de gemeente Best

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties

3. Bodemfunctiekaart en bodemkwaliteitskaart Bodemfunctiekaart Bodemkwaliteitskaart 13

projectnr SenterNovem taakveld Bodem+ 18 december 2009, revisie 00 Bodembeheer regio Brabant rpt bbn.doc

Nota bodembeheer regels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem. Gemeente Ten Boer

Bodemkwaliteitskaart Gemeente Waalwijk, actualisatie 2011

Nota Bodembeheer Helmond

MARMOS bodemmanagement INHOUDSOPGAVE

Aan de Raad. Nota bodembeheer. VROM - Milieu / LK Besluitvormend

=287(/$1'(karakterisering dorpskern voor bodemkwaliteitszone s

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

Nota bodembeheer. Gemeente Hof van Twente. Twents beleid veur oale groond

Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart regio Noordwest Utrecht

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

TEKSTREGEL TEKSTREGEL BODEMFUNCTIE KLASSENKAART WEERT

Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie

Samenvatting. 2 Functieklassenkaart en bodemkwaliteitskaart 13

Bodembeheernota Omgevingsdienst West Holland Deel B Gebiedsspecifiek beleid gemeente Nieuwkoop

Bodembeheer regio west Brabant

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Colofon. Datum van uitgave: December Contactadres: Beneluxweg SJ Oosterhout Postbus AA Oosterhout

Bodembeheernota Deurne. Voorwaarden voor grondverzet

Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart regio Noordwest Utrecht

Nota Bodemfunctieklassekaarten Regio Centraal-West Groningen

MARMOS. Nota Bodembeheer voor de landbodem van de Gemeente Borsele. Definitief. Bodemmanagement

Transcriptie:

Duurzaam bodembeheer in Delft Nota Bodembeheer gemeente Delft Delft, 12 november 2009 Opgesteld door: Mevr. S. Steennis, Mevr. C. Walet 1

Inhoudsopgave 1 SAMENVATTING...2 2 INLEIDING...5 2.1 ALGEMEEN...5 2.2 DOEL...5 2.3 VASTSTELLING...5 3 DELFTSE BODEM...6 3.1 WETTELIJK KADER...6 3.2 BELEIDSKEUZE DELFT...6 4 ZONERING...9 4.1 ZONERING...9 4.2 BEPALING GEBIEDSEIGEN BODEMKWALITEIT EN BODEMKWALITEITSKLASSE...9 4.3 BODEMFUNCTIEKLASSEN...9 4.3.1 Infrastructuur...11 4.3.2 Gevoelige bestemmingen...11 5 LOKALE NORMEN...12 5.1 LOKALE MAXIMALE WAARDEN...12 5.2 NIET GENORMEERDE STOFFEN...13 5.3 RISICOTOETS...14 5.4 LMW ALS TERUGSANEERWAARDE...15 6 GRONDVERZET...16 6.1 BODEMTOETS...16 6.2 BODEMVREEMD MATERIAAL EN ASBEST...17 6.3 GRONDVERZET OP BASIS VAN BODEMKWALITEITSKAART...17 6.4 GRONDVERZET NIET OP BASIS VAN DE BODEMKWALITEITSKAART...18 6.4.1 Verdachte en gesaneerde locaties...18 6.4.2 Herkomst of toepassing van een partij grond dieper dan 2 m mv...18 6.4.3 Grond afkomstig uit een bestaand werk of grootschalige bodemtoepassing...18 6.4.4 Grond afkomstig van buiten de gemeente Delft...18 6.5 GROOTSCHALIGE TOEPASSINGEN...19 6.6 TIJDELIJKE UITNAME...20 6.7 OPSLAG...20 6.8 BEWIJSMIDDELEN...21 7 BOUWSTOFFEN...22 7.1 DEFINITIE...22 7.2 REIKWIJDTE...22 7.3 CATEGORIEËN BOUWSTOFFEN...22 7.4 KWALITEITSEISEN...23 7.5 TOEPASSINGEN...23 7.5.1 Nieuwe bouwstoffen...23 7.5.2 Tijdelijke uitname van bouwstoffen...23 7.5.3 Hergebruik van bouwstoffen in een ander werk...24 7.5.4 Verwijdering van bouwstoffen...24 8 UITVOERING...25 8.1 KWALIBO...25 8.2 BEVOEGDHEDEN EN HANDHAVING...25 8.3 MELDEN...25 LITERATUUR BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN 2

Bijlagen 1. Toelichting wettelijk beleidskader 2. Toelichting bewijsmiddelen 3. Overzicht toepassingen en opslag 4. Resultaten RTB 5. Tabel toets bodemkwaliteit (P80-BKK2005) aan generieke normen 6. Tabel overzicht kwaliteit, functie, doelstelling per zone 7. Tabel uitwerking LMW (a) bovengrond (b) ondergrond 8. Tabel mogelijkheden grondverzet (a) totaal (b) bovengrond (c) ondergrond Kaarten 1. Zonering BKK2005 2. Functiekaart 3. Toepassingskaart bovengrond 4. Toepassingskaart ondergrond 5. Kaart indeling stedelijk/landelijk gebied 3

1 Samenvatting In 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. Hiermee is het landelijke kader voor het toepassen van bouwstoffen, grond en bagger gewijzigd. In deze bodembeheernota geeft de gemeente Delft aan hoe moet worden omgegaan met grondverzet binnen de gemeente. Kaders Besluit Bodemkwaliteit In het Besluit Bodemkwaliteit is aangegeven onder welke omstandigheden grond vrij mag worden toegepast. Dit wordt bepaald op basis van de functie van de locatie en de bodemkwaliteit. De gemeente heeft de mogelijkheid om zelf eigen beleidsregels vast te stellen met betrekking tot grondverzet: dit wordt gebiedsspecifiek beleid genoemd. Als de gemeente geen eigen beleidsregels stelt, valt men terug in de landelijk gestelde regels en normering: het generieke beleid. Delftse beleidskader Op de korte termijn wordt een aantal ontwikkelingen tot uitvoering gebracht waarbij veel grond vrij zal komen. De mate van grondverzet en het gebruik van de bodem (moestuinen, speelplaatsen) kan worden beperkt door de aanwezigheid van verontreinigingen. Maar niet elk bodemgebruik stelt dezelfde eisen aan de bodemkwaliteit. Zo hoeft de milieuhygiënische kwaliteit van een industrieterrein niet gelijk te zijn aan die van een woongebied. De bodem kan geschikt gemaakt worden voor de toekomstige functie, maar er kan in de planfase van een ontwikkeling ook rekening worden gehouden met de huidige chemische kwaliteit van de bodem. Met een gebiedsspecifiek beleidskader kunnen de kwaliteit, het gebruik en het beheer van de bodem op elkaar af worden gestemd. Daarnaast ambieert de gemeente een beleidskader dat; - De huidige bodemkwaliteit handhaaft; - De mogelijkheden voor grondverzet verruimt; - Faciliterend werkt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen en; - Praktisch uitvoerbaar is. Op basis van de geïnventariseerde gegevens heeft Delft gekozen voor het uitwerken van een gebiedsspecifiek beleidskader voor het gehele grondgebied. Dit heeft als voordeel dat de toepassingseisen kunnen worden afgestemd op de doelstellingen voor een bepaald gebied. De mogelijkheden voor grondverzet worden hiermee verruimd. De toepassingseisen worden in het gebiedsspecifieke kader van het Besluit Bodemkwaliteit de Lokale Maximale Waarden genoemd. 2

Bodemfuncties Het grondgebied van Delft kan algemeen worden ingedeeld in 3 gebiedsspecifieke bodemfuncties: - Wonen met stadstuin: dichtbebouwd stedelijk gebied met kleine tuinen, die primair worden gebruikt als siertuin; - Kantoren, bedrijven, bebouwing: dicht bebouwd stedelijk gebied zonder tuin; het gaat met name om bedrijventerreinen, kantorencomplexen en geheel verharde/bebouwde terreinen. - Groen: groene gebieden met een zekere ecologische waarde; het gaat met name om sporten recreatieterreinen en stadsparken. De indeling van bovenstaande bodemfuncties is weergegeven in de functiekaart (kaart 2). Daarnaast worden verspreid over het grondgebied van de gemeente de functies Infrastructuur en gevoelige bestemmingen zoals kinderspeelplaatsen onderscheiden. Hiervoor zijn afwijkende normen opgesteld. Lokale Maximale Waarden In het gebiedsspecifiek kader kan een bodembeheerder per deelgebied en per stof Lokale Maximale Waarden (LMW) kiezen. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke verontreinigingssituatie en het daadwerkelijke gebruik van de bodem. Met het bepalen van de LMW per zone heeft de gemeente invulling gegeven aan de ambities voor het lokale bodembeleid. De uitwerking van de LMW is opgenomen in bijlage 7. Geconcludeerd kan worden dat de huidige bodemkwaliteit bij het hanteren van de LMW over het algemeen gehandhaafd blijft. Voor enkele gebieden is een uitzondering gemaakt. In de zones 6 (Binnenstad) en 7a (Schieoevers NO) wordt door toepassing van de LMW gestreefd naar een bodemkwaliteitsverbetering. Zones 3 (Schieoevers ZW), 4 (Delftech) en 15 (Technopolis) hebben LMW passend bij de functie Kantoren, bedrijven, bebouwing gekregen. De LMW voor de zones 12 (Hof van Delft) en 13 (Tanthof, Buitenhof, Voorhof) passen bij de functie Wonen met stadstuin. In deze zones is een beperkte kwaliteitsverandering toegestaan. Dit om het grondverzet tussen de zones te vereenvoudigen zonder dat er een ingrijpende verslechtering van de bodemkwaliteit ontstaat. In een aantal zones betekenen de gekozen LMW een verruiming ten opzichte van het generieke beleid. In die gevallen moet worden onderbouwd dat de waarden niet tot onaanvaardbare risico s leiden en dat de bodemkwaliteit geschikt blijft voor de functie die de bodem heeft. Voor het bepalen van de gevolgen van de gekozen LMW is de Risicotoolbox ontwikkeld. Uit de interpretatie van de Risicotoolbox-berekeningen blijkt dat de gekozen LMW in Delft niet leiden tot onacceptabele risico s. In bijlage 8 zijn de mogelijkheden voor (vrij) grondverzet weergegeven. De LMW gelden bij de uitvoering van een bodemsanering ook als terugsaneerwaarde. 3

Grondverzet De gemeente is het bevoegd gezag voor het toepassen van grond, bagger en bouwstoffen op land. In bijlage 3 is een overzicht van veel voorkomende toepassingen en opslag en het bijbehorende meldingsregime opgenomen. Toepassingen van grond en baggerspecie dienen allemaal te worden gemeld bij het meldpunt Bodemkwaliteit: www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl Er is een aantal uitzonderingen. Toepassingen die niet gemeld hoeven worden zijn: - Toepassingen waarbij schone grond wordt gebruikt, in een hoeveelheid minder dan 50 m 3. Bij hoeveelheden schone grond groter dan 50 m 3 geldt dat de toepassingslocatie éénmaal gemeld moet worden; - Toepassingen door particulieren; - Toepassingen waarbij baggerspecie uit een watergang wordt verspreid over het aangrenzende perceel. Bouwstoffen Een bouwstof is in principe een steenachtig materiaal waarin het totale gehalte aan silicium, calcium en aluminium samen meer dan 10 (gewichts)procent is. Bouwstoffen in het kader van het Besluit worden altijd toegepast in een werk. Een werk is een functionele en nuttige toepassing van een bouwstoffen op of in de bodem of in oppervlaktewater. Het Besluit maakt onderscheid in drie categorieën bouwstoffen: - Vormgegeven bouwstoffen; de kleinste eenheid van het materiaal moet ten minste een volume hebben van 50 cm 3 en het materiaal moet duurzaam vormvast zijn. - Niet-vormgegeven bouwstoffen zonder isolatie-, beheers- en controle (IBC)-maatregelen; bouwstoffen die niet voldoen aan de eisen voor vormgegeven bouwstoffen vallen in de categorie niet-vormgegeven bouwstoffen. - IBC-bouwstoffen; IBC-bouwstoffen zijn niet-vormgegeven bouwstoffen die alleen mogen worden toegepast met IBC-maatregelen, omdat dit anders leidt tot teveel emissies naar het milieu. De normen voor bouwstoffen bestaan uit maximale samenstellings- en emissiewaarden. Wanneer een partij bouwstoffen niet aan deze normen voldoet, is sprake van een afvalstof. De kwaliteit van een partij bouwstoffen moet worden aangetoond met een milieuhygiënische verklaring. Naast een bewijsmiddel moet ook een afleveringsbon bij de partij aanwezig zijn. In bijlage 3 zijn tevens de veel voorkomende toepassingen en opslagmogelijkheden voor bouwstoffen opgenomen. Kwalibo Belangrijk onderdeel van het Besluit is de borging van de kwaliteit: Kwalibo. Dit staat voor kwaliteitsborging in het bodembeheer. Hierbij is het essentieel dat gekwalificeerde personen en instellingen de werkzaamheden uitvoeren. Het gaat hierbij om erkenningen van bedrijven, persoonsregistratie en functiescheiding. De actuele lijsten met erkenningen van bedrijven en personen zijn te vinden op de site van Bodem+ (www.bodemplus.nl). 4

2 Inleiding 2.1 Algemeen Deze Nota Bodembeheer is opgesteld door de gemeente Delft, met ondersteuning van VROM (Impuls Lokaal Bodembeheer). De nota vormt de basis voor de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit [1] (vanaf nu genoemd het Besluit) in de organisatie van de gemeente Delft. In deze bodembeheernota geeft de gemeente Delft aan hoe moet worden omgegaan met grondverzet binnen de gemeente. Het landelijke kader voor het toepassen van bouwstoffen, grond en bagger is vastgelegd in het Besluit met de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit [2]. Het Besluit is in 2008 gefaseerd in werking getreden. Met de komst van het Besluit is het Bouwstoffenbesluit [3] vervallen en zijn de regels voor het toepassen van grond en bagger gewijzigd. In het Besluit is aangegeven onder welke omstandigheden grond vrij mag worden toegepast. Dit wordt bepaald op basis van de functie van de locatie en de bodemkwaliteit. Daarnaast heeft de gemeente de mogelijkheid om zelf beleidsregels vast te stellen met betrekking tot grondverzet: dit wordt gebiedsspecifiek beleid genoemd. Als de gemeente geen eigen beleidsregels stelt, valt men terug in de landelijk gestelde regels en normering: het generieke beleid. 2.2 Doel In de bodembeheernota is het beleid voor het grondverzet voor de gemeente Delft beschreven. Hierdoor worden grondstromen (met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit) zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en wordt de afvoer van grond naar buiten de gemeentegrenzen zoveel mogelijk beperkt. Het beleid is zodanig afgewogen dat milieuhygiënisch verantwoord met grondstromen wordt omgegaan. 2.3 Vaststelling De bodembeheernota is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Delft. Hiervoor is een uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd. Dit betekent dat iedere belanghebbende bij de besluitvorming betrokken is geweest via een inspraakprocedure. De nota is in principe vastgesteld voor een periode van 5 jaar. De actualisatie van de Bodemkwaliteitskaart [4] zal later plaatsvinden. Reden hiervoor is dat er nog onvoldoende gegevens zijn van de nieuwe stoffen uit het standaardpakket. 5

3 Delftse bodem De normstelling voor het toepassen van grond en bagger is met het Besluit Bodemkwaliteit vernieuwd. De normen waarborgen het gebruik en de kwaliteit van de bodem in relatie tot de risico s die een toepassing met zich mee kan brengen. Er kunnen lokale normen worden vastgesteld, zodat beter rekening kan worden gehouden met specifieke situaties en omstandigheden. In dit hoofdstuk worden het wettelijke kader en de invulling van de gemeente Delft met betrekking tot het Besluit toegelicht. 3.1 Wettelijk kader Op 1 januari 2008 is het Besluit gefaseerd in werking getreden. Het Besluit regelt de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen en vervangt het Bouwstoffenbesluit. De regels voor toepassen op waterbodem of in oppervlaktewater zijn vanaf 1 januari 2008 in werking getreden. Vanaf 1 juli 2008 zijn de regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en bagger op landbodem in werking getreden. In het Besluit Bodemkwaliteit staan de kwaliteitseisen waaraan grond, baggerspecie en bouwstoffen moeten voldoen, wanneer deze op of in de bodem of het oppervlaktewater worden toegepast. In de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit [3] is op verschillende onderdelen een nadere invulling van het Besluit gegeven. Het Besluit geeft de lokale (water)bodembeheerders de mogelijkheid te kiezen tussen een landelijk (generiek) beleid en een gebiedsspecifieke invulling: het gebiedsspecifieke beleid. Een verdere toelichting op het wettelijke kader is opgenomen in bijlage 1. Het Besluit bodemkwaliteit is niet van toepassing op gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervoor is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Zorgplicht Onder alle omstandigheden moet bij het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen de wettelijke zorgplicht in acht worden genomen. De zorgplicht betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat nadelige gevolgen kunnen optreden als gevolg van een toepassing, maatregelen moet nemen om verontreiniging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. 3.2 Beleidskeuze Delft Bodemkwaliteit In de gemeente Delft vindt veel grondverzet plaats. In de meeste gevallen is de vrijkomende grond in enige mate verontreinigd als gevolg van een diffuus verontreinigde stedelijke ophooglaag. Met kennis van de algemene kwaliteit kan beoordeeld worden of er risico s zijn bij (een voorgenomen) gebruik van de bodem [5]. Verontreinigingen kunnen beperkend zijn voor het gebruik van de bodem (moestuinen, drinkwatervoorziening etc.) en de mate waarin grondverzet mogelijk is. Niet elk bodemgebruik stelt dezelfde eisen aan de bodemkwaliteit. Zo hoeft de milieuhygiënische kwaliteit van een industrieterrein niet gelijk te zijn aan die van een woongebied. De bodem kan geschikt gemaakt worden voor de toekomstige functie, maar er kan in de planfase van een ontwikkeling ook rekening worden gehouden met de huidige chemische kwaliteit van de bodem. Met een gebiedsspecifiek beleidskader kunnen de kwaliteit, het gebruik en het beheer van de bodem op elkaar af worden gestemd. 6

Toetsing generiek kader In het generieke kader moet bij toepassing van een partij grond of baggerspecie een dubbele toets worden uitgevoerd. De partij moet worden getoetst aan de bodemkwaliteitsklasse en de bodemfunctieklasse ter plaatse. De bodemkwaliteit is vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart, de bodemfuncties zijn vastgelegd in een functiekaart. Bij de dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond of baggerspecie moet voldoen aan de strengste norm. Grondverzet zonder aanvullende keuring naar zones binnen het beheergebied is in het generieke kader alleen toegestaan indien de gemiddelde waarde van alle stoffen uit de zone van herkomst voldoet aan de toepassingseis in de betreffende zone. Bij toepassing van het generieke beleid zouden de bodemkwaliteitszones binnen de gemeente Delft overwegend worden ingedeeld in de klassen AW en Wonen. Om te voldoen aan de normen voor deze klassen dienen de toetsingsregels te worden toegepast. De toetsingsregels voorkomen dat een gebied op basis van de overschrijding van één parameter wordt ingedeeld in een hogere bodemkwaliteitsklasse. Dit zou in de praktijk de ongewenste situatie kunnen opleveren dat ook voor alle overige stoffen minder strenge eisen gelden en de concentraties kunnen toenemen tot bijvoorbeeld de maximale waarde industrie. Hierdoor zou de bodemkwaliteit van een gebied verslechteren. De bodemkwaliteitszones in het beheergebied van Delft voldoen op basis van de gemiddelde waarde van alle stoffen niet aan de klassen AW of Wonen. Daarom is grondverzet zonder keuring in het generieke beleid in de meeste gevallen niet toegestaan. Afbeelding 1 Ontwerpschets project Spoorzone 7

Toetsing gebiedsspecifiek kader De voornaamste ruimtelijke ontwikkelingen binnen Delft voor de korte termijn zijn: - Spoorzone: hierbij komt circa 1.200.000 m 3 grond vrij; - Diverse (relatief kleinschalige) rioolreconstructies; - Diverse (relatief kleinschalige) infrastructurele projecten; - Diverse (relatief kleinschalige) saneringsprojecten. Gezien de geplande ontwikkelingen wordt er de komende jaren een groot overschot aan grond verwacht. De toepassingsmogelijkheden binnen de gemeente zijn beperkt. De gemeente streeft ernaar binnen het lokale bodembeleid de mogelijkheden om grond toe te passen maximaal uit te werken. Het hanteren van een gebiedsspecifiek beleidskader, waarbij de toepassingseisen voor grondverzet worden gebaseerd op de doelstellingen voor het gebied, kan daarbij een verruiming van de mogelijkheden voor grondverzet betekenen. Ambities De ambities van de gemeente zijn leidend bij het invullen van het beleidskader voor Delft. De gemeente streeft naar: - Binnen de gemeentegrenzen het behoud van de huidige bodemkwaliteit; - Handhaven dan wel verruimen van de mogelijkheden voor grondverzet; - Een beleid dat faciliterend werkt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen en; - Een praktisch uitvoerbaar beleidsplan. Beleidskeuze Op basis van de geïnventariseerde gegevens heeft Delft gekozen voor het uitwerken van een gebiedsspecifiek beleidskader voor het gehele grondgebied. Dit heeft als voordeel dat de toepassingseisen kunnen worden afgestemd op de doelstellingen voor een bepaald gebied. De mogelijkheden voor grondverzet worden hiermee verruimd. Bij het uitwerken van een gebiedsspecifiek beleid is het opstellen van een functiekaart geen verplichting. In de praktijk is het gewenst de functies in het beheergebied vast te leggen. De functies vormen namelijk de basis voor de toepassingseisen en terugsaneerwaarden. Delft heeft daarom wel een functiekaart opgesteld. Een nadere toelichting op de functiekaart is opgenomen in hoofdstuk 4. Voor de onderdelen bouwstoffen en toepassingen in oppervlaktewater is er geen mogelijkheid voor het uitwerken van een gebiedsspecifiek kader. Derhalve wordt het generieke beleid gevolgd. Het kader voor bouwstoffen is verder opgenomen in hoofdstuk 7. 8

4 Zonering 4.1 Zonering De vastgestelde bodemkwaliteitskaart uit 2005 (BKK2005) beschrijft op basis van gebiedshistorie en statistiek de gebiedseigen bodemkwaliteit van de zone. Het grondgebied van Delft is op basis van de BKK2005 ingedeeld in 20 bodemkwaliteitszones (kaart 1). Deze zonering is als basis gebruikt bij de uitwerking van onderhavig beleid. Op de hierna genoemde punten is afgeweken van de zonering BKK2005. Niet gezoneerde gebieden In de BKK2005 is een aantal niet gezoneerde gebieden opgenomen. Het gaat met name om grootschalig gesaneerde gebieden. Bij het uitwerken van het gebiedsspecifieke beleid zijn deze gebieden zijn op basis van het huidige gebruik opgenomen in bestaande zones. Splitsing zone 7 Zone 7 is opgesplitst. Het noordelijke deel (Buitenwatersloot, Delfgauwseweg en Schieoevers NO tot aan de Nieuwe Haven) heeft als huidige functie Wonen met stadstuin, het zuidelijke deel (Schieoevers NO ten zuiden van de Nieuwe Haven) is in gebruik als bedrijfsterrein. Deze duidelijke functiescheiding heeft geleid tot de splitsing van zone 7 in zone 7a en 7b. 4.2 Bepaling gebiedseigen bodemkwaliteit en bodemkwaliteitsklasse De gebiedseigen bodemkwaliteit is bepaald voor een standaardpakket aan stoffen: zware metalen, PAK en minerale olie. Voor de zones van de BKK2005 is de diffuse bodemkwaliteit berekend: dit zijn de definitieve bodemkwaliteitszones. De bodemkwaliteit is vastgesteld op basis van de 80-percentielwaarde (P-80). In de BKK2005 zijn tabellen met een volledige set aan statische kentallen opgenomen. Bij het bepalen van de bodemkwaliteitsklassen zijn de P-80-waarden van de boven- en ondergrond getoetst aan de generieke waarden AW, Wonen en Industrie. Het resultaat van deze toetsing is weergegeven in bijlage 5. Uit de tabel is af te lezen dat de bodemkwaliteitszones binnen de gemeente overwegend ingedeeld kunnen worden in de generieke klassen AW en Wonen. Hiervoor zijn de toetsingsregels toegepast. De toetsingsregels voorkomen dat een gebied op basis van de overschrijding van één parameter wordt ingedeeld in een hogere bodemkwaliteitsklasse. Dit zou in de praktijk de situatie kunnen opleveren dat ook voor alle overige stoffen minder strenge eisen gelden. Op de langere termijn kunnen de concentraties toenemen tot bijvoorbeeld de maximale waarde industrie. Met andere woorden: de algemene bodemkwaliteit van het gebied verslechtert. De toetsingsregel voor Wonen is alleen van toepassing voor de indeling van de ontvangende bodem, voor het indelen van een partij toe te passen grond is de regel niet van toepassing. De toetsingsregel AW is wel voor beide situaties van toepassing. 4.3 Bodemfunctieklassen Het grondgebied van de gemeente is ingedeeld in bodemfunctieklassen. De indeling van de bodemfunctieklassen is weergegeven in de functiekaart (kaart 2). In de Regeling is een richtlijn voor het opstellen van de functiekaart opgenomen. Deze richtlijn is als uitgangspunt gebruikt bij het opstellen van de Delftse functiekaart. Delft kiest voor een koppeling van de functiekaart met de BKK2005. De indeling van de zones valt hierdoor voor een groot deel samen met de indeling van de BKK2005. 9

Bij de functie-indeling is rekening gehouden met kwetsbare functies binnen een zone. Indien twee functies niet zijn te scheiden en beiden een nagenoeg even groot aandeel van de zone in beslag nemen, is de gevoeligste functie bepalend. Als slechts een klein deel bestaat uit een gevoeligere functie, is de functie van het merendeel bepalend voor het gebied. In tabel 1 zijn de bodemfuncties en de bodemfunctieklassen die binnen het generieke en het gebiedsspecifieke beleid worden onderscheiden weergegeven. Tabel 1 Bodemfuncties en bodemfunctieklassen Bodemfuncties (Gebiedsspecifiek beleid) Bodemfunctieklassen (Generiek beleid) 1 Wonen met tuin 2 Plaatsen waar kinderen spelen 3 Groen met natuurwaarden Wonen 4 Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie Industrie 5 Moestuinen en volkstuinen 6 Natuur 7 Landbouw AW (kwaliteit toe te passen grond/bagger moet voldoen aan de achtergrondwaarden) Binnen Delft zijn 3 bodemfunctieklassen gedefinieerd: 1. Wonen met stadstuin Dit gaat om dicht bebouwd stedelijk gebied met kleine tuinen, primair in gebruik als siertuin. De functie Wonen met stadstuin is afgeleid van de bodemfunctie Plaatsen waar kinderen spelen en kenmerkt zich door: - Relatief veel contact met de bodem; - Matige ecologische waarde; - Zeer beperkte gewascunsumptie uit eigen tuin. 2. Kantoren, bedrijven, bebouwing Dit gaat om dicht bebouwd stedelijk gebied zonder tuin; het gaat met name om bedrijfsterreinen, kantorencomplexen en geheel verharde/bebouwde terreinen. De functie Kantoren, bedrijven, bebouwing is afgeleid van de bodemfunctie Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie. De kenmerken zijn: - Nagenoeg geheel verharde terreinen, waarbij er geen contactmogelijkheden met de onverharde bodem zijn; - Een laag ecologisch beschermingsniveau, waarbij beperkt rekening wordt gehouden met doorvergiftiging. 3. Groen De bodemfunctie groen hoort bij groene gebieden met een ecologische waarde; met name terreinen voor sport- en recreatie en bepaalde stadsparken. De functie Groen is afgeleid van de functie Groen met natuurwaarden en kenmerkt zich met name door het hoge ecologische beschermingsniveau. 10

Afbeelding 2 Functies groen, wonen met stadstuin en kantoren, bedrijven, bebouwing 4.3.1 Infrastructuur De zones in Delft zijn ingedeeld in de functies (1) Wonen met stadstuin, (2) Kantoren, bedrijven, bebouwing en (3) Groen. Daarnaast kan in overleg met het de gemeente Delft zoneoverschrijdend de bodemfunctie Infrastructuur worden toegekend. De functie infrastructuur is van toepassing bij (spoor)wegen onder de verharding. De LMW zijn algemeen gesteld op de generieke norm voor Industrie (zie tabel 1). 4.3.2 Gevoelige bestemmingen Voor gevoelige bestemmingen zoals moestuinen en plaatsen waar kinderen spelen worden onafhankelijk van de zonekwaliteit en functie specifieke LMW gehanteerd. In principe gelden daarvoor de generieke waarden passend bij de specifieke functie (zie tabel 1). Afbeelding 3 Specifieke functies; kinderspeelplaatsen, moestuinen en infrastructuur 11

5 Lokale normen In een gebiedsspecifiek kader kunnen per zone en per stof Lokale Maximale Waarden (LMW) worden opgesteld. Bij de afweging om voor LMW te kiezen wordt rekening gehouden met de lokale verontreinigingssituatie en het daadwerkelijke gebruik van de bodem. Zo kan het gewenste beschermingsniveau nader worden gespecificeerd en kan worden gestuurd in de toepassingsmogelijkheden voor grond. 5.1 Lokale maximale waarden Uitgangspunten Met het bepalen van de LMW per zone heeft de gemeente invulling gegeven aan de ambities voor het lokale bodembeleid. Hierbij is ervoor gekozen dat de huidige of toekomstige functie van het gebied en de diffuse bodemkwaliteit bepalend zijn voor de LMW. Bij het opstellen van de LMW zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: - De LMW zijn geen beperking ten opzichte van de huidige mogelijkheden voor grondverzet; - De LMW worden mede gebaseerd op het werkelijke gebruik van de locatie; - De LMW vormen geen risico voor mensen, ecosysteem of verspreiding binnen de betreffende zone. Kwaliteitsdoelstelling In bijlage 6 zijn de kwaliteit, functie en kwaliteitsdoelstelling per zone weergegeven. Hieruit blijkt dat de huidige bodemkwaliteit in de meeste zones gehandhaafd blijft. Voor de hierna genoemde gebieden is hierop een uitzondering gemaakt. Voor de zones 6 (Binnenstad) en 7a (Schieoevers NO) voldoet de bodemkwaliteit niet aan de normen die passen bij de functie Wonen met stadstuin. In deze zones wordt door het hanteren van LMW gestreefd naar een bodemkwaliteitsverbetering. De zones 3 (Schieoevers ZW), 4 (Delftech) en 15 (Technopolis) hebben LMW die passen bij de functie Kantoren, bedrijven, bebouwing gekregen. De bodemkwaliteit in deze zones voldoet aan AW. Indien puur naar de functie wordt gekeken, zou grond met kwaliteit industrie toegepast kunnen worden. Het verschil tussen de bodemkwaliteitsklasse en de functieklasse is dus aanzienlijk. Daarom is er voor gekozen slechts een beperkte kwaliteitsverandering toe te staan. De LMW zijn gesteld op een middenniveau: de generieke waarden voor Wonen. De zones 12 (Hof van Delft) en 13 (Tanthof, Buitenhof, Voorhof) hebben LMW die passen bij de functie Wonen met stadstuin gekregen. De bodemkwaliteit in deze zones voldoet ook aan AW. De LMW zijn voor deze zones bewust iets hoger gekozen om grondverzet tussen de verschillende zones te vereenvoudigen. Het toegestane verschil in bodemkwaliteit vormt geen beperking voor het gebruik van de zones als woongebied. Voor niet gezoneerde gebieden zijn de LMW afgestemd op de functie van het gebied. In bijlage 7 zijn de LMW voor de boven- en ondergrond per zone weergegeven naast de huidige bodemkwaliteit, de BKK2005- toepassingseis en de generieke normen. Op basis van deze gegevens en de kwaliteitsdoelstelling is per zone een afweging gemaakt voor de nieuwe toepassingseis. In tabel 2a en b zijn de LMW voor de boven- en ondergrond weergegeven. 12

Tabel 2a LMW bovengrond (0-0,5 m mv) LMW LMW 1 BG LMW 7b BG wonen wonen+ AW+ Zone(s) 1 7b 3, 4, 6, 7a, 2, 5, 8, 9, 10, 17, 18, 19, 20 12, 13, 15 11, 14, 16 Traject bovengrond 0-0,5 m -mv bovengrond 0-0,5 m -mv Bovengrond 0-0,5 m -mv bovengrond 0-0,5 m -mv bovengrond 0-0,5 m -mv Cd 1,2 1,2 1,2 1,2 0,8 Cu 86 113 54 82 40 Hg 0,83 0,83 0,83 0,83 0,3 Pb 210 432 210 210 85 Ni 48 39 39 39 45 Zn 266 541 200 320 160 PAK 6,8 9,1 6,8 6,8 2 olie 190 190 190 190 190 Tabel 2b LMW ondergrond (0,5-2,0 m mv) LMW LMW 1 OG LMW 7b OG wonen AW+ Zone(s) 1 7b 2, 3, 6, 7a, 9, 10 4, 5, 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 Traject ondergrond 0,5-2,0 m -mv ondergrond 0,5-2,0 m -mv ondergrond 0,5-2,0 m mv Cd 1,6 1,2 1,2 0,8 Cu 106 116 54 40 Hg 0,96 0,83 0,83 0,3 Pb 210 398 210 85 Ni 57 39 39 45 Zn 579 336 200 160 PAK 6,8 6,8 6,8 2 olie 480 190 190 190 Toelichting Gehalten zijn weergegeven in mg/kg ds Waarden bij standaardbodem (humus: 10 mg/kg, lutum: 25 mg/kg) ondergrond 0,5-2,0 m -mv 5.2 Niet genormeerde stoffen Van de in tabel 2a en 2b genoemde stoffen zijn veel metingen bekend. Hiermee is de achtergrondkwaliteit berekend. Van een aantal stoffen zijn onvoldoende meetpunten beschikbaar. Deze stoffen noemen we niet genormeerde stoffen. Voor niet genormeerde stoffen geldt als toepassingseis de generieke norm die past bij de functie en de LMW van het betreffende gebied. In tabel 3 is weergegeven welke toepassingseis voor deze stoffen geldt. 13

Tabel 3 Toepassingseisen niet-genormeerde stoffen per zone Zone Globale beschrijving zone Toepassingseis niet genormeerde stoffen 1 bovengrond 0-0,5 m mv ondergrond 0,5-2 m mv 1 Bedrijventerrein Wateringseweg Wonen Wonen 2 Schieoevers NW Wonen Wonen 3 Schieoevers ZW Wonen Wonen 4 Bedrijventerrein Delftech Wonen AW 5 TU-campus Wonen AW 6 Binnenstad Wonen Wonen 7a Schieoevers NO Wonen Wonen 7b Schieoevers ZO Wonen Wonen 8 Hof van Delft; Westerkwartier Wonen AW 9 Hof van Delft; Agnetaparkbuurt Wonen Wonen 10 Wippolder Wonen Wonen 11 Voordijkshoorn, Vrijenban Wonen AW 12 Hof van Delft; Krakeelpolder Wonen AW 13 Tanthof, Buitenhof, Voorhof Wonen AW 14 Harnaschpolder Wonen AW 15 Bedrijventerrein Technopolis Wonen AW 16 Begraafplaatsen Wonen AW 17 Recreatiegebieden Delftse Hout AW AW 18 Buitengebied Abtswoude AW AW 19 Buitengebied Ackersdijk AW AW 20 Buitengebied Zoetermeer AW AW Toelichting 1 Maximale waarden generieke norm, zie bijlage 7 5.3 Risicotoets Sommige gekozen LMW betekenen een verruiming ten opzichte van het generieke beleid. Hierbij moet worden onderbouwd dat de nieuwe LMW niet tot onaanvaardbare risico s leiden. Daarnaast moet de bodemkwaliteit geschikt blijven voor de functie die de bodem heeft. Voor het bepalen van de gevolgen van de gekozen LMW is de Risicotoolbox [6] ontwikkeld. De Risicotoolbox berekent op basis van ingevoerde concentraties de humane, ecologische en landbouwrisico s voor de verschillende bodemfuncties die worden gebruikt. De resultaten van de Risicotoolbox zijn opgenomen in bijlage 4. Hieruit blijkt dat alleen voor de zones 16 (Begraafplaatsen) en 17-20 (Buitengebied) bij toepassing van de functie groen de standaard risico-index wordt overschreden (zie bijlage 4, berekeningen 5 en 10). Het gaat om een marginale overschrijding met betrekking tot ecologie. De risico-index voor humane risico s wordt niet overschreden. De standaardnormen voor ecologie zijn binnen de functie groen relatief laag. De functie groen is binnen het gebiedsspecifieke beleid echter wel het meest passend bij de betreffende zones. Bij het hanteren van de voorgestelde LMW wordt de ecologische waarde binnen de zones beschermd, echter niet op het strengste niveau. Dit wordt verantwoord geacht omdat er geen sprake is van een milieubeschermingsgebied, maar van begraafplaatsen en recreatiegebied. Derhalve zijn de marginale overschrijdingen van de risico-index voor deze zones acceptabel. Geconcludeerd wordt dat er geen onacceptabele risico s zijn bij het hanteren van de LMW. 14

5.4 LMW als terugsaneerwaarde Bij de uitvoering van een bodemsanering geldt dat de terugsaneerwaarde wordt bepaald door de LMW van de zone waarin de saneringslocatie ligt. Ook bij het aanbrengen van een leeflaag moet in principe worden voldaan aan de LMW. In overleg met het bevoegd gezag kan soms gemotiveerd van een terugsaneerwaarde worden afgeweken. Het bevoegd gezag Wet bodembescherming voor het stedelijk gebied is de gemeente Delft. Voor het landelijk gebied treedt de provincie Zuid-Holland op als bevoegd gezag. De indeling van het stedelijk en het landelijk gebied is weergegeven in kaart 5. Voor waterbodems en toepassingen in oppervlaktewater (blijvend waterbodem) is het Hoogheemraadschap van Delfland bevoegd gezag. 15

6 Grondverzet In bijlage 3 is een overzicht van veel gebruikte toepassingen en manieren van opslag en het bijbehorende meldingsregime opgenomen. Afbeelding 4 Grondverzet 6.1 Bodemtoets De bodemkwaliteitskaart doet alleen uitspraak over de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen het beheergebied. Er zijn plaatsen binnen de gemeente waar (mogelijk) sprake is van een lokale verontreiniging. Voorafgaand aan de vraag of grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart is toegestaan dient een historische toets te worden uitgevoerd op de beschikbare historische gegevens. In het kader van het project Landsdekkend Beeld 2005 zijn alle mogelijke potentiële verontreinigingsbronnen geïnventariseerd en in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem opgenomen. In dit systeem is zowel een actueel overzicht van de potentiële verontreinigingsbronnen voorhanden, als ook de uitgevoerde bodemonderzoeken. De toetsing of er sprake is van een lokale verontreiniging zal altijd aan de hand van het bodeminformatiesysteem moeten worden uitgevoerd. Mocht blijken dat voor een bepaalde locatie informatie ontbreekt of dat er onvoldoende informatie beschikbaar is, dan dient een vooronderzoek conform NEN5725 te worden uitgevoerd. De gemeente beoordeelt of er geen potentiële bronnen van verontreiniging aanwezig zijn en of de gemiddelde gehalten voldoen aan de LMW. Na instemming kan het grondverzet plaatsvinden. Wanneer voorafgaand aan geplande graafwerkzaamheden blijkt dat sprake is van een mogelijke lokale verontreiniging (en dus verwacht kan worden dat de grondkwaliteit afwijkt van de vastgestelde LMW), geldt de bodemkwaliteitskaart niet meer als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de ontgraven partij grond. Toepassing van deze grond zou immers een negatief effect op de ontvangende bodemkwaliteit kunnen hebben. Zintuiglijke afwijkingen De bodemkwaliteitskaart geeft een goed beeld van de gebiedseigen bodemkwaliteit. In de praktijk kan de kwaliteit van een partij grond echter afwijken. Het kan voorkomen dat er bij werkzaamheden een afwijkende hoeveelheid bodemvreemd materiaal wordt aangetroffen of er sprake is van zintuiglijke afwijkingen. In alle gevallen (ook 16

twijfelgevallen) dient het vakteam Milieu van de gemeente Delft hier over geïnformeerd te worden. De gemeente kan aanvullende eisen stellen (bijvoorbeeld het uitvoeren van een partijkeuring of bodemonderzoek). Wanneer uit de aanvullende gegevens blijkt dat de kwaliteit van de partij grond voldoet aan LMW is het beoogde grondverzet alsnog toegestaan. Aansprakelijkheid De eindverantwoording voor de toepassing van de grond ligt bij de eigenaar of erfpachter waar de grond wordt toegepast. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voorkomt uit onzekerheden in de bodemkwaliteitskaart. Wel heeft het vakteam Milieu hierin een toetsende en adviserende rol. 6.2 Bodemvreemd materiaal en asbest Hergebruik van grond met veel puin of bodemvreemd materiaal is niet gewenst. De norm voor de maximale hoeveelheid bodemvreemd materiaal (inclusief puin) is gesteld op 20 %. Afhankelijk van de toepassingslocatie kan door de gemeente Delft een strengere norm worden gesteld. Als in de toe te passen grond meer dan 20% aan bijmenging wordt aangetroffen dient het eerst te worden gezeefd voordat het kan worden toegepast. Het is niet verplicht om de kwaliteit van de partij na zeving opnieuw vast te stellen. Indien het vermoeden bestaat dat er asbest in de grond voorkomt, moet een onderzoek (NEN5707) vooraf uitwijzen of dit werkelijk het geval is en wat de concentraties zijn. Indien tijdens werkzaamheden asbest wordt waargenomen, moet het werk direct worden stil gelegd en dient - na melding bij de gemeente - eveneens een onderzoek conform NEN5707 te worden uitgevoerd. Afbeelding 5 Asbest in bodem 6.3 Grondverzet op basis van bodemkwaliteitskaart De bodemkwaliteitskaart is volgens het Besluit een geldig bewijsmiddel (milieuhygiënische verklaring) voor het toepassen van grond. De bodemkwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteit een partij grond bezit die binnen een zone is ontgraven. De LMW geven aan welke kwaliteit grond mag worden toegepast. In bijlage 8 zijn op basis van de ontgravingskwaliteit en toepassingseis van elke bodemkwaliteitszone de mogelijkheden voor grondverzet bepaald. Voor de gebieden waar de bodemkwaliteit niet is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart (niet gezoneerde gebieden) is geen vrij grondverzet mogelijk. Als vanuit deze zones een partij grond 17

vrijkomt die binnen Delft wordt hergebruikt, moet eerst een (in-situ) partijkeuring worden uitgevoerd. Binnen de grenzen van een bodemkwaliteitszone is in principe vrij grondverzet mogelijk. De enige zones waar dit niet is toegestaan zijn de zones 6 (Binnenstad), 7 (Oostzijde Schieoevers) en 10 (Wippolder). In deze zones is de P95 groter dan de tussenwaarde. Dit houdt in dat 95% van de metingen de tussenwaarde overschrijdt. Voordat in deze zones grondverzet mag plaatsvinden, dient een partijkeuring uit te sluiten dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. 6.4 Grondverzet niet op basis van de bodemkwaliteitskaart Naast het grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart zijn er verschillende situaties waarbij de bodemkwaliteitskaart niet gebruikt kan worden. Dan is een ander bewijsmiddel noodzakelijk om de bodemkwaliteit te bepalen. In deze paragraaf worden deze situaties verder toegelicht. 6.4.1 Verdachte en gesaneerde locaties Locaties waar een bodembedreigende activiteit of bodemsanering heeft plaatsgevonden zijn uitgezonderd van vrij grondverzet. Als vanuit deze plaatsen een partij grond vrijkomt die binnen Delft wordt hergebruikt, moet eerst een (in-situ) partijkeuring worden uitgevoerd. 6.4.2 Herkomst of toepassing van een partij grond dieper dan 2 m mv De bodemkwaliteitskaart en LMW zijn vastgesteld tot een diepte van 2 m mv. Bij sommige werkzaamheden komt er grond vrij uit (of wordt er grond toegepast in) een diepere laag. Hier wordt als volgt mee omgegaan: - Als er grond vrijkomt uit het traject dieper dan 2 m mv, gelden in principe dezelfde regels als voor het bovenliggende pakket. Aangenomen mag worden dat de (diepere) ondergrond gelijk van kwaliteit of schoner is dan de bodem erboven; - Als er grond wordt toegepast in de laag dieper dan 2 m mv, moet de grond voldoen aan de AW. Dit moet worden vastgesteld door middel van een (in-situ) partijkeuring. 6.4.3 Grond afkomstig uit een bestaand werk of grootschalige bodemtoepassing De mogelijkheid bestaat dat grond vrijkomt uit een eerder - in het kader van het Bouwstoffenbesluit - ingericht werk of grootschalige bodemtoepassing. Indien de kwaliteit van de vrijkomende grond voldoet aan de LMW van de toepassingslocatie, mag de grond worden toegepast. Met betrekking tot de toe te passen grond geldt: - De grond beschikt over erkende kwaliteitsgegevens (max. 3 jaar, op basis van het Besluit of partijkeuring volgens Bouwstoffenbesluit); - Er moet voldoende informatie bekend zijn over de herkomstlocatie, op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de kwaliteitsgegevens nog actueel zijn. Het moet aannemelijk zijn dat de kwaliteit van de grond in het werk niet is verslechterd. Als niet wordt voldaan aan deze voorwaarden, moet een partijkeuring worden uitgevoerd om alsnog de kwaliteit te bepalen. 6.4.4 Grond afkomstig van buiten de gemeente Delft Als er een tekort aan grond is, kan er grond van buiten de gemeente worden aangevoerd. Deze grond van buiten de gemeente moet in principe beschikken over erkende kwaliteitsgegevens om te kunnen worden toegepast. Een vastgestelde bodemkwaliteitskaart van een andere gemeente kan als bewijsmiddel worden gebruikt. Voor het accepteren van grond op basis van de bodemkwaliteitskaart van andere gemeenten dient wel toestemming te worden verkregen van het vakteam Milieu van de gemeente Delft. 18

6.5 Grootschalige toepassingen Bij grote (infrastructurele) werken spreken we van grootschalige nuttige toepassingen. Een werk is een grootschalige toepassing als er minimaal 5.000 m 3 grond in wordt verwerkt en het werk minimaal 2 meter hoog wordt. Bij (spoor)wegen geldt een minimale hoogte van 0,5 meter. Afbeelding 6 Principe grootschalige toepassing In dit soort werken mag maximaal klasse industrie worden toegepast, mits bij toepassing van klasse industrie een leeflaag aangebracht wordt. Voor grootschalige toepassingen hoeft niet getoetst te worden aan de kwaliteit van de ontvangende bodem. In plaats daarvan geldt een emissietoets en gelden zonodig emissiewaarden om te voorkomen dat uitloging naar de bodem en het grondwater plaatsvindt. Kwaliteit van de leeflaag Een grootschalige toepassing moet worden afgedekt met een leeflaag van minimaal 0,5 meter. De leeflaag moet geschikt zijn voor de functie en passen bij de kwaliteit van de bodem in de omgeving. De kwaliteit van de leeflaag moet daarom voldoen aan de LMW die gelden voor het gebied waarin de toepassing ligt. De leeflaag mag op plaatsen bestaan uit een laag bouwstoffen. In dit geval moet de kwaliteit van de bouwstoffen voldoen aan de samenstellings- en emissiewaarden voor bouwstoffen. Voor grootschalige toepassingen gelden de volgende toepassingsvoorwaarden: - De kwaliteit moet voldoen aan de emissietoetswaarden. Aanvullend geldt dat voor toepassingen op de landbodem de toe te passen grond of bagger maximaal klasse industrie mag zijn. Voor grootschalige toepassingen in oppervlaktewater mag de toe te passen grond en baggerspecie de Interventiewaarden voor waterbodems niet overschrijden; - De toepassing moet herkenbaar zijn en voldoen aan de eisen voor het volume en de laagdikte; - De grootschalige bodemtoepassing mag geen beperking zijn voor de functie van het gebied. Daarom moet een leeflaag van minimaal 0,5 meter worden aangebracht (maximale kwaliteit = LMW); - De toepassing moet worden beheerd en gecontroleerd; - Bij veranderingen aan een grootschalige toepassing hoeft de uitbreiding zelf niet te voldoen aan de volumecriteria. Wel moet de kwaliteit voldoen aan de kwaliteit van de grond of bagger die in het verleden in de grootschalige toepassing is toegepast. De uitbreiding van de bestaande grootschalige toepassing moet aan het bevoegd gezag worden gemeld; 19

- Als het om een verkleining gaat, moet worden gecontroleerd of de toepassing daarna nog voldoet aan de volume-eisen. Wanneer dit niet het geval is, is de toepassing geen grootschalige toepassing meer en moet de kwaliteit van de aanwezige grond alsnog voldoen aan de eisen van het algemene toetsingskader. 6.6 Tijdelijke uitname Tijdelijke uitname is van toepassing als grond wordt verwijderd, binnen de grenzen van het project wordt neergelegd, en vervolgens onder dezelfde omstandigheden (zonder bewerking) op (of nabij) dezelfde locatie wordt teruggeplaatst. Voor tijdelijke uitname van grond en baggerspecie stelt het Besluit geen extra eisen. Dit is dus toegestaan zonder kwaliteitsbepaling, toetsing aan de functie en melding. De term op of nabij geeft enige speelruimte. Dit betekent dat de grond of baggerspecie niet precies op dezelfde plaats moeten worden toegepast, maar wel binnen dezelfde toepassing. Een voorbeeld hiervan is het wegnemen van bermgrond bij de reconstructie van een weg, waarna de bermgrond vervolgens wordt teruggelegd in de nieuwe berm. De zonegrenzen van de bodemkwaliteitskaart dienen hierbij wel in acht te worden genomen. 6.7 Opslag Er zijn in het kader van het Besluit verschillende vormen van tijdelijke opslag van grond en bagger. In de meeste gevallen is hiervoor geen vergunning meer nodig (Wet milieubeheer/ Wet verontreiniging oppervlaktewateren). De meldingsplicht blijft bestaan. In bijlage 3 zijn de voorwaarden opgenomen die bij de verschillende vormen van tijdelijke opslag horen. Wanneer niet aan de voorwaarden wordt voldaan, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit niet voldoet, de maximale duur van de opslag wordt overschreden of nog geen eindbestemming bekend is, is alsnog een vergunning vereist. Indien bij de opslag van bagger water vrijkomt dat wordt geloosd kan tevens een lozingsvergunning nodig zijn. Afbeelding 7 Opslag grond 20

6.8 Bewijsmiddelen De kwaliteit van grond en baggerspecie moet worden aangetoond met een milieuhygiënische verklaring. Dit wordt ook wel een bewijsmiddel genoemd. Het Besluit kent voor grond en baggerspecie de volgende bewijsmiddelen: - partijkeuring; - erkende kwaliteitsverklaring; - fabrikant-eigenverklaring; - (water)bodemonderzoek; - (water)bodemkwaliteitskaart. De eerste drie bewijsmiddelen kunnen ook voor bouwstoffen worden gebruikt. Een toelichting op de bewijsmiddelen is opgenomen in bijlage 2. 21

7 Bouwstoffen 7.1 Definitie Een bouwstof is een materiaal waarin het totale gehalte aan silicium, calcium en aluminium samen meer dan 10 (gewichts)procent is. Uitzonderingen zijn vlakglas, metallisch aluminium, grond en baggerspecie. Het gaat dus om steenachtige materialen. Afbeelding 8 Bouwstoffen Volgens de definitie zijn grond en baggerspecie geen bouwstoffen. In de praktijk kan het voorkomen dat een partij bouwstoffen ook grond of baggerspecie bevat. In dit geval mag de partij bouwstoffen maximaal 20 gewichtsprocent grond of baggerspecie bevatten. De grond of baggerspecie mag niet bewust worden toegevoegd. Als een partij bouwstoffen teveel grond bevat, kan dit bijvoorbeeld worden afgezeefd. 7.2 Reikwijdte Bouwstoffen in het kader van het Besluit worden altijd toegepast in een werk. Een werk is een functionele en nuttige toepassing van een bouwstoffen op of in de bodem of in oppervlaktewater. Een belangrijke eigenschap van een werk is dat het een functioneel karakter moet hebben. Dit houdt in dat in een werk niet meer materiaal mag worden toegepast dan nodig is. Het Besluit is niet van toepassing op bouwstoffen die in een gebouw worden toegepast. Deze bouwstoffen komen niet in contact met oppervlakte-, grond- of regenwater en kunnen daarom geen emissies naar de bodem of het oppervlaktewater veroorzaken. Ook bouwstoffen die slechts tijdelijk in Nederland zijn om daarna te worden toegepast in een ander land vallen niet onder het Besluit. 7.3 Categorieën bouwstoffen Het Besluit maakt onderscheid in drie categorieën bouwstoffen: - vormgegeven bouwstoffen; De kleinste eenheid van het materiaal moet ten minste een volume hebben van 50 cm 3 en het materiaal moet duurzaam vormvast zijn. - niet-vormgegeven bouwstoffen zonder isolatie-, beheers- en controle (IBC)-maatregelen; Bouwstoffen die niet voldoen aan de eisen voor vormgegeven bouwstoffen vallen in de categorie niet-vormgegeven bouwstoffen. - IBC-bouwstoffen; IBC-bouwstoffen zijn niet-vormgegeven bouwstoffen die alleen mogen worden toegepast met IBC-maatregelen, omdat dit anders leidt tot teveel emissies naar het milieu. 22

7.4 Kwaliteitseisen Alle bouwstoffen die in Nederland worden vervaardigd, geïmporteerd, op de markt gebracht, opgeslagen, vervoerd, verhandeld of toegepast, moeten aan de normen van het Besluit voldoen. De normen voor bouwstoffen bestaan uit maximale samenstellings- en emissiewaarden. Deze waarden zijn te vinden in de Regeling bodemkwaliteit. Wanneer een partij bouwstoffen niet aan de maximale samenstellings- en emissiewaarden voldoet, is sprake van een afvalstof. Voor anorganische parameters (onder andere metalen) gelden emissiewaarden. Deze emissiewaarden zijn verschillend voor vormgegeven bouwstoffen, niet-vormgegeven bouwstoffen en IBC-bouwstoffen, vanwege de verschillen in uitloogeigenschappen. Voor organische parameters (onder andere benzeen, PAK en minerale olie) gelden samenstellingwaarden, omdat voor een aantal van deze stoffen geen geschikte uitloogproeven en nog onvoldoende uitlooggegevens beschikbaar zijn om emissiewaarden op te baseren. De samenstellingswaarden zijn voor de verschillende categorieën van bouwstoffen gelijk. De kwaliteit van een partij bouwstoffen moet worden aangetoond met een milieuhygiënische verklaring. Een toelichting op de erkende bewijsmiddelen is opgenomen in bijlage 2. Naast een bewijsmiddel moet ook een afleveringsbon bij de partij aanwezig zijn. Uitzonderingen op de verplichte kwaliteitsbepaling In principe moet van elke partij bouwstoffen de kwaliteit zijn bepaald en moet partij zijn voorzien van een bewijsmiddel waarop staat wat de kwaliteit van de partij is. Er is een aantal uitzonderingen: - het toepassen van metselmortel of natuursteenproducten, met uitzondering van breuksteen en steenslag; - het zonder bewerking onder dezelfde condities toepassen van vormgegeven bouwstoffen van beton, keramiek, natuursteen en bakstenen; - het zonder bewerking onder dezelfde condities toepassen van bouwstoffen, waarvan de eigendom niet wordt overgedragen; - het toepassen van niet teerhoudend asfalt of asfaltbeton in wegverhardingen; - het toepassen van bouwstoffen door particulieren, zonder tussenkomst van een aannemer. De uitzondering is niet van toepassing wanneer het gaat om bouwstoffen met zichtbare of ruikbare verontreinigingen (zoals stenen met olievlekken) of waarvan bekend is, of redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze verontreinigd kunnen zijn (zoals stenen die bij een tankstation hebben gelegen). 7.5 Toepassingen 7.5.1 Nieuwe bouwstoffen Voor bouwstoffen die nog niet eerder zijn toegepast of nieuw op de markt zijn geldt dat de kwaliteit moet zijn bepaald en moet worden aangetoond met een bewijsmiddel. Nieuwe bouwstoffen hoeven voorafgaand aan de toepassing niet te worden gemeld, tenzij het om een IBC-bouwstof gaat. 7.5.2 Tijdelijke uitname van bouwstoffen Voor bouwstoffen die tijdelijk worden verplaatst of uit een werk weggenomen stelt het Besluit geen extra verplichtingen. De kwaliteit van de bouwstoffen hoeft niet te worden bepaald en de 23