ZOETWATERWEEKDIEREN (MOLLUSCA)

Vergelijkbare documenten
Een mollusken inventarisatie van de Famberhorst, Joure, Friesland. Henk K. Mienis

De Nederlandse zoetwatermollusken

Mollusken inventariseren in het Neerwold en de Onlanden, op de grens van Groningen en Drenthe

Inventarisatie van het voormalige eiland Schokland E.A. (Bert) Jansen

helocrene en limnocrene bronnen s t i l s t a a n d e w a t e r e n benedenlopen r i v i e r e n middenlopen bovenlopen rivieren

DENDERMONDE. Nr 52 VAN EEN INVENTARISATIE VAN DE LAND- EN ZOETWATERMOLLUSKEN STUDIEDOCUMENTEN KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT DOCUMENTS DE TRAVAIL

Hoornschalen en erwtenmossels (Bivalvia, Sphaeriidae) in het bekken van de Kleine Nete

Gegevens over de aquatische

De Stompe grondwaterslak Avenionia roberti Boetters, 1967 in het Jekerdal met de begeleidende molluskenfauna

Slakken en mossels op Buitenplaats Vaeshartelt

Voorlopig verslag excursie Slak-In-Du van 03 mei 2015 in de Schapenweide en. het Provinciaal Domein te Raversijde.

Oppervlaktewater in Nederland

INVENTARISATIE VAN DE REEUWIJKSE HOUT DOOR DE WERKGROEP ZOETWATERBIOLOGIE

INVENTARISATIE DOOR DE WERKGROEP ZOETWATERBIOLOGIE VAN 3 LOCATIES IN EN BIJ DE HEEMTUIN IN DE GOUDSE HOUT IN 2016

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Het resultaat van de broeihopen overtrof ook dit jaar weer het jaar daarvoor. In totaal vonden we ruim 2500 lege eierschalen.

KLEVERIGE POELSLAK MYXAS GLUTINOSA DRAPARNAUD, Tekst R.H. de Bruyne, A.W. Gmelig Meyling & A. Boesveld (Stichting ANEMOON)

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur?

Verslag van de excursie naar het Mokslootgebied op Texel, 11 september 2004 Sylvia van Leeuwen en Johan Reydon

DEVERSPREIDINGVANZOETWATER-ENLANDSLAKKEN (GASTROPODA) IN HETDELTAGEBIED VOORDEAFSLUITINGEN

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Kuijper et al In: Nederlandse Fauna 2:

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

De herontdekking van de Waterleliegracht. Samenvatting. Ankie Dols, Iris Al, Stefanie van der Kaaij, Maxime Kole, Bram Omon en Evelien Keuzenkamp

Voorlopig verslag inventarisatie Fonteintjes tijdens Slak-In-Du excursie van 09 september 2015 te Zeebrugge

Kevers van de Habitatrichtlijn,

INVENTARISATIE VAN 3 LOCATIES IN T WEEGJE IN 2017 DOOR DE WERKGROEP ZOETWATERBIOLOGIE VAN DE KNNV AFDELING GOUDA E.O.

52686 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

VAN ERVE NATUURONDERZOEK

Exotische soorten weekdieren in (Antwerpse) rivieren en stilstaande waters. Evolutie van de voorbije 20 jaar.

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

eigenlijk veel, v.v. =

Effecten van droogte op beken

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Het verzamelen van schelpen is een bezigheid, die zich in een groote populariteit mag verheugen.

Platte schijfhoren (Anisus vorticulus) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (sinds 2004)

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Exotische soorten weekdieren in (Antwerpse) rivieren en stilstaande waters. Evolutie van de voorbije 20 jaar.

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

PLATTE SCHIJFHOREN ANISUS VORTICULUS (TROSCHEL, 1834) Tekst R.H. de Bruyne, A.W. Gmelig Meyling & A. Boesveld (Stichting ANEMOON)

JAARVERSLAG SCHELPEN WERKGROEP DELFZIJL 15 e jaargang

Planten uit de Habitatrichtlijn

Ecologische monitoring

SPIRULA - nr. 398 (2014)

INVENTARISATIE VAN DE HEEMTUIN IN DE GOUDSE HOUT DOOR DE WERKGROEP ZOETWATERBIOLOGIE

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Het verlies van biodiversiteit in de stad: oorzaken, gevolgen en oplossingen

Libellen van de Habitatrichtlijn,

1. Hoeveel illegale sigaretten werden in 2013, 2014 en 2015 in beslag genomen door de douane?

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje

Acht jaar slakkenwerk in Zeeland door een Bevelandse KNNV-groep

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 2: Huishoudensgrootte

De visstand in vaarten en kanalen

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

Zuurstof De hoeveelheid zuurstof in het water kan een beperkende factor zijn bij het al dan niet voorkomen van waterdieren in

Jaarverslag Stichting Vrienden van de Natuur- en Landschappentuin te Zoetermeer 2015/2016

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Onderwerp: Beknopt en voorlopig verslag Slak-in-Du Geachte,

Veilig zwemmen: preventie van zwemmersjeuk

Kwantificeren van recente veranderingen in status van amfibieën en hun biotopen in het landelijk gebied

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Stompe grondwaterslak na 33 jaar weer boven water

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

Trekvissen van de Habitatrichtlijn,

Herinrichting Laakkades fase 3

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

CULTUURHISTORISCHE LANDSCHAPSINVENTARISATIE GEMEENTE BREDA IV RELICTEN VAN HET HISTORISCHE LANDSCHAP

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Natuurtoets realisatie McDonald s, Amstelveen-zuid

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, april 2009

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

Bepaling van de biotische index van zoetwater

Adam, W Faune de Belgique. Mollusques, 1. Mollusques terrestres et dulcicoles. Institut royal des Sciences naturelles de Belgique,

Dossiernummer: Projectnummer:

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012

Kleine zoogdieren inventariseren: betrouwbaarheid en ruimtelijke dynamiek

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2017

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Surveillance van Yersinia enterocolitica en Yersinia pseudotuberculosis in België

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Kevers, kreeften en bloedzuigers van de Habitatrichtlijn,

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE 31/12/2016

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE 31/12/2017

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 29 juni-3 juli 2009

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Transcriptie:

ZOETWATERWEEKDIEREN (MOLLUSCA) van een aantal kleine waters in Klein-Brabant Thierry Vercauteren en Rose Sablon Provinciaal Instituut voor Hygiëne, Kronenburgstraat 4, Antwerpen Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Afdeling Recente Invertebraten, Sectie Malacologie, Vautierstraat 9, Brussel Samenvatting Résumé Summary In 99-99 werden zoetwaterweekdieren verzameld in een aantal kleine waters in Klein-Brabant (prov. Antwerpen, gemeenten Bornem, Puurs, Sint-Amands) (tabel -, kaart ). Er zijn soorten aangetroffen (tabel ). Lymnaea ovata, Planorbis planorbis, Anisus vortex, Bathyomphalus contortus, Stagnicola fuscus en Planorbarius corneus zijn het meest algemeen (tabel 4). Het Anisus leucostomus/a. spirorbis-complex en Pisidium obtusale komen vooral voor in greppels, slootjes en plassen die vaak uitdrogen. Viviparus contectus, Bithynia tentaculata, Valvata piscinalis en Physa fontinalis daarentegen worden weinig aangetroffen in kleine, droogvallende waters. De soortenrijkdom is het grootst in sloten met een breedte van - m. Zij is het kleinst in greppels en kleinere sloten (zeer onstabiele of minder afwisselende milieus) en in de grotere vijvers en plassen (wegens predatie?). soorten, ooit aangetroffen in het gebied, zijn niet weergevonden. 4 ervan bewonen nochtans ook kleine waters: Acroloxus lacustris, Galba truncatula, Radix auricularia en Segmentina nitida. De overige soorten, Viviparus viviparus, Unio pictorum, Unio tumidus en Anodonta cygnea, daarentegen vereisen normaal grotere en diepere waters. Des mollusques dulcicoles ont été collectés en 99-99 dans de petites eaux de surface de Klein-Brabant (province d Anvers, communes de Bornem, Puurs, Sint-Amands) (table -, carte ). espèces ont été récoltées (table ). Lymnaea ovata, Planorbis planorbis, Anisus vortex, Bathyomphalus contortus, Stagnicola fuscus et Planorbarius corneus sont les espèces les plus communes (table 4). Le complexe de Anisus leucostomus/a. spirorbis et Pisidium obtusale se présentent surtout dans des rigoles, de petits fossés et mares qui se tarissent souvent. Viviparus contectus, Bithynia tentaculata, Valvata piscinalis et Physa fontinalis manquent le plus souvent dans ces eaux desséchantes. La diversité est la plus haute dans des fossés de - m de largeur. Elle est la plus petite dans des rigoles et de petits fossés (des biotopes très instables ou peu diversifiés) et dans des nappes d eau et étangs plus grands (à cause de la prédation?). espèces, autrefois enregistrées dans la région, n ont pas été retrouvées. Parmi elles, Acroloxus lacustris, Galba truncatula, Radix auricularia et Segmentina nitida habitent pourtant de petites eaux de surface. Dans le cas de Viviparus viviparus, Unio pictorum, Unio tumidus et Anodonta cygnea il s agit d espèces vivant dans des plans d eau plus grands et plus profonds. During 99-99 freshwater molluscs were sampled in small waters in Klein-Brabant (province of Antwerp, municipalities of Bornem, Puurs, Sint-Amands) (table -, map ). species were found (table ). Lymnaea ovata, Planorbis planorbis, Anisus vortex, Bathyomphalus contortus, Stagnicola fuscus and Planorbarius corneus are the most common species (table 4). The Anisus leucostomus/a. spirorbis-complex and Pisidium obtusale are especially found in trenches, little ditches and pools which often dry out. Viviparus contectus, Bithynia tentaculata, Valvata piscinalis and Physa fontinalis are mostly lacking in such waters. The highest species diversity occurs in ditches of - m. The lowest diversity is met in trenches and small ditches (instable or less varied biotopes) and in the medium-sized ponds and water bodies (influence of predation?). ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

species, once present in the region, were not recovered. Yet 4 of them are known from small watercourses and water bodies: Acroloxus lacustris, Galba truncatula, Radix auricularia and Segmentina nitida. The others, Viviparus viviparus, Unio pictorum, Unio tumidus et Anodonta cygnea, require larger and deeper water bodies. Tabel : Indeling en aantallen van de bemonsterde kleine waters (Typologie et nombre des petites eaux de surfaces échantillonnées Typology and number of the sampled small surface waters) symbool symbole symbol G greppel rigole trench naam nom name omschrijving description description zeer kleine, ondiepe sloot, V- of U-vormige doorsnede, zeer vaak droogvallend très petit fossé, peu profonde, section en forme de V ou U, très souvent desséché very small ditch, shallow, V- or U-shaped section, very often dry breedte largeur width < m diepte profondeur depth meestal en général mostly <, m aantal nombre number K S kleine sloot petite fossé little ditch grote sloot(beek) fossé ditch sloot met breedte < m, U-vormige doorsnede fossé avec une largeur de < m, section en forme de U ditch of < m, U-shaped section sloot of gereguleerde beek met breedte > m, U- vormige doorsnede fossé ou ruisseau canalisé avec une largeur de > m, section en forme de U ditch or regulated brook of > m, U-shaped section < m meestal en général mostly - m meestal en général mostly = m meestal en général mostly, - m P zeer kleine plas () poel () petite nappe d eau () mare () sheet of water () pool () zeer klein, water in depressie () of uitgegraven () pièce d eau très petite, dans une dépression () ou exhumée () very small waterbody in a depression () or excavated () () - m () - m () <, m (), - m 9 R rootput rouissoir retting-pit put, oorspronkelijk om vlas te roten: langwerpig, driehoekig of flesvormig, verbonden met afwateringssysteem puit, exhumé pour le rouissage: long, triangulaire ou en forme d une bouteille et en communication avec un système d évacuation pit for the retting of flax: oblong, triangular or bottle-shaped, mostly connected with a drainage system meestal en général mostly - m - m 4 M kleine tot middelmatige plas, vijver nappe d eau, étang pond klein tot middelmatig waterlichaam, steeds < ha, steeds uitgegraven, vaak met kunstmatige oeverlijn pièce d eau petite ou moyenne, toujours < ha, exhumée, souvent avec des bords artificielles always < ha, always excavated,always < ha, always excavated, often with artificial borders meestal en général mostly - m meestal en général mostly - m 9 ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

. INLEIDING Klein-Brabant (gemeenten Bornem, Puurs en Sint-Amands) is rijk aan kleinere, stilstaande of weinig stromende, plantenrijke waters: vijvers, plassen, poelen, greppels, sloten, gereguleerde beken, enz. Deze waters vormen belangrijke biotopen voor zoetwaterweekdieren (Mollusca). De sectie Malacologie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en het Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) inventariseerden in 99-99 zoetwaterweekdieren in een aantal kleinere waters in Klein-Brabant. Medewerkers van de milieudiensten van Bornem en Puurs, de Afdeling Natuur (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AMINAL) en de natuurvereniging De Wielewaal verleenden daadwerkelijke steun aan het project. Het onderzoek werd ingegeven door verschillende redenen:. In tegenstelling tot de landweekdieren, bleek de informatie over zoetwaterweekdieren in Klein-Brabant vrij beperkt te zijn..gezien de overvloed aan gunstige biotopen leek het niet uitgesloten dat bepaalde, tegenwoordig als veeleer zeldzaam aangeduide soorten in het gebied voorkwamen.. De verscheidenheid aan stilstaande of weinig stromende, plantenrijke wateren kon mogelijk nadere informatie verschaffen over de biotoopvoorkeuren van de verschillende slakken en tweekleppigen. In dit verband werd speciale aandacht besteed aan de vroegere rootputten die in Klein-Brabant zowel cultuurhistorisch als natuurhistorisch een belangrijk gegeven vormen.. MATERIAAL EN METHODEN.. Kleine waters Het onderzoek van zoetwaterweekdieren betreft uitsluitend kleine waters. Kleine waters zijn in navolging van Wijnhoven & Niemeijer (99): alle waters met een breedte tot - m op de waterlijn en een diepte tot, - m. Dit houdt in dat grotere waters zoals de Oude Schelde, wielen en vestinggrachten rond de forten niet zijn onderzocht. Evenmin zijn visvijvers in dit onderzoek opgenomen, hoewel de meeste ervan wél kunnen worden beschouwd als kleine waters. De inventarisatie richtte zich immers op potentieel interessante slakkenbiotopen. Visvijvers, zeker de kleinere, voldoen wegens de vaak hoge predatiedruk en geringe plantengroei zelden aan deze eigenschap. In totaal zijn er op plaatsen 4 kleine waters bemonsterd (tabellen -, kaart ). Zij zijn gegroepeerd in enkele watertypen aan de hand van van Tol (9), Wijnhoven & Niemeijer (99) en eigen vaststellingen (tabel ). Het aantal watertypen is bewust beperkt gehouden: ten eerste zijn de meeste waternamen slechts vaag gedefinieerd, ten tweede leidt een verregaande detaillering op het terrein veeleer tot meer verwarring dan verheldering wegens de vele overgangstypen (bijv. is dit een kleine plas of een poel, een vijver of een waterbekken?). Foto : De Bovenrijpenbroekloop te Bornem (meetpunt ) als voorbeeld van een grotere sloot (beek) (foto: K. Verstraete, PIH) ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

4 Kaart : Situering van de bemonsterde waters (zie ook tabellen en ) ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Tabel : Bemonsterde kleine waters: situering, (aantal) aanwezige watertypen (symbolen zie tabel ) en bemonsteringsperioden (maand, jaar) nr gemeente situering UTM-COÖRDINATEN watertypen ondergrond periode(n) Bornem recent gegraven sloot t.h.v. nieuwe sluis te Wintam UES 9 S Holoceen X.99 Bornem Bovenrijpenbroekloop te Wintam (Polderdam) UES 9 S Holoceen III.99 Bornem Luipegem : omgeving waterbekkens overstort UES G-K-S-M Holoceen IV.99; III.99 4 Bornem Luipegem : dreven omgeving kapel UES 4 S Holoceen III.99 Bornem Frankrijkbossen (zijdreef Eikerheide) UES 9 4 K-G Holoc./Pleistoc. X.99 Bornem Het Moer, noordkant UES 9 M Holoc./Pleistoc. X.99 Bornem Het Moer, dreef oostrand UES 9 G Holoc./Pleistoc. III.99 Bornem Beek (Spuitstraat) UES 9 G-S Holoc./Pleistoc. X.99 9 Bornem Brandheide UES P Pleistoceen VII.99 Bornem Planterijen UES 49 K-P Pleistoceen VII.99 Bornem rootput De Kluys en omgeving (Kluisstraat) UES G-R Pleistoceen VII.99; III.99 Bornem rootput Doregem (zijdreef Platte Heegtestraat) UES R Pleistoceen VII.99; III.99 Bornem rootput Den Bleekput (Barelstraat, zijweg) UES 99 R Pleistoceen VII.99; III.99 4 Bornem rootput Oosthoek' (zijdreef Platte Heegtestraat) UES 9 9 R Holoc./Pleistoc. VII.99 Bornem rootput Van den Bossche' (zijdreef Boskant) UES 4 9 R Holoc./Pleistoc. IV.99; III.99 a Bornem Ronebeek nabij punt UES 9 S Holoc./Pleistoc. III.99 b Bornem Ronebeek, Platte Heegtestraat UES 4 94 S Holoc./Pleistoc IV.99 Bornem rootput De Pillaen (zijweg Boskant) UES 9 R Pleistoceen VII.99; III.99 Bornem Rapstraat UES 9 G-R Holoc./Pleistoc. III.99 9 Bornem rootput Joos (zijdreef Kattestraat) UES R Holoc./Pleistoc. III.99 Bornem Boskant, Linkebeekhoeve UES P-M Pleistoceen IX.99 Puurs Koningbeemd Vierbunders (Zeutestraat) UES 9 9 P+G-M Holoceen XI.99; IV.99 Puurs Hof van Coolhem UES 9 9 P-M Pleistoceen XI.99; IV.99 Puurs Het Moer UES 9 9 G-K-S Holoceen XI.99; IV.99 4 Puurs Polder van Bree UES 9 9 G-S-P-M Holoceen XI.99; IV.99 Puurs Gasthuisdreef UES 9 9 G-M Holoceen IV.99 Puurs Hof ter Zielbeek UES 9 9 K-M Holoceen IV.99 Puurs Dreef v. Scheeveld naar Tekbroek, ten noorden v. Vliet UES 9 P Holoceen IV.99 Puurs Tekbroek UES 9 G-K-M Holoceen XI.99 9 Sint-Amands De Wildernissen in Oppuurs UES S-R Holoc./Pleistoc. IX.99 Sint-Amands Pandgatheide UES K Pleistoceen IX.99 Sint-Amands rootput bij Keten UES 9 R Pleistoceen IX.99 Sint-Amands rootput langs Oude Heirbaan UES 4 R Pleistoceen IX.99 Sint-Amands rootputten zijdreef Heiken tegenover Buisstraat UES 9 R Pleistoceen IX.99 4 Sint-Amands rootput omgeving Smissen (meest noordelijke) UES R Pleistoceen IX.99 Sint-Amands rootput Smissen UES R Pleistoceen IX.99 ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

.. Het onderzoek De inventarisaties gebeurden in het voorjaar (maart - april), de zomer (juli) of het najaar (september - november). Bepaalde interessante waters zijn twee maal bezocht (tabel ). De zoetwaterweekdieren werden naargelang de omstandigheden verzameld met de hand of met behulp van een schepnet tot op ± m diepte. De grotere exemplaren werden op het veld uitgezocht. Een deel van het bemonsterde materiaal (detritus, plantendelen) werd meegenomen naar het laboratorium. R. Sablon en medewerkers (KBIN, sectie Malacologie) bewerkten de monsters en identificeerden de aanwezige weekdieren. Dr. J.G.J. Kuiper identificeerde de erwtenmossels (Pisidium spp.). De mate van aanwezigheid wordt uitgedrukt met de volgende schaal: aanwezigheid % aandeel vindplaatsen aantal vindplaatsen éénmalig % zeer sporadisch - % - sporadisch - % 4 - onregelmatig - % - regelmatig - 4 % - algemeen 4 - % - zeer algemeen > % 9-4.. Systematiek en naamgeving De systematiek, de wetenschappelijke en de Nederlandse naamgeving zijn meestal overgenomen uit Gittenberger e.a. (99). Voor Anisus leucostomus en de morfologische vormen van Gyraulus crista, kozen we voor de naamgeving door Van Goethem (9).. RESULTATEN.. Aangetroffen en niet aangetroffen soorten De recente inventarisatie levert soorten op: 4 slakken en tweekleppigen (tabel ). Twee soorten, het tractorwieltje (Gyraulus crista) en de stompe erwtenmossel (Pisidium obtusale), zijn vertegenwoordigd door meerdere morfologische vormen. De opgaven van de geronde schijfhoren (Anisus leucostomus) en de spiraalschijfhoren (Anisus spirorbis) verdienen enig voorbehoud. Het onderscheid is immers gebaseerd op uitsluitend morfologische kenmerken. Toch lijkt het gerechtvaardigd de twee soorten apart te vermelden, omdat beide bijna zeker in het gebied voorkomen. Van de aangetroffen soorten zijn er ( slakken en tweekleppigen) voor de eerste maal gevonden in Klein- Brabant (tabel ). Volgende ooit in het gebied aangetroffen soorten ( slakken, tweekleppigen) zijn daarentegen niet weergevonden: de stompe moerasslak (Viviparus viviparus (Linnaeus, )), de kapslak (Acroloxus lacustris (Linnaeus, )), de leverbotslak (Galba truncatula (Müller, 4)), de oorvormige poelslak (Radix auricularia (Linnaeus, )), de glanzende schijfhoren (Segmentina nitida (Müller, 4)), de schildersmossel (Unio pictorum (Linnaeus, )), de bolle schildersmossel (Unio tumidus Philipsson, ) en de gewone zwanenmossel (Anodonta cygnea (Linnaeus, )). Evenmin is de kleverige poelslak (Myxas glutinosa (Müller, 4)) ondanks gericht zoeken aangetroffen. ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Tabel : Overzicht van de aangetroffen soorten. De met + aangeduide soorten zijn voor het eerst (officieel) waargenomen in Klein-Brabant. GASTROPODA - SLAKKEN Viviparidae - moerasslakken + Viviparus contectus (Millet, 9) spitse moerasslak Hydrobiidae - wadslakjes e.a. Potamopyrgus antipodarum (Gray, 4) Jenkins waterhoren Bithyniidae - diepslakken Bithynia leachii (Sheppard, ) kleine diepslak Bithynia tentaculata (Linnaeus, ) grote diepslak Valvatidae - pluimdragers Valvata piscinalis (Müller, 4) vijverpluimdrager + Valvata cristata (Müller, 4) platte pluimdrager Lymnaeidae - poelslakken Lymnaea stagnalis (Linnaeus, ) gewone poelslak Radix ovata (Draparnaud, ) ovale poelslak Stagnicola fuscus (Pfeiffer, ) Stagnicola palustris Müller, 4 moeraspoelslak Physidae - blaashorens + Aplexa hypnorum (Linnaeus, ) slaapslak Physa fontinalis (Linnaeus, ) bron-blaashoren + Physella acuta (Draparnaud, ) puntige blaashoren Planorbidae - schijfhorenslakken Anisus leucostomus (Millet, ) geronde schijfhoren + Anisus spirorbis (Linnaeus, ) spiraalschijfhoren Anisus vortex (Linnaeus, ) draaikolkschijfhoren Bathyomphalus contortus (Linnaeus, ) riempje Gyraulus crista f. nautileus (Linnaeus, ) tractorwieltje Gyraulus crista f. cristatus Draparnaud, tractorwieltje Gyraulus crista f. spinulosus Clessin, tractorwieltje + Gyraulus albus (Müller, 4) witte schijfhoren Planorbis carinatus (Müller, 4) gekielde schijfhoren Planorbis planorbis (Linnaeus, ) gewone schijfhoren + Hippeutis complanatus (Linnaeus, ) vlakke schijfhoren Planorbarius corneus (Linnaeus, ) posthorenslak Ancylidae - mutsslakken + Ferrissia wautieri (Mirolli, 9) smurfslak BIVALVIA - TWEEKLEPPIGEN Sphaeriidae - hoornschalen, erwtenmossels + Pisidium milium Held, hoekige erwtenmossel + Pisidium nitidum Jenyns, glanzende erwtenmossel + Pisidium obtusale (Lamarck, ) stompe erwtenmossel Pisidium obtusale f. acidicula (Stelfox) stompe erwtenmossel + Pisidium personatum Malm, gemaskerde erwtenmossel + Pisidium subtruncatum Malm, scheve erwtenmossel + Musculium lacustre (Müller, 4) moerashoornschaal + Sphaerium corneum (Linnaeus, ) gewone hoornschaal ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Tabel 4: Voorkomen van zoetwaterweekdieren in Klein-Brabant tijdens de inventarisatie 99-99: aantal vindplaatsen en procentueel aandeel per onderscheiden watertype en in totaal 99-99 watertype (zie tabel ) G K S P R M totaal aantal 9 4 9 4 Viviparus contectus Potamopyrgus antipodarum Bithynia leachii Bithynia tentaculata Valvata cristata Valvata piscinalis Lymnaea stagnalis Radix ovata Stagnicola fuscus Stagnicola palustris Aplexa hypnorum Physa fontinalis Physella acuta Anisus leucostomus Anisus spirorbis Anisus vortex Bathyomphalus contortus Gyraulus crista f. nautileus Gyraulus crista f. cristatus Gyraulus crista f. spinulosus Gyraulus albus Planorbis carinatus Planorbis planorbis Hippeutis complanatus Planorbarius corneus Ferrissia wautieri Pisidium milium Pisidium nitidum Pisidium obtusale Pisidium obtusale f. acidicula Pisidium personatum Pisidium subtruncatum Musculium lacustre Sphaerium corneum geen weekdieren aangetroffen aant. 4 4 % 4 4 aant. % aant. 4 4 9 % 4 4 aant. 4 4 % 44 44 aant. % 4 4 4 4 9 4 4 4 4 aant. 4 G = greppel; K = kleine sloot; S = grote sloot; P = zeer kleine plas; R = rootput; M = kleine tot middelmatige plas, vijver % 44 aant. 9 4 4 4 9 4 % 9 9 9 9 4.. Voorkomen van de aangetroffen soorten (tabel 4) De spitse moerasslak (Viviparus contectus) is slechts zeer sporadisch gevonden: nl. te Bornem in de rootputten Den Bleekput en Van den Bossche en in het traject van de Ronebeek, nabij de rootput Van den Bossche (kaart ). De laatste twee vindplaatsen mogen zelfs als één geheel worden beschouwd, aangezien ze met elkaar verbonden zijn. Opvallend in beide rootputten zijn de opvallend grote (en dus 4 tot jaar oude) exemplaren. De Jenkins waterhoren (Potamopyrgus antipodarum) is enkel gevangen in de nog vrij recente sloot, langs de nieuwe sluis te Wintam (Bornem) (kaart ). ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

De kleine diepslak (Bithynia leachii) is onregelmatig aangetroffen in alle onderzochte watertypen. De grote diepslak (B. tentaculata) lijkt meer gebonden te zijn aan grotere sloten, rootputten en plassen. De platte pluimdrager (Valvata cristata) en de vijverpluimdrager (V. piscinalis) komen onregelmatig voor. De platte pluimdrager is ook aanwezig in de kleinste waters (greppels, poeltjes) in tegenstelling tot de vijverpluimdrager. De gewone poelslak (Lymnaea stagnalis) is sporadisch verzameld in grotere sloten, poelen en rootputten. Telkens was er een sterk ontwikkelde water- en oevervegetatie. De ovale poelslak (Radix ovata) is algemeen in alle watertypen. Het moerasslakken-complex wordt vertegenwoordigd door alvast twee soorten: de moeraspoelslak (Lymnaea palustris) en Stagnicola fuscus. Van deze beide is Stagnicola fuscus het meest frequent aangetroffen. De slaapslak (Aplexa hypnorum) is slechts zeer sporadisch waargenomen. Alle vindplaatsen liggen binnen een beperkt areaal in het zuiden van Bornem en het noorden van Sint-Amands: nl. een restant van een U-vormig waterbekken en een poel in Bornem (Linkebeekhoeve) en een verbrede sloot in Sint-Amands (De Wildernissen) (kaart ). 9 4a WL: mm WL: 9 mm 4b WL: mm WL: 4 mm WL: mm Figuur :. Spitse moerasslak;. gewone poelslak;. ovale poelslak; 4. posthorenslak (a. voor; b. boven) (foto s: T. Hubin, KBIN); WL = werkelijke lengte ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

WL: 9 mm WL: 4, mm WL: 4 mm WL:, mm 4 WL: mm a WL:, mm 9a WL: mm WL: 9 mm b WL:, mm WL: mm c WL:, mm 9b WL: mm a-e WL: -, mm a b b WL: -, mm c WL: -, mm a WL: -, mm c d e Figuur :. Kleine diepslak;. grote diepslak;. Jenkins waterhoren; 4. slaapslak;. bron-blaashoren,. puntige blaashoren;. smurfslak;. geronde schijfhoren (a. boven, b. onder, c. voor); 9. spiraalschijfhoren (a. onder, b. voor);. tractorwieltje (a. f. cristatus, b. f. nautileus, c. f. spinulosus);. stompe erwtenmossel (a. en b.: binnenzijde linker klep, c. buitenzijde rechter klep, d. buitenzijde linker klep, e. juveniel) (foto s: R. Sablon & H. Van Paesschen, KBIN) ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Kaart : Vindplaatsen van de één maal tot zeer sporadisch aangetroffen zoetwaterslakken ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Kaart : Vindplaatsen van de geronde schijfhoren (Anisus leucostomus), de spiraalschijfhoren (A. spirorbis) en de draaikolkschijfhoren (A. vortex) ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

De bron-blaashoren (Physa fontinalis) komt onregelmatig voor in de grotere sloten, rootputten en plassen. De puntige blaashoren (Physella acuta) is één maal, samen met de bron-blaashoren, aangetroffen in een verbrede sloot te Sint-Amands (De Wildernissen). De geronde schijfhoren (Anisus leucostomus) en de spiraalschijfhoren (A. spirorbis) worden hier samen behandeld. Vertegenwoordigers van het soortencomplex zijn regelmatig gevonden in greppels, kleine en grote sloten en, opvallend, in de rootputten in Sint-Amands (kaart ). Volgens de actuele identificaties overweegt de spiraalschijfhoren. De draaikolkschijfhoren (Anisus vortex) behoort tot de meer algemene soorten. Alhoewel in alle watertypen aangetroffen, blijkt de soort meer uitgesproken aanwezig te zijn in grotere sloten. Dit laatste geldt ook voor het regelmatig gevangen riempje (Bathyomphalus contortus). Het tractorwieltje (Gyraulus crista) komt eveneens regelmatig voor, behalve in greppels en kleine plasjes. De morfologische vormen cristatus en spinulosus overwegen. De gekielde schijfhoornslak (Planorbis carinatus) is slechts één maal aangetroffen, nl. in de nog vrij recente sloot langs de nieuwe sluis te Wintam (Bornem) (kaart ). De gewone schijfhoren (Planorbis planorbis) en de posthorenslak (Planorbarius corneus) zijn regelmatig tot algemeen vastgesteld in alle watertypen, maar vooral in grotere sloten, rootputten en plassen. De vlakke schijfhoren (Hippeutis complanatus) is onregelmatig aangetroffen in zowel greppels en kleine plasjes als grote sloten. De smurfslak (Ferrissia wautieri) is één maal gevonden in een greppel aan de noordrand van Het Moer te Bornem (kaart ). De hoekige erwtenmossel (Pisidium milium), de glanzende erwtenmossel (P. nitidum) en de scheve erwtenmossel (P. subtruncatum) komen samen voor in een gekanaliseerde beek te Bornem (Luipegem) (kaart 4). De stompe erwtenmossel (P. obtusale) is onregelmatig aangetroffen in overwegend greppels en kleine sloten. De gemaskerde erwtenmossel (P. personatum) is één maal gevangen in een U-vormig waterbekken te Bornem (Linkebeekhoeve). De moerashoornschaal (Musculium lacustre) wordt onregelmatig gevonden in de verschillende watertypen. De gewone hoornschaal (Sphaerium corneum) komt daarentegen slechts sporadisch voor. Zij is wel opvallend aanwezig in rootputten in Sint-Amands. In kleine waters ( %) zijn geen weekdieren aangetroffen (tabel 4). 4. BESPREKING 4.. De inventarisatie 99-99 Bij de bespreking van de resultaten kunnen wij niet voorbijgaan aan een aantal beperkingen verbonden aan de inventarisatie 99-99. Een eerste beperking spruit voort uit het opzet van de inventarisatie, nl. het inzamelen van (recente) gegevens over het voorkomen van zoetwaterweekdieren in de kleine waters van Klein-Brabant. Voor zover ons bekend is zulk een gericht onderzoek, zeker wat betreft greppels, poelen en rootputten, nooit eerder uitgevoerd in dit gebied. De vroegere gegevens hebben immers steeds betrekking op grote waters (o.a. Oude Schelde, Kragenwiel, (KBIN)) of waterlopen (Vercauteren, 994). De keuze van kleine waters heeft tot gevolg dat soorten die dieper of uitgestrekter water verkiezen, ondervertegenwoordigd of zelfs helemaal niet gevonden zijn. Dit geldt in het bijzonder voor grote tweekleppigen zoals zwanenmossels en schildermossels. ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

4 Kaart 4: Vindplaatsen van erwtenmossels (Pisidium spp.), de moerashoornschaal (Musculium lacustre) en de gewone hoornschaal (Sphaerium corneum) ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Een tweede beperking vormt het aantal onderzochte waters: 4 onderzochte waters, waarvan met weekdieren, vormen uiteindelijk nog altijd een zeer klein aantal in verhouding tot het onderzoeksgebied. Het is dus niet uitgesloten dat ontbrekende of slechts zelden aangetroffen soorten op andere plaatsen, eventueel zelfs talrijk, voorkomen. Een derde beperking vloeit voort uit onze keuze om zoveel mogelijk kleine waters met kans op weekdieren te bezoeken. Dit was enkel mogelijk door de onderzoeksinspanningen per geselecteerd water te beperken tot een één- of tweemalige bemonstering van enkele stroken. Dit betekent dat voor de meeste waters het grootste gedeelte niet is onderzocht. Het is dus best mogelijk dat soorten ondanks hun aanwezigheid niet zijn weergevonden. Wij zijn er ons daarom van bewust dat deze inventarisatie weinig bijdraagt tot het verklaren van de aanwezigheid en/of het ontbreken van sommige soorten. Het was echter op de eerste plaats de bedoeling de aandacht te trekken op de natuurwaarde van kleinere waters. Daarvoor moeten wij eerst de leemten opvullen in onze kennis over de soortenrijkdom in deze watertypen. 4.. Verspreidingspatronen Zoetwaterweekdieren blijken in Klein-Brabant in weliswaar verschillende soortensamenstellingen voor te komen in alle kleine waters, zelfs de kleinste en zeer tijdelijke greppels en plasjes. Wanneer zij toch lijken te ontbreken, zijn de redenen divers en vaak ook speculatief. Waters, waarin verrotting van organisch materiaal overheerst, herbergen nauwelijks of geen weekdieren. Zij zijn herkenbaar aan de grauwe tot zwarte kleuring van het water, een relatief aanzienlijke laag fijn, zwart slik op de Tabel : Verspreiding van de meest frequente zoetwaterweekdieren in de verschillende biotopen mate van voorkomen G greppels K kleine sloten en slootbeken S grote sloten en slootbeken P poelen en plasjes R rootputten M middelmatige plassen en vijvers zeer algemeen algemeen regelmatig > 9% > % > % A. vortex R. ovata > % R. ovata > % A. vortex G. crista R. ovata P. fontinalis B. contortus P. planorbis V. cristata > 4% R. ovata S. fuscus P. obtusale > % P. planorbis A. leuc/spir S. fuscus P. obtusale > % A. leuc/spir B. contortus P. corneus B. contortus P. planorbis V. piscinalis P. corneus B. leachii S. fuscus A. leuc/spir B. tentaculata G. crista G. albus H. complanatus M. lacustre R. ovata A. vortex G. albus P. planorbis H. complanatus V. cristata L. stagnalis P. fontinalis B. contortus P. corneus M. lacustre P. planorbis A. leuc/spir P. corneus R. ovata B. contortus S. fuscus G. crista P. planorbis G. crista L. stagnalis S. fuscus A. vortex S. corneum P. corneus ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

bedding en het vrijkomen van onwelriekende geuren bij omroeren. Dergelijke ongunstige milieus ontstaan, zoals vastgesteld in dit onderzoek, zowel door lozingen als door natuurlijke verlandingsprocessen. In sommige ogenschijnlijk gunstige watermilieus zijn geen of nauwelijks weekdieren aangetroffen. De redenen hiervoor zijn zelden duidelijk en dikwijls veeleer veronderstellingen: nog geen (her)kolonisatie sinds het ontstaan of een voorbije droogte, een te hoge predatiedruk door vissen of vogels, een eventueel ongeschikt milieu voor de meeste weekdieren of gewoon toeval? De factor tijd speelt alvast een belangrijke rol: de aanwezigheid van weekdieren kan in een bepaald water sterk wisselen in de loop van de tijd. Ook radicale beheersmaatregelen zoals ruimen, uitdiepen, maaien van oevers kunnen een rol spelen (Walbrink, 99). De meest frequent aangetroffen soorten zijn (in afnemende volgorde): de ovale poelslak, de gewone schijfhoren, de draaikolkschijfhoren, het riempje, de posthorenslak en Stagnicola fuscus (tabel 4). Zij zijn regelmatig tot zeer algemeen aanwezig in alle onderscheiden watertypen (tabel ). De kleine diepslak, de platte pluimdrager, het complex van geronde schijfhoren en spiraalschijfhoren, het tractorwieltje en de moerashoornschaal zijn eveneens aanwezig in (bijna) alle watertypen (tabellen 4 en ). De ruime verspreiding van de ovale poelslak, Stagnicola fuscus, de gewone schijfhoren, de kleine diepslak, de platte pluimdrager en de moerashoornschaal houdt verband met hun vermogen om minstens tijdelijk te kunnen overleven in droogvallende waters (Gittenberger e.a., 99). Hierdoor kunnen zij zich in zowel permanente als tijdelijke waters handhaven. Ook de geronde schijfhoren en de spiraalschijfhoren zijn bestand tegen droogte. Deze beide schijfhorens worden, net zoals de slaapslak en de stompe erwtenmossel, aangeduid als typische bewoners van droogvallende greppels (Gittenberger e.a., 99, Heitkamp & Zemella, 9, Richnovszky, 99). De spiraalschijfhoren is echter ook opvallend aanwezig in rootputten te Sint-Amands en in grotere sloten. Dit zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van periodiek droogvallende zones binnen deze grotere waters. Het is evenmin uit te sluiten dat deze soort ook in permanente waters voorkomt. Voor enkele van de ruim verspreide soorten duiden Gittenberger e.a. (99) aan dat zij niet in droogvallende biotopen voorkomen: het riempje, het tractorwieltje, de posthorenslak. Het tractorwieltje is inderdaad afwezig in greppels en schaars in kleinere plassen en poelen. De twee andere soorten zijn echter wel aanwezig in kleine greppels en plassen. Ofwel is dit een voorbeeld van een snelle of toevallige kolonisatie, ofwel drogen deze kleine waters minder snel uit dan aangenomen, ofwel verdragen deze soorten toch een zekere uitdroging. Heitkamp & Zemella (9) vermelden alvast de posthoornslak bij een aantal soorten, welke goed aangepast zijn aan uitdrogen (tot meer dan één jaar). Enkele soorten zijn duidelijk gebonden aan permanent en dieper water: de grote diepslak, de vijverpluimdrager en de bron-blaashoren. In het geval van de grote diepslak schrijven Gittenberger e.a. (99) deze voorkeur toe aan vorstgevoeligheid. De stompe erwtenmossel daarentegen verkiest ondiepe en droogvallende greppels en kleine sloten. 4.. Soortenrijkdom De soortenrijkdom is het grootst in de grote sloten en slootbeken (tabel ). Verschillende factoren verklaren deze grotere verscheidenheid: meer afwisseling in de biotoop (zowel ondiep als diep water), de grotere stabiliteit (minder vlug volledig droogvallend), de betere toegankelijkheid (verbindingen met andere waters). Voor de weekdieren in waterlopen schijnt de wetmatigheid hoe groter, hoe meer verscheiden op te gaan. In meer gesloten watersystemen zoals poelen en plassen lijkt de koppeling tussen grootte en verscheidenheid veel minder op te treden. De onderzochte grotere plassen en vijvers zijn minder soortenrijk dan de poelen, kleinere plassen en rootputten. Deze afwijking is zonder meer toe te schrijven aan een aantal kenmerken van de onderzochte grotere waters. ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Een aantal ervan zijn parkvijvers en waterbekkens. Dit zijn meestal kunstmatig aandoende, veeleer eentonige milieus met rechtlijnige, kale oevers en scherpe overgangen tussen water en land. De voor weekdieren belangrijke water- en oevervegetaties zijn dikwijls weinig ontwikkeld. Zij herbergen vaak relatief véél vis of watervogels. Zowel vissen als watervogels kunnen het weekdierenbestand zeer nadelig beïnvloeden hetzij rechtstreeks door predatie hetzij onrechtstreeks door vernietiging van de aanwezige vegetatie. Tabel : Soortenrijkdom van de verschillende wateren watertype (zie tabel ) G K S P R M aantal monsterplaatsen 9 4 9 totaal aantal taxa* 9 totaal aantal soorten 4 9 spreiding aantal soorten - - - - -4 - gemiddeld aantal soorten per vindplaats 4 * het aantal taxa slaat hier op zowel soorten als morfologische vormen 4.4. Rootputten: ook waardevol als weekdierenhabitat In dit onderzoek is voor zover ons bekend voor het eerst aandacht besteed aan de weekdieren in rootputten. De resultaten tonen aan dat rootputten een interessant habitat vormen voor weekdieren. soorten zijn aangetroffen in één of meerdere putten (tabellen 4 en ). Bovendien mogen verschillende soorten, die tijdens dit onderzoek niet zijn gevonden in rootputten, er worden verwacht op basis van hun aanwezigheid in vergelijkbare poelen en plassen: de vijverpluimdrager, de slaapslak, de witte schijfhoren, de vlakke schijfhoren, de smurfslak en verschillende soorten erwtenmossels en de moerashoornschaal. Sommige ooit in Klein-Brabant geregistreerde soorten, die tijdens deze inventarisatie niet zijn gevonden, kunnen er trouwens eveneens voorkomen: o.a. de kapslak, de leverbotslak en de oorvormige poelslak. Voor zwanen- en schildersmossels lijkt de kans minder groot. Deze mossels zijn voor hun voortplanting aangewezen op vis. De meeste rootputten bevatten, gelukkig voor de andere weekdieren, nauwelijks of geen vis. De plaatselijke soortenrijkdom van een rootput is zeer variabel. Sommige, zoals de rootput Van den Bosch te Bornem, met zowel verlandingszones als dieper water, zijn opvallend rijker dan reeds sterk opgevulde en regelmatige uitdrogende putten, zoals in Sint-Amands. Het verschil tussen de vaak omvangrijkere en diepere rootputten in Bornem en deze in Sint-Amands komt overigens tot uiting in de spreiding van de spiraalschijfhoren en de draaikolkschijfhoren (kaart ). De spiraalschijfhoren, beter bestand tegen uitdroging, komt opvallend frequenter voor in de rootputten in Sint- Amands. De draaikolkschijfhoren schijnt algemener in de putten in Bornem. De laatste soort lijkt te ontbreken in de putten in Sint-Amands, hoewel zij algemeen aanwezig is in niet vervuilde waterlopen van Sint-Amands (Vercauteren, 994). Foto : Rootput De Kluys te Bornem (dia: K. Grolus) ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

4.. Weekdieren als indicatoren De grote verscheidenheid van zoetwaterweekdieren leidt herhaaldelijk tot de vraag of vertegenwoordigers van deze groep niet bruikbaar zijn als indicator voor de verschillende graden van watervervuiling. In de praktijk blijkt hierover weinig of geen gericht onderzoek te bestaan in België en Nederland (Gittenberger e.a., 99). Ook deze inventarisatie brengt, wegens de eerder opgesomde beperkingen, geen informatie bij aangaande de waarde van de gevonden soorten als indicator van waterkwaliteit. Zij bevestigt enkel dat weekdieren sterk afnemen tot ontbreken in door verrotting gekenmerkte waters. Foto : Rootput Smissen te Sint-Amands (dia: K. Grolus) De huidige resultaten tonen daarentegen wél de waarde van sommige weekdieren als bio-indicator, d.w.z. als aanwijzer van bepaalde eigenschappen van de biotoop. De ronde schijfhoren, de spiraalschijfhoren en de stompe erwtenmosselen bevestigen hun rol als indicator van droogvallende milieus. Volgend feit illustreert dit. Tijdens de bemonsteringen van rootputten in Sint-Amands deelden omwonenden ons herhaaldelijk mee dat de putten zeer vaak droogvielen. Uit de latere analysen bleken de monsters van deze rootputten spiraalschijfhorens te bevatten. Ook de voorkeur van de grote diepslak en de vijverpluimdrager voor permanent en dieper water (Gittenberger e.a., 99) komt tot uiting in de resultaten. Voor andere soorten zijn de verkregen gegevens minder duidelijk, zoals in het geval van de slaapslak. Gittenberger e.a. (99) vermelden de slaapslak als typische bewoner van kleine, droogvallende greppels in o.a. Canada-aanplantingen. Dergelijke biotopen zijn tijdens deze inventarisatie herhaaldelijk bemonsterd, zonder er een slaapslak aan te treffen. Slaapslakken zijn slechts in enkele (diepere) waters in een beperkt areaal aangetroffen (kaart ). Dit leidt tot volgende open vragen: wijst de aanwezigheid erop dat deze waters droogvallen of droogvallende zones bevatten, is de slaapslak minder gebonden aan droogvallende biotopen dan verondersteld of wijst de afwezigheid in de typische milieus op een achteruitgang van de soort? 4.. Status, zeldzaamheid en tendensen Zoetwaterweekdieren zijn bijzonder gevoelig voor een lage zuurtegraad. In een agrarische omgeving zijn ze bijgevolg zeer kwetsbaar door verzuring van het milieu door o.a. zure regen, gebruik van pesticiden en sproeimiddelen in land- en tuinbouw, rigoureuze beheersmaatregelen voor oevers en waterlopen (ruimen, baggeren, kappen, enz.). Volgens Duits onderzoek zijn de kleine diepslak en de spiraalschijfhoren nagenoeg over geheel Duitsland sterk afgenomen of zelfs plaatselijk verdwenen (Jungbluth e.a., 99). Andere soorten zoals de spitse moerasslak, de platte pluimdrager, de vijverpluimdrager, de slaapslak, de bronblaashoren, S. fuscus, de moeraspoelslak, de gekielde schijfhoren en de vlakke schijfhoren staan op de Duitse waarschuwingslijst. Zij zullen onherroepelijk in minder dan jaar tijd verdwenen zijn indien er geen beschermingsmaatregelen worden getroffen. Hetzelfde geldt eveneens voor volgende erwtenmossels en hoornschalen: de hoekige erwtenmossel, de stompe erwtenmossel, de gemaskerde erwtenmossel en de moerashoornschaal. ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

Van de smurfslak is gekend dat ze licht thermofiel is. Zij houdt zich (ook in België) vrij talrijk op in en om koelwatersystemen van centrales. Haar voortplantingswijze, nagenoeg uitsluitend door zelfbevruchting, en resistentie tegen droogte maken haar tot een uitstekende kolonisator. Haar vrij recente beschrijving (9) heeft tot gevolg dat haar Europese verspreiding nog onvoldoende gekend is. Dit geldt trouwens ook in België waar de meest recente vindplaats Vierves-sur-Viroin is (Decocq, ). Dit verklaart grotendeels waarom ze op Europese Rode lijsten staat. Bij vergelijking met voorliggend onderzoek, blijkt dat ongeveer de helft van de soorten die zijn geregistreerd in de kleine waters van Klein-Brabant, op verschillende plaatsen in West-Europa reeds op Rode lijsten der bedreigde weekdiersoorten vermeld staan (Jungbluth e. a., 99). Rekening houdend met de eerder gegeven beperkingen van dit onderzoek, is het voorbarig uitspraken te doen over de status van bepaalde soorten in Klein-Brabant. De huidige gegevens maken reeds duidelijk dat beheersmaatregelen voor dit gebied (en soortgelijke gebieden in Vlaanderen) nodig zullen zijn om zijn biologische en landschappelijke waarde te vrijwaren.. BESLUIT De inventarisatiecampagne 99-99 van zoetwaterweekdieren in Klein-Brabant levert een reeks gegevens over de verspreiding van deze diergroep in kleine waters. Tegelijk wijst zij op nog belangrijke leemtes aangaande het voorkomen van slakken en tweekleppigen. Deze tekorten moeten ertoe aanzetten het onderzoek van zoetwaterweekdieren in Klein-Brabant verder te zetten en aan te vullen. 9. DANKWOORD Wij danken Danny Van de Poel (PIH), Mark Peeters en Raymond Avril (KBIN) voor de assistentie op het terrein. Tijdens de inventarisatie zouden veel sites voor ons onbekend zijn gebleven indien wij niet hadden kunnen rekenen op de informatie en begeleiding vanwege Roland Duerinck en Herwig Mees (Gemeentelijke Milieudienst Bornem), Ronny Segers (Gemeentelijke Milieudienst Puurs), Joost Reyniers (AMINAL, Afd. Natuur) en Koen Grolus (De Wielewaal). Christine D Haese (KBIN) hielp bij de verwerking van het bemonsterde materiaal. Dr. J.G.J. Kuiper identificeerde de erwtenmossels (Sphaeriidae). Britt Biermans en Barbara Tack (PIH) zorgden voor de verspreidingskaartjes. R. Sablon, T. Hubin en H. Van Paesschen (KBIN) maakten de foto s van de bemonsterde weekdieren. Kathleen Verstraete (PIH) en Koen Grolus (De Wielewaal) bezorgden foto s en dia s van respectievelijk sloten en rootputten. Wij zijn Prof. Dr. Thierry Backeljau (RUCA/KBIN) en Herlinde Nieuwborg (PIH) erkentelijk voor het zorgvuldig doornemen van het manuscript. Tenslotte rest nog onze appreciatie voor het redactionele werk van Mieke Hoogewijs en Tine Rijvers (PIH).. REFERENTIES Decocq O., : Les nouvelles de la mare. L Erable, ier trimestre: -. Gittenberger E., Janssen A.W., Kuiper W.J., Kuiper J.G.J., Meijer T., van der Velde G. & de Vries J.N., 99: De Nederlandse Zoetwatermollusken. Recente en fossiele weekdieren uit zoet en brak water. Nederlandse Fauna ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK

9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS Nederland, Leiden. p. Heitkamp U. & Zemella B., 9: Untersuchungen zur Phänologie und Autökologie von Anisus leucostomus (Millet, ) (Gastropoda, Planorbidae). Archiv für Hydrobiologie Supplement, 9 (/): -. Jungbluth J., Von Knorre D., Falkner G., Groh K., Schmid G., 99: Rote Liste der Binnenmollusken (Schnecken (Gastropoda) und Muscheln (Bivalvia)) in Deutschland. Mitteilungen der Deutschen Malakozoologischen Gesellschaft, /: -. Richnovszky A., 99: The extinction and resettlement of Molluscs in shallow lakes. Abstr. th Inter. Malacol. Congr. Sienna. (F. Giusti & G. Manganelli eds.): 49 p. Van Goethem J.L., 9: Nieuwe naamlijst met aantekeningen van de recente niet-mariene weekdieren van België. Studiedocumenten Nr 44. Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Brussel. p. van Tol J., 9: Oecocode voor binnenwateren van Nederland Instrukties voor medewerkers EIS-Nederland, nummer. Centraal Bureau Nederland van de European Invertebrate Survey, Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden. p. Vercauteren T., 994: De macrofauna en de biologische kwaliteit van enkele waterlopen in Sint-Amands in 99. Berichten over macrofauna en biologische kwaliteit van oppervlaktewateren in de provincie Antwerpen, nr. 9. Provinciaal Instituut voor Hygiëne, Antwerpen. p. Walbrink H., 99: De Zoetwater-Mollusca (Gastropoda, Bivalvia) van het Zuid-Limburgse heuvellandschap - het zuidoostelijke gebied-. Correspondentieblad der Nederlandse Malacologische Vereniging, 9: -9. Wijnhoven A.L.J. & Niemeijer C.M., 99: Natuurvriendelijke oevers. In: Spijker J.H., Niemeijer C.M., Tjooitink G.J. & Timmers A.: Groenwerk. Een praktijkboek voor bos, natuur en stedelijk groen. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen. -9. ANTWERPSE KOEPEL VOOR NATUURSTUDIE JAARBOEK Foto rechts: Pardosa amentata (foto: Bryan Goethals)