Zingeving van het zinloze - De sjoa-literatuur van



Vergelijkbare documenten
DBO 10 Zondag 8 maart Klaagliederen. Inleiding

De vorm van het verhaal

THEMA 3: EEN BIJBELSE MENSVISIE

(Deel van) Zijn Lichaam

Samen eenzaam. Frida den Hollander

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Om mee te beginnen: boekfragment en opdrachten

technisch verslag literatuur

De gelijkenis van de verloren zoon.

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

6,1. Boekverslag door R woorden 26 juli keer beoordeeld

Boekverslag Nederlands De onverbiddelijke tijd door Jan Wolkers

Eerwraak. Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman. Blz 1.

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het jodendom. Naam:

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

De evangeliën en hun betrouwbaarheid

Met welk doel wil God Zijn kinderen leiden?

WANNEER, GOD, WANNEER?

Malka Mai. Mirjam Presseler. Rose Kattenberg, 4V2 16 november 2015

Boekverslag Nederlands Het meisje met het rode haar door Theun de Vries

Janusz Korczak. door Renée van Eeken

Dat we hier vanavond bij elkaar zijn wordt vooral bepaald door de wereldse kalender. En niet de kalender van de christelijke feesten.

Orde van dienst. Lieke Juliëtte van Elk. op 28 juni In deze dienst zal door ds. Cees de Gooijer gedoopt worden:

JEZUS IS MIJN SUPERHELD

Pinksteren oogst van de vruchten. Bij Exodus 20 : Handelingen 2 : 1-11

A. de Jager. Wees toch stil. Gedichtenbundel. Wees toch stil 1

een zee van tijd een zee van tijd Ze laten zien dat ze geen leger meer willen. Werkblad 12 Ω De Tweede Wereldoorlog Ω Les 1: Wat er vooraf ging Naam:

5,2. Gedichtbespreking door een scholier 3097 woorden 1 december keer beoordeeld. Levensbeschouwing

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

18. Evangelist in eigen land 19. Onder Jezus zegen Een bereide plaats 20. Water 21. Een gebed om de Heilige Geest Doorwaai mijn hof 22.

Toon mijn liefde, aan de ander dien de ander, zo heb Ik ook jou liefgehad. Heb elkaar lief, wat er ook gebeurt, de ander, zo heb ik ook jou

DE WEEK VOOR WE HET AV0NDMAAL VIEREN

Genieten van het echte leven

Filmverslag Nederlands De tweeling

De Bijbel open (09-11)

Pietá, Michelangelo DRAAGBAAR

Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven

Geloof Brengt Verandering Toets 1 - antwoorden

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Bij u schuil ik, u bent mijn schild,

1 Korintiёrs 1:9. Marcus 10:45. Handelingen 4:12. Johannes 17:3. 1 Korintiёrs 3:16. Johannes 15:9,10. Psalm 32:8

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

SEED & BREAD FOR THE SOWER JES.55:10 FOR THE EATER

DE WIJZE KONING SALOMO

Oasemoment "Onze Vader" Emmaüsparochie - donderdag 17 oktober 2013

10 redenen voor de komst van de Heere Jezus

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

KUNST IN DE aanklacht tegen de oorlog

Bijbel voor Kinderen presenteert DE WIJZE KONING SALOMO

Of: hadden de meisjes niet met z'n 10-en mee kunnen lopen bij het schijnsel van 5 lampen?

Het dubbelgebod en de zin van ons bestaan (22 februari 2009)

Vijf redenen waarom dit waar is

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

Oorlogswinter. Denice Surink

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Voor christenen is de Bijbel met name een geloofsboek. Dat betekent

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 12 Ω De Tweede Wereldoorlog Ω Les 1: Wat er vooraf ging Naam: Hitler

RUTH: EEN LIEFDES- VERHAAL

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.


1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Zo werden er vanaf 1942 honderden tonnen boeken, brieven en andere geschriften per vrachtwagen naar de Van Gelderfabriek in Wormer vervoerd. Al dat pa

Genesisexodusleviticusnumerideuter onomiumjozuarechtersruthsamuëlko ningenkroniekenezranehemiaesterjo bpsalmenspreukenpredikerhoogliedj

2 maart maart Leerlingen groep 7 en 8 De Meeander Heelweg

De tijd die ik nooit meer

Dat is een verlangen dat wij allemaal, denk ik, wel kennen. Dat we zo graag eens God willen zien. Wie wil dat niet.


Vandaag is rood. Pinksteren Rood is al lang het rood niet meer Het rood van rode rozen De kleur van liefde van weleer Lijkt door de haat gekozen

Ruth 1 en Mat. 1, december e Adventszondag Wehl (ds. Arja Oude Kotte-de Boon. Gemeente, Als ik zeg: 'Ubuntu' weet u dan wat ik bedoel?

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Mensen rondom de Mensenzoon

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

Mag ik jou een vraag stellen?

Jezus maakt mensen gelukkig

Johannes 8 : 11. dia 1

Wie is Wie? Zet het nummer van het bijschrift bij de goede foto.

Het grote gebod. Het gaat er om, Hem lief te hebben met ons hele hart. We lezen daarover ook in Marcus 12:28 en verder:

Samenvatting Literatuurkunde Cursus 1 Literatuur en lezer

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen van God,

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

I. Het ontbreekt mij aan niets? Psalm 23 is een geliefde psalm van David. Hij is kort en krachtig. De eerste vers begint sterk:

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Bijbelse symboolpanelen

De schepping van de mens Studieblad 6

De brieven van Van Gogh

Heer, U zocht mij, toen ik was weggegaan U bracht mij veilig in Uw gezin U vergaf mij, mijn schuld is weggedaan U gaf mijn leven een nieuw begin

Luk. 24, preek - NGKE

Licht op Maria Maria gezien vanuit de oecumenische gemeenschapsspiritualiteit van Focolare.

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24

Die Jezus volbracht in zijn leven, toen hij in de wildernis leefde

Voorbeelden van draaiboeken

Bijbelstudie lessen voor 8-12 jaar

Hosanna. Hosanna! Hosanna! De Heer komt voorbij. Zwaai met de takken en zing nu blij.*

Geef. nooit op! Gods beloften voor jou MIRANDA TOLLENAAR

Transcriptie:

Zingeving van het zinloze - De sjoa-literatuur van Jesjajahoe Sjpigl (1906-1990) Henk D. Meijering Jesjajahoe Sjpigl geldt als een van de bekendste Jiddisje schrijvers van de tweede helft van de twintigste eeuw, zeker waar het gaat om schrijvers wier werk sterk bepaald is door de sjoa. Toch zal de gemiddelde Europese of Amerikaanse lezer dit oordeel nauwelijks op basis van eigen lectuur kunnen onderschrijven. Van Nederlandse vertalingen ken ik alleen het verhaal Niki, opgenomen in de bundel Meesters der Jiddische vertelkunst, samengesteld door Leo Fuks overigens bepaald niet het slechtste verhaal van Sjpigl. Een enkel verhaal is te vinden in een Engelstalige verzamelbundel en twee romans zijn in het Frans vertaald. Men moet al Jiddisj kunnen lezen (of Hebreeuws, want in Israël is hij wel vertaald) om een goede indruk van zijn werk te krijgen. Enkele op muziek gezette liederen worden wel veel gezongen, maar mijn indruk is dat uitvoerenden en publiek daarbij nauwelijks een beeld hebben van de betekenis van de dichter in ruimer verband. Wat bekendheid en receptie in Nederland betreft staat Sjpigl er dus ongunstiger voor dan de beide andere grote Jiddisje dichters die aan de verschrikkingen van de sjoa literair uitdrukking hebben gegeven, Jitschok Katzenelson en Avraham Sutzkever. En juist omdat Sjpigl ook in vergelijking met deze beiden een geheel eigen geluid heeft, is het goed om hem voor te stellen. Textielindustrie Eerst maar enkele biografische gegevens. Jesjajahoe Sjpigl werd in 1906 geboren in Balut, een arme voorstad van Łódź. Zijn ouders waren voor hun inkomen afhankelijk van de textielindustrie, in Balut vooral huisnijverheid. Hij kreeg een orthodoxe opvoeding, van het cheider af aan, en groeide dus op in de joodse traditie. Later stond hij daar losser tegenover. Ik heb echter in werk van of over hem geen verwijzing gevonden naar een expliciete breuk met de strikte orthodoxie. Zijn verdere opleiding is seculier: een aantal jaren gymnasium, pedagogische hogeschool. Daar komt hij in contact met de Europese literatuur en in zijn jonge jaren is elk vrij uur gewijd aan bestudering daarvan. Hij leert zichzelf Engels en Duits, vertaalt (onder andere Byron), leest Joyce, Proust, kortom, vanuit een achterstandspositie werkt hij zich op tot het Europese culturele niveau. Sjpigl begint dan ook zelf te dichten, eerst in verschillende tijdschriften. In 1930 verschijnt zijn eerste bundel met de voor hem kenmerkende titel Mit dem ponim tsoe der zoen. In de laatste strofe van de bundel wordt de titel verklaard: de dichter heeft zain oremen oen prostn sjtam met alle geborgenheid daarvan verlaten, en gaat nu wi a blinder, wos gejt mitn ponim tsoe der zoen [...] ahin, woe s iz kejn fridn kejn mol nisjt faran. In de vroege gedichten wordt echter vooral ook de natuur bezongen. Naar eigen zeggen heeft Sjpigl toen wel overwogen om ook het harde bestaan van de wevers in Łódź in proza uit te beelden, maar daarvan is niets gekomen. Animositeit In de vooroorlogse jaren wordt Sjpigl opgenomen in het literaire leven in Łódź. Hij verkeert onder meer in de kring van Miriam Ulianover, heeft veel contact met Rikoeda Potash en ontmoet ook Katzenelson. De stad Łódź had in 1939 een zeer gemengde bevolking. Naast Polen woonden er relatief veel Duitse kooplui en handwerkslieden. De joodse gemeenschap was een van de grootste van Polen. Al in de eerste helft van de twintigste eeuw was de mede economisch bepaalde animositeit tussen de Duitse en de joodse bevolkingsgroepen groot. Bij de ontbinding van Polen in 1939 werd Łódź ingelijfd bij het Duitse Rijk en omgedoopt tot Litzmannstadt. De stad en de omgeving maakten dus geen deel uit van het Gouvernement-Generaal. Hoezeer er ook door de Duitse bevolking werd aangedrongen op spoedige verwijdering van de joodse bevolking, vanwege het economische belang moest deze vooralsnog ישעיהו שפּ יגל Jesjajahoe Sjpigl 21

Sjtign tsoem himl 22 שטיגן צום הימל gehandhaafd blijven. Wel voltrok zich stap voor stap een isolering van de joodse inwoners. De voorstad Balut werd bestemd tot getto. Al vrij spoedig werden de joden uit de omliggende sjtetlech en uit het Duitse Rijk zelf (inclusief Praag) naar de stad overgebracht. De joodse gemeenschap had onder leiding van de omstreden Judenältester Rumkowski een beperkte en dubieuze autonomie. De Duitse overheid had in eerste instantie belang bij het instandhouden van het getto. Toch waren de omstandigheden erbarmelijk. Elementaire hygiënische voorzieningen ontbraken, de voedselvoorziening was volstrekt ontoereikend en de sterfte als gevolg van ziekte en honger steeg dramatisch. Zelfs de hoogste Duitse bestuursfunctionaris, Hans Biebow, wijst in officiële brieven op de slechte omstandigheden. Dat deze klachten van degene die verantwoordelijk was voor het economisch rendement van het getto, niet door menslievende overwegingen waren ingegeven, moge duidelijk zijn. Daar kwamen dan nog de voortdurende transporten bij, de oiszidloengen van hen die niet in het arbeidsproces ingezet konden worden. Sjpigl verkreeg wel een plaats in het arbeidsproces. Hij wordt in de gettoadministratie tewerkgesteld. Zijn taak is het van dag tot dag bijhouden van de bevolkingsstatistiek. Dit in verhouding minder zware werk geeft hem de mogelijkheid om te blijven schrijven. Door wat hij later als zijn literaire roeping beschrijft, en door de vele gruwelijke indrukken krijgt zijn werk zelfs een ingrijpend ander karakter. In de jaren tussen 1940 en 1944 ontstaan in uitgewerkte vorm of in fragmenten zijn gettoverhalen. Bij de liquidatie van het getto in augustus en september 1944 begroef hij zijn werk in een kelder. Hij had niet de illusie dat hij zelf ooit nog de gelegenheid zou hebben om ze weer op te graven, hetgeen dan, althans bij een gedeelte van zijn werk, uiteindelijk toch heeft mogen gebeuren. Als door een wonder overleeft hij Auschwitz en enkele arbeidskampen (ook daar werd hij weer ingezet in de bevolkingsstatistiek, in de evidents). Na de bevrijding keert Sjpigl, als enige overlevende van zijn familie, terug in Łódź. Hij werkt daar en in Warschau nog enkele jaren als leraar en als journalist. Vanaf 1951 woont hij in Israël, waar hij in 1990 sterft. Zijn werkzaamheden als ambtenaar op het Israëlische ministerie van Financiën zijn voor ons niet van belang, wel dat hij weer volop actief is als dichter, schrijver, essayist en criticus. In zijn gedichten en proza neemt hij de vooroorlogse lijn weer op: lyrische beschrijvingen van de natuur, nu van Israël, maar wel met terugverwijzing naar het oorlogsleed. Maar de eerste en voornaamste werken die verschijnen zijn bewerkingen van de gettoverhalen, in een klein boekje (Malches geto, 1947), en in enkele grotere bundels. Ook brengt hij dezelfde stof in romanvorm. Edel Bovenstaand biografisch overzicht is gebaseerd op kale gegevens. De schrijver zelf geeft ook inzicht in zijn leven en in wat hem heeft bewogen om te schrijven, en wel in zijn op jeugdindrukken gebaseerde roman Sjtign tsoem himl, waarin een beeld gegeven wordt van zijn eerste levensjaren, en vooral in een aantal interviews met Yechiel Szeintuch die in extenso staan afgedrukt in diens studie over Sjpigl uit 1995. Sjpigls grootse betekenis ligt dus in zijn gettoproza. Onder vrediger omstandigheden was hij vermoedelijk blijven dichten als in de jaren twintig. Zijn leven was dan ongetwijfeld veel gelukkiger geweest, maar als literator had hij een weinig opvallende plaats ingenomen. Maar als het dan zo is dat soms een dichter zijn eigen wereld schept, kan omgekeerd hier gezegd worden dat de wereld, het getto dus, de man pas tot schrijver heeft gemaakt. Er is relatief veel van het in de oorlog geschreven werk bewaard gebleven, en we kennen het in verschillende versies. Aan de hand daarvan wordt zowel het ontstaansproces van de verhalen als de literaire ontwikkeling van de dichter zichtbaar. Bij een Jiddisje schrijver die zo nadrukkelijk door de sjoa is getekend, dringt zich de vergelijking op met dichters als Katzenelson en Sutzkever, schrijvers van sjoa-literatuur (als dit woord gebruikt mag worden), zelfs in de dubbele zin van het woord: zij schrijven in het getto en over het getto. Katzenelsons werk wordt gekenmerkt

door een bijbels geïnspireerd pathos, Sutzkever schrijft meer vanuit zijn persoonlijke belevenissen en soms surrealistisch. Sjpigls verhalen hebben een bepaalde vorm van realisme. Het is echter geen bitter naturalisme, waartoe het onderwerp alle aanleiding geboden zou hebben. Directe beschrijvingen van de gruwelen ontbreken veelal of worden indirect weergegeven. Sjpigl wijst er in de interviews herhaaldelijk op dat zijn werk niet als een kroniek of een pinkas gelezen mag worden. Szeintuch werkt dit in zijn boek nader uit. Het gaat om zingeving van het zinloze, om een vorm van geestelijk verzet zelfs bij de machteloze hoofdpersonen van de verhalen. Sjpigl legt in meer dan één verhaal het accent op het edele karakter van de personen (het woord ejdl is een telkens terugkerend woord). De verhalen zijn doorspekt met natuurbeschrijvingen in dat opzicht blijft Sjpigl zichzelf. De zon en het licht vormen dan het contrast ten opzichte van de ellende van het getto. In ieder geval daarbuiten is er sprake van licht. De nazi s zelf treden weinig op in de verhalen, ook aan het despotische optreden van Rumkowski wordt geen aandacht besteed. De beschrijving van het edele in de goede mens moet vooropstaan, ook bij Poolse katholieken, en enkele keer zelfs bij een menslievende Duitser. Op die wijze krijgt het zinloze lijden zin, wordt de misdadige chaos overwonnen. Honden David G. Roskies beschrijft in Against the Apocalypse (Cambridge, Mass. 1984) een soortgelijk streven in het literaire scheppingsproces van Sutzkever. Szeintuch probeert deze tendens bij Sjpigl vooral te documenteren door de in het getto geschreven eerste versie van een aantal verhalen te vergelijken met de uiteindelijk na de oorlog gepubliceerde teksten. Hieruit blijkt echter niet in de eerste plaats dat Sjpigl er pas bij de uiteindelijke publicaties naar heeft gestreefd om de personages en de handeling op een hoger, verhevener niveau te brengen. Die tendens is al heel duidelijk aanwezig in de oorlogsversies. Wat wel opvalt is de verdergaande literaire verfijning van de gepubliceerde verhalen in vergelijking met de in het getto geschreven versie. Ik geef een voorbeeld. In het verhaal Erd wordt beschreven hoe een joodse boer die in een dorp temidden van gojem leeft, in september 1939 weigert om met zijn Poolse dorpsgenoten voor de oprukkende Duitse troepen naar Warschau te vluchten. Hij wil zijn geboortegrond Erd ערד 23

די מש פּחה ליפּשיץ גײט אין געט א Di misjpooche Lipsjits gejt in geto 24 trouw blijven en is van mening dat niemand zijn lot ontlopen kan. De volgende dag wordt hij door een troep Volksduitsers doodgeslagen. Zijn vrouw, die zich met haar beide honden twee dagen lang in een kelder verborgen heeft gehouden, vindt haar man uiteindelijk, begraven onder een slordig opgeworpen bergje aarde. De beide honden leggen zich aan weerskanten van deze bult neer. Tot zover het verhaal in de voor het eerst in 1947 gepubliceerde versie. Oorspronkelijk had Sjpigl er nog een slot aan toegevoegd: Als u op de weg tussen Osziny en Topoluwke ooit een lange jodin aantreft die in haar schoot twee ronde stenen draagt, en als u ziet dat zij midden op de weg gaat zitten en de twee stenen streelt, dan moet u weten dat dat Dobe is, die zo de koppen van haar twee honden aait... Het is een ongelukkig beeld. Waarschijnlijk bedoelde Sjpigl iets als een grote hoge steen met twee kleine ronde stenen aan weerskanten, die zo de boerenvrouw met haar beide honden uitbeeldt. Een bekend motief in vele volksverhalen: een opvallend element in het landschap waaraan een verhaal wordt opgehangen. Maar het maakt van het in wezen gruwelijke verhaal wel een soort sprookje, en de werkelijkheid was schrijnender dan zelfs het wreedste sprookje. Wanneer Sjpigl uiteindelijk dit slot schrapt, gaat het niet om idealisering van het gebeuren, maar gewoon om een technische verbetering. Het edele karakter van de beide personen, met name van de man Jossi-Ber, was al in de eerste versie beschreven. Wel valt Sjpigls streven naar idealisering, naar veredeling op als we zijn mondelinge beschrijving van verschrikkelijke gebeurtenissen in de interviews vergelijken met de literaire neerslag daarvan in de verhalen. Een enkel voorbeeld: al in het eerste oorlogsjaar sterft Sjpigls dochtertje aan dysenterie. Naar aanleiding daarvan schrijft Sjpigl zijn ontroerende wiegelied Mach tsoe di aigelech dat, op muziek gezet, nog altijd veel gezongen wordt. Tot zover de literatuur. Maar in de interviews beschrijft hij in extenso niet alleen hoe Rumkowski uit ontevredenheid met de voor de nazi s kritische toon van het gedicht dreigt Sjpigl zijn baan te ontnemen en hem daarmee in feite ter dood veroordeelt, maar ook hoeveel applaus de dichter bij de uitvoering in het Koeltoer-hoiz kreeg van het publiek. Deze niet van ijdelheid vrije, breedvoerige beschrijving doet vergeten dat het om het eigen dochtertje van de dichter gaat! En in enkele verhalen beschrijft Sjpigl met veel invoelingsvermogen hoe groot de cultuurschok voor geheel geassimileerde Duitse joden was toen zij in Balut werden ondergebracht. In de interviews spreekt hij echter enigszins smalend over die joden, die nauwelijks joden waren, die hun rijke leven met badkuipen en vleugels moesten opgeven en nu ook eens te weten kwamen wat armoede en smerigheid was. Een dichter is ook maar een mens, en niets menselijks is Sjpigl vreemd. Maar het gaat ons uitsluitend om de dichter en zijn werk. Als achtergrondinformatie zijn die interviews heel nuttig, maar dat Szeintuch door de publicatie daarvan de dichter Sjpigl de gelegenheid geeft zijn ijdelheid en andere zwakheden zo uitgebreid weer te geven, is eigenlijk onbarmhartig tegenover hem. Hostie Idealisering van de personages dus als kenmerk van Sjpigls proza. De menselijke verhevenheid van de slachtoffers tegenover de zinloze wreedheid van de vervolgers. Maar soms schiet Sjpigl in dit streven zijn doel wel eens voorbij. In het verhaal Di misjpooche Lipsjits gejt in geto beschrijft hij op indrukwekkende wijze hoe een gegoede familie bij de Umsiedlung op een paar armoedige kamertjes in het getto terechtkomt. Als ambtenaar in de gettoadministratie, die ook verantwoordelijk was voor de huisvesting, was Sjpigl maar al te vertrouwd met zulke gebeurtenissen. Maar als de dichter dan in één kort verhaal beschrijft hoe de arm gebleven oom Jankl en diens beide dochters de familie Lipsjits behulpzaam zijn, hoe de katholieke dienstbode Marianna weigert de familie te verlaten en zelfs een gele lap op haar kleding naait, en hoe die dienstbode de stoet waarin de familie het getto binnentrekt, ervaart als een soort processie waar Reb Lipsjits, als ware hij de heilige hostie, een beeld van Jezus wordt, dan is dat wel wat te veel van het Goede.

Maar laten we niet naar de kleine onvolkomenheden kijken. Ik gaf al de handeling van het verhaal Erd weer. Het moet echter gelezen worden om het ten volle te kunnen waarderen. Het gaat niet alleen om de handeling. Sjpigl zelf houdt het in een interview voor mogelijk dat er ooit een criticus zal komen die zal zeggen dat de dichter gor nisjt kejn prozaiker iz, maar a poet, nor er hot nor bloiz di poezië oisgetsoign in lange sjoeres oen nisjt in koertse. Het gaat dus ook om de wijze van uitbeelding. In een verhaal als Sjnej wordt op haast serene wijze beschreven hoe een broer en een zuster langs het bejs oilem, waar hun ouders inmiddels al begraven liggen, onder het prikkeldraad door uit het getto proberen te komen. De broer wordt echter neergeschoten als hij al half onder het draad ligt. Dit wordt slechts indirect beschreven. Niet het schot zelf, niet de schutter, alleen de echo van het schot, en die terughoudende beschrijving is indrukwekkend. En dan het al genoemde verhaal Niki. Een gegoede joodse vrouw wordt met haar hond Niki in Balut ondergebracht bij een prostituee. Gaandeweg ontstaat er een goede relatie tussen de beide vrouwen, de prostituee Rosa begint zich zelfs om de hond te bekommeren. Als dan het bevel komt dat alle huisdieren uit het getto verwijderd moeten worden, begeleidt Rosa de vrouw naar het hek. Deze heeft de riem van de hond, zoals men tefilien legt, om haar arm gewonden en wordt door het dier meegesleept de afgeschutte ruimte in. Er wordt dan weer alleen maar aangeduid dat zij met haar hond wordt neergeschoten. Het accent ligt op het verhevene van de personages en van de handeling zelf, niet op de gruwelijkheden zelf. Sjpigl moet dus gelezen worden. Ik geef tot slot enkele titels van werk van en over hem. Enkele werken van Sjpigl: Malches geto, Łódź 1947. Licht foenem opgroent, New York 1952. Flamen foen der erd. Roman, Tel Aviv 1966. Sjtign tsoem himl, Tel Aviv 1966. Sjtern laichtn in tehom, Tel Aviv 1976. Himlen nochn sjtoerem. Noveln, essejen oen lider, Tel Aviv 1984. Enkele werken over Sjpigl: Noëch Gris (Noe Gruss), Foen fintsternisj tsoe licht, Tel Aviv 1974. Yechiel Szeintuch, Jesjajahoe Sjpigl Proze-ksovem foen Lodzjer geto, Jeruzalem 1995. (Hebreeuws en Jiddisj. Studie over Sjpigl, met de interviews en de eerste versie van een aantal verhalen.) Flamen foen der erd פלאמען פון דער ערד 25