VOORSTEL VAN DE EUROPESE COMMISSIE INZAKE EEN RICHTLIJN BETREFFENDE DIENSTEN IN DE INTERNE MARKT STANDPUNT VAN DE BVBO



Vergelijkbare documenten
VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 4.8 BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 4.11 BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:25 LID 2-3 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (MELDING VOOR KLEINE EVENEMENTEN) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:18 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (STANDPLAATS) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:23 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (SNUFFELMARKT) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 2 3 BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:25 LID 1 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (VERGUNNING VOOR GROTE EVENEMENTEN) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:15 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (VENTEN) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 3:4 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (VERGUNNING SEKSBEDRIJF) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 2 LID 2 EN ARTIKEL 6 AFVALSOFFENVERORDENING (AANWIJZING INZAMELAAR) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 3:5 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (GEDRAGSEISEN EXPLOITANT SEKSBEDRIJF) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 maart 2000 *

Bijlage 1 Rapportageformulier screening betreffende diensten FASE 1. Identificatiegegevens

De deontologische beperkingen op de reclame gelet op het voorstel voor een richtlijn over de evenredigheidstoets en de rechtspraak van het HvJ-EU

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

De verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Advies- en ingenieursbureaus DEONTOLOGISCHE CODE

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Deel I: private en bijzondere veiligheid en privé-detectives

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

MEDEDELING AAN DE LEDEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Impact dienstenrichtlijn op het leefmilieu met bijzondere aandacht voor de drinkwatersector

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 9 juli 2004 (14.07) (OR. en) 11091/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/001 (COD) LIMITE

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Privacyverklaring en Kennisgeving

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERVOER

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15853/2/2002 C5-0137/2003) 1,

DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID BELEIDSONDERSTEUNENDE AFDELING C: RECHTEN VAN DE BURGER EN CONSTITUTIONELE ZAKEN JURIDISCHE ZAKEN

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

De verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de Verordening betreffende wederzijdse erkenning

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EDRL- proof argumenteren. Advies Stibbe 05/03/2018

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 DECEMBER 2009

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

VR DOC.0797/1

Publicatieblad van de Europese Unie

*** ONTWERPAANBEVELING

15201/17 gar/oms/dp 1 DG D 2A

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Europees Handvest inzake lokale autonomie

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0217),

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

INITIATIEFADVIES. Overheveling van de voorziening voor uitbetaling van de kinderbijslag in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Deel I: private en bijzondere veiligheid en privédetectives

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Een primeur binnen de private bewaking

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT. overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT. Liechtenstein: Sectorale Aanpassingen - Evaluatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Deel I: private en bijzondere veiligheid en privé-detectives

EUROPEES PARLEMENT. Commissie interne markt en consumentenbescherming PE v01-00

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2009) 283 definitief.

de positie van de verzekerde/patiënt in Nederland en daarbuiten in het licht van de voorgenomen wijziging van art 13 Zvw (EU-aspecten)

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

ADVIES VAN DE COMMISSIE. van

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0206/645. Amendement 645 Kosma Złotowski, Roberts Zīle namens de ECR-Fractie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

2. Voor de voorgestelde insolventierichtlijn geldt de gewone wetgevingsprocedure.

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Transcriptie:

VOORSTEL VAN DE EUROPESE COMMISSIE INZAKE EEN RICHTLIJN BETREFFENDE DIENSTEN IN DE INTERNE MARKT Inleiding STANDPUNT VAN DE BVBO 1. De Europese Commissie keurde een voorstel goed inzake een richtlijn betreffende Diensten in de Interne Markt, COM (2004) 2. Het voorstel moet nu worden goedgekeurd door het Europese Parlement en de Raad. 2. Na een voorafgaande evaluatie van de voorgestelde richtlijn, heeft de BVBO enige commentaar met betrekking tot de gevolgen van het voorstel wat de privé-bewakingsdiensten betreft. Algemene commentaar 3. De voorgestelde richtlijn bestrijkt een brede waaier van diensten die aan consumenten en ondernemingen worden verleend, behalve de diensten die door de overheid gratis worden verleend ter uitvoering van haar sociale, culturele, opvoedkundige of wettelijke verplichtingen. De richtlijn omvat geen diensten waarvoor reeds een specifieke EU-wetgeving bestaat, zoals financiële dienstverlening, telecommunicatie en vervoer. 4. Het voorstel omvat bijgevolg een brede waaier van activiteiten waaronder bijvoorbeeld het bouwbedrijf, recreatie, IT -diensten, reclame, werkgelegenheidsagentschappen, audiovisuele diensten, gezondheidszorg en bewakingsdiensten. Het omvat eveneens professionele diensten zoals consultancy, architectuur, engineering of het geven van juridisch advies. 5. Globaal is de BVBO voorstander van de oprichting van een echte Interne Markt inzake dienstverlening door van de lidstaten te eisen dat zij de administratieve kosten en de buitensporige bureaucratische formaliteiten besnoeien. Dit zou het de ondernemingen mogelijk maken hun diensten over de grenzen heen aan te bieden en vestigingen te openen in andere lidstaten. 6. De BVBO is niettemin heel voorzichtig bij het evalueren van bepaalde specifieke gevolgen van de voorgestelde richtlijn en wenst haar reële bezorgdheid te uiten over deze kwesties. Het Belgische vergunningsstelsel betreffende privé-bewakingsondernemingen 7. In België wordt de privé-bewakingssector geregeld door strikte nationale wetgeving en reglementering die onder andere beogen hoge kwaliteitsnormen te garanderen en een hoge graad van professionalisme. 8. Krachtens de Belgische wet van 10 april 1990 op de private veiligheid kunnen bewakingsdiensten enkel worden geleverd door ondernemingen die vooraf een erkenning hebben gekregen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en enkel door privé-bewakers die een verplichte opleiding hebben genoten en een vergunning hebben gekregen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken om als privé-bewaker op te treden. 1

9. Dit nationale vergunningsstelsel dient het openbare belang en is een van de kernbestanddelen van het Belgische beleid met betrekking tot de privé-bewakingsdiensten. 10. De voornaamste doelstellingen van het desbetreffende vergunningsstelsel zijn: een professionele instelling te garanderen misbruiken te voorkomen de vereiste transparantie te garanderen en bijgevolg de samenleving in haar geheel te beveiligen privé-milities te voorkomen 11. Met het openbare belang voor ogen is de BVBO steeds van mening geweest dat het van essentieel belang is dat privé-bewakingsondernemingen en privé-bewakers de vereiste erkenning krijgen nadat zij zijn doorgelicht door de nationale overheid; de BVBO is dan ook een sterke voorstander van de Belgische vergunningsstelsels. 12. De BVBO is van oordeel dat het algemene voorstel dat door de ontwerprichtlijn wordt gedaan, geen verantwoording inhoudt voor het beperken van de rol die door de lidstaten wordt gespeeld in de sector van de privé-bewakings- en beveiligingsondernemingen. De reglementering van de privé-bewakingssector door middel van een nationale wetgeving is een taak die is weggelegd voor elke lidstaat en bijgevolg voor de volledige EU. Daarom onderstreept de BVBO het belang van een nationale wetgeving die de kwaliteit van de diensten garandeert. De bepalingen die de erkenning van privé-bewakings- en beveiligingsondernemingen regelen, moeten zijn aangepast aan de nationale context. Het is bovendien bewezen dat lidstaten met grondige erkenningsprocedures er vaak in slaagden de meest geavanceerde wetgevingen uit te werken inzake privé-bewaking binnen de EU en bijgevolg de best mogelijke garanties bieden tegen misbruiken. 13. Als alternatief zou de BVBO akkoord kunnen gaan met een Europees vergunningsstelsel voor ondernemingen (zie ook Joint Declaration of CoESS and UNI-Europa on the European harmonisation of legislation governing the private security sector (2001)). Om de vrije dienstverlening en de vrijheid van vestiging voor ondernemingen in de privé-bewakings- en beveiligingssector te garanderen en ook de moraliteit van de zaakvoerders, zou in alle EUlidstaten een Europees erkenningssysteem moeten worden ingevoerd. Deze erkenningen vormen een eerste vereiste voor de inachtneming van de commerciële, financiële, sociale, morele en ethische regels die aan de onderneming worden opgelegd. Alle ondernemingen en hun zaakvoerders die in de privé-bewakings- en beveiligingssector actief zijn, zouden houder moeten zijn van een dergelijke erkenning. De evaluatie die aan het verlenen van deze erkenning voorafgaat moet gebeuren op een sectoraal onafhankelijke grondslag en overeenkomstig Europese procedures die eerlijk en transparant worden geacht. Het is van vitaal belang dat de specifieke vereisten die in Europa aan ondernemingen worden gesteld om een erkenning te verkrijgen, door de lidstaten worden toegepast met referte aan een minimaal Europees kader. 14. De BVBO maakt zich zorgen om de rechtstreekse gevolgen van de voorgestelde richtlijn voor het Belgische vergunningsstelsel en bijgevolg om de onrechtstreekse gevolgen van deze reglementeringen voor de privé-bewakings- en beveiligingsmarkt in België. Gevolgen van de ontwerprichtlijn voor het Belgische vergunningsstelsel (Artikel 9) 15. De voorgestelde richtlijn zou de buitensporige vereisten op het vlak van documenten inkrimpen door het aantal vereiste documenten te verminderen. Ingewikkelde, tijdrovende en dure erkennings- en vergunningsstelsels zouden verdwijnen. Overeenkomstig Artikel 9 van de 2

voorgestelde richtlijn zouden de resterende procedures moeten zijn gebaseerd op objectieve criteria. De lidstaten mogen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit slechts afhankelijk stelsel van een vergunning indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan: a) het vergunningstelsel heeft voor de betrokken dienstverrichter geen discriminerende werking; b) een vergunningstelsel is objectief gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang; c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om daadwerkelijk doeltreffend te zijn. 16. De BVBO is van oordeel dat het Belgische vergunningsstelsel in overeenstemming is met de beginselen van de voorgestelde richtlijn: het is niet discriminerend, het is gerechtvaardigd door een dwingende reden die verband houdt met het algemeen belang (zie hierboven) en het kan niet worden bereikt door een minder beperkende maatregel. Vooral dit laatste is voor de BVBO van doorslaggevend belang. Oorsprongslandbeginsel (Artikel 16) 17. Artikel 16 voert het oorsprongslandbeginsel in waarbij zodra een dienstverrichter wettelijk actief is in één lidstaat hij zijn diensten kan aanbieden in andere lidstaten zonder nog verder te moeten voldoen aan regels in de gast -lidstaat. 18. Dit beginsel van controle door het eigen land betekent in principe dat het land van oorsprong doeltreffende controles moet instellen ten aanzien van de dienstverrichters die in het land zijn gevestigd, zelfs indien zij hun diensten verlenen in andere lidstaten. 19. Artikel 16 (4) van het voorstel bepaalt het volgende: Lidstaten mogen het vrije verkeer van diensten die worden verricht door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter, niet beperken om redenen die binnen het gecoördineerde gebied vallen, en onthouden zich daarbij met name van het stellen van de volgende eisen: a) de verplichting voor de dienstverrichter een vestiging op hun grondgebied te hebben; b) de verplichting voor de dienstverrichter bij hun bevoegde instanties een verklaring of kennisgeving in te dienen of een vergunning aan te vragen, of zich in te schrijven in een register of bij een beroepsorde op hun grondgebied; c) de verplichting voor de dienstverrichter op hun grondgebied een adres of een vertegenwoordiger te hebben of bij een gemachtigd persoon domicilie te kiezen; d) het verbod voor de dienstverrichter zich op hun grondgebied een bepaalde infrastructuur te verschaffen, waaronder een kantoor of kabinet, om de betrokken diensten te verrichten; e) de verplichting voor de dienstverrichter aan de op hun grondgebied geldende eisen inzake de uitoefening van een dienstenactiviteit te voldoen; f) de toepassing van een speciale contractuele regeling tussen de dienstverrichter en de afnemer die de verrichting van diensten als zelfstandige verhindert of beperkt; g) de verplichting voor de dienstverrichter speciaal voor de dienstenactiviteit een door hun bevoegde instanties afgegeven identiteitsdocument te bezitten; h) eisen betreffende het gebruik van uitrusting die een integrerend deel vormt van de dienstverrichting; 3

20. Dit Artikel 16 zal tijdens een overgangsperiode niet van toepassing zijn op de regels voor geldvervoer. Artikel 18 van de voorgestelde richtlijn voorziet voor waardenvervoer in een uitzondering op het oorsprongslandbeginsel dat niet meer van toepassing zou zijn nadat een communautair harmonisatie-instrument is ingesteld. De uitzondering impliceert dat een jaar na de goedkeuring van de Richtlijn, de Commissie moet uitmaken of zij al dan niet een voorstel moet indienen met het oog op geharmoniseerde regels inzake waardentransporten voor de hele EU. 21. De BVBO is van mening, dat het oorsprongslandbeginsel wegens zijn erg specifieke aard niet moet worden toegepast op het transport van fondsen en waarden. Vergunningen, erkenningen en standaarden op nationaal niveau zijn van primordiaal belang om deze risicovolle activiteit te reglementeren en vereisen een andere benadering dan het verlenen van bewakings- en veiligheidsdiensten in het algemeen. Bovendien kan de toename van grensoverschrijdende diensten een situatie van oneerlijke mededinging creëren waarbij nationale reglementeringen normen hanteren die van land tot land verschillen. Om deze redenen zou zeker het transport van fondsen en waarden niet moeten worden behandeld in het kader van de ontwerprichtlijn. 22. Artikel 16 bepaalt dat een bewakingsonderneming uit een andere lidstaat privé-bewakers naar België mag sturen zonder bijvoorbeeld een erkenning te krijgen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zonder te voldoen aan de Belgische vereisten betreffende de uitoefening van bewakings- en beveiligingsdiensten en zonder in het bezit te zijn van de noodzakelijke identiteitsdocumenten om een bewakings- en beveiligingsactiviteit te mogen uitoefenen (er wordt bijvoorbeeld niet nagegaan of de betrokkene al dan niet een strafblad heeft). 23. Bij het lezen van Artikel 9 (vergunningsstelsel) in combinatie met Artikel 16 (het oorsprongslandbeginsel) stelt de BVBO een totaal incoherente situatie vast: een privébewakingsonderneming die zich in België wil vestigen moet een vergunning aanvragen, terwijl een onderneming die in een andere lidstaat is gevestigd, in België privé-bewakingdiensten mag verlenen zonder enige vergunning. 24. Globaal betreurt de BVBO ook dat de voorgestelde richtlijn NIET het beginsel van de wederzijdse erkenning heeft opgenomen. Gelijkwaardige vergunningen zouden tussen de EUlidstaten ook wederzijds moeten worden erkend om de vrije dienstverlening mogelijk te maken. Een bewakingsonderneming die vanwege haar bevoegde autoriteiten een erkenning heeft verkregen, zou bijgevolg enkel in een andere lidstaat diensten mogen verlenen wanneer de erkenningsprocedure van die lidstaat gelijkwaardig is (d.w.z. dat de procedure dezelfde doelstellingen garandeert) aan de erkenningsprocedure met de lidstaat van oorsprong. Verboden of beoordelingsplichtige eisen (Artikel 14 en Artikel 15) 25. Artikel 14(7) bepaalt het volgende: Lidstaten mogen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk stellen van een verplichting tot het stellen van of deelnemen in een financiële waarborg of het afsluiten van een verzekering bij een op hun grondgebied gevestigde dienstverrichter. 26. De BVBO is daarentegen van mening, dat de verplichting om bij te dragen aan een financiële garantie of een sociaal fonds voor privé-bewakers volledig verantwoord is, rekening houdend met de bescherming van de werknemers en de garantie dat de dienstverrichter zijn financiële verplichtingen nakomt. De financiële garantie zou eerder passen bij de beoordelingsplichtige eisen (Artikel15), ingeval zij niet-discriminerend, noodzakelijk en evenredig is. 27. Volgens Artikel 15 (2d) en (3) zouden de Belgische autoriteiten ook moeten nagaan of de andere vereisten dan die met betrekking tot de beroepskwalificaties die de toegang tot de 4

privé-bewakingssector voorbehouden aan specifieke dienstverrichters (cfr. Belgische wet van 10 april 1990) voldoen aan de voorwaarden inzake niet-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid. Terbeschikkingstelling van onderdanen van derde landen 28. Het ter beschikking stellen van staatsburgers van derde landen betreft de situatie waarin een onderneming van een bepaalde lidstaat werknemers tijdelijk uitzendt naar een andere lidstaat om er een dienst te verlenen. 29. Artikel 25 van het voorstel bepaalt het volgende: wanneer een dienstverrichter een werknemer die onderdaan van een derde land is op het grondgebied van een andere lidstaat ter beschikking stelt om er een dienst te verrichten, mag de lidstaat van terbeschikkingstelling de dienstverrichter of de door hem ter beschikking gestelde werknemer niet verplichten te beschikken over een document dat toestemming geeft tot binnenkomst, vertrek of verblijf of over een werkvergunning, noch enige ander gelijkwaardige voorwaarde opleggen." 30. De bewakings- en beveiligsdiensten zijn in België echter strikt geregeld. Het zou dan ook niet aanvaardbaar zijn, dat een buitenlandse onderneming in staat is in België bewakings- en beveiligingsdiensten te verlenen en daarbij een beroep doet op buitenlands personeel uit een binnen- of buitenlandse vestiging om de strenge Belgische reglementering te omzeilen. ******** 31. De BVBO dringt er bij de bevoegde Belgische en Europese autoriteiten op aan voorafgaandelijke aan elke beslissing een meer gedetailleerde en meer uitgebreide evaluatie te maken van de weerslag van de ontwerprichtlijn op het geheel van de privé-bewakingssector. 32. Bovendien verzoekt de BVBO deze autoriteiten een onderzoek in te stellen naar alternatieve manieren waarop de nationale vergunningsstelsels in de privé-bewakingssector het best een grensoverschrijdende mededinging kunnen verzekeren, in combinatie met een hoog kwaliteitsniveau van de verleende diensten, het vereiste professionele peil, correcte arbeidsvoorwaarden voor de privé- bewakers en de garantie dat alle spelers op de privébewakingsmarkt grondig werden doorgelicht voordat zij enige activiteit ontplooien. 33. De BVBO is van mening dat de Europese richtlijn voor het voortbestaan van de Belgische en van gehele Europese private bewakingssector een hoog risico inhoudt. Dit risico wordt nog versterkt in het licht van het groeiende onveiligheidsgevoel, de algemene Europese tendens om een groter aantal publieke veiligheidstaken aan de private bewakingssector toe te vertrouwen, en de toetreding van 10 nieuwe Lidstaten waar de private bewaking nog in hoge mate door een saneringsfase moet. De BVBO meent dan ook dan de private bewakingssector uit het toepassingsgebied van de Europese richtlijn moet worden gehaald of dat deze minimaal een aantal fundamentele uitzonderingen voor onze sector moet voorzien. ********* (Goedgekeurd door de Raad van bestuur van de BVBO op 1 april 2004.) 5