BASISEISEN EXAMENLOCATIE TEN BEHOEVE VAN VAKBEKWAAMHEIDSEISEN VORKHEFTRUCKEXAMENS EN /OF REACHTRUCKEXAMENS INHOUD: 1. DE PRAKTIJKEXAMENRUIMTE - afmetingen - gangpaden - palletstellingen - locaties - inrichting - overige inventaris 2. DE THEORIE-EXAMENRUIMTE 3. OVERIGE RUIMTEN 4. SLOTBEPALING 1. DE PRAKTIJKEXAMENRUIMTE 1.1. AFMETINGEN 1.1.1. Het vloeroppervlak van de praktijkruimte is minimaal 450 m². 1.1.2. De hoogte van de bovenste ligger bepaalt de hoogte van de ruimte. Deze hoogte is minimaal 3.60 m. 1.2. GANGPADEN 1.2.1.1. In de praktijkruimte zijn minimaal 2 gangpaden aanwezig. Als er op de locatie reachtruckexamens worden afgenomen, dient er een apart gangpad voor de reachtruck aanwezig te zijn. 1.2.1.2. De gangpaden voor de vorkheftruck zijn in totaal (bij elkaar opgeteld) minimaal 25 meter lang. Bij gebruik van de reachtruck dient tevens een gangpad van minimaal 10 meter lang aanwezig te zijn. 1.2.1.3. Gangpadbreedte: Onder gangpad(breedte) wordt verstaan: de ruimte tussen de belijning grenzend aan de stellingstaanders, of (indien van toepassing) de uitstekende pallets. Hiertussen begint de feitelijke meting. D.w.z.: - Indien de pallets in de stellingen evenwijdig geplaatst zijn met bovenstaande belijning, wordt uitgegaan van de ruimte tussen de belijning. - Indien de pallets zodanig in de stellingen geplaatst zijn dat deze buiten bovenstaande belijning uitsteken, wordt uitgegaan van de ruimte tussen de uitstekende pallets. Het bepalen van de gangpadbreedte moet gebeuren met behulp van de vorkheftruck/reachtruck die daadwerkelijk tijdens het examen van dit gangpad gebruik maakt. CCV, juni 2008 1
De maximale breedte van de gangpaden wordt bepaald door de som van de lengte van de vorkheftruck die bij de examens gebruikt zal worden, plus een pallet van 100 x 120 cm in de lengte opgenomen plus ongeveer 60 cm. (Pallet in de hielen van de vork.) In sommige gevallen (o.a. bij gebruik van bepaalde typen vierwiel vorkheftrucks) zal het nodig zijn om m.b.t. de breedte van de gangpaden andere afspraken te maken. Dit dient te gebeuren in overleg met en toestemming van CCV. De maximale breedte van het gangpad voor de reachtruck wordt bepaald door de som van de lengte van de reachtruck die bij de examens gebruikt zal worden, plus een pallet van 100 x 120 cm in de lengte opgenomen plus ongeveer 40 cm. (Pallet in de hielen van de vork, mast ingereached.) 1.2.2. PALLETSTELLINGEN 1.2.2.1. De palletstellingen hebben op de bovenste afzetlaag een hoogte van minimaal 3.60 m. 1.2.2.2. De palletstellingen zijn minimaal 3 afzetlagen hoog. (De vloer wordt hierbij als 1 afzetlaag geteld) 1.2.2.3. Er is minimaal 1 dubbele palletstelling aanwezig. 1.2.2.4. Er is minimaal 1 enkele palletstelling aanwezig, waarin pallets van 80 x 120 cm in de lengte geplaatst kunnen worden. 1.2.2.5. Er is minimaal 1 inrijstelling of doorrijstelling aanwezig, met een minimale lengte van 5 m. De bovenste afzetlaag heeft een minimale hoogte van 3.60 m. Er bevinden zich 2 pallets met lading op deze afzetlaag. 1.2.2.6. Er is minimaal 1 inrijbaan aanwezig. Hieronder wordt verstaan een door bijvoorbeeld pallets of boxpallets gevormd recht pad van minimaal 5 m lengte. Op het eind van de inrijbaan is een boxpallet geplaatst, t.b.v. de boxpalletstapelopdracht. De binnenwerkse breedte van de inrijbaan wordt bepaald door de breedte van de vorkheftruck/reachtruck c.q. de te stapelen boxpallet plus een vrije ruimte aan beide zijden van de vorkheftruck/reachtruck c.q. de te stapelen boxpallet van 10 cm. Als de inrijstelling (1.2.2.5.) aan deze maten voldoet, mag de inrijstelling ook als inrijbaan gebruikt worden. 1.2.2.7. In de dubbele palletstelling is een onderdoorgang aanwezig. De maximale hoogte van de onderdoorgang wordt bepaald door de doorrijhoogte van de (hoogste) heftruck plus 30 cm. 1.2.2.8. De verschillende stellingen zijn aan de kopse kant met bijvoorbeeld hoofdletters aangeduid. De locaties in de stellingen of tijdens het examen te gebruiken lasten, zijn van een codering voorzien. CCV, juni 2008 2
1.2.3. LOCATIES 1.2.3.1. Er zijn minimaal 16 locaties aanwezig inclusief de locaties in de palletstellingen. 1.2.3.2. Er is een locatie aanwezig voor het manoeuvreren met een lange last, bijvoorbeeld een balk, door een smalle doorgang. De smalle doorgang bestaat bij voorkeur uit twee op de zijkant geplaatste pallets. De pallets staan in de lengterichting tegenover elkaar, waarbij de onderlinge tussenruimte 2.50 m mag bedragen in de vorkheftruckuitvoering en 2.80 m in de reachtruckuitvoering. Afmetingen brede last (ongeveer): Lengte: 3.30 m Hoogte: 0.10 m Breedte: 0.20 m. Bij gebruik van een balk, de balk aan de onderzijde voorzien van blokken zodat de balk met de vork op te nemen is. Afwijkende brede ladingen moeten in overleg met CCV worden afgestemd. 1.2.3.3. Er is een locatie waar twee pallets elk beladen met vier gevulde 200 liter vaten op elkaar gestapeld staan. Hierop kan een derde zelfde pallet gestapeld worden. 1.2.3.4. Er is een locatie in een stelling aanwezig met een langwerpige lading (bijvoorbeeld een kist) met minimale afmetingen van 210 cm lang, 75 cm hoog, en 50 cm breed. 1.2.3.5. Er is een parkeerplaats voor de vorkheftrucks/reachtrucks aanwezig. 1.2.4. INRICHTING In de praktijkexamenruimte zijn de volgende zaken opgesteld: 1.2.4.1. Slalombaan. De slalombaan bestaat uit een serie van minimaal vier pylonen. De pylonen worden om de 2.50 m beurtelings links en rechts geplaatst op een afstand van 0.40 m van de hartlijn. 1.2.4.2. Oprijlaadbrug. Er is een oprijlaadbrug aanwezig met een (aanbevolen) lengte van minimaal 7 meter en een breedte van 2.50 m. Deze is geplaatst en verankerd tegen/aan een aanhangwagen of oplegger (1.2.4.3.). Indien deze combinatie buiten is opgesteld, dient e.e.a. bij voorkeur overkapt te zijn. 1.2.4.3. De aanhangwagen/oplegger/container. Er is een (open) aanhangwagen/oplegger/ of ISO-container aanwezig, voorzien van een voor vorkheftrucks berijdbare vloer. De aanhangwagen/oplegger dient voorzien te zijn van kapspanten en rongen. De hoogte van de kapspanten wordt bepaald door de doorrijhoogte van de vorkheftruck plus 30 cm. De aanhangwagen/oplegger kan tussen de rongen door ook zijdelings geladen of gelost worden. De aanhangwagen/oplegger mag dezelfde zijn die voor de oprijlaadbrug gebruikt wordt (1.2.4.2.). Indien buiten opgesteld dient e.e.a. bij voorkeur overkapt te zijn. Als er gebruik wordt gemaakt van een container, dient in de praktijkruimte alsnog een voorziening/opstelling aanwezig te zijn waarmee zijdelings geladen of gelost kan worden en waarmee een pallet/lading achter een rong geplaatst kan worden. CCV, juni 2008 3
1.3. INVENTARIS 1.3.1. Diverse vorkheftrucks al naar gelang het soort examens. De vorkheftrucks voldoen aan de wettelijke eisen, verkeren in een technisch goede staat en zijn gebruiksklaar. 1.3.2. Minimaal 8 pylonen. 1.3.3. Minimaal 4 boxpallets. 1.3.4. Minimaal 3 pallets met lading van verschillende hoogten. 1.3.5. Minimaal 3 pallets met lading van verschillende gewichten. 1.3.6. Minimaal 3 pallets van 120 x 80 cm voorzien van (diverse) lading. 1.3.7 Minimaal 3 pallets van 120 x 100 cm voorzien van (diverse) lading 1.3.8. Minimaal 3 pallets van 120 x 120 cm elk beladen met vier gevulde 200 liter vaten. Bij gebruik van de reachtruck dient er tevens een pallet met vier gevulde 200 liter vaten in de stelling bij het reachgangpad geplaatst te zijn. 1.3.9. Minimaal 1 gelijkrichter plus zuurweger met de bijbehorende beschermingsmiddelen (bijv. zuurbestendige handschoenen, oogspoelvloeistof, zuurbestendige voorschoot, zuurbestendige veiligheidsbril). De gelijkrichter mag niet op de vloer staan. 1.3.10. Minimaal 1 reserve gastank (als met LPG-vorkheftrucks gereden wordt). 1.3.11. Aan te bevelen: persoonlijke beschermingsmiddelen zoals helmen en/of veiligheidsschoenen. Tevens dient er een EHBO-doos aanwezig te zijn. 1.3.12. Namens het opleidingsinstituut is er altijd een persoon ter assistentie van de examencommissie aanwezig, om, indien nodig, de examenlocaties in de nulsituatie te brengen. 2. DE THEORIE-EXAMENRUIMTE 2.1. Er moet minimaal 1 apart lokaal/ruimte beschikbaar te zijn om het theorie gedeelte af te nemen. Lokaal/ruimte is zodanig gelegen dat voor kandidaten geen overlast uit andere ruimtes veroorzaakt wordt. 2.2. In deze ruimte zijn voldoende tafels en stoelen aanwezig waaraan de kandidaten kunnen werken. De tafels moeten gescheiden van elkaar kunnen worden opgesteld. 2.3. Er is minimaal 1 tafel voor de voorzitter aanwezig. 2.4. Er zijn minimaal 2 stoelen voor de voorzitter en de toezichthouder aanwezig. CCV, juni 2008 4
3. OVERIGE RUIMTEN 3.1. Er is in de praktijkruimte of vlak daarbij een aparte ruimte voor de voorzitter. De ruimte kan ook het theorielokaal zijn. De voorzitter kan in deze ruimte de kandidaat of andere belanghebbenden spreken en/of horen. Deze ruimte dient afgesloten te kunnen worden. 3.2. Er is een lokaal/ruimte aanwezig waar de examenkandidaten zich kunnen ophouden in afwachting van het verloop van het examen. 3.3. Er dient een toilet op de examenlocatie aanwezig te zijn. 3.4. Er is een plattegrond aanwezig van de locatie, waarin de opstelling van de diverse stellingen, locaties, en inventaris aangegeven is. Een kopie van deze plattegrond wordt ingeleverd bij CCV. 4. SLOTBEPALING 4.1. Alle zaken in deze basiseisen dienen te voldoen aan de gangbare veiligheidseisen. Als richtlijn geldt de AI 14. CCV, juni 2008 5