Examen VBO-MAVO-D. Economie



Vergelijkbare documenten
Examen VBO-MAVO-C. Economie

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2000 ECONOMIE MAVO-D NIVEAU: EXAMEN: 2000-I

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Examen VBO-MAVO-C. Economie. Voorbereidend Beroeps Onderwijs. Tijdvak 1 Dinsdag 23 mei uur. Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs

Examen HAVO. Economie 1

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Eindexamen economie havo I

Examen HAVO - Compex. economie 1

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

economie CSE GL en TL COMPEX

Examen HAVO - Compex. economie 1 Compex

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen vmbo gl/tl economie II

Correctievoorschrift HAVO en VHBO. Economie

Examen VBO-MAVO-D. Economie

Eindexamen economie vwo I

Examen VMBO-GL en TL-COMPEX 2005

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

UIT de arbeidsmarkt

Examen HAVO en VHBO. Economie

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl


Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?

Correctievoorschrift HAVO

Rollenspel centraal akkoord (2x)

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN:

Ruilen over de tijd (havo)

Correctievoorschrift HAVO. economie 1

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Examen VMBO-BB 2005 ECONOMIE CSE BB. tijdvak uur. Naam kandidaat Kandidaatnummer

Examen VMBO-GL en TL COMPEX 2006

Examen VWO. wiskunde A1 Compex. Vragen 12 tot en met 17. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Sparen voor je hartenwens

Eindexamen economie 1 vwo 2002-II

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

Vraag Antwoord Scores

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90

economie CSE GL en TL COMPEX

Examen VMBO-GL en TL COMPEX

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Examen VMBO-KB. economie CSE KB. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

economie 1 Compex Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Examen VMBO-GL en TL COMPEX 2006

Examencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Eindexamen economie vmbo gl/tl II

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Eindexamen economie 1 havo 2008-I

Examen VWO. wiskunde A1,2 Compex. Vragen 11 tot en met 17. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Examen VMBO-GL en TL-COMPEX 2005

Eindexamen havo economie oud programma I

Uit de folder van de bank: leningtabel persoonlijke lening

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Examen VMBO-KB. economie CSE KB. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-I

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Eindexamen havo economie 2013-I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei uur

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

5,6. Praktische-opdracht door een scholier 2583 woorden 20 december keer beoordeeld

Eindexamen economie pilot vwo II

Examen VMBO-BB 2005 ECONOMIE CSE BB. tijdvak 1 donderdag 2 juni uur Versie vaststelling. Naam kandidaat Kandidaatnummer

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Markt en overheid - uitwerkingen bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6

ALGEMENE ECONOMIE /03

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Examen HAVO. economie 1. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Examen HAVO. Wiskunde A1,2

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen economie 1-2 havo 2002-II

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64, b. 64,7968. c. 64,80. d. 65.

Correctievoorschrift HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Transcriptie:

Economie Examen VBO-MAVO-D Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 23 mei 9.00 11.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 45 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Bij dit examen hoort een boekje met informatie. Voor de uitwerking van de vragen 12 en 32 is een bijlage toegevoegd. Als bij een open vraag een verklaring, uitleg of berekening wordt gevraagd, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 000010 17 Begin

Tegenvallers en meevallers Bij de beantwoording van de vragen 1 tot en met 7 moet je soms gebruik maken van informatie 1 uit het informatieboekje. De rijksbegroting voor 1999 is in september 1998 aan het parlement aangeboden. Aan het begin van 1999 bleek dat er een verschil zou zijn tussen de begrote en de werkelijke ontvangsten en uitgaven. Minister Zalm van Financiën vertelde toen aan de Tweede Kamer dat de groei van de Nederlandse economie (de stijging van het nationaal inkomen) zou tegenvallen. Sommige overheidsinkomsten, zoals de vennootschapsbelasting, zouden hierdoor minder stijgen dan was verwacht. 2p 1 Leg uit hoe een lagere groei van de economie kan leiden tot een kleinere stijging van de inkomsten uit de vennootschapsbelasting. Door de lagere groei van de economie werden sommige uitgaven van de overheid hoger dan verwacht. 2p 2 Kies een voorbeeld van zo n uitgave uit de begroting. Leg uit waarom deze uitgave, door de lagere groei van de economie, hoger zal zijn dan verwacht. Een lagere economische groei kan leiden tot een grotere staatsschuld. Hieronder staan vijf verschijnselen: 1 Het tekort van de overheid wordt groter; 2 De overheid moet extra geld lenen; 3 De overheidsontvangsten stijgen minder en de overheidsuitgaven stijgen méér dan verwacht; 4 De staatsschuld wordt groter; 5 De economische groei valt tegen. 2p 3 In welke van de onderstaande regels staan de verschijnselen in een zodanige volgorde dat ze deze gedachtegang goed weergeven? A 5 1 2 3 4 B 5 1 3 2 4 C 5 2 1 3 4 D 5 2 3 1 4 E 5 3 1 2 4 F 5 3 2 1 4 De ontvangsten en uitgaven van de overheid worden ook beïnvloed door de hoogte van de olieprijs. Begin 1999 was de olieprijs een stuk lager dan de overheid had verwacht. Deze lagere olieprijs leidt, vanwege de koppeling, tot een lagere prijs van aardgas voor gezinnen. 2p 4 Door deze lagere aardgasprijs voor gezinnen zal de opbrengst van de omzetbelasting ook dalen. Leg dit uit. De forse daling van de olieprijs had ook gevolgen voor de Nederlandse olieproductie. De olieproductie door enkele oudere Nederlandse boorplatforms in de Noordzee werd gestopt. 2p 5 Leg uit waarom juist de olieproductie door oudere boorplatforms werd gestopt. Een lagere olieprijs kan leiden tot lagere prijzen van producten in de winkels in Nederland. 2p 6 Leg dit uit. Als hierdoor de inflatie in ons land lager wordt, kan dat een meevaller betekenen voor de uitgaven aan ambtenarensalarissen. 2p 7 Leg dit uit. 000010 17 2 Lees verder

Werkloosheid Bij de beantwoording van de vragen 8 tot en met 14 moet je soms gebruik maken van informatie 2 tot en met 4 uit het informatieboekje. Galima is 22 jaar. In februari 2000 werkte zij fulltime bij Fortuin BV waar zij per telefoon abonnees moest werven. Twee dagen voor het einde van haar proeftijd werd zij ontslagen. Galima kreeg te horen dat een grote opdracht van een klant niet doorging, waardoor er voor haar geen werk meer was. Galima wilde graag weer aan de slag. Zij schreef zich in bij het RBA (arbeidsbureau) en bij een aantal uitzendbureaus. 2p 8 Wat gebeurde er na het wegvallen van die grote opdracht met de werkgelegenheid bij Fortuin BV en met de werkloosheid? De werkgelegenheid bij Fortuin BV De werkloosheid A nam af bleef gelijk B nam af nam toe C bleef gelijk bleef gelijk D bleef gelijk nam toe 2p 9 Is het ontslag van Galima rechtsgeldig? En waarom? A Ja, want de baan van Galima bestaat niet meer. B Ja, want Galima is ontslagen tijdens haar proeftijd. C Nee, Fortuin BV heeft haar ontslagen zonder een opzegtermijn in acht te nemen. D Nee, Fortuin BV heeft haar ontslagen zonder toestemming van de directeur van het RBA. Galima vraagt een WW-uitkering aan. Voor de duur van de uitkering is het van belang te weten of zij aan de weken-eis en aan de jaren-eis voldoet. 2p 10 Voldoet Galima aan de weken-eis? En aan de jaren-eis? Aan de weken-eis Aan de jaren-eis A ja ja B ja nee C nee ja D nee nee De medewerker van het RBA, die Galima inschrijft, verwacht dat zij snel een baan zal vinden. Met zo n curriculum vitae zal dat geen probleem zijn, zegt de medewerker. 2p 11 Geef twee punten uit het curriculum vitae die voor Galima gunstig zijn bij het vinden van een nieuwe baan. Geef ook een toelichting bij die twee punten. Galima s ouders zijn vijfendertig jaar geleden vanuit Marokko naar Nederland verhuisd. Galima s vader werkt sinds 1 september 1969 bij een aannemersbedrijf. Hij is geboren op 3 maart 1947. Vanwege een faillissement wordt het hele personeel per 1 februari 2000 ontslagen. Galima s vader komt in aanmerking voor een WW-uitkering van 70% van zijn laatstverdiende loon. Hoe lang Galima s vader deze uitkering ontvangt is afhankelijk van zijn arbeidsverleden. 2p 12 Bepaal het arbeidsverleden van Galima s vader. Doe dit door de bijlage in te vullen. 2p 13 Bepaal hoe lang Galima s vader recht heeft op een WW-uitkering van 70% van zijn laatstverdiende loon. Galima s vader ontvangt een bruto WW-uitkering van 70% van zijn laatstverdiende brutoloon. De netto WW-uitkering is hoger dan 70% van zijn laatstverdiende nettoloon. 2p 14 Geef hiervoor een verklaring. 000010 17 3 Lees verder

De euro komt, de gulden gaat Bij de beantwoording van de vragen 15 tot en met 18 moet je soms gebruik maken van informatie 5 uit het informatieboekje. De invoering van de euro gaat geleidelijk. Er is een overgangsperiode van 1 januari 1999 tot 1 juli 2002 afgesproken. Hieronder staan twee beweringen over die overgangsperiode: 1 Bij de banken is het omwisselen van guldens in valuta s van de aangesloten eurolanden kosteloos; 2 Bij het omwisselen van guldens naar valuta s van andere eurolanden bestaat er een verschil tussen de aankoopkoers en de verkoopkoers. 2p 15 Welke van de bovenstaande beweringen is/zijn juist? A geen van beide B alleen 1 C alleen 2 D beide Per 1 januari 2002 kan er echt met de euro worden betaald. Na die datum kun je gedurende een bepaalde periode zowel met euro s als met guldens betalen. De winkeliers willen die periode zo kort mogelijk houden. 2p 16 Leg uit waarom de winkeliers dit willen. Euro of geen euro, ik wil weten wat een auto van 15.000 in guldens ongeveer kost. Hoe kan ik dat uitrekenen?, vraagt Kees zich af. 2p 17 Hoe doe je dat? A Deel 15.000 door 2 en trek er 10 procent van af. B Deel 15.000 door 2 en tel er 10 procent bij op. C Vermenigvuldig 15.000 met 2 en trek er 10 procent van af. D Vermenigvuldig 15.000 met 2 en tel er 10 procent bij op. Frans van Vught, voetballer bij de Belgische club RC Anderlecht, tekende in maart 2000 een contract bij de Nederlandse club FC Den Bosch. De bedragen in mijn contract moeten in euro s worden uitgedrukt in plaats van in guldens, want alleen op die manier heb ik geen enkel koersrisico, zegt Frans. 2p 18 Heeft Frans gelijk? Leg uit waarom. 000010 17 4 Lees verder

Marieke in de tuinbouw Bij de beantwoording van de vragen 19 tot en met 23 moet je soms gebruik maken van informatie 6 uit het informatieboekje. Marieke zit in 3-mavo. Ze wil later het tuinbouwbedrijf van haar ouders overnemen. Marieke kijkt vooruit: In ieder geval economie in mijn pakket. Ze zeggen dat economie goed is voor later. En wat na de mavo? Eerst een agrarische mbo-opleiding. 2p 19 Maak met twee voorbeelden duidelijk, dat het vak economie nuttig is als voorbereiding op het werken als zelfstandige in de land- en tuinbouw. De onderstaande diagrammen geven informatie over de verdeling van de werkgelegenheid in de land- en tuinbouw. 1 2 3 4 Legenda: mannen voltijd mannen deeltijd vrouwen voltijd vrouwen deeltijd 2p 20 Welk diagram geeft de verdeling in 1998 juist weer? A diagram 1 B diagram 2 C diagram 3 D diagram 4 Marieke gaat in haar vakanties bij een tuinbouwbedrijf werken. Werkgevers in de land- en tuinbouw maken graag gebruik van de diensten van jongeren die nog op school zitten. 2p 21 Geef hiervoor twee verklaringen. Als er te weinig jongeren zijn voor het vele werk dan worden vaak mensen uit Polen in dienst genomen. De Nederlandse overheid wil dat niet. Werkgevers mogen wel mensen uit Ierland aannemen. 2p 22 Waarom mogen de werkgevers van de Nederlandse overheid wel Ieren aannemen en géén Polen? Er is de afgelopen jaren in de land- en tuinbouw veel gemechaniseerd en geautomatiseerd. Deze mechanisering en automatisering hebben geleid tot een betere concurrentiepositie van de Nederlandse land- en tuinbouw ten opzichte van de buitenlandse land- en tuinbouw. 2p 23 Leg uit hoe dit de concurrentiepositie kon verbeteren. 000010 17 5 Lees verder

Inkomsten en uitgaven van jongeren Bij de beantwoording van de vragen 24 tot en met 26 moet je soms gebruik maken van informatie 7 uit het informatieboekje. 2p 24 Wie sparen er gemiddeld per jaar meer: de 16-jarige jongens of de 16-jarige meisjes? En hoeveel meer? A 16-jarige jongens sparen per jaar gemiddeld ƒ 22, meer dan 16-jarige meisjes. B 16-jarige jongens sparen per jaar gemiddeld ƒ 264, meer dan 16-jarige meisjes. C 16-jarige meisjes sparen per jaar gemiddeld ƒ 22, meer dan 16-jarige jongens. D 16-jarige meisjes sparen per jaar gemiddeld ƒ 264, meer dan 16-jarige jongens. In de klas ontstaat een discussie over het nut van sparen. Mirelle zegt: Sparen is onverstandig, want de bank geeft bijna geen rente meer. Odette is het daar niet mee eens: Zelfs al zou je géén rente meer krijgen, dan nog is sparen wel degelijk verstandig. 2p 25 Noem twee economische argumenten die Odette kan gebruiken voor haar standpunt. Als we de inkomsten van meisjes van 15 jaar op 100 stellen, geldt voor de meisjes van 17 jaar een indexcijfer van 142. Daaruit blijkt dat meisjes van 17 meer inkomsten hebben dan meisjes van 15. Ook jongens van 17 jaar hebben meer inkomsten dan jongens van 15 jaar. 2p 26 Laat dit met de berekening van een indexcijfer zien. 000010 17 6 Lees verder

De scooter van Sam Bij de beantwoording van de vragen 27 tot en met 34 moet je soms gebruik maken van informatie 8 tot en met 12 uit het informatieboekje. Sam is 16 jaar en woont nog thuis. Hij koopt de Peugeot Z. Hij vertelt de verkoper dat hij drie jaar op de scooter wil rijden en dat hij 7.000 kilometer per jaar zal rijden. Uit de informatie blijkt dat fabrikanten van scooters zich vooral op jongeren richten. 1p 27 Waaruit blijkt dat? Bereken, afgerond op hele guldens, hoeveel de jaarlijkse afschrijving op de scooter (inclusief accessoires) bedraagt. 2p 28 De jaarlijkse afschrijving bedraagt A ƒ 765,. B ƒ 1.061,. C ƒ 1.432,. D ƒ 1.728,. Sam heeft voor de aankoop van de scooter ƒ 5.000, geleend bij de Fietsspecialist. 2p 29 Welk bedrag heeft Sam uiteindelijk meer betaald dan hij heeft geleend? A ƒ 880,56 B ƒ 1.064,56 C ƒ 1.769,56 D ƒ 6.064,56 Sam kan voor zijn scooter kiezen tussen een WA-verzekering en een WA + cascoverzekering. Hij kiest voor een WA-verzekering. 2p 30 Hoeveel moet Sam in totaal betalen bij het afsluiten van zijn WA-verzekering? A ƒ 90, B ƒ 102, C ƒ 315, D ƒ 327, 2p 31 Vind jij de keuze van Sam voor uitsluitend een WA-verzekering verstandig? Verklaar het antwoord. Sam laat zijn scooter vol trots aan zijn opa zien. Samen gaan ze de totale kosten per kilometer berekenen. Enkele gegevens zijn al in de bijlage ingevuld. 3p 32 Vul de bijlage verder in. Opa vindt de kosten per kilometer wel erg hoog. Nou, zegt Sam, dan rijd ik toch minder op de scooter. 2p 33 Welk gevolg heeft minder scooter rijden voor de kilometerprijs en voor de totale kosten? De kilometerprijs zal De totale kosten zullen A dalen dalen B dalen stijgen C stijgen dalen D stijgen stijgen Opa zegt: Ik vind niet alleen de kosten per kilometer erg hoog; er zitten nog veel meer nadelen aan die scooter. Je hebt een verkeerde koopbeslissing genomen, Sam. 2p 34 Geef twee andere economische argumenten die opa kan gebruiken om Sam te overtuigen dat hij deze scooter beter niet had kunnen kopen. Geef een toelichting bij de gekozen argumenten. 000010 17 7 Lees verder

Karin en een jaar high school Bij de beantwoording van de vragen 35 tot en met 38 moet je soms gebruik maken van informatie 13 tot en met 15 uit het informatieboekje. Karin heeft een havo-diploma behaald en wil een jaar naar de Verenigde Staten van Amerika. Ze heeft zich voor het schooljaar 1999-2000 ingeschreven voor een high school in de Verenigde Staten. Karin maakt samen met haar moeder en vader een begroting van de uitgaven (exclusief zakgeld). Als Karin wordt toegelaten, wil ze de voorbereidingscursus gaan volgen. Verder wil ze een annuleringsgarantie afsluiten. Vader en moeder reserveren ieder kwartaal ƒ 1.400, als zakgeld voor Karin. Ze gaan uit van een dollarkoers van ƒ 1,85 ƒ 1,97. 2p 35 Hoeveel dollar zakgeld krijgt Karin in dat schooljaar? A $ 710,66 B $ 756,76 C $ 2.842,64 D $ 3.027,04 2p 36 Bereken het bedrag dat Karin in totaal moet betalen, als zij toegelaten wordt. Karin komt niet in aanmerking voor studiefinanciering. De vader van Karin mag een bedrag van ƒ 6.500, op zijn aangiftebiljet voor 1999 invullen als aftrekbare kosten in verband met de studie van Karin. Verder heeft hij aan andere aftrekposten een totaalbedrag van ƒ 4.500,. Vader heeft een belastbaar inkomen van ƒ 140.000,. Hij is alleenverdiener. Karin rekent voor haar vader uit dat voor 1999 zijn belastbare som ƒ 111.821, zal bedragen. Vader denkt dat Karin een fout heeft gemaakt. 2p 37 Laat met een berekening zien wie er gelijk heeft: Karin of haar vader. 2p 38 Welk bedrag aan belastingvoordeel levert de aftrekpost in verband met de studie van Karin op? Het belastingvoordeel is A ƒ 2.600,. B ƒ 3.250,. C ƒ 3.900,. D ƒ 4.400,. E ƒ 6.500,. F ƒ 6.600,. 000010 17 8 Lees verder

Honduras Bij de beantwoording van de vragen 39 tot en met 45 moet je soms gebruik maken van informatie 16 uit het informatieboekje. In Honduras woedde in november 1998 een hevige orkaan. Veel bananenplantages in dat land werden door de orkaan vernield. Na deze ramp startte de overheid van Honduras direct met het herstel van de economie. De overheid wilde allereerst de infrastructuur herstellen. 2p 39 Waarom wilde de overheid van Honduras allereerst de infrastructuur herstellen? De eigenaren van de verwoeste bananenplantages ontsloegen noodgedwongen veel werknemers. Deze werknemers kregen slechts een kleine uitkering. Volgens sommigen zou door deze ontslagen het economisch herstel worden vertraagd. Hieronder staan vijf economische verschijnselen: 1 De koopkracht van de ontslagen werknemers daalt; 2 Het economisch herstel wordt vertraagd; 3 De ontslagen werknemers ontvangen geen salaris; 4 De bedrijven hebben een kleinere omzet en winst; 5 De belastingopbrengst voor de overheid daalt. 2p 40 In welke van de onderstaande regels staan de verschijnselen in een zodanige volgorde dat ze de redenering van de tegenstanders van de hiervoor genoemde maatregel goed weergeven? A 3 1 4 5 2 B 3 1 5 4 2 C 3 4 1 5 2 D 3 4 5 1 2 E 3 5 1 4 2 F 3 5 4 1 2 Honduras is een ontwikkelingsland. De economie van Honduras lijkt na de orkaan in een vicieuze cirkel terecht te zijn gekomen. Hieronder staan 4 vicieuze cirkels 1 1 1 1 5 2 5 2 5 I II III 4 5 IV 4 4 3 3 4 3 2 2 3 1 = lage inkomens 2 = weinig besparingen 3 = lage productie 4 = weinig investeringen 5 = geringe werkgelegenheid 2p 41 Welke van deze vicieuze cirkels geeft de economische ontwikkeling van Honduras juist weer? A cirkel I B cirkel II C cirkel III D cirkel IV Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 000010 17 9 Lees verder

Honduras heeft al jarenlang een grote staatsschuld. In 1998 heeft Honduras niets afgelost op de staatsschuld. 2p 42 Is de staatsschuld van Honduras in 1998 afgenomen of toegenomen? En met welk bedrag? De staatsschuld van Honduras is A afgenomen met 0,2 miljard dollar. B afgenomen met 0,5 miljard dollar. C toegenomen met 0,2 miljard dollar. D toegenomen met 0,5 miljard dollar. 2p 43 In welke sector is de arbeidsproductiviteit in Honduras het laagst? De arbeidsproductiviteit is het laagst in de A agrarische sector. B dienstensector. C industriële sector. De prijzen van de producten die Honduras uitvoert, zijn de afgelopen jaren minder sterk gestegen dan de prijzen van de industriële goederen die Honduras invoert. 2p 44 Welk gevolg heeft deze ontwikkeling gehad voor de ruilvoet van Honduras? En waarom? De ruilvoet is A verbeterd, want het prijspeil van de exportgoederen daalt ten opzichte van het prijspeil van de importgoederen. B verbeterd, want het prijspeil van de exportgoederen stijgt ten opzichte van het prijspeil van de importgoederen. C verslechterd, want het prijspeil van de exportgoederen daalt ten opzichte van het prijspeil van de importgoederen. D verslechterd, want het prijspeil van de exportgoederen stijgt ten opzichte van het prijspeil van de importgoederen. In de klas ontstaat een discussie. Renske wil Honduras helpen door het sturen van voedselhulp. Achmed vindt dat Honduras beter af is met het verbeteren van het onderwijs. 2p 45 Ben jij het eens met Renske of ben jij het eens met Achmed? Geef ook een toelichting bij je keuze. Einde 000010 17 10