Evaluatierapportage uitvoeringsregeling BDU, sociale veiligheid, paragraaf 9 1. Algemeen 1.1 Korte toelichting subsidieregeling De subsidieregeling beoogt een bijdrage te leveren aan het sociaal veiliger maken van het openbaar vervoer. Dit door activiteiten te subsidiëren die gericht zijn op het sociaal veiliger maken van objecten zoals stations en haltes, het directe toegangsgebied daarvan en het materieel. Aanvankelijk werden zowel project- als boekjaarsubsidies verstrekt en was het mogelijk een aanvraag in te dienen in twee perioden in het jaar. Momenteel worden projectsubsidies verstrekt en zijn aanvragen mogelijk gedurende het gehele jaar. Met ingang van de uitvoeringsregeling BDU 2012 komen aanvragen alleen nog in aanmerking voor subsidie indien activiteiten aanvullend zijn op hetgeen al is opgenomen in de concessie. Dit om explicieter onderscheid te kunnen maken tussen reguliere en extra activiteiten op het gebied van sociale veiligheid. 1.2 Programma in bestuurlijke planning en control cyclus De regeling is een onderdeel van de uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer van de provincie Zuid-Holland. a. Collegeperiode 2007-2011 De subsidieregeling wordt uitgevoerd binnen programma 2, integrale bereikbaarheid. Meer specifiek als een reguliere taak onder product 210: intensiveren van openbaar vervoer. b. Collegeperiode 2011-2015 De subsidieregeling wordt uitgevoerd binnen programma 2, mobiliteit en milieu. Sociale veiligheid valt onder doel 2.3: Een adequaat regionaal openbaar vervoersaanbod. 1.3 Geraadpleegde documenten Uitvoeringsregeling BDU Verkeer en Vervoer Zuid-Holland Uitvoeringsregeling BDU Verkeer en Vervoer Zuid-Holland 2012 Uitvoeringsregeling BDU Verkeer en Vervoer Zuid-Holland 2013 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2002-2020 Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid 2010-2014 Bestedingsplan Sociale Veiligheid in het Openbaar Vervoer 2010-2011 OV-Klantenbarometer 2013, rapportage over Zuid-Holland, Kennisplatform Verkeer en Vervoer OV-klantenbarometer 2013, Sociale veiligheid in het Openbaar Vervoer, onderzoek klanttevredenheid in het regionale openbaar vervoer, Kennisplatform Verkeer en Vervoer Provinciale Begroting 2010, 2011, 2012, 2013 Voorjaarsnota 2012 1
2. Reconstructie beleidstheorie 2.1 Maatschappelijk probleem Sociale veiligheid in het openbaar vervoer is een belangrijk maatschappelijk thema. Incidenten in het openbaar vervoer zijn van invloed op de algemene beeldvorming en (on)veiligheidsgevoelens van gebruikers en het personeel. Incidenten en toegenomen onveiligheidsgevoelens zijn ongewenste maatschappelijke verschijnselen die ertoe kunnen leiden dat reizigers het openbaar vervoer mijden (bron: Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid 2010-2014). Dit staat haaks op de doelstellingen van Zuid-Holland. Zuid-Holland wil juist investeren in duurzaamheid, veiligheid en toegankelijkheid van het openbaar vervoer. Openbaar vervoer moet daarbij in grotere mate als goed alternatief kunnen worden ingezet voor het woon-werkverkeer. 2.2 Provinciale Taak De provincie heeft een wettelijke taak als concessieverlener voor het openbaar vervoer. Via de concessie worden verschillende voorwaarden gesteld aan de concessiehouders die het openbaar vervoer exploiteren. De vervoerder is verantwoordelijk voor het netwerk en het genereren van zoveel mogelijk reizigers, de provincie is verantwoordelijk voor flankerend beleid, zoals de totstandkoming van doorstromingsmaatregelen en het verbeteren van de toegankelijkheid van en sociale veiligheid in het openbaar vervoer (Begroting 2013, doelstelling 2.3). Dit flankerend beleid wordt gestimuleerd met financiële bijdragen. Onder meer via de subsidieregeling als onderdeel van de uitvoeringsregeling BDU, maar ook via de concessie waarin afspraken worden gemaakt. 2.3 Beoogde Maatschappelijke Effecten De hoofddoelstellingen van het provinciale beleid op het gebied van sociale veiligheid in het openbaar vervoer zijn: het verminderen van het slachtofferschap (objectief) en het verbeteren van de veiligheidsgevoelens (subjectief) van reizigers en personeel in en rond het openbaar vervoer (Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid 2010-2014 p.18). Er wordt verondersteld dat een verbetering van sociale veiligheid (net als een verbetering van de toegankelijkheid) leidt tot reizigersgroei en grotere klanttevredenheid (p. 58, Begroting 2013). In de provinciale begrotingen in de verschillende collegeperioden staan geen specifieke effectindicatoren voor sociale veiligheid. In deze collegeperiode staat als effectindicator in de begroting opgenomen: klantwaardering op basis van de OV-klantenbarometer (zie bijvoorbeeld p.57, Begroting 2013). Sociale veiligheid maakt onderdeel uit van deze barometer. De provinciale doelstelling is om hetzelfde of een hoger rapportcijfer te krijgen dan het landelijk gemiddelde van het desbetreffende jaar. In het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2010-2014 zijn de doelstellingen van de provincie verder uitgewerkt in indicatoren en streefwaarden ten aanzien van zowel objectieve als subjectieve veiligheid. Deze vallen uiteen in prestatie indicatoren en effectindicatoren. De effectindicatoren hebben betrekking op de waardering van de reiziger van incidenten en veiligheidsbeleving. De prestatie indicatoren hebben betrekking op meer objectieve gegevens (deze worden uitgewerkt in paragraaf 2.4). 2
De effectindicatoren ten aanzien van objectieve veiligheid 1 en subjectieve veiligheid staan opgenomen in tabel 1 en 2. Tabel 1: effectindicatoren objectieve veiligheid Indicator Streefwaarde (2010-2014) Monitoring Het aantal reizigers dat aangeeft slachtoffer te zijn geweest van minstens een incident Maximaal 25 slachtoffers per 1000 OV gebruikers (provinciale streefwaarde voor 2014 is gelijk gesteld aan de werkelijke waarde voor 2006) Landelijke OV klantenbarometer Tabel 2: effectindicatoren subjectieve veiligheid Indicator Streefwaarde (2010-2014) Monitoring Waardering veiligheid in het algemeen Waardering veiligheid in het voertuig Waardering veiligheid op de halteplaats Waardering voor de netheid van het voertuig Groter of gelijk dan landelijk gemiddelde (Bron: Begroting) Groter of gelijk dan landelijk gemiddelde (Bron: Begroting) Groter of gelijk dan landelijk gemiddelde (Bron: Begroting) Groter of gelijk dan landelijk gemiddelde (Bron: Begroting) Landelijke OV klantenbarometer Landelijke OV klantenbarometer Landelijke OV klantenbarometer Landelijke OV klantenbarometer 2.4 Beoogde Prestaties In het uitvoeringsprogramma zijn ook enkele prestatie indicatoren opgenomen (onder objectieve veiligheid). Deze worden toegelicht in tabel 3. Daarnaast kunnen de uitkomsten van de gesubsidieerde (en door de subsidieontvanger ondernomen) activiteiten (zie 2.5) worden gezien als prestaties. Tabel 3: prestatie indicatoren Indicator Streefwaarde Monitoring OV bedrijven werken mee aan opbouw Wordt pas gesteld als registratie betrouwbaar is. van incidenten registratie (vanaf 2008) Vandalisme schade aan materieel: als Jaarlijkse afname 10% (per concessiegebied) Vervoerders totaalbedrag per concessie per jaar Percentage reizigers zonder geldig vervoersbewijs Niet meer dan 1% (bus) Niet meer dan 2% (trein) Landelijke monitor zwartrijden 1 De provincie volgt de personeelsmonitor om op de hoogte te blijven van het veiligheidsgevoel van het personeel. Het uitvoeringsprogramma geeft aan dat dit geen prestatie meer is waarop de concessieverlener wordt afgerekend. Dit heeft te maken met afspraak tussen het ministerie, vervoersautoriteiten en de OV bedrijven dat controle op het personeel de verantwoordelijkheid is van de arbeidsinspectie (Uitvoeringsprogramma p.5). 3
2.5 Te subsidiëren activiteiten Op grond van paragraaf 9 kan subsidie worden verstrekt voor het sociaal veiliger maken van het openbaar vervoer. In de uitvoeringsregeling BDU 2013 staat gespecificeerd dat de subsidie het gehele jaar kan worden aangevraagd. Subsidieontvangers zijn concessiehouders en gemeenten. Wanneer een subsidie wordt aangevraagd door een gemeente moet het gaan om activiteiten die worden gecoördineerd door een platform voor sociale veiligheid. Met ingang van de uitvoeringsregeling 2012 is vastgelegd dat de subsidie alleen bedoeld is voor activiteiten die niet al dienen te worden uitgevoerd op grond van een verleende concessie. De activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, zijn gericht op het sociaal veiliger maken van openbaar vervoer objecten die publiekelijk toegankelijk zijn zoals stations en haltes, het directe toegangsgebied zoals bestaande pleinen, straten en parkeerplaatsen en bestaand en nieuw rijdend materieel. De activiteiten hebben tot doel het aantal feitelijke incidenten terug te dringen, de pakkans te vergroten van personen die de veiligheid verstoren of het veiligheidsgevoel van reizigers te vergroten. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie: a) menselijk toezicht, vooral in de vorm van controle en service in of nabij voertuigen, stations en haltelocaties; b) technische hulpmiddelen en ICT, zoals camera s en meld- of communicatiesystemen en de aanschaf en ontwikkeling van bijbehorende ICT-systemen; c) opleiding en training van rijdend, toezichthoudend en operationeel leidinggevend personeel ten behoeve van de sociale veiligheid; d) aanpassingen van voertuig of omgeving; e) voorlichting en communicatie gericht op breed publiek of specifieke doelgroepen en f) samenwerkingsverbanden met onder andere politie, justitie, gemeentes en andere vervoerbedrijven. 2.6 Onderlinge samenhang van activiteiten, prestaties en effecten De subsidieregeling sociale veiligheid beoogt een bijdrage te leveren aan de provinciale doelstellingen ten aanzien van het sociaal veiliger maken van het openbaar vervoer en het bereiken van de voorziene effecten. Hiervoor is een jaarlijks bedrag beschikbaar gespecificeerd naar gebied/ontvanger. Daarnaast zijn extra middelen beschikbaar gekomen (input). De throughput bestaat uit het aantal aangevraagde, toegekende en vastgestelde subsidies en de uitvoering van de activiteiten met betrekking tot de onderdelen a-f uit de subsidieregeling (toezicht, opleiding personeel, ICT-maatregelen, etc.; zie 2.5.). Realisatie van deze activiteiten (output) schept randvoorwaarden voor het vergroten van de sociale veiligheid (outcome). De samenhang tussen activiteiten en prestaties is eenduidig. Een overzicht van de beschikte en vastgestelde middelen is opgenomen in hoofdstuk 3. De voorziene outcome heeft betrekking op een verhoging van objectieve en subjectieve (beleving) veiligheid van reizigers en in tweede instantie een verhoging van het aantal reizigerskilometers en kwaliteitsbeleving. De samenhang tussen de geleverde prestaties (in termen van gerealiseerde maatregelen) en het maatschappelijk effect is niet eenduidig. Beleving is subjectief; meer toezicht kan juist ook afschrikken. De maatregelen leiden derhalve niet een-op-een tot minder incidenten en een 4
hogere veiligheidsbeleving. Hetzelfde geldt voor de directe invloed van de maatregelen op het gebied van sociale veiligheid op het aantal reizigerskilometers en de kwaliteitsbeleving. Op de ontwikkeling van het aantal reizigerskilometers zijn ook andere factoren van invloed zoals prijs, alternatieve reismogelijkheden en reistijd. 2.7 Conclusie Beleidsreconstructie Het is aannemelijk dat de activiteiten die worden genoemd in de subsidieregeling bijdragen aan de provinciale doelstelling om de objectieve en subjectieve veiligheid van het openbaar vervoer te bevorderen. De mate waarin is niet exact te bepalen net als de mate waarin een verbetering in sociale veiligheid leidt tot een groei van het aantal reizigerskilometers en een hoger kwaliteitsoordeel. Daarnaast is de doelbereiking ook mede afhankelijk van andere externe factoren, zoals gedrag van mede reizigers. De activiteiten creëren de randvoorwaarden voor een sociale veiligheidsverbetering. In de begroting is door de provincie geen relatie gelegd tussen de te subsidiëren activiteiten, de prestaties en effecten. Ook is geen (effect)indicator benoemd. De relatie is wel gelegd en indicatoren zijn wel benoemd in het Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014. Tabel 4 geeft de doelenboom weer. Tabel 4: doelenboom sociale veiligheid Doelen Een adequaat OV aanbod Verhoging objectieve en subjectieve veiligheid Uitvoering activiteiten (toezicht, opleiding, ICTmaatregelen, etc). Ondersteuning met (project)subsidie voor verbetering sociale veiligheid Indicatoren Hoger aantal reizigers kilometers Hogere kwaliteitsbeleving OV Aantal incidenten, Schade (bedrag) aan materieel, percentage zwartrijders Waardering veiligheid (algemeen, voertuig, halte) en netheid voertuig Uitgevoerde activiteiten Aantal verleende subsidies 3. Beschikte middelen Beschikbare middelen In het Uitvoeringsprogramma sociale veiligheid openbaar vervoer 2010-2014 zijn per concessie of subsidieontvanger subsidiebedragen gereserveerd. De subsidiehoogte is maximaal het bedrag dat (jaarlijks) is gereserveerd in dit of een daarop volgend uitvoeringsprogramma. Overigens zijn de beschikbare bedragen in 2012 met 10% verlaagd vanwege een bezuiniging die BDU breed is doorgevoerd. Tabel 5 geeft een overzicht van beschikbare middelen per gebied en per vervoerder of ontvanger, zoals opgenomen in het uitvoeringsprogramma 2010-2014. 5
Tabel 5: Reservering beschikbare middelen Sociale Veiligheid 2 Ontvanger/gebied/concessie Bedrag Ontvanger HWGO: Hoeksche Waard Goeree-Overflakkee 112.500 Arriva (concessie eindigt 12/12/2015) DAV: Drechtsteden Alblasserwaard - Vijfherenlanden 277.500 Arriva (concessie eindigt 31/12/2018) DBLRMH: Duin- en Bollenstreek / Rijnstreek/ Midden- Holland (vanaf 9/12/2012 Zuid-Holland-Noord) 360.000 Connexxion (tot 9/12/2012), daarna Arriva (concessie eindigt 12/12/2020) Merwede Lingelijn 50.000 Platform Sociale Veiligheid RijnGouwelijn 50.000 - Waterbus 50.000 Aquabus (Arriva/Doeksen; concessie eindigt 12/12/2021) Totaal 900.000 Bron: Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer 2010-2014, versie 0302 2010 In 2010 is daarnaast besloten tot het reserveren van een eenmalig bedrag van maximaal 1.585.000 als extra impuls voor de verbetering van sociale veiligheid (bron: Bestedingsprogramma Sociale Veiligheid 2010-2011 en besluitvorming daarover). Maatregelen hebben vooral betrekking op preventie en daarnaast op toezicht en handhaving. Verstrekte middelen Het gemiddeld verstrekt subsidiebedrag per jaar voor de periode 2010-2013 is ongeveer 1,01 miljoen. Een overzicht van aanvragen, toekenningen, afwijzingen en vaststellingen in de periode 2010 tot en met 2013 is opgenomen in tabel 6. Tabel 6: Beschikte middelen sociale veiligheid Jaar Plafond 3 Aangevraagd Toegekend Afgewezen Vastgesteld 4 Uitputting 5 Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag Aantal Bedrag 2010 900.000 4 826.855 3 684.829 1 112.440 3 684.829 76% 2011 2.480.000 6 2.071.249 6 1.989.389 0 0 6 1.916.851 77% 2012 810.000 7 1.153.050 5 763.000 0 0 4 416.624 51% 2013 810.000 5 614.184 5 614.184 0 0 0 0 0% In tabel 6 is te zien dat alle verleende subsidies voor de jaren 2010 en 2011 zijn vastgesteld en dat de subsidies uit 2012 op een na zijn vastgesteld. In 2010 sluit het vastgestelde bedrag op het toegekende bedrag. In 2011 is de subsidie voor een tweetal ontvangers iets lager vastgesteld dan toegekend (de activiteiten zijn voor minder middelen uitgevoerd) en is de subsidie toegekend aan Aquabus ingetrokken na verlening (en derhalve vastgesteld op 0). Het hogere budget in 2011 is veroorzaakt door eenmalige 2 In deze tabel is de verdeling opgenomen van beschikbare middelen. Daarbij heeft de provincie aangegeven dat de hoogte van de bedragen kan worden aangepast als gevolg van veranderingen. Zo is inmiddels duidelijk dat de RijnGouwelijn geen doorgang vindt. In Bestedingsplan 2015 is dit bedrag niet langer opgenomen. 3 In de subsidieregeling sociale veiligheid is niet verbijzonderd naar een jaarlijks formeel subsidieplafond. Er is een jaarlijks beschikbaar bedrag opgesteld per concessiegebied (of ontvanger genoemd in het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid, bijvoorbeeld Merwede Lingelijn). Bron: Bestedingsplannen en Uitvoeringsplannen Sociale Veiligheid. 4 Deze kolom geeft de vaststellingen weer van de in een jaar toegekende subsidiebedragen. In de praktijk zijn subsidies veelal in latere jaren vastgesteld dan de toekenning. 5 Te berekenen als % van plafond dat is vastgesteld. 6
extra financiële middelen die beschikbaar zijn gekomen vanuit de provincie 6. Hiermee wordt de eerder gestarte pilot van het Ministerie van I&M, pilot Verbeterd Toezicht, gecontinueerd. In 2012 zijn twee subsidieaanvragen ingetrokken (voor verlening). Derhalve zijn deze niet vermeld bij toegekend (in tabel 6). Hieronder wordt per subsidieontvanger specifieke informatie over de subsidie beschreven. Naam subsidieontvanger: Connexxion (concessie DBLRMH) Jaar Aangevraagd bedrag Beschikt bedrag Vastgesteld bedrag Bevoorschot bedrag 2010 389.586 360.000 360.000 288.000 2011 441.860 360.000 360.000 288.000 2012 324.000 324.000 227.374 259.200 Naam subsidieontvanger: Arriva (concessie DAV en HWGO) Jaar Aangevraagd bedrag Beschikt bedrag Vastgesteld bedrag Bevoorschot bedrag 2010 274.829 274.829 274.829 219.863 2011 1.029.389 1.029.389 1.019.693 832.511 2012 741.050 351.000* 101.250 ** 280.800 2013 519.184 519.184 415.347 * Twee ingetrokken aanvragen, ** andere subsidie nog niet vastgesteld. Subsidie uit 2011 betreft 750.000 vanuit extra middelen voor sociale veiligheid. Vanaf 2013 heeft Arriva ook de concessie Zuid-Holland Noord. Hier is de provinciale bijdrage voor sociale veiligheid onderdeel van de exploitatiebijdrage (en wordt deze dus niet verstrekt op grond van deze subsidieregeling). Naam subsidieontvanger: Aquabus Jaar Aangevraagd bedrag Beschikt bedrag Vastgesteld bedrag Bevoorschot bedrag 2011 50.000 50.000 0 (op nul vastgesteld) 40.000 2012 38.000 38.000 38.000 30.400 2013 45.000 45.000 36.000 Naam subsidieontvanger: Merwede Lingelijn (Platform Sociale Veiligheid) Jaar Aangevraagd bedrag Beschikt bedrag Vastgesteld bedrag Bevoorschot bedrag 2010 50.000 50.000 50.000 40.000 2011 50.000 50.000 50.000 40.000 2012 50.000 50.000 50.000 40.000 2013 50.000 50.000 40.000 Naam subsidieontvanger: Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland Jaar Aangevraagd bedrag Beschikt bedrag Vastgesteld bedrag Bevoorschot bedrag 2011 500.000 500.000 487.158 400.000 Deze subsidie is verleend vanuit de extra beschikbaar gestelde middelen voor sociale veiligheid. 6 Het betreft de middelen uit het Uitvoeringsprogramma Sociale Veiligheid ( 900.000) en de extra middelen zoals voor Verbetering van Sociale Veiligheid ( 1,6 miljoen). 7
4. Vastgestelde activiteiten Uit de in de vorige paragraaf gepresenteerde informatie (zowel geaggregeerd per jaar als per subsidieontvanger) valt af te leiden dat er activiteiten voor de jaren 2010, 2011 en 2012 zijn vastgesteld. Voor zowel 2010 als 2011 zijn alle subsidies vastgesteld. Voor 2012 zullen naar verwachting op korte termijn ook alle subsidies zijn vastgesteld, aangezien de aanvraag tot vaststelling van de laatste subsidie ten tijde van dit onderzoek wel is ingediend, maar de subsidie nog niet is vastgesteld. Voor 2013 hebben nog geen vaststellingen plaatsgevonden. Een analyse van de vastgestelde subsidies laat zien dat de subsidies wordt aangewend voor alle in artikel 77 van de Uitvoeringsregeling BDU 2012 genoemde activiteiten. De meeste activiteit vindt plaats op menselijk toezicht (a) en opleiding en training (c), maar ook de andere komen voor. Zo wordt de subsidie voor de Merwede Lingelijn in zijn geheel aangewend voor de ondersteuning van een samenwerkingsverband (f). 5. Behaalde prestaties De beoogde prestaties op grond van de verleende subsidies kunnen als volgt worden geformuleerd: Realisatie van de activiteiten op het gebied van a) menselijk toezicht, b) technische hulpmiddelen en ICT, c) opleiding en training, d) aanpassingen van voertuig of omgeving, e) voorlichting en communicatie en f) samenwerkingsverbanden met onder andere politie, justitie, gemeentes en andere vervoerbedrijven. Daarnaast zijn de volgende prestatie indicatoren geformuleerd: 1. Opzetten van een incidentenregistratie 2. Realiseren van een blijvend laag zwartrijpercentage (1% respectievelijk 2%; zie 2.4) 3. Jaarlijkse daling van de kosten van het herstellen van schade als gevolg van vandalisme De subsidies zijn gericht op het scheppen van randvoorwaarden voor een verbetering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Gezien het feit dat de projecten in 2010-2012 zijn afgerond (en op een na zijn vastgesteld) kan worden vastgesteld dat dit deel van de beoogde prestaties is gehaald. De prestaties hebben vooral betrekking op menselijk toezicht (a) en opleiding en training (c), maar ook alle andere prestaties komen naar voren. Ten aanzien van de subsidie voor de Merwede Lingelijn geldt dat het op basis van schriftelijke stukken lastig te bepalen is welke prestaties nu concreet worden geleverd. De aanvraag spreekt over ondersteuning van een samenwerkingsverband (onderdeel f) via het ondersteunen van de projectmanager. Er zijn geen concrete prestaties geformuleerd bijvoorbeeld langs de lijnen van de prestatie indicatoren en de besteding wordt verantwoord via de SiSa bijlage waarin wordt gemeld of het project is afgerond (ja/nee) en welk budget daarvoor aangewend is. Ten aanzien van de drie prestatie-indicatoren kan het volgende worden gezegd. Incidentenregistratie Alle concessiehouders hanteren een incidentenregistratie systeem dat gebruik maakt van de landelijke afspraken en codes om te bepalen van welke categorie incident sprake is: A (strafrecht), B (overtreding Wet Personenvervoer 2000), C (overtreding Besluit Personenvervoer 2000). Meer over de daadwerkelijke incidenten wordt gepresenteerd bij gerealiseerde effecten. 8
Zwartrijdpercentage In het uitvoeringsprogramma sociale veiligheid heeft de provincie doelen gesteld met betrekking tot het zwartrijdpercentage. In tabel 7 wordt het zwartrijdpercentage op concessieniveau weergegeven. Uit de tabel blijkt dat er geen compleet beeld is van dit percentage. Daar waar dit beeld er wel is, is te zien dat het zwartrijdpercentage in de later jaren ruimschoots voldoet aan de norm. Verondersteld wordt dat de invoering van de chipcard de kans op zwartrijden verkleint. Tabel 7: zwartrijdpercentage Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 2,54% (DBL), 2,90%(RMH) 1,24% (DBL), 1,25% (RMH) 0,65% (DBL), 0,82% (RMH) DAV 0,22% (bus) 0,11% (bus), 0,12% (MLL) HWGO Geen gegevens ontvangen Geen gegevens ontvangen Geen gegevens ontvangen Geen gegevens ontvangen Aquabus Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd DAV inclusief merwede lingelijn. Bron: jaarverslagen vervoerders per concessiegebied en eigen registratie concessiehouders Kosten herstel vandalisme In het uitvoeringsprogramma sociale veiligheid heeft de provincie doelen gesteld met betrekking tot kosten van herstel van vandalisme. Norm is een jaarlijkse daling. Op concessieniveau worden de jaarlijkse herstelkosten van vandalisme bijgehouden. Het gaat hier om schoonmaakkosten van bijvoorbeeld graffiti en herstelkosten van kapotte stoelen, ruiten, etc. De jaarlijkse herstelkosten worden per concessie weergegeven in tabel 8. Uit tabel 8 kan worden afgeleid dat de kosten niet jaarlijks dalen, maar er overall wel sprake lijkt van een dalende ontwikkeling. Tabel 8: jaarlijkse herstelkosten vandalisme Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 74.504 60.379 34.905 Nog niet bekend DAV Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd HWGO Geen gegevens ontvangen Geen gegevens ontvangen Geen gegevens ontvangen Geen gegevens ontvangen Aquabus 1.926 8.950 3.454 4.031 DAV inclusief merwede lingelijn. Bron: jaarverslagen vervoerders per concessiegebied en eigen registratie concessiehouders 6. Gerealiseerde effecten Dit hoofdstuk gaat in op de effecten van het sociale veiligheidsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de OV-klantenbarometer 2013 met de landelijke cijfers en de cijfers voor Zuid-Holland. Achtereenvolgens komen de vier eerder genoemde elementen van subjectieve veiligheid aan de orde. Tot slot wordt ingegaan op het aantal incidenten in de verschillende concessiegebieden. In tabel 9-12 worden de gemiddelde waarderingen per indicator voor de jaren 2010-2013 gepresenteerd onderverdeeld per concessiegebied. Uit de hieronder gepresenteerde gegevens valt af te leiden dat de provincie Zuid-Holland in haar regiegebied gelijk aan of beter scoort dan het landelijk gemiddelde. 9
Tabel 9: Veiligheid in het algemeen Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 7,9 7,9 8,0 7,9 DAV 7,6 7,8 7,8 7,6 HWGO 7,8 7,7 8,2 7,7 Aquabus 7,7 8,1 7,9 8,1 Landelijk 7,5 7,5 7,6 7,6 DAV inclusief merwede lingelijn Tabel 10: Veiligheid rit (in het voertuig) Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 8,3 8,3 8,4 8,1 DAV 8,0 8,2 8,2 8,0 HWGO 8,2 8,2 8,5 8,1 Aquabus 8,4 8,6 8,6 8,6 Landelijk 7,9 7,9 7,9 7,9 DAV inclusief merwede lingelijn Tabel 11: Veiligheid instaphalte (veiligheid op de halteplaats) Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 8,0 7,9 8,0 8,0 DAV 7,8 7,7 7,9 7,7 HWGO 7,8 7,8 8,4 7,8 Aquabus 8,1 8,2 8,4 8,3 Landelijk 7,6 7,7 7,7 7,7 DAV inclusief merwede lingelijn Tabel 12: Netheid voertuig Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 7,2 7,3 7,5 7,6 DAV 6,9 7,3 7,2 7,3 HWGO 6,8 7,2 7,5 7,2 Aquabus 8,0 8,2 8,1 8,0 Landelijk 6,7 6,9 6,9 7,0 DAV inclusief merwede lingelijn Incidenten In deze paragraaf wordt een overzicht gepresenteerd van de ontwikkeling van het aantal incidenten voor de verschillende concessiegebieden. In tabel 13 is een overzicht van incidenten per concessie opgenomen. Tabel 13: Incidenten Concessie Jaar ZHN (DBLRMH) 331 345 274 209 DAV 552 484 451 231 HWGO 184 171 165 77* Aquabus Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd Wordt niet geregistreerd DAV inclusief merwede lingelijn. Bron: eigen opgave vervoerders * Gegevens 2013 tot en met 30-10-2013 10
Er is in het uitvoeringsprogramma sociale veiligheid als norm gesteld dat er niet meer dan 25 incidenten per 1000 reizigers mogen zijn. Op basis van cijfers over reizigersaantallen per concessie (2009/2010) wordt duidelijk dat de norm ruimschoots gehaald wordt (zo heeft DBLRMH ruim 15 miljoen reizigers in 2009 ten opzichte van 331 incidenten). Tot slot Het is aannemelijk dat de subsidies bijdragen aan het realiseren van de effecten. Met de subsidies worden immers maatregelen bekostigd die de randvoorwaarden creëren voor het verbeteren van de sociale veiligheidssituatie. In welke mate is niet precies aan te geven. Immers de subsidieregeling sociale veiligheid bekostigt een deel van de activiteiten ter verbetering van de sociale veiligheid en vanaf 2012 staat in de regeling opgenomen dat het gaat om extra maatregelen. De vervoerder onderneemt (en bekostigt) zelf ook verschillende activiteiten op het terrein van sociale veiligheid. Daarnaast zijn er andere factoren van invloed op de (beleving van) sociale veiligheid. 7. Mate van doeltreffendheid Het oordeel over de doeltreffendheid komt tot stand langs twee lijnen: de noodzakelijkheid en de doeltreffendheid van de subsidie. Noodzakelijkheid De noodzakelijkheid van de subsidie is niet goed vast te stellen. Aanvankelijk konden potentiele subsidieontvangers via de subsidieregeling een bijdrage krijgen in de uitvoering van hun activiteiten op het gebied van sociale veiligheid. Dit tot aan het maximum zoals gesteld in het uitvoeringsprogramma sociale veiligheid. Ter illustratie: in de concessie DBLRMH was opgenomen dat 50% van de kosten van de activiteiten door de concessiehouder zelf dienden te worden gedragen en dat voor de overige 50% een bijdrage van de provincie kon worden gevraagd op grond van de subsidieregeling sociale veiligheid. Later is in de subsidieregeling een onderscheid gemaakt tussen de reguliere activiteiten en extra activiteiten op het gebied van sociale veiligheid. Er kan worden vastgesteld dat met de subsidieregeling activiteiten zijn bekostigd gericht op het verbeteren en versterken van sociale veiligheid. Echter, gezien het voorgaande is niet goed te bepalen of (al) deze activiteiten niet zouden zijn uitgevoerd als de subsidie er niet was. De subsidieregeling kan derhalve vooral gezien worden als mogelijkheid om extra activiteiten te ontplooien. Het incidentele extra budget van de provincie in 2010 verruimde die mogelijkheid verder en geeft uitdrukking aan de ambitie van de provincie continu te streven naar verbeteren van de sociale veiligheid. Doeltreffendheid De subsidieregeling is, afgemeten aan de resultaten van de OV-klantenbarometer, doeltreffend. Het is ook aannemelijk dat de activiteiten op het gebied van sociale veiligheid bijdragen aan het veiligheidsgevoel, hoewel dat gevoel ook door andere zaken wordt beïnvloed (Bron: onderzoek sociale veiligheid in het kader van de OV-klantenbarometer). Echter, de relatie tussen de geleverde prestaties en bereikte effecten is niet goed vast te stellen. Dit als gevolg van onder meer de indirecte relatie tussen maatregel en effect (zie ook 2.6 De mogelijkheid die de subsidieregeling biedt om niet gebonden aan een jaarlijkse indieningstermijn subsidie aan te vragen voor bijvoorbeeld acute sociale veiligheidsproblemen die extra activiteiten vereisen, beïnvloedt de doeltreffendheid positief. Deze flexibiliteit maakt gerichte actie mogelijk. 11
Conclusie Concluderend is de subsidieregeling sociale veiligheid in redelijke mate doeltreffend. Het is aannemelijk dat de subsidieregeling door het creëren van betere randvoorwaarden voor sociale veiligheid een bijdrage levert aan het doelbereik, maar de precieze bijdrage is niet goed vast te stellen. Aanbevelingen Eventuele besluitvorming over de toekomst van deze subsidieregeling dient in het licht te worden bezien van de manier waarop de provincie sociale veiligheid wenst op te nemen in toekomstige concessies. Voor de concessie Zuid-Holland Noord, die in de evaluatieperiode is aanbesteed, is besloten sociale veiligheid (en de bekostiging daarvan) als apart onderdeel in de exploitatiebijdrage op te nemen. 12