R1 Schimrnelpennincklaan 3 postbus 61243 2c;o6 AE Den Haag telefoon +31(o)70 310 66 86 fax +y(o)70 36147 27 e-mail cultuur@cultuur.nl www.cultuur.nl De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevrouw M.J.A. van der Hoeven Postbus 16375 2500 BJ Den Haag datum: 15 september 2006 uw kenmerk: DCE/06/25471 uw brief van: 27 juni 2006 ons kenmerk: mus-2006.03072/3 onderwerp: advies Bijbels Museum Geachte mevrouw Van der Hoeven, De voormalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr. M.C. van der Laan, heeft de Raad voor Cultuur gevraagd advies uit te brengen over het al dan niet continueren op het huidige niveau van de cultuurnotasubsidie van het Bijbels Museum voor de jaren 2007 en 2008. Het Bijbels Museum profileert zichzelf als "ontmoetingsplaats van bijbel, kunst en cultuur in een monument vol geschiedenis". Zijn actuele betekenis tracht het te vinden in het bruggen bouwen tussen de joods-christelijke traditie en de islam. Om die reden is het Bijbels Museum in 2001-2004 als nieuwkomer gesubsidieerd in het kader van de Cultuurnota, op basis van het Actieplan Cultuurbereik. Destijds vertrouwde de Raad op de potentie van het museum om nieuwe doelgroepen te bereiken, met name kinderen en culturele minderheden. In zijn advies voor de Cultuurnota 2005-2008 moest hij echter constateren dat het museum er niet in geslaagd was deze verwachting waar te maken, Noch op basis van de beleidsprioriteit 'intercultureel beleid', noch op basis van de algemene criteria voor musea van nationaal belang, kwam het Bijbels Museum naar zijn oordeel in aanmerking voor een cultuurnotasubsidie. De staatssecretaris volude in eerste instantie het raadsadvies, maar de Tweede Kamer vroeg haar in het cultuurnotadebat het Bijbels Museum toch te subsidiëren. Zij nam dit amendement deels over, maar verbond daaraan de voorwaarde dat het museum binnen twee jaar een nieuw plan zou indienen waarin het tegemoet komt aan de kritiek van de Raad betreffende het interculturele beleid. Dat ligt nu ter beoordeling voor. Als bijlagen bij de adviesaanvraag ontving de Raad het Beleidsplan 2007-2008, het Jaarverslag 2005 en een financieel overzicht over 2005. Ook een door het museum nagestuurd verslag van het project Lihoed Maroc is bij de beoordeling betrokken. Op 20 juli 2006 heeft een afvaardiging van de commissies Musea en Intercultureel cultuurbeleid namens de Raad het museum bezocht en naar aanleiding van deze aanvraag een gesprek gevoerd met een museumvertegenwoordiging.
pagina: 2» 3-2003.03072/3 Op 22 december 2005 heeft een afvaardiging van dezelfde commissies op uitnodiging van het Bijbels Museum de tentoonstelling Lihoed Maroc bezocht en naar aanleiding daarvan een gesprek gevoerd met een museumvertegenwoordiging. Aangezien het een advies in het kader van de Cultuurnota 2005-2008 betreft, heeft de Raad hetzelfde beoordelingskader gehanteerd als destijds. I Inleiding In het Beleidsplan 2007-2008 betoogt het Bijbels Museum dat het een landelijke functie vervult. Ondanks de secularisering is de bijbel nog steeds een van de hoofdaders van onze cultuur. De actuele betekenis van het museum ligt naar eigen zeggen in het bruggen bouwen tussen de joods-christelijke traditie en de islam. "Temidden van al het religieuze gekrakeel is het bijbrengen van een besef van gemeenschappelijke wortels van cruciaal belang", aldus het museum. Intercultureel beleid is een speerpunt van het museum. Het Bijbels Museum opereert als breed cultuurhistorisch museum reeds lang op de raakvlakken van de drie religies en de laatste jaren wordt dat alleen maar sterker. De Verhalenzolder voor de jeugd (over Abraham/Ibrahim) en de opstelling over de Tempelberg / Haram-al-Shârif getuigen daarvan. Deze lijn wordt in de toekomst voortgezet, met de nieuwe zaal over de geloofsstichters Mozes, Jezus en Mohammed en jaarlijks een tentoonstelling met een interculturele invalshoek, bijvoorbeeld op het paradijsverhaal en het bedekken van hoofdhaar. Vorig jaar kwam de interculturele manier van werken van het museum vooral tot uitdrukking in de tentoonstelling Lihoed Maroc en het bijbehorende onderwijsproject. Het doel was de van oudsher vreedzame coëxistentie van joden en moslims in Marokko te laten zien, inclusief de gedeelde tradities en gewoonten, en daarmee een tegenwicht te bieden aan de wat dat betreft gespannen situatie in het huidige Nederland. Dit project maakte deel uit van de landelijke manifestatie Nederland-Marokko 2005. Het Bijbels Museum profileerde zich in het bijzonder met het speciale lesproject voor het VMBO, waarin 'peer educators' (koppels van bijnaleeftijdgenoten van joodse en Marokkaanse afkomst) een klassikale gastles en een museumbezoek begeleidden. Het museum noemt dit een voorbeeldproject voor de museumwereld en gaat in ieder geval door met deze methode. Lihoed Maroc bereikte ongeveer 1.100 leerlingen (50 klassen) en werd door de deelnemers zeer gewaardeerd. Het museum wil de komende jaren sterk inzetten op vergroting het publieksbereik onder jongeren, door extra marketingactiviteiten rond het bestaande aanbod en door een nieuw educatief project op te zetten rond de tempelbergmodellen, speciaal gericht op het VMBO. Uit het jaarverslag 2005 blijkt dat het groepsbezoek uit zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs in een jaar tijd fors is gestegen, van 24 respectievelijk 50 naar 47 respectievelijk 105 groepen. Ook het groepsbezoek in kerkelijk verband is gestegen de afgelopen jaren; 'divers groepsbezoek' (vooral kunsthistorisch) nam juist sterk af. Het Bijbels Museum trekt relatief veel bezoekers met evenementen als de Museumnacht, open monumentendag en grachtentuinen-weekend. Het bezoekaantal was in 2005 wel Zie deel 1 (Algemeen) en de inleiding van deel 4 (Musea) van Spiegel van de Cultuur, Advies Cultuurnota 2005-2008 van de Raad voor Cultuur.
TåRd VOO1" CUltU llt pagina: 3 mus-2006.03072/3 lager dan vorige jaren: 31.040, volgens het museum onder andere door de gedurende lange tijd opengebroken straat voor de deur. Het Bijbels Museum bevindt zich in een herinrichtingsoperatie die over meerdere jaren is gespreid. De meest recente vernieuwingen zijn de nieuwe Bijbelzaal (2004) en de multimediapresentatie De Bijbel NU, "een reis door het leven in 25 minuten" (2005). Het museum heeft in totaal 30 personeelsleden (14,55 formatieplaatsen). De som der baten bedroeg in 2005 1.028.012,- en de som der lasten l 036.976,-. Het aantal donateurs van het museum blijft teruglopen, maar hun totale bijdrage is min of meer constant, in 2005 365.901,s De huidige cultuurnotasubsidie bedraagt 184.125,- en van de gemeente Amsterdam ontvangt het museum 46.700,-. Beoordeling In zijn cultuurnota-advies 2005-2008 voelde de Raad zich ten aanzien van het Bijbels Museurn voor een principiële keuze gesteld. Het museum ontving in de periode 2001-2004 voor het eerst een cultuurnotasubsidie omdat destijds de criteria van het Actieplan Cultuurbereik meewogen in de beoordeling. Dat was vier jaar later niet het geval. De Raad sprak zijn waardering uit voor hetgeen het museum met een betrekkelijk kleine staf presteerde, maar was toch van mening dat het hier geen museum van nationaal belang betrof dat om die reden structureel voor rekening van het rijk zou moeten komen. En daaraan verandert het nu voorliggende beleidsplan niets. De Raad is nog steeds van mening dat het Bijbels Museum gezien zijn aard en schaal goed presteert. Maar hij ziet geen reden af te wijken van zijn eerdere standpunt dat het Bijbels Museum geen museum van nationaal belang is dat om die reden thuishoort in de Cultuurnota. De Raad verwijst daarbij naar de in zijn eerdere adviezen over dit museum gehanteerde argumenten. Gezien de subsidievoorwaarde en gezien de adviesaanvraae staat in deze beoordeline het interculturele beleid van het museum centraal. De staatssecretaris gaf aan het museum op die titel ook in 2007 en 2008 te willen subsidiëren als het in voldoende mate tegemoet zou komen aan de kritiek van de Raad op dit punt. De kritiek op het interculturele beleid kwam er op neer dat de Raad vond dat een duidelijke visie ontbrak. Enerzijds constateerde het museum zelf dat zijn bereik onder nieuwe Nederlanders beperkt was en gezien de associatie van 'Bijbels' met christendom en geloofsoverbrenging ook zou blijven, anderzijds richtte het zich op 'een cultureel divers publiek De voorliggende vraag is dus of de Raad op dit terrein een duidelijke verbetering ziet die de cultuurnotasubsidie op titel van de beleidsprioriteit intercultureel beleid' rechtvaardigt. H oe is het thema culturele diversiteit beleidsmatig ingebed - maakt het museum op basis van missie, collectie, locatie, museumtype, museale en maatschappelijke omgeving de juiste keuzes - en is de kwaliteit van de interculturele projecten van hoog niveau, zijn ze vernieuwend of zelfs voorbeeldstellend? In het Beleidsplan 2007-2008 stelt het museum uiteraard zijn interculturele beleid prominent op de voorgrond. De interculturele visie van het museum komt er op neer dat het juist in een tijd dat religie als splijtzwam fungeert, wil wijzen op de gezamenlijke wortels van christendom, jodendom en islam, en zo een bijdrage wil leveren aan het begrip tussen verschillende bevolkingsgroepen in de huidige
pagina: 4 TaMi VOOT C i UUT mus-2006.03072/3 Tod voor cultuut samenleving. In het gesprek met een afvaardiging van de Raad gaf het museum desgevraagd aan te streven naar een evenwaardige en neutrale omgang met de drie godsdiensten, maar niet naar evenveel aandacht voor alledrie in de vaste presematie en het programma. Het museum volgt naar eigen zeggen een tweesporenbeleid, waarin het enerzijds vanuit zijn eigen geschiedenis en traditie de religieuze dialoog aansaat met meerdere religies en anderzijds zijn verantwoordelijkheid neemt het culturele erfgoed in de eigen collectie te blijven tonen. In vaste presentaties wordt waar mogelijk een verbinding gezocht tussen de drie godsdiensten en jaarlijks organiseert het museum minstens een tentoonstelling met een cultureel diverse invalshoek. De geschiedenis van de bijbel geeft daartoe voldoende en ook voor de hand liggende aanknopingspunten, het interreligieuze aspect maakt zo vanzelfsprekend deel uit van het verhaal dat het vreemd zou zijn als het Bijbels Museum - dat zich immers reeds lang profileert als cultuurhistorisch museum - dat niet zou doen. Maar het museum blijft stevig geworteld in zijn christelijke traditie en collectie. In het verwervingsbeleid spelen islamitisch en joods erfgoed geen rol van betekenis. Het museum heeft geen mensen met een islamitische achtergrond in dienst. Publieksactiviteiten zijn nog steeds gericht op een 'zo breed mogelijk publiek' (Jaarverslag 2005). De werkelijke vernieuwing van het museum heeft de afgelopen twee jaar plaatsgevonden in de nieuwe bijbelzaal en de multimediapresentatie De Bijbel Nu. Het publieksbereik onder nieuwe Nederlanders beperkt zich in hoge mate tot schoolklassen die het museum in groepsverband bezoeken. Ook inhoudelijk is de Raad niet erg onder de indruk van de wijze waarop het museum vormgeeft aan zijn interculturele beleid. Lihoed Maroc - de tentoonstelling waarmee het museum zich op dit terrein bij uitstek profileerde - had naar zyn mening geen duidelijke invalshoek; het behandelde teveel thema's nevengeschikt en de temoonstelling was traditioneel van opzet. De inbedding in het museumbeleid was onduidelijk; deze tentoonstelling had beter plaats kunnen vinden in het Joods Historisch Museum (maar dat was vanwege de verbouwing daar in die periode niet mogelijk). De beschrijving van toekomstige interculturele projecten (zaal over de geloofsstichters, tentoonstellingen over het paradijs en het bedekken van hoofdhaar) in het beleidsplan is uiterst summier, dus daarin vindt de Raad geen indicatie dat de kwaliteit in de toekomst zal stijgen. Voor een deel zijn het bovendien slechts nieuwe educatieve projecten bij bestaande opstellingen. Overigens is de Raad wel positief over het lesproject dat het museum samen met bureau Diversion ontwikkelde bij Lihoed Maroc. De persoonlijke rondleiding is nog steeds een goede en directe manier om bezoekers aan te spreken, zeker in groepsverband. En als dat dan ook nog ervaringsdeskundigen zijn die dichtbij de doelgroep staan dan voest dat zeker iets toe. De Raad concludeert dat het interculturele beleid niet centraal staat in de missie van het Bijbels Museum. Het interculturele aspect in het beleidsplan, de personeelssamenstelling, het publieksbereik. het tentoonstellingsprogramma en de vaste presentatie is gezien de inhoudelijke mogelijkheden niet opzienbarend, het gaat niet verder dan wat logischerwijs uit het thema voortkomt. In zijn interculturele programma is het Bijbels Museum niet vernieuwend, laat staan voorbeeldstellend. De bestaande collectie en de historie van het museum zijn leidend bij de keuzes die
pagina: 5 mus-2006.03072/3 het maakt. Het Bijbels Museum is dan ook niet de ontmoetingsplek van de drie godsdiensten, die het zegt te zijn. Als het museum zou willen uitgroeien tot interculturele instelling, dan zou het voor ferme keuzes staan wat betreft museumconcept, naamgeving en publieksbereik (de traditionele achterban!). Maar niets wijst erop dat het museum zich - zoals het Bijbels Openluchtmuseum dat zich omdoopte tot Oriëntalis - voor een dergelijke ingrijpende en principiële keuze voelt staan. De Raad vraagt zich dan ook sterk af of het museum zich verder in deze richting zou moeten ontwikkelen. Conclusie en advies Het oordeel van de Raad over de continuering van de cultuurnotasubsidie van het Bijbels Museum is negatief. Naar zijn aard en schaal presteert het Bijbels Museum goed, maar daarmee is het nog geen museum van nationaal belang dat thuishoort tussen de rijksgesubsidieerde musea. Het museum heeft geen dusdanige vooruitgang geboekt in zijn interculturele beleid dat er aanleiding is op die titel op het eerdere advies terug te komen. Het thema culturele diversiteit is onvoldoende ingebed in het beleid van het museum en de kwaliteit van de interculturele projecten is niet van voldoende hoog niveau om een cultuurnotasubsidie te rechtvaardigen. Hoogachtend, Els H. Swaab Voorzitter Kees Weeda Algemeen secretaris