Instantie. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Onderwerp. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Gent dd. 12 januari 2005

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. Onderwerp

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Antwerpen (burg.) (6e k.) nr. 2013/AR/1990, 17 januari 2017 (rolnr : 2013/AR/1990)

Instantie. Onderwerp. Datum

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen dd. 16 december 2005

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Percen- tage. 8. TOTAAL (nrs. 1 tot 7)... (A)... Afschrijfbare aanschaffings- of beleggingswaarde. 3. TOTAAL (nrs. 1 en 2)... (B)...

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. De sociale verzekering voor zelfstandigen, in geval van faillissement. Copyright and disclaimer

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding voor gepensioneerden. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van. Financiën, wiens kabinet gevestigd is te Brussel, Wetstraat 12,

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in volledig akkoord. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

De heer ( ), bedrijfsrevisor sedert 15 januari 1995 en ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

INHOUDSOPGAVE DEEL I : INBRENG IN NATURA EN QUASI-INBRENG. 0. Algemeen GB. 1. Inhoud GB Inbreng in natura GB. 1.2.

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur FOD FINANCIËN. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

Hof van Beroep van Gent - Arrest dd. 6 december Rol nr 2004/ar/ Aanslagjaren 1994 tot 1997

HET LEVEN VAN EEN MATERIEEL VAST ACTIEF VAN AANSCHAF TOT EN MET VERKOOP

Rolnummer Arrest nr. 190/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Bernard Waûters. Onderwerp. Dit is een uittreksel uit het boek:

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in gemeen akkoord. Copyright and disclaimer

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Auteur. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Hof van Beroep van Gent - Arrest dd. 5 oktober Rol nr 2001-ar Aanslagjaren 1994 tot 1996

Auteur. Onderwerp. Datum

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Leuven dd. 4 maart Rol nr A - Aanslagjaar 1994

Instantie. Onderwerp. Datum

Rolnummer Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

Instantie Hof van Beroep te Antwerpen Onderwerp Quasi-inbreng van eenmanszaak in vennootschap - Enige vennoot en zaakvoerder - betwisting honorarium expertisebureau Datum 1 juni 2004 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars november 2004 M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 9000 GENT TEL 09/224 31 46 FAX 09/225 32 17 E-mail: info@mdseminars.be www.mdseminars.be

Arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen dd. 01.06.2004 De Fiscale Koerier 2004/564 Afschrijvingen - Inbrengwaarde - Verslag bedrijfsrevisor Het loutere feit dat men in het kader van een quasi-inbreng van actiefbestanddelen van een vroegere eenmanszaak in een vennootschap, zowel enige vennoot als zaakvoerder is, volstaat niet om te besluiten dat de overnameprijs van de eenmanszaak niet gerechtvaardigd zou zijn. Het loutere feit dat een vennootschap het honorarium van een expertisebureau betwist, volstaat niet om te besluiten dat de waardebepaling van een expert en een bedrijfsrevisor verkeerd zouden zijn. VOLLEDIGE TEKST Nummer van de zaak: 1997/FR/150 ZESDE KAMER Openbare terechtzitting van EEN JUNI TWEEDUIZENDENVIER. IN ZAKE: B.V.B.A. G., ingeschreven in het Register der Burgerlijke Vennootschappen te Tongeren N 087, met zetel gevestigd te...; e i s e r e s in voorziening, vertegenwoordigd door Meester J. B. loco Meester H. V., advocaat te...; TEGEN: de BELGSICHE STAAT, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën; v e r w e e r d e r, vertegenwoordigd door Meester J. P. loco Meester M. V. H., advocaat te...; Het Hof, na beraadslaging zitting houdende in openbare zitting, wijst het volgend arrest: Gelet op de aanslagen in de vennootschapsbelasting, gemeente Genk: aanslagjaar 1989, artikel 1801260, supplement aan artikel 805930, toegezonden aan de belastingplichtige op 18 januari 1991, aanslagjaar 1990, artikel 2976827, supplement aan artikel 963016, toegezonden aan de belastingplichtige op 18 september 1992, aanslagjaar 1991, artikel 2974900, supplement aan artikel 2905339, toegezonden aan de belastingplichtige op 11 september 1992,

aanslagjaar 1992, artikel 473146, supplement aan artikel 8863745, toegezonden aan de belastingplichtige op 28 december 1994, aanslagjaar 1993, artikel 854400894, supplement aan artikel 3007744, toegezonden aan de belastingplichtige op 15 december 1995, aanslagjaar 1994, artikel 862401516, supplement aan artikel 844057084, toegezonden aan de belastingplichtige op 12 juli 1996, aanslagjaar 1995, artikel 657042, toegezonden aan de belastingplichtige op 2 juli 1996. Gelet op de bezwaarschriften tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur op 26 april 1991 (aanslagjaar 1989), 19 april 1993 (aanslagjaren 1990 en 1991), 11 januari 1995 (aanslagjaar 1992), 5 april 1996 (aanslagjaar 1993) en 18 juli 1996 (aanslagjaren 1994 en 1995). Gelet op de bestreden beslissing genomen door de Gewestelijke Directeur der directe belastingen te Hasselt op 21 maart 1997, op dezelfde datum aangetekend verzonden aan de belastingplichtige, waarbij het bezwaarschrift met betrekking tot aanslagjaar 1995 onontvankelijk wordt verklaard, de bezwaarschriften voor de aanslagjaren 1989 tot en met 1994 ontvankelijk worden verklaard, de bezwaarschriften met betrekking tot de aanslagjaren 1989, 1990 en 1991 gedeeltelijk gegrond worden verklaard en een ontheffing wordt geleend van 306.044 BEF en de bezwaarschriften voor het overige worden afgewezen. Gelet op het verzoekschrift in voorziening tijdig neergelegd ter griffie van het Hof van beroep te Antwerpen op 10 april 1997 samen met het origineel van het exploot van betekening van 7 april 1997. Voorafgaande feiten en procedure: Op 20 januari 1988 richt Dr. G., geneesheer - specialist, een burgerlijke vennootschap op onder de vorm van een B.V.B.A., waarvan hij de enige vennoot en zaakvoerder is. Vervolgens verkoopt hij zijn dokterspraktijk aan de B.V.B.A. voor een bedrag van 10.544.750 BEF. Vermits het een quasi - inbreng betreft wordt op 28 mei 1988 een verslag opgesteld door een bedrijfsrevisor, waarin de totale vergoeding voor de quasi - inbreng wordt bepaald op 11.266.627 BEF (10.544.750 BEF actief + 2.997.000 BEF te activeren bestanddelen - 2.275.123 BEF passiva). Op die verwervingsprijs past eiseres afschrijvingen toe. Bij berichten van wijziging van aangifte van 12 maart 1990 (aanslagjaar 1989), 7 juli 1992 (aanslagjaren 1990 en 1991), 25 oktober 1994 (aanslagjaren 1992 en 1993) en 12 juni 1996 (aanslagjaar 1995) deelt de administratie aan eiseres mee: dat de inzake de quasi - inbreng geboekte afschrijvingen niet als bewezen afschrijvingslast voor de betwiste aanslagjaren aanvaard worden en zij voert daartoe aan dat de heer Geusens de enige vennoot en zaakvoerder is van de BVBA en dat er bijgevolg van vrije prijsvorming geen sprake kan geweest zijn bij de quasi - inbreng, dat de administratie overgaat op een herberekening van de 'werkelijke objectieve waarde' van de verkochte bestanddelen, waarbij zij uitgaat van het standpunt dat de restwaarde bij de eenmanszaak dient beschouwd te worden als objectieve waarde,

dat de afschrijving op het patiëntenbestand evenmin aanvaard wordt omdat geen waardevermindering aangetoond is, dat de afschrijvingen met betrekking tot de ingebrachte publicaties verworpen worden omdat niet aangetoond wordt welke de vervaardigingsprijs en de gebruikswaarde van deze publicaties is, dat de afschrijvingen met betrekking tot medische tijdschriften en boeken worden verworpen. Eiseres deelt haar niet - akkoord mee en de betwiste aanslagen worden gevestigd overeenkomstig deze berichten van wijziging. In haar tijdige bezwaarschriften heeft eiseres voor alle aanslagjaren grieven laten gelden inzake de verworpen kosten. De bestreden beslissing heeft het bezwaarschrift met betrekking tot aanslagjaar 1995 onontvankelijk verklaard, de grief aangaande de huur (aanslagjaren 1989, 1990 en 1991) als gegrond aangenomen en de nodige ontheffing verleend en de grieven inzake de verworpen afschrijvingen als niet gegrond afgewezen onder de redengeving dat eiseres inzake de afschrijving van de quasi - inbreng niet het op haar rustende bewijs levert van een grotere afschrijvingslast dan deze door de aanslagambtenaar aanvaard; Eiseres streeft de hervorming na van de bestreden beslissing teneinde haar bezwaren gegrond te horen verklaren, dienvolgens de betwiste aanslagen te horen nietig verklaren en terugbetaling te horen bevelen van alle bedragen die wederrechtelijk op grond van deze aanslagen werden geïnd en verweerder te horen veroordelen tot de kosten; Eiseres roept daartoe in: verweerder is niet bevoegd om de bestaande overeenkomst tussen de eiseres en de heer G. (waarbij de praktijk van de heer G. werd ingebracht in de vennootschap) ter zijde te schuiven; zelfs indien verweerder de overeenkomst tussen eiseres en de heer G. terzijde mag schuiven, quod non, dan nog dient aangenomen te worden dat de herberekening van de 'werkelijke objectieve waarde' van de verkochte bestanddelen niet correct is; ten onrechte verwerpt de administratie de afschrijving op toestellen, apparatuur en meubilair; de administratie verwerpt de afschrijving met betrekking tot de inrichting van het gehuurde praktijkgebouw: eiseres berust hierin; ten onrechte verwerpt de administratie de afschrijving op het cliënteel; ten onrechte verwerpt de administratie de afschrijving op medische literatuur; ten onrechte verwerpt de administratie de afschrijving op de publicaties. Verweerder concludeert tot de ongegrondheid van de voorziening en de bevestiging van de bestreden beslissing. In rechte:

Het Hof stelt vast dat geen betwisting meer wordt gevoerd met betrekking tot aanslagjaar 1995. Op 20 januari 1988 richt Dr. G., geneesheer - specialist, een burgerlijke vennootschap op onder de vorm van een B.V.B.A., met als benaming B.V.B.A. G., waarvan hij de enige vennoot en zaakvoerder is. Het doel van de vennootschap is het in gemeenschap brengen van de beroepsactiviteit van de geneesheren - vennoten en de omkaderende activiteiten zoals omschreven in artikel 3 van de statuten. Het kapitaal wordt in geld volstort. De verkoop is een quasi - inbreng en overeenkomstig artikel 120 quater van de vennootschapswet wordt door een bedrijfsrevisor het vereiste verslag opgesteld. Het verslag vermeldt voor de ingebrachte activa en passiva volgende bedragen: materiële vaste activa: 10.544.750 BEF, te activeren bestanddelen (medische dossiers): 2.997.00 BEF, passiva: 2.275.123 BEF zodat de totale vergoeding voor de quasi - inbreng 11.266.627 BEF bedraagt. De administratie heeft voor de betwiste aanslagjaren de door eiseres geboekte afschrijvingen inzake de quasi - inbreng niet aanvaard als bewezen afschrijvingslast. Zij aanvaardt wel een waardevermindering, rekening houdend met de fiscale restwaarde van de verkochte activa - elementen in de boekhouding van de éénmanszaak van Dr. G., omdat zij - na onderzoek in de fiscale dossiers van de eiseres en van Dr. G. - van oordeel is dat de door eiseres geboekte aankoopprijs van de quasi - inbreng niet als grondslag kan dienen voor het bepalen van het fiscaal aanvaardbare bedrag van de waardeverminderingen. Bovendien aanvaardt zij de afschrijving op de medische literatuur en op het patiëntenbestand niet, omdat geen waardevermindering zou aangetoond zijn en aanvaardt zij evenmin de afschrijving op de publicaties. Eiseres voert samengevat aan dat de fiscus de bestaande overeenkomst niet in vraag kan stellen, dat de waardering van de inbreng door haar correct is en dat de waardering van de fiscus in elk geval niet correct is, maar willekeurig. In tegenstelling tot wat eiseres voorhoudt heeft verweerder de bestaande overeenkomst tussen eiseres en Dr. G. niet terzijde geschoven en is zij niet tussen gekomen in hun onderlinge contractuele verhouding; De administratie die overeenkomstig de artikelen 45, 4 en 48 W.I.B. '64 / artikelen 52, 6 en 61 W.I.B. '92 bij inbreng van een handelszaak door een natuurlijk persoon in een vennootschap de door partijen in de vennootschapsakte bij overeenkomst bepaalde inbrengwaarde als basis van afschrijvingen verwerpt, komt daardoor niet tussen in de contractuele verhouding tussen partijen (die immers ongewijzigd blijft) en schuift evenmin deze overeenkomst terzijde. De administratie heeft de vrijheid van partijen niet geschonden en heeft de inhoud van het contract tussen partijen gesloten op 20 januari 1988 onaangeroerd gelaten.

De administratie mag evenwel de voorgestelde afschrijvingsbasis onderzoeken, omdat de inbrengwaarde, zoals geëvalueerd in de oprichtingsakte, niet noodzakelijk identiek is aan de aanschaffingsprijs, basis voor de gevraagde afschrijvingen. Volgens artikel 45, 4 W.I.B. '64 / artikel 52, 6 W.I.B. '92 worden afschrijvingen die betrekking hebben op oprichtingskosten en op immateriêle en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, als beroepskosten aangemerkt. Volgens artikel 45, 4 en 48 1 W.I.B. '92 worden afschrijvingen als beroepskosten aangemerkt naar de mate dat ze gegrond zijn op de aanschaffings- of beleggingswaarde en voor zover ze noodzakelijk zijn en samengaan met een waardevermindering die zich in het belastbare tijdperk heeft voorgedaan. Onder aanschaffings- of beleggingswaarde in de zin van die wetsbepaling wordt verstaan, volgens het geval, de aanschaffingsprijs, de vervaardigingsprijs, de inbrengwaarde, of, met betrekking tot een recht van gebruik van materiële vaste activa waarover de onderneming bij leasingcontract of bij overeenkomst van erfpacht of opstal beschikt of met betrekking tot een gelijkaardig onroerend goed, het deel van de contractueel bepaalde termijnen dat overeenstemt met het weer samen te stellen kapitaal ter waarde van het goed waarop het contract of de overeenkomst betrekking heeft, met dien verstande dat deze begrippen de betekenis hebben die daaraan wordt toegekend door de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen. Uit die wetsbepaling volgt tevens dat fiscale afschrijvingen objectief moeten samengaan met waardeverminderingen die zich gedurende het belastbaar tijdperk werkelijk hebben voorgedaan, zodat de fiscale afschrijvingen kunnen gedefinieerd worden als de sommen die worden ingehouden om de waardevermindering van de goederen, die werkelijk gedurende de belastbare periode voordeed, te vergoeden en aldus het actief volkomen te herstellen. Het fiscaal recht wijkt aldus af van de boekhoudkundige definitie van de afschrijvingen (artikel 12, lid 1 K.B. van 8 oktober 1976 betreffende de jaarrekening van de ondernemingen). Inzake de aard van de afschrijfbare bestanddelen (alleen boekhoudkundig afschrijfbare bestanddelen kunnen worden afgeschreven) en de vaststelling van de afschrijfbare waarde van die bestanddelen (in principe berekend op de boekhoudkundige aanschaffingswaarde) moeten weliswaar de boekhoudkundige regels ook op fiscaal gebied worden gehanteerd, voor zover fiscale bepalingen daar niet uitdrukkelijk van afwijken, maar wat de berekening van de jaarlijks toe te passen afschrijvingen betreft zijn de specifieke fiscale bepalingen van toepassing (het bedrag van de jaarlijkse afschrijving moet zo nauwkeurig mogelijk worden vastgesteld volgens de normale gebruiksduur van het af te schrijven bestanddeel en bestanddelen die werkelijke waardeverminderingen ondergaan mogen niet worden afgeschreven). Bij het vaststellen van het door eiseres toe te passen afschrijvingspercentage is geen wiskundig bewijs vereist en daarbij moet een rationele raming worden nagestreefd die rekening houdt met alle factoren die bijdragen tot de waardevermindering en de betrokken periode. Verweerder houdt voor dat er van een vrije en normale prijsvorming bij de quasi - inbreng geen sprake kan zijn, vermits Dr. G., verkoper van de éénmanszaak, de enige vennoot en zaakvoerder is van de aankopende vennootschap (huidige eiseres). De loutere vaststelling dat er belangenvermenging kan ontstaan tussen de vennootschap en de inbrenger van de activa, die in casu de enige vennoot en zaakvoerder is, volstaat op zich niet om te concluderen tot het bestaan van een overprijs bij de waardering van de ingebrachte activa.

De mogelijkheid van een overprijs ontneemt aan eiseres niet het recht op afschrijvingen van de ingebrachte activa voor zover zij bewijst dat de afschrijvingsbasis beantwoordt aan de werkelijke investeringswaarde. De waardebepaling van de ingebrachte goederen is gebeurd op basis van een schatting door een expertisebureau en van een verslag van een bedrijfsrevisor in het kader van de procedure voor quasi - inbreng. Verweerder aanvaardt deze waardebepaling niet, stellende dat uit een brief van de heer G. aan het expertisebureau dient afgeleid te worden dat dit expertisebureau de schatting niet grondig en correct zou hebben uitgevoerd en omdat de waardering gebeurde op een globale wijze zonder detailberekening en zonder referentie naar marktconforme voorwaarden, zodat dient getwijfeld te worden aan de ernst waarmee de bedrijfsrevisor zijn verslag heeft opgesteld. Voormelde brief aan het expertisebureau, waarin wordt gesteld "De som van de factuur is in het geheel niet in verhouding tot wat werd gepresteerd, zijnde een bezoek aan mijn kantoor voor het opmaken van een inventaris van de medische praktijk, een bezoek dat hooguit twee uur heeft geduurd, gevolgd door het maken van een schriftelijk verslag", was bedoeld om het aangerekende honorarium van het expertisebureau aan te vechten, doch hield geen kritiek in op het gepresteerde werk zelf. Dit schrijven op zich is geen reden om de waardebepaling van de expert of van de bedrijfsrevisor zonder meer te verwerpen. Tegenover de waardebepaling van eiseres plaatst de administratie zelf een waardering van de ingebrachte goederen. Zij gaat over tot een herberekening van de werkelijke objectieve waarde, die volgens haar gelijk is aan de restwaarde in de éénmanszaak. De activa-elementen 'toestellen, apparatuur, meubilair en algemene inrichting', die aanvankelijk door Dr. G. werden aangekocht voor 5.809.717 BEF en een boekwaarde hadden van 2.733.213 BEF, werden door eiseres aangekocht voor 6.524.750 BEF afgeschreven op 10 jaar voor het meubilair en op 20 jaar voor de andere activa. De administratie verwerpt deze afschrijving herberekent ze op basis van de boekwaarde van deze activa in de éénmanszaak. De door de eiseres geboekte prijs bedraagt volgens de administratie 112 pct. van de historische aankoopprijs, waaruit zij afleidt dat de prijsvorming abnormaal, niet marktconform en enkel in het belang van de verkopende vennoot bepaald werd; Eiseres betwist deze zienswijze en stelt dat de administratie geen rekening houdt met belangrijke investeringen die deels via leasing werden aangeschaft en rechtstreeks in de kosten werden geboekt en deels betaald werden via kortingen op aankoop van producten en zodoende niet in de investeringstabel voorkwamen. Verweerder betwist op zijn beurt deze gegevens en stelt dat eiseres niet het bewijs levert dat de werkelijke waardevermiindering groter is dan deze door de aanslagambtenaar aanvaard. Het komt passend voor alvorens verder ten gronde te oordelen over de afschrijvingsbasis van deze activa - elementen een deskundigenonderzoek te bevelen; De administratie heeft de afschrijving van de 'medische literatuur' niet aanvaard. Bij de quasi - inbreng werden ingebracht: verschillende jaargangen van een tiental tijdschriften, een 90tal boeken en medische vakliteratuur en deze inbreng werd gewaardeerd op 700.000 BEF.

De administratie stelt dat medische literatuur zeer snel veroudert en na een aantal jaren slechts een zeer geringe waarde heeft en dat zowel in het verleden in de aangiften in de personenbelasting als nu in de aangifte in de vennootschapsbelasting de medische literatuur niet werd geactiveerd (behoudens de ingebrachte literatuur), zodat blijkt dat de belastingplichtigen zelf er steeds van uitgegaan zijn dat het activa - elementen betreft die zeer snel in waarde verminderen en waarvan de blijvende waarde verwaarloosbaar is. Eiseres stelt dat de inbreng betrekking heeft op een georganiseerde en jarenlang opgebouwde bibliotheek die deel uitmaakt van een georganiseerde en geordende praktijk. Volgens eiseres is deze medische literatuur een handig naslagwerk en is ze als statisch - medisch materiaal bruikbaar en blijft de minder recente literatuur toch van grote waarde. Eiseres toont weliswaar aan dat de ingebrachte medische literatuur een bepaalde waarde heeft, doch bewijst niet dat er sprake is van een werkelijke waardevermindering. De administratie heeft dan ook terecht de afschrijvingen verworpen. De bedrijfsrevisor vermeldt in zijn verslag een rubriek 'te activeren bestanddelen', waarmee hij de medische dossiers bedoelt die worden gewaardeerd aan 2.997.00 BEF. Aanvankelijk werd door eiseres gesteld dat deze medische dossiers ook een materiële waarde hebben en dat zij in dat opzicht dienen beschouwd te worden als een databank, die als een naslagwerk en als statisch - medisch materiaal bruikbaar is. De administratie stelde hierbij dat de houding van eiseres als zouden de medische dossiers matriële vaste activa zijn in tegenspraak is met de opneming van deze dossiers in de jaarrekening van de vennootschap als immatriële vaste activa. Thans stelt eiseres dat de medische dossiers dienen beschouwd te worden als cliënteel - goodwill en dat hierop afschrijvingen dienen toegepast te worden a rato van 20% per jaar. Verweerder stelt dat eiseres in gebreke blijft om door middel van objectieve en controleerbare gegevens aan te tonen op welke basis en op welke wijze de elementen van een eventuele aanwezige goodwill daadwerkelijk vatbaar zouden geweest zijn voor een waardevermindering. De cliënteel - voor zover wordt aangetoond dat ze werkelijk bestaat - vormt ten name van de belastingplichtige die ze verwerft een immaterieel vast actief, waarvan de gebruiksduur onbetwistbaar beperkt is. Het bestaan van een cliënteel kan te dezen niet betwist worden: in de berichten van de wijziging kwalificeert de administratie zelf de overgedragen medische dossiers als cliënteel en ook uit de andere stukken in het administratief dossier blijkt dat de administratie de ingebrachte medische dossiers beschouwt als een inbreng van cliënteel. Het Hof stelt vast dat de cliënteel van een geneesheer - specialistenpraktijk een activum is dat uitsluitend op één ogenblik kan worden gewaardeerd, zijnde op het moment van de inbreng zelf. Een dergelijk cliënteel kan nooit echt vast en verworven zijn en blijven, aangezien uit de aard van de door de geneesheer - specialist geleverde prestaties zelf volgt dat de door hem behandelde patiënten slechts gedurende een bepaalde tijd in behandeling blijven. De overgenomen cliënteel - goodwill - zoals bestaande op datum van de inbreng - gelet op de aard van de uitgeoefende beroepswerkzaamheid, vermindert dan ook spoedig, zodat vaststaat dat de gebruiksduur van het kwestieuze activum beperkt is en een waardevermindering ten opzichte van de waarde op het tijdstip van de inbreng tot gevolg heeft.

Rekening houdend met deze vaststellingen was eiseres met betrekking tot de aanslagjaren 1989, 1990, 1991, 1992 en 1993 gerechtigd in toepassing van de artikelen 44 en 45, 4 W.I.B. '64 / artikelen 49, 50 en 52,6 W.I.B. '92 de afschrijvingen van de door haar overgenomen cliënteel als bedrijfsuitgaven in mindering te brengen met de brutowinsten die door haar in de belastbare tijdperken gerealiseerd werden. In het verslag van de bedrijfsrevisor worden de 'te activeren bestanddelen', waarmee bedoeld worden de medische dossiers (cliënteel - goodwill) gewaardeerd op 2.997.00 BEF, zijnde 2.895 hyperactieve dossiers aan 750 BEF en 1.835 minder actieve dossiers aan 450 BEF. Het blijkt evenwel niet waarop deze vordering steunt. Het komt dan ook passend voor alvorens verder ten gronde te oordelen over de afschrijvingsbasis van de cliënteel - goodwill een deskundigenonderzoek te bevelen. Ook de afschrijvingen aangaande de publicaties worden door de administratie verworpen. Het betreft door Dr. G. gepubliceerde wetenschappelijke artikels, die het resultaat zijn van wetenschappelijke onderzoek en die volgens eiseres eveneens verkocht werden aan de vennootschap. Volgens verweerder is het niet duidelijk of bewezen dat eiseres auteursrechten of rechten verworven heeft bij de aankoop en werden noch door dokter G. noch door de eiseres inkomsten uit deze publicaties aangegeven. Het is volgens verweerder evenmin bewezen dat deze publicaties een economische waarde hebben van 3.720.000 BEF, zoals vermeld in het verslag van de bedrijfsrevisor. Bij het expertiseverslag is een inventaris gevoegd van 51 publlicaties, met vermelding van de auteur(s), de titels en de tijdschriften waarin de studies gepubliceerd werden. Het expertiseverslag, dat in het verslag van de bedrijfsrevisor gehanteerd werd, raamt de waarde van deze publicaties maar voert geen werkelijke berekende waardebepaling uit. Er worden geen stukken of gegevens bijgebracht over wie de auteursrechten bezat en evenmin of deze al dan niet aan eiseres konden afgestaan worden. In de tijdschriften van de privé praktijk werden geen 'publicatie' vermeld als materiële vaste activa. De heer G. zou aan eiseres publicaties verkocht hebben die dateren van 1978 tot en met 1988, dit wil zeggen zelfs van voor de periode dat hij de verkochte privé praktijk had. Alle publicaties worden afgeschreven op vijf jaar, zowel de oudste als de jongste. Eiseres toont evenwel niet aan dat deze publicaties een waardevermindering hebben ondergaan, zodat de administratie terecht de afschrijvingen heeft verworpen. Alvorens uitspraak te doen ten gronde komt het aangewezen voor een deskundige aan te duiden teneinde advies uit te brengen over de (inbreng)waarde van de door Dr. G. bij de oprichting van eiseres ingebrachte activa - elementen, zoals hiervoor vermeld. OM DEZE REDENEN HET HOF, recht doende op tegenspraak, Gelet op artikel 24bis van de wet van 15 juni 1935. Gehoord in openbare terechtzitting het verslag van raadsheer D. W.. Verklaart de voorziening ontvankelijk.

Alvorens uitspraak te doen ten gronde stelt aan als deskundige, A. C., Lic. Toegepaste Wetenschappen - bedrijfsrevisor, wonende te..., met opdracht: met naleving van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek aan de hand van alle ter zake nuttige en dienstige gegevens, hem desgevallend te verstrekken door partijen, advies uit te brengen over de (inbreng)waarde van de door Dr. G. bij de oprichting van eiseres ingebrachte activa - elementen (meubilair, apparatuur, toestellen, algemene inrichting, cliënteel - goodwill); dit advies te motiveren met aanduiding van de concrete waarop gesteund wordt; verder te antwoorden op alle nuttige vragen van partijen; van dit alles een onder eed bevestigd verslag op te stellen en neer te leggen ter griffie binnen de drie maanden na zijn inwerking stelling. Houdt de uitspraak over de kosten aan. A. V. L. M. D. D. W. R. T.