Gemeente Millingen aan de Rijn; een archeologische beleidsadvieskaart Bijlage 3: Handreikingen voor een beleefbare archeologie (Bijdrage van Paul van Bree, student Ruimtelijke Ordening en Planologie aan de Saxion Hogeschool IJselland te Deventer. Geschreven in het kader van de oriënterende stage in het derde leerjaar van deze opleiding.) 1. Handreiking voor een vergroting van de belevingswaarde van archeologische terreinen 1.1 Inleiding Aan de hand van de in dit rapport gepresenteerde archeologische beleidsadvieskaart kan vorm worden gegeven aan een weloverwogen gemeentelijk beleid ten aanzien van archeologie, bijvoorbeeld bij het opstellen van een gemeentelijk bestemmingsplan. In het algemeen wordt ten aanzien van archeologische vindplaatsen, conform het Verdrag van Malta (1992), gestreefd naar behoud in situ. De op de beleidsadvieskaart geformuleerde adviezen zijn specifiek gericht op dit behoudende streven. Dit betekent in het algemeen dat op archeologische vindplaatsen of zones met een hoge archeologische verwachting wordt gestreefd (voor onbepaalde tijd) naar een minimale bodemverstoring om de verwachte archeologische informatie voor de toekomst te behouden. Naast de juridische mogelijkheid om archeologische waarden te beschermen via het bestemmingsplan, kan ook een meer actieve beschermingswijze bijdragen aan het behoud van deze waarden. Deze benaderingswijze sluit aan bij de Belvederegedachte Behoud door ontwikkeling. In de Nota Belvedere wordt veelal gesproken over het toekennen aan een nieuwe gebruiksfunctie aan een historisch object of structuur, maar Behoud door ontwikkeling is ook een ontwikkeling door toename van begrip en interesse voor cultuurhistorie bij het grote publiek. Deze meer positieve benadering kan draagvlak creëren door archeologische waarden onder een breder publiek te presenteren. In Nederland bevinden de archeologische resten zich in het algemeen onder de grond en zijn voor de leek moeilijk of niet zichtbaar. Positieve uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld hunebedden en grafheuvels. Hoewel de Nederlandse bodem een onuitputtelijke bron van informatie is, is veel vakkennis en inlevingsvermogen nodig om sporen, restanten en andere aanwijzingen in de bodem op de juiste wijze te interpreteren. Archeologisch onderzoek maakt dit bodemarchief begrijpelijk, zodat een breed publiek de historie kan beleven met meer begrip en interesse voor de aanwezige archeologisch waarden. RAAP-rapport 885 / eindversie 15-04-2003 [6 5 ]
Gemeente Millingen aan de Rijn; een archeologische beleidsadvieskaart 1.2 Benaderingswijzen voor het vergroten van de belevingswaarde maken van archeologie Locatiegericht of gebiedsgericht? Bij het vergroten van de belevingswaarde van archeologie in een bepaald gebied, is in ruimtelijke zin onderscheid te maken tussen een locatiegerichte en een gebiedsgerichte aanpak. Een locatiegerichte aanpak richt zich op één archeologische locatie (één archeologische vindplaats). Bij een gebiedsgerichte aanpak wordt vanuit een bepaald gebied (een gemeente, landgoed, stroomgebied van een rivier, etc.) de aanwezige archeologie belicht. In dit geval zijn verschillende benaderingswijzen mogelijk: 1. Thematisch (Romeinse legerplaatsen, jagers-verzamelaars in het rivierenlandschap, etc.). 2. Periodiek (de Romeinse tijd, Tachtigjarige Oorlog, etc.). 3. Archeologie in relatie met andere landschapsfactoren (de bewoningsgeschiedenis van een bepaald gebied, de geologische opbouw van een gebied in relatie tot de bewoningsmogelijkheden ervan in bijv. de Bronstijd, etc.). Bovenstaande drie benaderingswijzen staan niet op zich, maar zijn goed te combineren. Zo zijn bijvoorbeeld het thema Romeinse legerplaatsen en de periode Romeinse tijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. 1.3 Strategieën Zowel bij een locatiegerichte als bij een gebiedsgerichte aanpak kunnen verschillende strategieën gehanteerd worden om de archeologische boodschap onder de aandacht te brengen. Alle genoemde mogelijkheden zijn gericht op het informeren van het grote publiek. Er bestaat geen nauwkeurig, op onderzoek gebaseerd beeld van het publiek dat een speciale interesse heeft voor archeologie van eigen bodem. Op basis van wat bekend is van het in algemene cultuurhistorie geïnteresseerde publiek, kan ervan worden uitgegaan dat het doorgaans om goed opgeleiden van wat hogere leeftijd gaat. Het valt aan te nemen dat de interesse voor resten uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen iets groter is dan voor andere perioden, omdat deze resten meer tot de verbeelding spreken en er door onderwijs en media meer aandacht aan wordt besteed (Van Ginkel, 2003). Uitgaande van een bestaande situatie kunnen vier strategieën worden gevolgd: informeren, reconstrueren, transformeren en accentueren. De strategieën zijn niet gelijkwaardig : de ene is ook niet per definitie beter dan de andere. Toepassing is geheel afhankelijk van de situatie. In het algemeen kan worden gesteld dat de keuze voor een bepaalde strategie daarnaast wordt bepaald door de financiële mogelijkheden. Informeren Doordat archeologie niet of nauwelijks zichtbaar is aan het oppervlak, weet de burger vaak niet dat de bodem in delen van het gemeentelijk grondgebied veel [ 6 6 ] RAAP-rapport 885 / eindversie 15-04-2003