Lezen: Joh 6:1-15 Ik wil vanmorgen eens beginnen bij de kinderen. Ik ga jullie eerst iets vragen, en daarna ga ik iets uitleggen. Maar eerst een vraag. Wie heeft er een paar weken geleden meegedaan met het schoolontbijt? En wie kan mij vertellen hoe dat ging? Had je thuis stiekem al wat gegeten, of echt niks? En wat kreeg je toen op school? Dan zaten jullie vast met heel veel kinderen aan een hele grote tafel, of niet? Deden de juffen en de meesters ook mee? Weten jullie, eigenlijk gebeurde er in de Bijbel ook zoiets. Maar dan niet s ochtends maar aan het eind van de dag. Er waren heel veel mensen achter Jezus aan gelopen. Ze waren benieuwd, omdat ze gezien hadden dat Jezus wonderen had gedaan. Er waren vaders en moeders en opa s en oma s en kinderen. En die hadden allemaal de hele dag gelopen en geluisterd. Maar niemand had eraan gedacht om eten mee te nemen. En het was al avond. De mensen begonnen honger te krijgen. Wat nu? Nee, wacht. Er was toch iemand die een beetje eten bij zich had. Eén jongetje. Wie van jullie weet wat dat jongetje bij zich had? Vijf broden en twee vissen. Dat is natuurlijk veel te weinig, zei een van de discipelen: Andreas. Want er zijn wel vijfduizend mannen. En dan hebben we nog niet eens de vrouwen en de kinderen meegeteld! Vijf broden en twee vissen. Dat is wel een beetje weinig voor zoveel mensen, vind je niet?
Maar wat deed de Here Jezus toen? Hij zei tegen de mensen: ga maar aan tafel. Nou ja, er waren geen tafels. De mensen gingen op de grond zitten, en Jezus ging bidden, en gaf toen iedereen te eten. Hoe kan dat nou? Iedereen kreeg te eten van die vijf broden en twee vissen! Er was een wonder gebeurd. Toen iedereen klaar was met eten waren er nog twaalf manden met brood over. Dat is echt een groot wonder hè? Nou, dat vonden de mensen toen ook. Ze wilden Jezus wel meenemen om hem koning te maken. Eigenlijk gebeurt er straks, als de mensen aan het avondmaal gaan ook zoiets. Niemand heeft eten meegenomen. En toch krijgt iedereen een stukje brood en een slok wijn. Dat is geen wonder, want het staat al klaar op de tafels, dat kunnen jullie wel zien. Toch gebeurt er aan het avondmaal een klein wonder. Straks geef ik iedereen brood, en een bekertje wijn. Dat is niet veel: één stukje brood en een heel klein bekertje wijn. Maar als je gelooft dat je het van Jezus krijgt, dan is dit toch de belangrijkste maaltijd van vandaag. Vraag thuis maar eens aan je papa of mama, wat ze belangrijker vinden: het eten van vanmiddag of vanavond thuis, of het eten in de kerk. Ok? Lezen Johannes 6 vers 25-60 Ik wil ook nog iets zeggen over deze geschiedenis tegen de grote mensen in de kerk, over het vervolg van dit verhaal: vers 25 tm 60. Ja gemeente, we zijn nog niet klaar met deze geschiedenis. Jezus verandert een voedseltekort in een voedseloverschot. En ik zei al tegen de kinderen: de mensen reageerden enthousiast: Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen!
Ze vergelijken Jezus met Mozes, die ook wondertekenen deed voor de Farao. En Jezus ziet aankomen dat ze hem willen dwingen mee te gaan en Hem tot koning uit willen roepen. Maar dat is te vroeg. Jezus zegt in Johannes 18 tegen Pilatus: mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier. De mensen probeerden Jezus in te passen in hun eigen plaatje. Ze willen hem dwingen om koning te zijn op hun manier. En als Hij daar niet in blijkt te passen, dan verwerpen ze Hem. Johannes noemt de reactie van de mensen enthousiast, maar niet gelovig. Dat is ook een les voor ons vanochtend. Dat wij God en Jezus niet in ons plaatje proberen te passen tweede gebed: beeldendienst - Het gaat in de kerk niet om de bevrediging van ónze behoeften: een prettige kerk, waar alles vertrouwd is; of: een enthousiaste kerk Ga maar eens bij jezelf na waar je zoal op lette toen je s ochtends de kerk binnenkwam: je zag kleine bekertjes i.p.v. groot servies, geen beamer vanochtend. Misschien miste je bepaalde personen, enz. Natuurlijk is dat niet verkeerd. Maar ik hoop dat wel duidelijk is, dat als je gespitst bent op zulke dingen, dat je dan mist waar het echt om gaat: om God, die aan het werk is. En om Jezus Christus, die zichzelf gaf voor mensen die vergeving nodig hebben. Ik zeg dus niet, dat die andere dingen niet belangrijk zijn. Maar ik zeg wel, als je erop gespitst bent, dan lijk je op de joden met wie Jezus in Johannes 6 in gesprek is.
Die joden reageren, begrijpelijk, vanuit hun traditie. Ze beroepen zich op Mozes. En het wonder van het manna, 40 jaar lang elke dag brood uit de hemel. Dat was nog eens een wonder. Maar dan Jezus. Let goed op dat Jezus niet zegt, dat hun traditie niet belangrijk is. In tegendeel, God gebruikt de geschiedenis van het Oude Testament om zichzelf bekend te maken. Maar Jezus zegt wel tegen de joden: jullie hebben niet begrepen waar het toen om ging. En ook nu zien jullie God niet aan het werk. Want, niet Mozes maar God gaf zijn volk eten. En bovendien hebben jullie, zegt Jezus, ook niet geleerd van de afloop van de geschiedenis: het manna gaf geen eeuwig leven. Jullie voorouders zijn gestorven in de woestijn. De bedoeling is, dat je gelooft. Dat je gelooft dat de God die vroeger aan het werk was, nu nog aan het werk is. Dat moesten de joden leren, die hadden God opgesloten in het verleden. En zagen de vervulling niet van het OT. En God is, en dat moet ik leren, ook vandaag aan het werk. Vandaag is Jezus gastheer aan de tafel waaraan ik ook mag zitten, als ik er diep in mijn hart echt van overtuigd ben, dat ik vergeving nodig heb. Dat ik een zondaar ben. Wees daar maar op gespitst in de kerk. Op het brood dat uit de hemel komt om zondige mensen eeuwig leven te geven. Waar mensen daar niet op gespitst zijn, daar wordt de sfeer wordt al snel grimmig. De joden beginnen te mopperen (vers 41), een verwijzing naar het volk dat in de woestijn begon te mopperen en terug wilde naar Egypte. Mopperende mensen. Dat zijn mensen die God niet zien. Mensen die alleen kijken naar vroeger. Of naar hoe het anders kan. Jezus zegt in vers 27: U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft. Dat betekent dus dit:
Als je érgens naar verlangt, verlang dan naar de eenheid met het lichaam van Christus. Daarmee bedoelt Jezus niet, dat andere dingen geen waarde hebben. Laat ik nog één voorbeeld noemen. Er zijn christenen die voor van alles en nog wat op de bres staan, precies weten hoe het zit, maar toch het belangrijkste missen. Sommigen door hun nadruk op tongentaal en de gaven van de Geest, die je als christen allemaal zou moeten hebben voordat je een echte christen bent. Anderen doordat ze precies weten hoe God de hemel en de aarde gemaakt heeft. Soms nog beter dan het in Genesis staat. Nog beter dan Job, aan wie God vroeg: Waar was jij toen ik de aarde grondvestte? Vertel het me, als je zoveel weet. Gaven van de Geest en schepping, stuk voor stuk hele belangrijke onderwerpen. Als je Hem maar niet mist: de belangrijkste gave van God, eerstgeborene van heel de schepping, Jezus Christus. Hij kwam niet om mensen te redden die alles al weten. Hij kwam om zondaars te redden. Doe geen moeite. Dat betekent, laat maar zien aan jezelf, aan je kinderen en de jongeren van de gemeente die nog niet aangaan aan de tafel, wat voor u, voor jou, echt het belangrijkst is. Het eten van vanmiddag of vanavond thuis, of het eten dat je hier aan tafel krijgt. Waar leef je voor? Voor je werk, voor de kerk, of voor God? Waar praat je thuis over? Wat neemt je tijd in beslag? Waar besteed je je geld aan? Kinderen en jongeren zijn niet gek. Die zien, wat echt is. Waar je voor leeft. Ik verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Ook al werk je nog zo hard, ben je druk met de kerk, vul het maar in. Maar als je het lichaam van Jezus eet en zijn bloed drinkt, dán heb je eeuwig leven.
Aan tafel (I) Jezus vlees en bloed zijn levensmiddelen die voedingswaarde hebben voor het eeuwige leven. Zoals Jezus het leven van de Vader heeft gekregen, mogen wij leven krijgen uit Jezus vlees en bloed. Wie Jezus opeet (dat betekent: zich Hem in geloof toe-eigent), zal leven. Echt leven, voor altijd. Niemand van ons heeft dat echte leven heeft in zichzelf. Dat moet ons van boven gegeven worden. Van God. De Joden beginnen heftig met elkaar te discussiëren als Jezus zegt dat Hij het levende brood is dat uit de hemel komt en dat Hij zijn lichaam te eten geeft voor het leven van de wereld. Tot drie keer toe zegt Jezus dat het nodig is om zijn lichaam te eten. Letterlijk: zijn vlees te kauwen. Kauwen is een activiteit. Fastfood kan je niet kauwen. Daar heeft het te weinig voedingswaarde voor. Het is hap-slik-weg. Geloven is het herkauwen van mensenvlees, maar dan in geestelijke zin: verbonden blijven met het lichaam en bloed van Jezus, dat voor ons gegeven is tot in de dood. Geloven is een activiteit, die nodig is om verbonden te blijven met God de Vader, door de eenheid met Jezus Christus, en dit alles door het werk van de Heilige Geest. Het brood dat wij breken, is de eenheid met het lichaam van Christus. Neem, eet, gedenk en geloof, dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is om al onze zonden volkomen te verzoenen. De beker met wijn, de beker waarvoor wij God loven, is de eenheid met het bloed van Christus. Neem, drink allen daaruit, gedenk en geloof, dat het kostbare bloed van onze Heer Jezus Christus vergoten is om al onze zonden volkomen te verzoenen.
Aan tafel (II) Aan deze tafel vieren we de eenheid met elkaar en met het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus. We hebben er aan de vorige tafel bij stil gestaan dat Jezus tot drie keer toe zegt dat het nodig is om zijn vlees te eten, te kauwen. Christus heeft niet alleen gezegd dat het nodig is om verbonden te blijven met zijn lichaam, zijn vlees, maar Hij voegt er de laatste twee keer bovendien aan toe dat het ook nodig is om zijn bloed te drinken: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. En: Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Misschien wordt het duidelijker waarom de Joden hier zo van schrikken als we weten wat zij in het Oude Testament geleerd hebben over het consumeren van bloed. In Leviticus 17 vers 10-11 staat dit: Wanneer een Israëliet of een vreemdeling die bij jullie woont bloed eet, zal ik mij tegen hem keren en hem uit de gemeenschap stoten. Want het bloed is de levenskracht van een levend wezen. Ik heb het jullie gegeven om er op het altaar de verzoeningsrite mee te voltrekken, want bloed kan, als levenskracht, verzoening bewerken. Bloed kan als levenskracht voor verzoening zorgen. In Handelingen 15 besluiten de apostelen dan ook de heidenen geen regels op te leggen behalve deze: dat ze zich onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf. Aan deze tafel drinken we de beker die, door het werk van de Heilige Geest, voor ons de eenheid met het bloed van Christus is. Zo worden we gevoed met
zijn levenskracht. Met het bloed, waarmee hij de verzoeningsrite voltrok tussen God en mensen. Tussen God in de hemel en mensen aan tafel. Het brood dat wij breken, is de eenheid met het lichaam van Christus. Neem, eet, gedenk en geloof, dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is om al onze zonden volkomen te verzoenen. De beker met wijn, de beker waarvoor wij God loven, is de eenheid met het bloed van Christus. Neem, drink allen daaruit, gedenk en geloof, dat het kostbare bloed van onze Heer Jezus Christus vergoten is om al onze zonden volkomen te verzoenen.