Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1981-1982 16 716 Het Muntbeleid Nr.3 De vroegere stukken zijn gedrukt in de zitting 1980-1981 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 22 september 1981 De vaste Commissie voor Financiën 1 legt ter voorbereiding van een uitgebreide commissievergadering over de nota gaarne de volgende vragen ter beantwoording aan de Regering voor. 1. Inleiding en samenvatting 1 Zijn er geen binnenlandse bedrijven (voor bij voorbeeld de fabricage van automatenmunten) die in noodgevallen kunnen inspringen als de piekcapaciteit van 's Rijks Munt dreigt te worden overschreden? a. Wanneer in het verleden zijn in noodgevallen munten betrokken van buitenlandse fabrieken? b. Wordt gedacht aan het ter beschikking stellen van restcapaciteiten bij de Rijksmunt ten behoeve van incidentele buitenlandse opdrachten? a. Kan inzicht gegeven worden in de personele en financiële gevolgen van het in eigen beheer maken van muntplaatjes, dit mede gerelateerd aan eventuele uitbestedingen aan buitenlandse muntfabrieken? b. Wanneer zal bekend zijn of deze fabricage weer in eigen bedrijf ter hand genomen kan worden? 2. De muntreeks vanaf 1948 tot heden; verschijningsvorm en beleid 1 Samenstelling: Joekes (VVD), fg. voorzitter, Hermsen (CDA), Van Dis (SGP), Epema-Brugman (PvdA), Meijer (PvdA) (plv. lid), Van der Hek (PvdA), K. de Vries (PvdA), Rienks (PvdA), Engwirda (D'66), Van der Spek (PSP), (plv. lid), Wöltgens (PvdA), Hermans (VVD), Lubbers (CDA), De Korte (VVD), Gerritse (CDA), Tripels (VVD), Braks (CDA), B. de Vries (CDA), De Graaf (CDA), Tazelaar (PvdA), Veldhuizen (D'66). a. Kan een overzicht worden gegeven van de bestaande muntreeksen in de EEG-landen, de veranderingen die zich daarin sedert 1950 hebben voorgedaan ter zake van de opbouw, het formaat en dikte van de munten en de reden die tot die veranderingen geleid hebben ter zake van de opbouw, het al of niet handhaven van de kleinste geldeenheid, vergelijkbaar met de Nederlandse cent? b. Kan daarbij worden meegedeeld of ten aanzien van de gebruikte volgorden in deze muntreeksen naast historische overwegingen ook aspecten van maatschappelijke behoeften een rol speelden? c. Op welke wijze werden consequenties verbonden aan die maatschappelijke behoeften? Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 716, nr. 3 1
5 Kan een inzicht geboden worden in hoeverre meer munten nodig zijn bij de opbouw van een reeks 1, 2, 5,10 enz. dan bij de reeks 1, 2'/2, 5,10 enz. bij de reeks 1, 2 1 /2,10 en bij de reeks 1, 2,10 enz., ervan uitgaande dat alle prijzen tussen 1 en 100 regelmatig verdeeld voorkomen? 6 Welke normatieve conclusies kunnen aan het inzicht van vraag 5 worden verbonden? 7 Kan op korte termijn via een computermodel worden nagegaan welke de meest geschikte muntenreeks voor Nederland zou zijn, gelet op het feit dat sinds het in 1971 gepubliceerde rapport van de Muntcommissie 1968 nooit een gefundeerd eindoordeel over de samenstelling van de muntenreeks tot stand is gekomen? 8 Is er reden de uitgifte van muntbiljetten voort te zetten nu de laagste coupure van een bankbiljet f 5 is? 9 Heeft de Regering nog nadere conclusies verbonden aan het rapport van de Muntcommissie 1968 dan die, welke in 1971 en/of in de huidige Muntnota zijn opgenomen? Zo ja, welke? 10 Welke opvattingen heeft de Regering ten aanzien van die onderdelen van het rapport-stevers, die tot dusverre niet tot beleidsbepaling hebben gevoerd? 11 Welke opvattingen van de commissie-stevers worden niet of niet meer onderschreven? 12 a. Welk uitzicht bestaat op een Europese munt; zijn van Nederlandse zijde voorstellen dienaangaande te verwachten? b. In het verslag van een mondeling overleg, kamerstuk 11 424, nr. 2, blz. 3, wordt gevraagd naar een definitieve keuze voor een nieuwe muntreeks, zowel vanwege de invoering van de Europese munt, alsook vanwege aansluiting bij muntreeksen in de ons omringende landen. Zijn er reeds voornemens om tot een dergelijke keuze te komen? 13 Kan een uiteenzetting worden gegeven over de consequentie van een voortdurende waardedaling van het geld voor de muntreeks (bijv. periodieke aanpassing)? 14 Moet uit tabel 3 op blz. 7 worden afgeleid dat nog steeds muntbiljetten in circulatie zijn? Waarom worden die niet ingetrokken? 15 Is in Nederland verzekerd, dat oppotting, leidend tot ernstige schaarste met als oorzaak een te hoge intrinsieke waarde - men denkeaan de 100-1 irestukken - bij voortgaande of toenemende inflatie vermeden kan worden? 16 Kan worden aangegeven welke opvattingen bestaan over de vigerende reeks van bankbiljetten en mogelijke/wenselijke veranderingen daarin? Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 716, nr. 3 2
17 Kan worden aangegeven voorde muntenreeks f2,50; f 1,00; f 0,25; f 0,10 en f 0,05 hoe de materiaal" en produktiekosten zich verhouden tot de nominale waarden? 18 Wanneer kunnen de uitkomsten van het onderzoek naar de behoefte aan een munt van f 0,50 worden tegemoet gezien? 19 Worden bij het onderzoek naar de behoefte aan een munt van f 0,50 ervaringen van andere landen (bij voorbeeld Duitsland) waar men beschikt over munten met een dergelijke waarde, betrokken? Kan inzicht verschaft worden in de opbouw van de muntenreeksen van andere landen (met name W-Duitsland en Zwitserland)? 20 Wordt in het onderzoek ook betrokken de behoefte aan andere munten (onder andere vijfguldenmuntstuk en tienguldenmuntstuk)? 3. Afschaffing van de cent als betaalmiddel in het muntverkeer 21 Kan een beschrijving worden gegeven van het «afstervingsproces» van munten van lage waarde in de andere landen van de EG, voor zover toepasselijk, en van de wijze waarop men in die landen daarop heeft gereageerd? 22 Kan nader worden toegelicht waarom kunststofcenten slecht passen in het produktieproces van 's Rijks Munt? 23 Welke mogelijke nadelen zijn verbonden aan het verschil in betaling op chartale, respectievelijk op girale wijze (niet of wel afronden op 5 cent) zoals aangegeven op blz. 11 en 12 van de onderhavige nota? 24 Is er inmiddels overleg geweest met de consumentenorganisaties, waarin het wegnemen van hun bezorgdheid met betrekking tot de stijging van de kosten van het levensonderhoud centraal stond? 25 Welke artikelen worden het meest via automaten verkocht? Wat is de gemiddelde prijs van de verschillende artikelensoorten? 26 Welk bedrag aan nominale waarde van munten wordt jaarlijks aan de circulatie onttrokken? 4. Invoering vijfguldenmunt 27 Wat zijn de initiële kosten voor het maken van: - een nieuwe muntreeks - één nieuwe munt? 28 Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het prefereren van een vijfguldenmuntstuk boven een tienguldenmuntstuk? Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 716, nr. 3 3
29 Zal er niet meer behoefte bestaan aan een munt van 10 gulden dan aan een munt van 5 gulden, met name ten behoeve van automobilisten, die 's nachts op een gesloten pompstation door een automaat nog benzine trachten te krijgen? 30 Zijn inmiddels concrete voorstellen te doen over de vorm, het gewicht, de legering en de diameter van het nieuwe 5-guldenstuk? 31 Hoe kan de invoering van een vijfguldenstuk lering bieden voor een tienguldenmunt in de toekomst? Welke lering biedt de rijksdaalder nu voor het 5-guldenstuk? 32 Zou, ten einde de in de nota genoemde bezwaren te ondervangen, een tienguldenmuntstuk niet van een ander muntmetaal dan de overige munten worden gemaakt, zoals bij voorbeeld in Frankrijk ten aanzien van het tienfrancstuk het geval is? 33 Kan het gewenste onderscheid tussen een nieuwe munt van 5 of 10 gulden met de bestaande rijksdaalder niet tevens worden bereikt door de samenstelling van de metalen zó te kiezen dat de nieuwe munten een iets andere kleur hebben? 34 Zou het mogelijk zijn in de nieuwe muntreeks het onderscheid tussen de gulden en de rijksdaalder duidelijker tot uiting te doen komen door een kleinerformaat van de gulden? 35 Kan een overzicht gegeven worden van de muntlegeringen die technisch mogelijk zijn en van de reden, dat er slechts enkele gebruikt worden? 36 In welke zin komen maten, gewichten en legeringen van de Nederlandse munten overeen met die van andere landen? 37 Is het misbruik in automaten enz. niet internationaal uit te sluiten door het maken van overeenkomsten ter zake? In welke mate vindt dit misbruik plaats? 38 Wat is de stand van zaken in het overleg met de Nederlandsche Bank over een mogelijke afschaffing van het vijfguldenbiljet? 39 Waarom is de keuze voor een nieuwe legering nu niet nodig? Wanneer zou zo'n verandering wel opportuun zijn? 40 Zijn eventuele nieuwe munten (0,50, 5,00 en 10,00) logisch in te passen in de reeks van nieuwe munten waarvoor de Staatssecretaris inmiddels opdracht tot produktie heeft gegeven? Heeft dit element al meegespeeld bij het verstrekken van de opdracht tot het ontwerpen van de nieuwe reeks? Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 716, nr. 3 4
5. Numismatische uitgiften 41 In hoeverre is het door de PTT gevoerde beleid inzake de uitgifte van voor filatelisten interessante postzegels vergelijkbaar met het beleid inzake de uitgifte van munten met een numismatisch karakter? Vindt tussen de PTT en het Ministerie van Financiën overleg plaats over het te voeren beleid? 42 a. Kan reeds worden meegedeeld aan welke muntwaarde en aan welk muntmetaal bij de uitgifte van munten(reeksen) met een numismatisch karakter wordt gedacht? b. In hoeverre vertoont de voorgenomen frequentie van deze uitgiften overeenkomst met numismatische uitgiften van met Nederland vergelijkbare landen? c. Zou ten aanzien van deze uitgiften enige coördinatie op Europees niveau denkbaar en wenselijk zijn? 43 Op grond waarvan rekent de overheid het tot haar taak aan de specifieke behoeften van de groep muntverzamelaars te moeten gaan voldoen? 44 a. Dient niet mogelijk gemaakte te worden, dat verzamelaars van bijzondere munten en circulatiemunten van bijzondere kwaliteit, al dan niet collectief, rechtstreeks nieuwe uitgiften bij 's Rijks Munt los kunnen bestellen, zulks gezien het gevaar van oppotting, schepping van schaarste en te hoge prijzen in de huidige praktijk? Kan, om rechtstreekse verkoop te bevorderen, het publiek door middel van bij voorbeeld dagbladadvertenties van deze mogelijkheid op de hoogte worden gesteld? b. Welke maatregelen zijn er of worden er genomen om bij de uitgifte van bijzondere munten de toegankelijkheid zo groot mogelijk te maken voor verzamelaars en grootscheepse opkoop door handelaars tegen te gaan? 45 Bestaan er mogelijkheden voor particulieren om bij 's Rijks Munt munten te laten slaan welke geen wettig betaalmiddel zijn en geen nominale waarde dragen uit ander materiaal dan goud? Zo ja, bestaan dan beleidsvoornemens met betrekking tot de mogelijkheid van deze uitgiften? 46 Is het, mede op historische gronden, verdedigbaar bij de inpassing van de uitgiften van gouden dukaten in een numismatisch beleid aan deze gouden dukaten toch een muntwaarde te verbinden? 47 Wanneer zal de in de nota genoemde adviescommissie voor de numismatische aspecten van voorgenomen uitgifte worden ingesteld? Aan welke samenstelling wordt gedacht? Wat is de opdracht voor deze commissie? 6. De organisatie van 's Rijks Munt 48 Is in het kader van de reorganisatie van 's Rijks Munt een spreiding van deze rijksdienst overwogen? Zo neen, waarom niet? 49 a. Kan nader worden ingegaan op de noodzaak de fabricage van decoraties in handen te leggen van 's Rijks Munt? b. Kan deze fabricage niet zeer wel door particuliere bedrijven ter hand worden genomen? Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 16 716, nr. 3 5
50 Op welke wijze is voorzien in de know-how die van de Muntmeester verwacht wordt inzake de meer commerciële aanpak? De voorzitter van de commissie, Joekes De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen Tweede Kamer, zitting 1981-1982,16 716, nr. 3 6