Ennél a feladatnál ne használjon szótárt!

Vergelijkbare documenten
U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen).

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

Thema Kinderen en school

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/ euro per maand 272 euro per maand

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd

Inhoud. Voorwoord 7. Epiloog: Makkelijker dan je dacht 91

Staten Generaal 2013 Kennisintro

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

REGELS. Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin.

EEN BRIEF NAAR DE DOCENT

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

We zijn tevreden mensen!

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

jij zelf jij zelf advertentieafdeling van de krant zaaleigenaar wat wat ouder jij zelf brugklascoördinator je beste vriend(in) wat wat

De vragen hebben betrekking op het hier en nu tot ongeveer 6 weken geleden

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Weduwnaar Jochem Myjer

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

JAARGANG 8 / NUMMER 2 OKTOBER Mede mogelijk dankzij:

2. Beter nu dan later

taalkaart 1 Ik ga op reis en Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een.

TOETS NT2-1 schrijven. Goed voorbereid slagen. voor het staatsexamen NT2 programma 1. Opgavenboekje nr. 1 SCHRIJVEN. niveau B1. tijdsduur: 120 minuten

Moet ik een ESTA aanvragen als ik een camperreis door Amerika ga maken?

DE EUROPESE UNIE EERSTE EN DE WERKVORM IN HET KORT

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

JAARGANG 8 / NUMMER 4 DECEMBER Mede mogelijk dankzij:

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 1. Bronnenboekje. KB-0125-a-17-1-b

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden

Europa. De plannen van D66 voor Europa Begrijpelijke versie. Tekst: D66 en Merel van Beeren

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

REGELS. Kies het goede woord. 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem

KIESWIJZER Ik kies, Ik koos, Ik heb gekozen! Van klas 1 naar klas 2

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie

Stufe 1. Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

Thema In en om het huis

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

5 mei Onderzoek: Vliegverkeer in Nederland

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Pluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes! 0 Een praatje beginnen met onbekenden.

Luister naar het lied. Geef aan welke van de onderstaande woorden in het lied voorkomen.

Oplossingen werkboek 2

Schrijfpalet. Denk goed na! 12. Olifant met gsm?

Alleen is maar alleen

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel

Valkuilen voor de chauffeur

De zin en onzin van reisverzekeringen

Tekst 1 Goede voornemens voor 2013 Vrouwen willen meer voor zichzelf opkomen, mannen willen vaker bij hun familie zijn.

Melkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen

Europese Raad WERKBLAD

1. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp.

.Jarigen.Kalender / Schoolgids. .Informatieavonden. .Gymnastiekrooster. Nieuwsbrief 1 september Nieuwsbrief INHOUD: Basisschool De Windroos

Duitse taal schrijfvaardigheid

TOERISTISCHE TRENDRAPPORTAGE LIMBURG Factsheets

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Themaboek IBL1 - Internationaal marktanalist

Op stage. Instructie. Opdracht 1. Hoofdstuk 4 - Oefening 20 - Extra Schrijfoefeningen

Auditieve oefeningen bij het thema:

Hoe leer ik voor Biologie

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Grammatica - Werkwoordelijk gezegde vmbo-kg12

Thema 6 Werk zoeken. Inhoudsopgave

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).

Hoofdstuk 4 - oefening 20 Extra Schrijfoefeningen

Eindexamen Arabisch vmbo gl/tl I

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Koning Willem Alexander bezoekt Rotterdamse school

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?

Inhoudsopgave. Luisterteksten en instructies bij de oefen-cd 201. Grammaticaoverzicht 233. Correctiesymbolen schrijfvaardigheid 269.

I. Gespreksonderwerpen

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN

Op de kalender van dit jaar zijn wij vergeten te vermelden, dat de kinderen van de groepen 1 t/m 4 op woensdag 6 december vrij zijn.

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Naam: EEN BRUG TE VER De Slag om Arnhem

KICK op meer klanten

Dagboek Nederland onder water?! Komt Nederland onder water te staan? En wat kunnen jij en de politiek doen om dit te voorkomen?

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs. Brieven schrijven

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Toerisme in Caribisch Nederland 2016

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Ehh... dit klopt niet mevrouw... wat u me hier geeft. U hebt een kaartje met

Voor jongeren in het praktijkonderwijs. Meer mensen moeite met taal

WEEKBRIEF WEEK dec. t/m 24 dec Nieuws van uit de school

Inhoud. Bijlage Wat zeggen ze?... Bijlage Rondje mazzel... Bijlage - Godsdiensten en het lijden...4 Bijlage Weer-terug-van-vakantie-bingo...

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE PARLEMENT VOOR 17-PLUSSERS INTEGRAAL VERSLAG. Vergadering van donderdag 27 september 2012.

België heeft een vlag met 3 verticale banden: zwart, rood en geel. Hoe is de vlag van jouw thuisland?

Transcriptie:

Ennél a feladatnál ne használjon szótárt! Kies het juiste antwoord. 1. Weet u de weg Venlo? A. over C. na B. op D. naar 2. boek is mij te duur. A. Deze C. Dat B. Die D. De 3. wil je het horloge geven? A. Met die C. Aan wie B. Wat voor D. Waaraan 4. Ruud is even oud Gerrit. A. wie C. hoe B. als D. dan 5. Wat is de weg naar het winkelcentrum? A. korter C. kortste B. kort D. kortst 6. Ik niet met u meerijden. A. zul. C. zal B. zullen D. zult 7. Als je morgen komt. A. ik zal tijd voor je hebben C. ik zal hebben tijd voor je B. ik zal voor je tijd hebben D. zal ik tijd voor je hebben 8. Jan zal vijf minuten wegrijden. A. over C. naar B. na D. in 9. Is dat een werk? A. inspannende C. inspannen B. inspannend D. inspanning 10. Els heeft drie brieven geschreven, maaar nog geen antwoord gekregen. A. met C. van B. op D. al 1

11. Ik wel naar je feestje komen, maar ik moet morgen werken. A. had C. zal B. zou D. heb 12. Twee van de reizigers hadden paspoort vergeten. A. hun C. haar B. mijn D. hen 13. Hoe zegt men het Nederlands? A. op C. in het B. in de D. in 14. de deur open, a.u.b.! A. Doet u C. Neemt u B. Maak D. Maakt u 15. Als u de mooie auto wilt kopen, moet u veel betalen. A. daar mee C. dan voor B. er voor D. er in 16. Ik kom eind van maand uit Parijs terug. A. dit C. deze B. het D. dat 17. Verleden week bij verkeersongevallen twee mensen gedood. A. werden C. werd B. wordt D. worden 18. heb je het boek niet meegebracht? A. Waarom C. Hoe B. Wie D. Want 19. Rijdt Piet ook mee naar Venlo? Ik geloof. A. niet C. niets B. nooit D. van niet 20. Ik heb mijn huiswerk om vier uur. A. af C. op B. of D. weg 21. Het politiestation is de buurt van de grote kerk gelegen. A. bij C. naast B. in D. op 2

22. Deze auto kost veel, maar die andere is nog. A. duurder C. duurst B. duurdere D. dure 23. onze vakantie begonnen was kregen we mooi weer. A. Als C. Indien B. Hoewel D. Toen 24. Jan is gisteren ook bij de voetbalwedstrijd geweest. Heeft u gezien? A. hem C. hij B. hen D. hun 25. Waar zijn de jongens? Een paar minuten geleden ze toch nog hier! A. speelden C. spelen B. spelden D. spellen 26. het regent zijn we teleurgesteld. A. Hoewel C. Omdat B. Om D. Opdat 27. De chef vraagt zich af, hoe. A. het probleem moet hij oplossen. C. moet hij het probleem oplossen. B. hij het probleem moet oplossen. D. oplossen moet hij het probleem. 28. Piet vindt zijn bril niet, hij hem daarnet nog heeft gehad. A. al C. omdat B. hoewel D. opdat 29. Dit hemd bevalt me niet. Kan ik het? A. ruiken C. staken B. ruilen D. veranderen 30. Is dat het boek je gesproken hebt? A. over wie C. waarover B. waar D. wat 31. Vanmiddag heb ik zin frites. A. in C. naar B. na D. op 32. Tijdens start en landing mag in het vliegtuig niet. A. gerookt C. rokende B. roken D. worden gerookt 3

33. Het mooie huis is. A. koop C. te koop B. kopen D. te kopen 34. Wim van snelle auto s. A. heeft zin C. houdt B. houd D. hout 35. Er is niets te doen dat uw man niet thuis is. A. aan C. mee B. bij D. op 36. u de groeten aan uw vrouw! A. Brengt C. Doet B. Biedt D. Wenst 37. ik met mijn auto op vakantie ga, controleer ik de banden, de olie en het koelwater. A. Dat C. Opdat B. Nadat D. Voordat 38. Hij is in de leunstoel om tv te kijken. A. gaan zitten C. gezeten B. gaat zitten D. zitten 39. Gisteren ik in het hotel een schoolvriendin ontmoet. A. ben C. heeft B. heb D. was 40. Bent u al eens in Amsterdam geweest? Nee, ik ben nog nooit geweest. A. dan C. het B. er D. hier 4

A B C D A B C D 1. 21. 2. 22. 3. 23. 4. 24. 5. 25. 6. 26. 7. 27. 8. 28. 9. 29. 10. 30. 11. 31. 12. 32. 13. 33. 14. 34. 15. 35. 16. 36. 17. 37. 18. 38. 19. 39. 20. 40. Eredmény: x 1 = pont 5

II. Válassza ki a helyes megoldást! (Használja a megoldótáblát!) Wat is de betekenis van de uitdrukkingen? 1. Hij probeerde nog de botsing te voorkomen, maar het was tevergeefs. A. het was gelukt C. het was vals B. het was fout D. het lukte hem niet 2. Marijke gaat dikwijls met Anneke tennissen. A. af en toe C. altijd B. zo nu en dan D. vaak 3. Meneer Visser komt wellicht toch nog op tijd. A. zeker C. weleens B. misschien D. af en toe 4. Theun is met zijn betrekking niet tevreden. A. Hij heeft geen goede baan. C. Hij heeft nergens trek in. B. Hij heeft niet veel kennissen. D. Hij is altijd tevrede 1. 2. 3. 4. A B C D Eredmény: x 1 = pont 6

! " #$! % $ közül melyek igazak, és melyek hamisak! (Jelölje a megoldásait az a, illetve &'()"* + Lees de tekst. Welke zinnen onder de tekst zijn waar (a) en welke niet waar (b)? Nederlands, een middelgrote taal In Vlaanderen en het Koninkrijk der Nederlanden spreken in totaal circa 21 miljoen mensen Nederlands. Daarmee is het de derde Germaanse taal in Europa, na het Engels en het Duits. In de Europese Unie is Nederlands een middelgrote taal. De Britten en de Amerikanen, hoor je wel eens, worden gescheiden door dezelfde taal. Zover laten de Vlamingen en de Nederlanders het niet komen. Om ervoor te zorgen dat het Nederlands in de twee landen één blijft, werd in 1980 de Nederlandse Taalunie opgericht. Die moet ook de positie van het Nederlands in Europa verstevigen. Alle beslissingen in verband met de Nederlandse taal worden door het Nederlandse en Vlaamse parlement gezamenlijk genomen. Vlaanderen en Nederland hanteren dus precies dezelfde officiële spelling en grammatica. 1. In de tekst staat niet hoeveel Vlamingen Nederlands spreken. 2. Nederlands is één van de grootste Germaanse talen in Europa. 3. Er zijn geen verschillen tussen het Amerikaanse en het Britse Engels. 4. De Nederlandse Taalunie moet ervoor zorgen dat het Nederlands in Vlaanderen en in Nederland dezelfde taal blijft. 5. In de tekst staat dat precies dezelfde taal in Vlaanderen en in Nederland wordt gesproken. 6. De eenheid van de Nederlandse taal is geen belang van de politiek. 1. 2. 3. 4. 5. 6. a b Eredmény: x 1 = pont 7

Megoldások I. feladat II. feladat A B C D A B C D A B C D 1. X 21. X 1. X 2. X 22. X 2. X 3. X 23. X 3. X 4. X 24. X 4. X 5. X 25. X 6. X 26. X 7. X 27. X 8. X 28. X 9. X 29. X 10. X 30. X 11. X 31. X 12. X 32. X 13. X 33. X 14. X 34. X 15. X 35. X 16. X 36. X 17. X 37. X 18. X 38. X 19. X 39. X 20. X 40. X III. feladat Összesített eredmény: a b 1. X 2. X 3. X 4. X 5. X 6. X Összesen: + + = pont Ajánlott szint (50 pontból):!" 14-24: Középhaladó 25-35: Haladó #$#!"%&'( )"* $+,-!. '( )"* 8