Ad b) Presentatie onderhanden projecten uit hoofde van DBC s en DBC zorgproducten

Vergelijkbare documenten
RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn 655 Zorginstellingen (herzien 2012)

RJ-Uiting : Richtlijn 655 Zorginstellingen

655 ZORGINSTELLINGEN EDITIE 2013

RJ-Uiting : Ontwerp-richtlijn 655 Zorginstellingen

RJ-Uiting : Ontwerp-Richtlijn 655 Zorginstellingen

Richtlijn 655 Zorginstellingen is aangepast aan de wijzigingen in de Regeling Verslaggeving WTZi.

Voor deze immateriële en materiële vaste activa zijn in alinea 309 tot en met 315 de effecten voor de jaarrekening 2007 opgenomen.

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen

Controllersbijeenkomst. 11 februari 2015

RJ-Uiting : Zorginstellingen

RJ-Uiting : Ontwerp-richtlijn C2 Microrechtspersonen

RJ-Uiting Kerncijfers en kengetallen in de jaarrekening, het bestuursverslag en overige informatie bij de jaarstukken

Sytse Duiverman 12 februari 2019

RJ-Uiting Kerncijfers en kengetallen in de jaarrekening, het bestuursverslag en overige informatie bij de jaarstukken

RJ-Uiting : Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

Handleiding modeljaarrekeningen 2013 Versie 17 december 2013 behorend bij de modeljaarrekeningen versie 17 december 2013

Klas op Wielen (Stichting) Hoofdposten uit de Jaarrekening Status: Afgerond (5/28/2018 3:09:35 PM)

Jaarverslag Stichting Victas Fonds

RJ-Uiting : Nieuwe ontwerp-richtlijn voor kleine organisaties-zonder-winststreven

660 Onderwijsinstellingen

KLEINE ORGANISATIES-ZONDER- WINSTSTREVEN

De Richtlijn is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari Eerdere toepassing van de Richtlijn wordt aanbevolen.

RJ-Uiting : Richtlijn Microrechtspersonen

Ten geleide bij editie 2008

RJ660 Onderwijsinstellingen

Jaarverslaggeving Stichting Hospice Dignitas

Onderwerp : commentaar op RJ-Uiting : Aanpassingen van richtlijn 655 Zorginstellingen

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst

Stichting Medische Voortplanting Voorburg

Jaarrekening Stichting Welzijn Kapelle

RJ-Uiting : Gevolgen van aanpassingen in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als gevolg van Richtlijn 2006/46/EG van 14 juni 2006

Ingangsdatum De ontwerp-richtlijn 640 Organisaties-zonder-winststreven en ontwerp-richtlijn 650 Fondsenwervende organisaties worden van kracht voor

Handleiding modeljaarrekeningen 2015 Versie 4 januari 2016 behorend bij de modeljaarrekeningen versie 4 januari 2016

Jaarrekening Stichting Gemini Ziekenhuis

REGELING NR/CU-214. Beheersmodel honoraria vrijgevestigd medisch specialisten

Jaarverslaggeving Stichting Hospice Dignitas

Ten geleide bij editie RJk-bundel

REGELING NR/CU-258. Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s RJ 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta

Deze regeling is van toepassing op instellingen die geriatrische revalidatiezorg leveren.

Regeling verslaggeving WTZi (tekst geldig vanaf )

Behandeld door Telefoonnummer adres Kenmerk Directie Zorgmarkten Cure CI/13/9c

Controleprotocol Jaarverantwoording zorginstellingen 2011

Jaarrekening Stichting BovenIJ Ziekenhuis

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Titel van het document Publicatiestukken 2018 onecentral B.V. Naam van de rechtspersoon onecentral B.V. Zetel van de rechtspersoon

Stichting Vrienden van Stichting Arq. Jaarrekening 2017

640 ORGANISATIES-ZONDER-WINSTSTREVEN

Ten geleide bij editie 2010

Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg

De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 1 mei 2006 tegemoet.

Verkorte balans Ultimo 2012 Ultimo 2011

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Kleine en micro-rechtspersonen Er worden geen wijzigingen van hoofdstuk B11 Leasing voorgesteld.

RJ-Uiting ontwerp-richtlijn Verwerking en toelichting van aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

DES Centrum gevestigd te Nijkerk. Jaarrekening 2016

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Jaarrekening 2013 Stichting Mies te Assendelft

Financieel verslag 2015

Beleidsregel Macrobeheersinstrument verpleging en verzorging 2018

3.1 Algemeen gegevensbeheer code (AGB-code) Unieke code die aan iedere zorgaanbieder wordt toegekend, waarmee deze kan worden geïdentificeerd.

Deze beleidsregel is van toepassing op Zintuiglijk gehandicaptenzorg als bedoeld in artikel 2.5a van het Besluit zorgverzekering

Sien gevestigd te Houten. Financiële verantwoording 2017

Nederlandse Vereniging van Hemofilie-Patiënten gevestigd te Nijkerk. Jaarrekening 2016

Financieel verslag 2014

Verder wordt in sommige andere wetten Titel 9 Boek 2 BW van toepassing verklaard.

Jaarrekening per 31 december de Kijvelanden forensisch psychiatrisch centrum

c. De termijn waarvoor deze beleidsregel geldt: 1 januari 2009 t/m 31 december 2011

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016

Stichting Dagopvang Utrecht te Utrecht

1 Ontwerp-Richtlijn 120 Prijsgrondslagen, paragraaf 4

Balans per 31 december 2013

1.1 Balans per 31 december Resultatenrekening over Kengetallen Kasstroomoverzicht over

Stichting Dagopvang Utrecht te Utrecht

Jaarrekening Stichting Libra Zorggroep

Macrobeheersinstrument geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015

Jaarrekening Stichting Medisch Centrum Alkmaar

Stichting Benedictus Labre

TEN GELEIDE BIJ EDITIE 2014

Jaarrekening Stichting Faso. Woerden

Macrobeheersinstrument geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2016

ACTIVA. Materiële vaste activa Inventaris

Stichting Healthcare Christian Fellowship International Centre, Voorthuizen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Controleprotocol voor de verantwoording en de controle van subsidies

RJ-Uiting : Handreikingen bij de toepassing van fiscale grondslagen door microrechtspersonen of kleine rechtspersonen

Financiële informatie Stichting Den Haag onder de Hemel. Den Haag

Financieel verslag 2013

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt.

Sarcoïdose Belangenvereniging Nederland gevestigd te Nijkerk. Jaarrekening 2016

Jaarrekening Stichting BovenIJ Ziekenhuis

BELEIDSREGEL BR/REG Beschikbaarheidbijdrage ambtshalve

BELEIDSREGEL AL/BR Overheveling GGZ budget AWBZ-Zvw

J A A R STUKKEN Pertax BV Ede

KEMPEN BEWAARDER DAOF B.V.

Rafael gemeente De Rank T.a.v. het bestuur Ringvaartweg AC ROTTERDAM. Jaarrekening 2014

Jaarrekening 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 Stichting Hospice Dronten

Stichting Healthcare Christian Fellowship International Centre, Voorthuizen

Belangrijke wijzigingen in de jaarverslaggeving

Transcriptie:

RJ Uiting 2012 3: ontwerp Richtlijn 655 Zorginstellingen (herzien 2012) Inleiding RJ Uiting 2012 3 bevat de herziene ontwerp Richtlijn 655 Zorginstellingen. De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) stelt via deze RJ Uiting wijzigingen voor in de huidige Richtlijn 655 Zorginstellingen (aangepast 2011). Ten opzichte van de huidige Richtlijn wordt de tekst op een aantal punten verduidelijkt en wordt een aantal presentatie en toelichtingsvereisten toegevoegd. Deze toevoegingen zijn een gevolg van veranderingen in zorgspecifieke wet en regelgeving. Ook wordt de structuur van hoofdstuk 655 aangepast en worden doublures ten opzichte van de algemene hoofdstukken van de Richtlijnen verwijderd. Tot slot worden de zorgspecifieke definities vanuit hoofdstuk 940 Definities verplaatst naar hoofdstuk 655. Mede door de nieuwe zorgspecifieke regelgeving wordt het aantal definities uitgebreid. Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van Richtlijn 655 (aangepast 2011) De belangrijkste wijzigingsvoorstellen ten opzichte van de huidige RJ 655 Zorginstellingen (aangepast 2011) betreffen: a. introductie DBC zorgproducten b. presentatie onderhanden projecten uit hoofde van DBC s en DBC zorgproducten c. het verwerken van vorderingen en schulden uit hoofde van de transitieregeling d. het opnemen van een schuld uit hoofde van het honorariumplafond e. het opnemen van een voorziening respectievelijk schuld uit hoofde van het macrobeheersingsinstrument f. het niet langer salderen van vorderingen en schulden uit hoofde van financieringstekorten enoverschotten g. het verwerken van de indexering van het wettelijk budget over het voorgaand verslagjaar h. het opnemen van aangepaste modellen voor bijlage 1 en 2 Ad a) Introductie DBC zorgproducten Omdat de ziekenhuissector per 1 januari 2012 overgaat op DBC zorgproducten in plaats van diagnose behandeling combinaties (DBC s), wordt de term DBC zorgproducten toegevoegd. Omdat DBC s nog een uitloopperiode kennen wordt deze term in ieder geval tot en met de jaarrekening over 2013 gebruikt. In de tekstvoorstellen wordt daarom gesproken over DBC s en DBC zorgproducten. Zie alinea 205, 302 en 303. Ad b) Presentatie onderhanden projecten uit hoofde van DBC s en DBC zorgproducten Onderhanden DBCs en DBC zorgproducten worden beschouwd als onderhanden projecten. Voor de bepaling of sprake is van verwachte verliezen op onderhanden projecten, geldt het totaal van DBC s en DBC zorgproducten per zorgverzekeraar als een onderhanden project. Hoewel in hoofdstuk 655 (herzien 2011) niet was opgenomen dat onderhanden DBC s per zorgverzekeraar in de toelichting van de jaarrekening moeten worden vermeld, werd de tekst van Richtlijn 655 in de praktijk wel zo geïnterpreteerd. Om deze reden wordt verduidelijkt dat de zorginstelling in de toelichting de onderhanden projecten uit hoofde van DBC s en DBC zorgproducten in totaal en niet per zorgverzekeraar hoeft te vermelden. Zie alinea 302 en 303. Ad c) Het verwerken van vorderingen en schulden uit hoofde van de transitieregeling De NZa vereist in de Regeling Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg (NR/CU 208) dat instellingen voor medisch specialistische zorg de gerealiseerde omzet uit prestatiebekostiging en de omzet die zou zijn behaald onder de oude bekostigingssystematiek jaarlijks vaststellen. Het verschil tussen beide bedragen wordt aangeduid met de term transitiebedrag. Een vordering respectievelijk een schuld uit hoofde van de Regeling Transitie

bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg moet als afzonderlijke post in de balans worden opgenomen. Zie alinea 206. Ad d) het opnemen van een schuld uit hoofde van het honorariumplafond Voor de niet in loondienst werkzame medisch specialisten is met ingang van 1 januari 2012 per ziekenhuis een zogenaamd honorariumplafond van kracht. Dit plafond stelt een maximum aan de door de vrijgevestigde medisch specialisten te ontvangen honoraria. Op het ziekenhuis rust de plicht om een eventuele overmaat aan declaraties ten opzichte van dit plafond in te houden op de doorbetalingen aan de vrijgevestigde medisch specialisten en deze overmaat op beschikking van de NZa af te dragen aan het Zorgverzekeringsfonds. Zie alinea 313. Ad e) het opnemen van een voorziening respectievelijk schuld uit hoofde van het macrobeheersingsinstrument Het macrobeheersinstrument wordt door de minister van VWS ingezet om overschrijdingen van het macrokader zorg terug te vorderen bij instellingen voor medisch specialistische zorg. Het macrobeheersingsinstrument is uitgewerkt in de Aanwijzing macrobeheersmodel instellingen voor medisch specialistische zorg. Een zorginstelling neemt een verplichting die voortvloeit uit de heffing op grond van het macrobeheersinstrument in de jaarrekening op als voorziening dan wel als kortlopende schuld. Zie alinea 207. Ad f) het niet langer salderen van vorderingen en schulden uit hoofde van financieringstekorten enoverschotten Volgens artikel 6 van de Regeling verslaggeving WTZi wordt een vordering of schuld uit hoofde van het financieringstekort of overschot als afzonderlijke post in de balans opgenomen. Zorginstellingen namen vorderingen en schulden uit hoofde van financieringstekorten en overschotten steeds gesaldeerd in de balans op. Dit is evenwel niet in overeenstemming met de voorwaarden voor saldering zoals deze zijn opgenomen in alinea 305 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens. Dit betekent dat de zorginstelling de per balansdatum over de diverse jaren bestaande vorderingen uit hoofde van financieringstekorten als vordering aan de actiefzijde van de balans opneemt. De per balansdatum over de diverse jaren bestaande schulden uit hoofde van financieringsoverschotten als schuld aan de passiefzijde van de balans worden opgenomen. Zie alinea 304. Ad g) het verwerken van de indexering van het wettelijk budget over het voorgaand verslagjaar De NZa stelt jaarlijks in jaar t een indexering van de diverse componenten van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten van jaar t 1 vast. De zorginstelling ontvangt deze indexering over jaar t 1 in de vorm van een verhoging van de tarieven voor geleverde prestaties in jaar t. Dit betekent dat de omvang van de indexering over jaar t 1 afhankelijk is van de geleverde prestaties in jaar t. De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft voor de verwerking van de indexering twee methoden onderkend: 1. De zorginstelling heeft alleen recht op de indexering als zij in jaar t prestaties levert. De ontvangst van de indexering over jaar t 1 is dus afhankelijk van de omvang van de prestaties in jaar t. Volgens deze benadering wordt de indexering over jaar t 1 in jaar t in de opbrengsten verwerkt. 2. De zorginstelling ontvangt in jaar t de indexering over jaar t 1. Omdat de indexering een nabetaling is van de geleverde prestaties van jaar t 1 wordt deze in de opbrengsten over jaar t 1 verwerkt. In alinea 208 van hoofdstuk 655 is vooralsnog gekozen voor de tweede benadering. De RJ acht het met het oog op de vergelijkbaarheid niet aanvaardbaar twee verwerkingsmethoden toe te staan. De RJ ontvangt daarom graag commentaar over de te volgen methode voordat de ontwerp Richtlijn definitief wordt vastgesteld. Ad h) het opnemen van aangepaste modellen voor bijlage 1 en 2

De modellen voor de balans en de resultatenrekening in bijlage 1 zijn aangepast als gevolg van de wijzigingen in hoofdstuk 655. Door de wijzigingen in de regelgeving zijn de toelichtingen uitgebreid. De modellen voor de mutatieoverzichten materiële vaste activa in bijlage 2 zijn aangepast als gevolg van de wijzigingen in de bekostiging. Ingangsdatum Het is de bedoeling deze Richtlijn van kracht te laten zijn voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012. De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 30 april 2012 tegemoet. Reacties en commentaren kunnen bij voorkeur per email (rj@rjnet.nl) worden ingediend bij het RJ secretariaat. Ze zullen door de RJ als openbare informatie worden behandeld en op de RJ website worden gepubliceerd, tenzij door respondenten is aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als vertrouwelijk. De herziene Richtlijn zal worden opgenomen in de RJ bundel 2012 die in september 2012 wordt gepubliceerd. Amsterdam, 28 februari 2012

655 Zorginstellingen Deze Richtlijn 655 (herzien 2012) vervangt Richtlijn 655 (aangepast 2011) en is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012. 655.1 Algemene uiteenzettingen Inleiding en toepassingsgebied 101 Dit hoofdstuk heeft betrekking op rechtspersonen waarop de Regeling verslaggeving WTZi van toepassing is. De Regeling verslaggeving WTZi is gebaseerd op de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) die de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de mogelijkheid geeft nadere regels te stellen voor de verantwoording van instellingen die vallen onder de WTZi. De tekst van de Regeling verslaggeving WTZi is opgenomen in paragraaf 5 van hoofdstuk 910 Modellen en besluiten. De Regeling verslaggeving WTZi is van toepassing op instellingen als bedoeld in artikel 1.2 onder nummer 1 of 16 tot en met 21 van het Uitvoeringsbesluit WTZi (artikel 1 onder a Regeling verslaggeving WTZi). Dit betreft instellingen met een toelating voor: medisch-specialistische zorg; persoonlijke verzorging; verpleging; begeleiding; behandeling. Wettelijke bepalingen 102 Op grond van artikel 2 Regeling verslaggeving WTZi zijn de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW met uitzondering van de afdelingen 1 Algemene bepaling, 11 Vrijstellingen op grond van de omvang van het bedrijf van de rechtspersoon en 12 Bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard, en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving van toepassing. Hoofdstuk 655 richt zich op onderwerpen die specifiek zijn voor de zorginstelling. Ook behandelt hoofdstuk 655 een aantal van de in de Regeling verslaggeving WTZi gestelde eisen die uitgaan boven de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. De overige hoofdstukken in deze Richtlijnen zijn ook van toepassing op de zorginstelling. Jaardocument 103 De zorginstelling stelt de jaarverslaggeving en het jaardocument op volgens artikel 8a van de Regeling verslaggeving WTZi met gebruikmaking van het modeljaardocument. De zorginstelling publiceert het modeljaardocument via de website www.jaarverslagenzorg.nl. 1

Definities 104 De volgende begrippen worden in dit hoofdstuk gebruikt. Deze begrippen zijn ontleend aan de Regeling verslaggeving WTZi en aan de regels en beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Onder het collectief gefinancierd gebonden vermogen neemt de zorginstelling de reserves op die voortkomen uit: - subsidiegebonden activiteiten - zorggebonden activiteiten - collectief gefinancierde activiteiten. Een collectief is een samenwerkingsverband van vrijgevestigd medisch specialisten dat optreedt als vertegenwoordiger van deze medisch specialisten ten opzichte van de instelling en dat is belast met de uitvoering van de verdeelafspraken als bedoeld in de regeling Beheersmodel honoraria vrijgevestigd medisch specialisten (NR/CU-214). Een Diagnose Behandeling Combinatie (DBC) is een declarabele prestatie, die de resultante is van het totale traject van de diagnose die de zorgverlener stelt tot en met de (eventuele) behandeling die hieruit volgt. Vanaf 1 januari 2012 heten nieuwe zorgprestaties DBCzorgproducten. Een DBC-zorgproduct is een declarabele prestatie welke is afgeleid uit een subtraject en zorgactiviteiten via door de NZa vastgestelde beslisbomen. Een vordering uit hoofde van financieringstekorten of een schuld uit hoofde van financieringsoverschotten is het aan het einde van het boekjaar bestaande verschil tussen enerzijds het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten en anderzijds de ontvangen voorschotten en de in rekening gebrachte vergoedingen voor diensten en verrichtingen ter dekking van het wettelijk budget (artikel 6 Regeling verslaggeving WTZi). Het honorariumplafond is het bedrag dat ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra in enig jaar ter beschikking hebben voor de honoraria van de vrijgevestigde medisch specialisten die daar werken. De instandhoudingsinvesteringen bestaan uit onderhoudsinvesteringen en renovatieinvesteringen. Het jaardocument van een zorginstelling is het verantwoordingsdocument bestaande uit de jaarrekening, het jaarverslag, de overige gegevens en specifieke informatie (artikel 1, onder b en f Regeling verslaggeving WTZi). Niet-collectief gefinancierd vrij vermogen is vrij besteedbaar vermogen en komt voort uit niet-collectief gefinancierde activiteiten. 2

Prestatiebekostiging wil zeggen dat zorgaanbieders één bedrag ontvangen voor alle zorg die zij leveren aan een patiënt met een bepaalde aandoening, ongeacht de hoeveelheid activiteiten die zij daarvoor uitvoeren. Een steunstichting is een rechtspersoon die geen zorginstelling is, die haar middelen verkrijgt uit niet zorggebonden gelden en die volgens haar statuten algemeen nut beoogt of specifieke activiteiten van een zorginstelling ondersteunt (artikel 7 lid 5 Regeling verslaggeving WTZi). Het transitiebedrag is het verschil tussen de omzet onder prestatiebekostiging en de omzet die behaald zou zijn onder de oude systematiek (het schaduwbudget). De NZa zal dit transitiebedrag in 2012 en 2013 deels verrekenen. Trekkingsrechten zijn opgebouwde voorwaardelijke rechten om nacalculeerbare renovatieinvesteringen uit te voeren. Het gaat om reeds toegekende rechten, er kunnen geen nieuwe rechten meer ontstaan. Het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten is het externe budget zoals dat wordt vastgesteld op basis van door de overheid vastgestelde beleidsregels. WTZi-vergunningplichtige vaste activa zijn die activa waarvan de aard en de hoogte van de verkrijgingsprijs of de vervaardigingskosten van investeringen voorheen dienden te worden goedgekeurd door het budgetterend vergunningbepalend orgaan. WTZi-meldingsplichtige vaste activa bestaan uit investeringen in incidentele instandhoudingsinvesteringen (trekkingsrechten) en jaarlijkse instandhoudingsinvesteringen. Een zorginstelling is een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder nummer 1 of 16 tot en met 21 van het Uitvoeringsbesluit WTZi (artikel 1, onder a Regeling verslaggeving WTZi). Geldeenheid, taal en boekjaar 105 De jaarrekening en het jaarverslag van de zorginstelling worden op grond van artikel 3, onder b Regeling verslaggeving WTZi in de Nederlandse taal opgesteld en gepubliceerd, en in euro s uitgedrukt. Het boekjaar is volgens artikel 3, onder c Regeling verslaggeving WTZi altijd gelijk aan het kalenderjaar. 655.2 Verwerking en waardering Immateriële en materiële vaste activa 201 Bij de invoering van integrale tarieven voor zorgprestaties vervalt de integrale vergoeding voor afschrijvingen. De zorginstelling verwerkt het vervallen van de integrale vergoeding voor de werkelijke afschrijvingskosten van vaste activa niet als een stelselwijziging. 3

202 De zorginstelling verwerkt subsidies of daaraan gelijk te stellen vergoedingen die zij ontvangt als eenmalige bijdrage in de investeringsuitgaven of afschrijvingskosten in overeenstemming met hoofdstuk 274 Overheidssubsidies en ander vormen van overheidssteun. Financiële vaste activa 203 Bij de zorginstelling kunnen activa in de balans zijn opgenomen die niet voldoen aan de definitie van immateriële of materiële vaste activa. Het betreft activa die het karakter hebben van in de toekomst te ontvangen vergoedingen uit hoofde van de bekostigingsystematiek. Voorbeelden zijn aanloopverliezen en aanloopkosten waarvoor de zorginstelling nog een jaarlijkse vergoeding voor afschrijvingen in het budget ontvangt. De zorginstelling neemt deze vorderingen op onder de financiële vaste activa respectievelijk de vorderingen. De zorginstelling waardeert deze posten in overeenstemming met hoofdstuk 214 Financiële vaste activa respectievelijk hoofdstuk 222 Vorderingen. Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa 204 Bij de invoering van integrale tarieven voor zorgprestaties vervalt de integrale vergoeding voor afschrijvingen. De zorginstelling dient te beoordelen of er op grond van de wijzigingen in de bekostiging sprake is van een bijzondere waardevermindering op grond van hoofdstuk 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa. Onderhanden DBC s en DBC-zorgproducten 205 De zorginstelling dient onderhanden DBC s en DBC-zorgproducten te beschouwen als onderhanden projecten. De zorginstelling past op DBCs en DBC-zorgproducten hoofdstuk 270 De winst- en verliesrekening toe. Voor de bepaling of sprake is van verwachte verliezen op onderhanden projecten beschouwt de zorginstelling het totaal van DBC s en DBCzorgproducten per zorgverzekeraar als een onderhanden project. Vorderingen en schulden uit hoofde van transitieregeling 206 De NZa vereist in de Regeling Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg (NR/CU-208) dat een instelling voor medisch specialistische zorg de gerealiseerde omzet uit prestatiebekostiging en de omzet die zou zijn behaald onder de oude bekostigingssystematiek jaarlijks vaststelt. Het verschil tussen beide bedragen wordt aangeduid met de term transitiebedrag. De zorginstelling neemt een vordering respectievelijk een schuld uit hoofde van de Regeling Transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg op als afzonderlijke post in de balans. Zie model A van bijlage 1. Voorziening respectievelijk schuld uit hoofde van het macrobeheersinstrument 207 Het macrobeheersinstrument wordt door de minister van VWS ingezet om overschrijdingen van het macrokader zorg terug te vorderen bij instellingen voor medisch 4

specialistische zorg. Het macrobeheersingsinstrument is uitgewerkt in de Aanwijzing macrobeheersmodel instellingen voor medisch specialistische zorg. De zorginstelling verwerkt een verplichting die voortvloeit uit de heffing op grond van het macrobeheersinstrument die nog niet definitief is vastgesteld in overeenstemming met hoofdstuk 252 Voorzieningen, niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa. De zorginstelling verwerkt een verplichting die voortvloeit uit de heffing op grond van het macrobeheersinstrument die definitief is vastgesteld als kortlopende schuld. Bedrijfsopbrengsten 208 Het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten heeft betrekking op de middelen die de zorginstelling ter beschikking staan voor het verlenen van zorg. Het budget bestaat uit een normatief gedeelte en een niet-normatief gedeelte. Na afloop van het boekjaar stelt de instelling een berekening op van het definitieve budget. Bij de vaststelling van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten dient de zorginstelling rekening te houden met de definitieve indexering van de diverse componenten van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten mits voldaan is aan de voorwaarden van hoofdstuk 270 De winst- en verliesrekening. Dit betekent dat de zorginstelling de economische voordelen uit indexering op betrouwbare wijze kan bepalen en het waarschijnlijk is dat deze voordelen aan de instelling zullen toevloeien. De zorginstelling verwerkt de indexering in het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten ongeacht het jaar waarin de NZa deze indexering in het wettelijk budget verwerkt. 655.3 Presentatie Modellen 301 De zorginstelling stelt, op grond van artikel 3, onder e Regeling verslaggeving WTZi, de balans en de resultatenrekening op in overeenstemming met de modellen in bijlage 1 van dit hoofdstuk. Het Besluit modellen jaarrekening is volgens artikel 1 van dit Besluit alleen van toepassing op de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap. Veel zorginstellingen worden gedreven in de rechtsvorm van een stichting. De zorginstelling past de bepalingen van het Besluit modellen jaarrekening voor het inzicht op overeenkomstige wijze toe. Onderhanden DBC s en DBC-Zorgproducten 302 De zorginstelling presenteert onderhanden DBC s en DBC-zorgproducten in de balans in overeenstemming met hoofdstuk 221 Onderhanden projecten. De zorginstelling behoeft onderhanden DBC s en DBC-zorgproducten niet per verzekeraar in de toelichting te vermelden. 303 De zorginstelling dient voorschotten van zorgverzekeraars uit hoofde van onderhanden DBCs of DBC-zorgproducten te presenteren in overeenstemming met hoofdstuk 221 Onderhanden projecten. 5

Vorderingen en schulden uit hoofde van het financieringstekort of -overschot 304 Volgens artikel 6 van de Regeling verslaggeving WTZi neemt de zorginstelling een vordering of schuld uit hoofde van het financieringstekort of overschot als afzonderlijke post in de balans op. De zorginstelling dient de per balansdatum over de diverse jaren bestaande vorderingen uit hoofde van financieringstekorten als vordering aan de actiefzijde van de balans op te nemen. De zorginstelling dient de per balansdatum over de diverse jaren bestaande schulden uit hoofde van financieringsoverschotten als schuld aan de passiefzijde van de balans op te nemen. Het is dus niet toegestaan om vorderingen en schulden uit hoofde van financieringstekorten en overschotten gesaldeerd op te nemen omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van alinea 305 van hoofdstuk 115 Criteria voor opname en vermelding van gegevens. Eigen vermogen 305 De zorginstelling dient het eigen vermogen zodanig te presenteren worden dat daaruit duidelijk blijken: het kapitaal; het collectief gefinancierd gebonden vermogen; het niet-collectief gefinancierd vrij vermogen. Zie model A van bijlage 1. 306 De zorginstelling neemt onder het kapitaal op het bij de oprichting of later ingebrachte kapitaal. 307 De zorginstelling rekent tot het collectief gefinancierd gebonden vermogen de reserve aanvaardbare kosten, de overige reserves, de herwaarderingsreserve en overige bestemmingsfondsen en bestemmingsreserves. In de reserve aanvaardbare kosten zijn de binnen de toelating van de instelling gerealiseerde gecumuleerde resultaten uit zorg- en subsidiegelden opgenomen. De zorginstelling rekent tot het collectief gefinancierd gebonden vermogen ook resultaten van activiteiten die worden gefinancierd uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De zorginstelling kan het collectief gefinancierd gebonden eigen vermogen op grond van de regelgeving in de zorgsector slechts besteden aan de zorgactiviteiten. 308 Indien een deel van het eigen vermogen is afgezonderd omdat daaraan een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven dan gezien de doelstelling van de organisatie zou zijn toegestaan en deze beperking door derden is aangebracht, merkt de zorginstelling dit deel in overeenstemming met alinea 308 van hoofdstuk 640 Organisaties-zonder-winststreven aan als bestemmingsfonds. De zorginstelling dient in de toelichting het bedrag en de beperkte doelstelling van ieder bestemmingsfonds te vermelden, evenals de reden van deze beperking en alle overige voorwaarden die door de derden zijn gesteld. 309 Indien de beperktere bestedingsmogelijkheid door het bestuur is aangebracht, duidt de zorginstelling het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen in overeenstemming met 6

alinea 309 van hoofdstuk 640 Organisaties-zonder-winststreven aan als bestemmingsreserve. In de toelichting dient de zorginstelling het bedrag en de beperkte doelstelling van iedere bestemmingsreserve te vermelden, evenals het feit dat het bestuur deze beperking heeft aangebracht. 310 Onder het niet-collectief gefinancierd vrij vermogen kunnen bestemmingsreserves en een herwaarderingsreserve zijn opgenomen. Ook neemt de zorginstelling onder het geconsolideerde niet-collectief gefinancierd vrij vermogen op het vermogen van tot de groep behorende rechtspersonen die geen collectief gefinancierd vermogen hebben. Tot deze rechtspersonen horen groepsmaatschappijen die activiteiten verrichten die niet onder de Regeling verslaggeving WTZi vallen. 311 Volgens art. 2: 362 lid 2 BW mag de zorginstelling een balans opmaken voor of na resultaatbestemming. Het verdient sterke aanbeveling dat de zorginstelling een balans na resultaatbestemming opmaakt omdat gebruikers van de jaarrekening dan inzicht hebben in de omvang en samenstelling van enerzijds het collectief gefinancierd gebonden vermogen en anderzijds het niet-collectief gefinancierd vrij vermogen. 312 Op grond van artikel 2:411 lid 1 BW behoeft de zorginstelling het eigen vermogen in de geconsolideerde jaarrekening niet uit te splitsen. Volstaan kan worden met de weergave van het eigen vermogen van de groep en, indien aanwezig, een belang van derden. In afwijking hiervan dient de zorginstelling het eigen vermogen in de geconsolideerde jaarrekening uit te splitsen in kapitaal, collectief gefinancierd gebonden vermogen en niet-collectief gefinancierd vrij vermogen. Deze uitsplitsing is noodzakelijk om gebruikers inzicht te geven in de samenstelling van het eigen vermogen van de groep. Schuld uit hoofde van honorariumplafond 313 Als de honorariumomzet van de vrijgevestigd specialisten in een ziekenhuis of een zelfstandig behandel centrum boven het door de NZa vastgestelde plafond uitkomt, draagt de zorginstelling het meerdere af aan het zorgverzekeringsfonds. Dit zogenaamde honorariumplafond is gebaseerd op de beleidsregel Beheersmodel vrijgevestigd medisch specialisten (BR/CU-2041) en de Nadere regel Beheersmodel vrijgevestigd medisch specialisten (NR/CU-207). De zorginstelling neemt een schuld uit hoofde van een overschrijding van het honorariumplafond als afzonderlijke post op onder de schulden uit hoofde van honorariumplafond. Zie model A van bijlage 1. Bedrijfsopbrengsten 314 De zorginstelling dient het bedrag aan honoraria van vrijgevestigde medisch specialisten die geen onderdeel zijn van een collectief en aan de zorginstelling declareren als omzet te verwerken en op te nemen onder de post niet-gebudgetteerde zorgprestaties. Het bedrag van de honoraria van de vrijgevestigd medisch specialisten, die onderdeel zijn van het collectief en via het ziekenhuis declareren, kwalificeert niet als omzet van de zorginstelling maar als bedrag waarvoor de zorginstelling een kassiersfunctie heeft. 7

Bedrijfslasten 315 De zorginstelling dient de aan het ziekenhuis gedeclareerde bedragen door medisch specialisten, die geen onderdeel zijn van een collectief, op te nemen onder de post Honorariumkosten vrijgevestigd medisch specialisten die aan het ziekenhuis declareren. 655.4 Toelichting Immateriële en materiële vaste activa en afschrijvingen 401 Een zorginstelling kan op grond van de regels en beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit recht hebben op een vergoeding voor de nacalculeerbare afschrijvingslasten in het wettelijk budget. De zorginstelling neemt op grond van artikel 5 sub a van de Regeling verslaggeving WTZi in de toelichting een verloopoverzicht op waarin zij de volgende soorten immateriële en materiële vaste activa onderscheidt: - WTZi-vergunningplichtige vaste activa - WTZi-meldingsplichtige vaste activa De verloopoverzichten moeten worden opgenomen in overeenstemming met de in bijlage 2 opgenomen modellen. 402 De zorginstelling neemt op grond van artikel 5 onder c Regeling verslaggeving WTZi, in de toelichting op de resultatenrekening een cijfermatige aansluiting op tussen de in de resultatenrekening verwerkte afschrijvingslasten in het boekjaar en de in het wettelijk budget van het boekjaar verwerkte vergoeding voor nacalculeerbare afschrijvingslasten. De zorginstelling neemt in dit overzicht ook de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van de desbetreffende vaste activa op, en de cumulatieve afschrijvingslasten en cumulatieve vergoedingen voor nacalculeerbare afschrijvingslasten. Vorderingen en schulden uit hoofde van financieringstekort of -overschot 403 De zorginstelling dient in de toelichting op de balans de opbouw en het verloop van de vordering of schuld uit hoofde van financieringstekort of -overschot weer te geven naar de onderscheiden jaren, onder vermelding van het stadium van vaststelling van het budget. De zorginstelling stelt deze toelichting op volgens model C van bijlage 1. Vorderingen en schulden uit hoofde van transitieregeling 404 In verband met de overgang (transitie) van budgetbekostiging naar prestatiebekostiging heeft de NZa de Regeling transitie bekostigingsstructuur medisch specialistische zorg (NR/CU- 213) gepubliceerd. De zorginstelling neemt in de toelichting op de balans de opbouw van de vordering respectievelijk schuld uit hoofde van het transitiebedrag op, onder vermelding van het stadium van vaststelling van het budget. De zorginstelling stelt deze toelichting op overeenkomstig model E van bijlage 1. 8

Schuld uit hoofde van honorariumplafond 405 De zorginstelling vermeldt in de toelichting op de balans de opbouw van de schuld uit hoofde van het honorariumplafond van vrijgevestigd specialisten in een ziekenhuis of een zelfstandig behandel centrum, onder vermelding van het stadium van vaststelling van het plafond. De zorginstelling stelt deze toelichting op volgens model F van bijlage 1. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 406 De zorginstelling neemt in de toelichting onder de niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen een verloopoverzicht op van de in het verleden opgebouwde en op te bouwen trekkingsrechten. De zorginstelling vermeldt ook het totaal aan beschikbare trekkingsrechten en gedurende welke periode de zorginstelling deze trekkingsrechten kan inzetten. Daarnaast vermeldt de zorginstelling in hoeverre de lopende bouwprojecten reeds beslag leggen op de beschikbare trekkingsrechten. Naast de jaarlijkse instandhoudingsgelden, die ongeacht de werkelijke investeringen in het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten zijn opgenomen, hebben veel zorginstellingen in het verleden trekkingsrechten opgebouwd voor incidentele instandhoudingsinvesteringen. Deze trekkingsrechten leiden tot budgetuitbreiding in overeenstemming met de afschrijvingen op dergelijke investeringen na toestemming van het College bouw zorginstellingen en het Ministerie van VWS. Totdat daadwerkelijk investeringen zijn gedaan ten laste van de trekkingsrechten is sprake van een niet uit de balans blijkend recht. Vanwege de relatie met de jaarlijkse instandhoudingsinvesteringen licht de zorginstelling dit recht toe. Bedrijfopbrengsten 407 In de toelichting op de bedrijfsopbrengsten vermeldt de zorginstelling het bedrag dat op grond van de beleidsregels van de NZa de grondslag vormt voor de heffing op grond van het macrobeheersinstrument. Zie model H van bijlage 1. 408 De zorginstelling neemt, op grond van artikel 5, onder b Regeling verslaggeving WTZi, in de toelichting op de resultatenrekening een overzicht op van de mutaties van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten in het verslagjaar ten opzichte van het voorafgaande jaar. De zorginstelling licht de mutaties op hoofdlijnen toe in overeenstemming met model G van bijlage 1. Het overzicht sluit aan bij de gehanteerde segmentering van de resultatenrekening. Bedrijfslasten 409 Ter toelichting op de personeelslasten dient de zorginstelling een overzicht op te nemen van de personeelsbezetting ingedeeld naar de binnen de resultatenrekening onderkende segmenten. Deze segmenten zijn niet dezelfde segmenten als bedoeld in alinea 410. 9

Gesegmenteerde informatie 410 Een zorginstelling die verschillende activiteiten ontplooit dient de resultatenrekening te segmenteren naar operationele segmenten. Ten aanzien van de segmentering van de resultatenrekening zijn de voorschriften van artikel 2:380 BW en hoofdstuk 350 Gesegmenteerde informatie van overeenkomstige toepassing. Segmentatie van de balans kan achterwege blijven. Wel vermeldt de zorginstelling voor elk onderscheiden segment een voorstel tot resultaatbestemming waaruit blijkt welk bedrag wordt gemuteerd op de reserve aanvaardbare kosten. Financiële relaties met bestuurders en toezichthouders 411 De zorginstelling doet in overeenstemming met artikel 2:383 BW opgave van het bedrag van de bezoldigingen met inbegrip van de pensioenlasten, leningen, voorschotten en garanties ten behoeve van bestuurders en toezichthouders van de rechtspersoon, haar dochtermaatschappijen en maatschappijen waarvan zij de gegevens consolideert. Indien van toepassing vermeldt de zorginstelling de nog openstaande bedragen, de rentevoet, de belangrijkste overige bepalingen, en de aflossingen gedurende het boekjaar. Naast de vereisten van art. 2:383 BW gelden voor de zorginstelling de toelichtingsvereisten van het Ministerie van VWS inzake de Beloning leden Raad van Bestuur/Directie en de toelichtingsvereisten die zijn opgenomen in de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, zoals vermeld in het jaardocument. 655.5 Bijzondere onderwerpen De invloed van de grootte van de rechtspersoon 501 Op grond van artikel 2 van de Regeling verslaggeving WTZi zijn de vrijstellingen voor de kleine en middelgrote instelling niet van toepassing. Artikel 3 sub f van de Regeling verslaggeving WTZi bepaalt dat de zorginstelling met een jaarlijkse omzet van minder dan 1.000.000 en minder dan 10 full time eenheden personeel kan volstaan met een samenstellingsverklaring in plaats van een controleverklaring als bedoeld in artikel 2:393 lid 5 BW. Artikel 3 sub g van de Regeling verslaggeving WTZi bepaalt dat de zorginstelling die voldoet aan de eisen in artikel 2:396 lid 1 BW kan volstaan met een beoordelingsverklaring in plaats van een controleverklaring als bedoeld in artikel 2:393 lid 5 BW. Joint ventures 502 Als de zorginstelling deelneemt in een joint venture als bedoeld in hoofdstuk 215 Joint ventures, dient de zorginstelling informatie te verschaffen zoals voorgeschreven in hoofdstuk 330 Verbonden partijen. Aanvullend op deze vereisten dient de zorginstelling de volgende geaggregeerde informatie van de joint ventures op te nemen in de jaarrekening: de balans, de resultatenrekening en het kasstroomoverzicht en vervolgens per joint venture de namen en adressen van de andere deelnemers in de joint venture, de 10

activiteiten van de joint venture, de bestuurlijke verhoudingen en de samenstelling van het bestuur en toezichthoudend orgaan. Consolidatie 503 Volgens artikel 7 lid 1 Regeling verslaggeving WTZi rust de consolidatieplicht op het groepshoofd. Het groepshoofd is de rechtspersoon die de centrale leiding heeft over de groep en het beleid van de groep kan bepalen. Wanneer een groepshoofd ontbreekt, wijst de centrale leiding op grond van artikel 7 lid 2 Regeling verslaggeving WTZi een bestuur aan dat de geconsolideerde jaarrekening opstelt. Bij nevengeschikte organisaties, bijvoorbeeld als twee stichtingen door een personele unie in het bestuur en toezicht verbonden zijn, kan onder omstandigheden een groepsrelatie bestaan. Voor de vaststelling hiervan is bepalend of de (beleidsafhankelijke) entiteit voldoet aan de criteria voor het zijn van groepsmaatschappij van de (beleidsbepalende) entiteit zoals opgenomen in alinea 201 tot en met 204 van hoofdstuk 217 Consolidatie. Voor de beoordeling of sprake is van een groepsrelatie tussen stichtingen en verenigingen wordt verwezen naar alinea 205 tot en met 205c van hoofdstuk 640 Organisaties-zonder-winststreven. Wanneer geen sprake is van een groepsrelatie, kan desalniettemin sprake zijn van een joint venture of een verbonden partij. 504 De rechtspersoon waarvan de jaarrekening is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van een andere rechtspersoon van de groep, hoeft volgens artikel 7 lid 4 van de Regeling verslaggeving WTZi onder voorwaarden geen geconsolideerde jaarrekening op te maken. Deze voorwaarden houden in dat de geconsolideerde jaarrekening voldoet aan de eisen van de Regeling verslaggeving WTZi of aan de eisen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Ook dient de zorginstelling een geconsolideerde jaarrekening in overeenstemming met artikel 9 van de Regeling verslaggeving WTZi in bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg. Verder verwijst het bestuur van de zorginstelling die geen geconsolideerde jaarrekening opmaakt, in de toelichting op de jaarrekening naar de geconsolideerde jaarrekening. 505 Stichtingen kunnen geen wederzijdse kapitaalbelangen verkrijgen. De consolidatie van jaarrekeningen van stichtingen betreft in feite een samenvoeging van desbetreffende jaarrekeningen onder toepassing van de methode van consolidatie. Het geconsolideerde eigen vermogen wijkt hierdoor af van het eigen vermogen van het groepshoofd. Artikel 2:389 lid 10 BW schrijft voor dat de zorginstelling verschillen tussen het eigen vermogen en het resultaat volgens de enkelvoudige jaarrekening en volgens de geconsolideerde jaarrekening in de toelichting bij de enkelvoudige jaarrekening vermeldt. Op grond van artikel 7 lid 3 van de Regeling verslaggeving WTZi rust op elke zorginstelling de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen van de gehele groep. Groepsmaatschappijen kunnen op grond van artikel 7 lid 2 Regeling verslaggeving WTZi een bestuur aanwijzen dat de geconsolideerde jaarrekening opstelt. Bij de zorginstelling kan sprake 11

zijn van een rechtspersoon, niet zijnde een zorginstelling, die aan het hoofd van de groep staat. Als niet het groepshoofd, maar de zorginstelling een geconsolideerde jaarrekening opstelt, dan neemt de zorginstelling de financiële gegevens van het groepshoofd eveneens op in de geconsolideerde jaarrekening. De jaarrekening van een binnen de groep vallende steunstichting wordt in beginsel geconsolideerd in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 217 Consolidatie en 640 Organisaties-zonder-winststreven. Dit is niet verplicht voor steunstichtingen die voldoen aan criteria, zoals opgenomen in artikel 7 lid 6 Regeling verslaggeving WTZi. Kasstroomoverzicht 506 De zorginstelling dient in de jaarrekening naast de balans en de resultatenrekening een kasstroomoverzicht op te nemen. De zorginstelling dient het kasstroomoverzicht in te richten volgens model I van bijlage 1. Op het kasstroomoverzicht is hoofdstuk 360 Het kasstroomoverzicht van overeenkomstige toepassing. Universitair medisch centrum 507 Het universitair medisch centrum neemt naast de mutatieoverzichten voor immateriële en materiële vaste activa ook een mutatieoverzicht op voor instandhoudingsinvesteringen die vallen onder het DHAZ-kader (Decentralisatie Huisvesting Academische Ziekenhuizen) overeenkomstig het in bijlage 2 opgenomen model. 508 Het universitair medisch centrum verwerkt de component Rijksbijdragen voor kapitaalslasten in de bekostiging in overeenstemming met hoofdstuk 274 Overheidssubsidies en andere vormen van overheidssteun. 509 Het universitair medisch centrum neemt in de toelichting bij de jaarrekening een overzicht op met van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verkregen rijksbijdragen voor de werkplaatsfunctie die het centrum heeft voor de betrokken medische faculteit van de Universiteit en de daaraan gerelateerde bestedingen. 510 De verdeling van de rijksbijdrage van het Ministerie van OCW, bedoeld voor de kosten van de werkplaatsfunctie, vindt plaats volgens een rijksbijdrageverdeelmodel. Een aantal bekostigingsparameters is variabel en heeft betrekking op het wetenschappelijk medisch onderwijs en onderzoek. Het universitair medisch centrum neemt de bekostigingsparameters, die van belang zijn voor de toekenning van de rijksbijdrage over het verslagjaar, op in de toelichting op de resultatenrekening. Openbaarmaking financiële gegevens 12

511 In aanvulling op artikel 2:394 BW maakt de zorginstelling haar jaarverslaggeving openbaar door indiening in elektronische vorm bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg voor 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar (artikel 9 lid 1 Regeling verslaggeving WTZi). Overige gegevens 512 De zorginstelling stelt de overige gegevens op in overeenstemming met de voorschriften in hoofdstuk 410 Overige gegevens. 513 De zorginstelling vermeldt de opgave van de verwerking van het resultaat of het voorstel daartoe, onder de overige gegevens dan wel in een afzonderlijk overzicht onder de resultatenrekening. Jaarverslag 514 Gezien de publieke functie die de zorginstelling vervult, bepaalt de Minister in artikel 8 lid 1 Regeling verslaggeving WTZi dat de zorginstelling haar jaarverslag (bestuursverslag) inricht volgens de in de bijlage bij de regeling opgenomen voorschriften voor de inrichting van het jaarverslag van de zorginstelling. In het kader van de informatieverstrekking aan belanghebbenden is hier de minimumverplichting geregeld. Bij de nadere invulling van de informatieverstrekking zijn artikel 2:391 BW en hoofdstuk 400 Jaarverslag van toepassing. De zorginstelling voegt, overeenkomstig artikel 3, onder d Regeling verslaggeving WTZi aan het jaarverslag een verslag van het toezichthoudend orgaan toe waarin het toezichthoudend orgaan verantwoording aflegt over zijn handelen door verslag te doen van zijn werkzaamheden. De zorginstelling die een geconsolideerde jaarrekening opstelt, voegt op grond van artikel 8 lid 2 Regeling verslaggeving WTZi aan de geconsolideerde jaarrekening een geconsolideerd jaarverslag toe. Een zorginstelling waarvan het jaarverslag is opgenomen in het geconsolideerde jaarverslag behoeft op grond van artikel 8 lid 4 Regeling verslaggeving WTZi geen eigen jaarverslag meer op te stellen, mits de zorginstelling in haar jaarverslaggeving naar dat geconsolideerde jaarverslag verwijst. Wanneer de zorginstelling verschillende activiteiten ontplooit, segmenteert de zorginstelling de informatie in het jaarverslag naar operationele segmenten. Hierbij neemt de zorginstelling de bepalingen van Hoofdstuk 350 Gesegmenteerde informatie in acht. 13