MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Vergelijkbare documenten
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus. 1 april 2007 tot en met 31 maart 2009

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BEZOLDIGINGSREGELING

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus. 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST CAO-I AKZONOBEL NEDERLAND

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Collectieve Arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

c. Werknemers die werkelijk in drieploegendienst werkzaam zijn hebben recht op een verlofdag extra.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

HOOFDSTUK 5 - VAKANTIE

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

2.6 model arbeidsovereenkomst voor de duur van een bepaald werk of bepaald project 1

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Reglement Vakantiefonds. de Stichting Vakantiefonds Waterbouw. de Stichting Fondsenbeheer Waterbouw. het bestuur van het vakantiefonds

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ADDENDUM NBBU-CAO VOOR UITZENDKRACHTEN 1 JUNI MEI (8e druk: juli 2018) Addendum: januari 2019

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST AKZONOBEL CHEMICALS. Akzo Nobel Chemicals B.V. te Amersfoort, ten deze mede handelend voor en uit naam van:

Dit is een voorbeeld van Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gegenereerd met de Arbeidsovereenkomst generator van ICTRecht:

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Personeelshandboek. el&p Payrolling

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

AANGEPASTE CAO TEKST Op de volgende pagina s staat de vanaf 1 januari 2017 geldende cao artikelen in dit verband.

Inleiding. Kijk ook in onze kennisbank arbeid voor meer informatie over het werken met een BBL er. Arbeidsovereenkomst BBL 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

CAO ZOETWAREN. ADDENDUM voor de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Zoetwarenindustrie Looptijd 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

ARBEIDSOVEREENKOMST MET UITGESTELDE PRESTATIEPLICHT VOOR BEPAALDE TIJD (NUL UREN)

Uitvoeringsregeling A Salariëring. (ex artikel 25) Begripsbepalingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST AKZONOBEL CHEMICALS. Akzo Nobel Chemicals B.V. te Amersfoort, ten deze mede handelend voor en uit naam van:

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Werktijden 2 Vaststelling van werkroosters geschiedt voor voltijders met inachtneming van de volgende voorwaarden:

18 Beloning overwerk/feestdagen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in de sector Glastuinbouw 2015

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

CAO UITVAARTBRANCHE Aangepaste cao tekst inzake werkdruk, roosters en beschikbaarheid geldend vanaf 1 januari 2017

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

partijen zijn op de hoogte van de Richtlijn/Adviesregeling Arbeidsvoorwaarden Bestuurder kinderopvang van de NVTK (hierna: de Richtlijn).

CAO OVERGANGSBEPALINGEN MEBIN ( cao-o )

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

1. de sportorganisatie/school/vereniging..., gevestigd te... overeenkomstig artikel... van haar statuten vertegenwoordigd door:

Transcriptie:

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID I-SZW Nr. 8328 Bijvoegsel Stcrt. d.d. 29-8-1995, nr. 166 ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR PERSONEEL IN DIENST VAN ARCHITECTENBUREAUS De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van CAO-overleg Architectenbureaus namens de Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architekten BNA als partij te ener zijde mede namens de Dienstenbond CNV, de FNV Dienstenbond en de Unie BLHP, vakbond voor administratief, technisch en commercieel personeel als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Overwegende, dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden; dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant; dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht; dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen; Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Gezien het advies van de Stichting van de Arbeid; Sdu Uitgeverij Plantijnstraat, s-gravenhage 1995 51U2146 1

Besluit: I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1996 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor personeel in dienst van Architectenbureaus alsmede het daarbij behorende reglement van de Adviescommissie Personeelszaken Architectenbureaus, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald: Artikel 1 Definities 1. In deze CAO wordt verstaan onder: a. de werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op last van een opdrachtgever uitsluitend of in hoofdzaak architectenwerkzaamheden verricht. b. architectenwerkzaamheden: 1. het ontwerpen van gebouwen of van vernieuwingen, veranderingen, uitbreidingen of restauraties in de ruimste zin des woords, met uitzondering van de werken behorende tot de grond-, water- of wegenbouw; 2. het in een organisatorische eenheid met de onder 1 genoemde werkzaamheden uitsluitend of in overwegende mate verrichten van een of meerdere van de volgende activiteiten: het maken van het bestek; het maken van de bouwvoorbereidingstekeningen; het maken van de begroting; het verrichten van werkzaamheden terzake van het uitvoeringscontract; het maken van uitvoeringstekeningen; het voeren van de directie; het verrichten van de oplevering; het maken van onderhouds- en beheersplannen; het verrichten van administratieve werkzaamheden; het verrichten van andere werkzaamheden zoals genoemd in artikel 28 van de SR 1988 (Standaardvoorwaarden 1988 Rechtsverhouding Opdrachtgever-Architekt). De onder 1 en 2 genoemde werkzaamheden zijn nader omschreven in de Standaardvoorwaarden 1988 Rechtsverhouding Opdrachtgever-Architekt (SR 1988). De SR 1988 is gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam onder nr. 152/1988. De SR 1988 ligt eveneens ter inzage en is te verkrijgen bij de BNA. c. de werknemer: iedere man of vrouw die in dienst van de werkgever werkzaamheden verricht, als omschreven voor een van de in artikel 5A of 5C bedoelde functiegroepen, en die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, dan wel het in artikel 8 bedoelde personeel met minimumloon. 2

2. Geen werknemer, als bedoeld in het lid 1 sub c, is de leerling van een middelbare of hogere technische school, die gedurende de door de school aangegeven tijd tijdens het stagejaar werkt in dienst van de werkgever, alsmede de student van een technische hogeschool, die tijdens zijn studie voor het opdoen van praktische ervaring werkt in dienst van de werkgever. 3. Onder (maand)salaris in deze CAO wordt verstaan bruto- (maand)salaris. Artikel 2*) Aanstellingsbeleid dienstverband 1. Bij het ontstaan van nieuwe functies dan wel ter vervulling van vacatures zal eerst bij de eigen werknemers naar geschikte kandidaten gezocht worden. Pas daarna zal worden overgegaan tot een externe wervingsprocedure. 2. Indien vacatures niet binnen het eigen bureau kunnen worden vervuld, zal mede het Regionaal Bureau voor Arbeidsvoorziening worden ingeschakeld, onder vermelding van de functie-inhoud (aard, niveau, werkomstandigheden, werktijden) en eisen (opleiding en ervaring). 3. In beginsel zal zo weinig mogelijk gebruik worden gemaakt van door particuliere uitzendbureaus en/of detacheringsbureaus bemiddelde arbeidskrachten. Indien het toch noodzakelijk is gebruik te maken van arbeidskrachten die via detacheringsbureaus worden bemiddeld, zullen deze arbeidskrachten worden betrokken van bureaus die de CAO voor personeel in dienst van Architectenbureaus of de CAO voor uitzendbureaus toepassen. 1 ) 4. Ten blijke van zijn aanstelling ontvangt de werknemer, die bij de werkgever in dienst treedt, een schriftelijk bewijs waarin ten minste wordt vermeld: a. of het dienstverband voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangegaan; b. de datum van indiensttreding; c. de functie en de functiegroep; 1) Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer en voorzover het uitzendbureau gehouden is de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) CAO voor Uitzendkrachten na te leven. Zie in dit verband artikel 15 van de CAO voor Uitzendkrachten. 3

d. het bruto-maandsalaris; e. de voor hem geldende gemiddelde arbeidsduur per week en de dagelijkse werktijden. Tijdens het dienstverband opgetreden of optredende wijzigingen dienen door de werkgever schriftelijk aan de werknemer te worden bevestigd. 5. De werkgever zal personeel op het bouwwerk voorzover mogelijk aanstellen met een dienstverband voor onbepaalde tijd. Het overige personeel zal in de regel aangesteld worden met een dienstverband voor onbepaalde tijd. 6. Indien de werknemer een proeftijd moet doormaken, worden de bepalingen hieromtrent opgenomen in het aanstellingsbewijs als bedoeld in lid 4. De proeftijd zal overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek nooit langer dan twee maanden kunnen zijn. 7. a. Het dienstverband van de hoofdopzichter of opzichter, die als eerst verantwoordelijke voor een bouwwerk is aangewezen, kan niet worden beëindigd tijdens de duur van het bouwwerk; waarbij onder duur wordt verstaan: van de aanvang tot ten minste één maand na de oplevering. Het bepaalde in de artikelen 28 en 33 omtrent pensioen resp. beëindiging van het dienstverband is onverminderd van toepassing. b. Van het bepaalde in sub a van de Adviescommissie Personeelszaken Architectenbureaus, overeenkomstig het bepaalde in haar reglement, op verzoek van de werkgever en/of van de werknemer ontheffing verlenen, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Tot deze bijzondere omstandigheden kan gerekend worden het feit dat voortzetting van het dienstverband een verantwoorde totstandkoming van het bouwwerk belemmert of in gevaar brengt. In geval van een verkregen ontheffing dient het bepaalde in artikel 33 omtrent beëindiging van het dienstverband onverminderd te worden toegepast. 8. De werknemer zal niet verplicht worden arbeid te verrichten voor anderen dan de werkgever bij wie hij in dienst is. De werkgever zal aan de werknemer geen andere werkzaamheden opdragen dan die welke in verband staan met de functie van de werknemer. 9. Het is de werknemer verboden voor derden architectenwerkzaamheden en/of de in artikel 5A en 5C bedoelde werkzaamheden te verrichten, tenzij de werkgever daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of tenzij er sprake is van deeltijddienstverbanden bij twee of meer werkgevers. 4

10. Het is de werkgever verboden de werknemer zowel bij diens aanstelling als tijdens diens dienstverband op enigerlei wijze te binden respectievelijk gebonden te houden aan voorwaarden, die betrekking hebben op het uitoefenen van een functie na het beëindigen van het dienstverband. Artikel 3 Deeltijdarbeid 1. Onder deeltijdarbeid wordt verstaan: arbeid die wordt verricht gedurende minder dan de in artikel 11 omschreven normale arbeidsduur. 2. De bepalingen van deze CAO worden bij deeltijdarbeid naar evenredigheid toegepast. 3. De werkgever verplicht zich voor in principe alle werkzaamheden, tenzij dit leidt tot aantoonbare, onaanvaardbare problemen binnen de organisatie van het bureau, aandacht te besteden aan het scheppen van deeltijdfuncties. Over de mate waarin deeltijdarbeid wordt gecreëerd en de verhouding tot het totaal aantal full-time functies zal overleg worden gepleegd met de ondernemingsraad. 4. De werkgever verplicht zich voorts deeltijdarbeid mogelijk te maken voor werknemers, die als gevolg van arbeidsongeschiktheid over een gedeeltelijke arbeidscapaciteit beschikken. De werkgever zal daarbij in overleg met de Gemeenschappelijke Medische Dienst aan eigen werknemers voorrang verlenen. Artikel 4*) Wederzijdse verplichtingen 1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht, de in deze CAO omschreven arbeidsvoorwaarden volledig in acht te nemen en deze behoudens een daartoe verkregen ontheffing op grond van artikel 38 onverkort toe te passen. 2. Indien een werknemer onoverkomelijke bezwaren heeft tegen het verrichten van werkzaamheden verbonden aan een door het bureau aanvaarde opdracht, zal de werkgever deze bezwaren eerbiedigen en hem indien mogelijk vervangende arbeid aanbieden. 5

3. De werknemer zal het bureau, de directiekeet of enig ander vertrek waarin hij werkt op behoorlijke en ordelijke wijze gebruiken en bewonen. Hij is verplicht strikte geheimhouding tegenover derden in acht te nemen ten aanzien van alles wat hem met betrekking tot de werkzaamheden en relaties van de werkgever ter kennis komt. Alle geschreven of getypte stukken, tekeningen, berekeningen, kopieën daarvan en reprodukties, die door de werknemer in dienst van de werkgever worden gemaakt of waarvan hij inzage krijgt, zijn eigendom van de werkgever. Deze mogen zonder medeweten en goedvinden van de werkgever niet door de werknemer aan derden worden getoond, overgelegd of op een andere wijze worden gebruikt. Ook het maken van kopieën of reprodukties voor eigen gebruik door de werknemer is zonder toestemming van de werkgever niet geoorloofd. Artikel 5A*) Functie-indeling oude structuur (tot 1 januari 1996) De werkgever deelt de werknemer in een functiegroep in, waarbij de navolgende omschrijvingen in aanmerking worden genomen. A. BUREAUPERSONEEL Functiegroep Aa: Aankomend tekenaar: De aankomend tekenaar moet onder leiding detail- en werktekeningen kunnen vervaardigen. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma LTS wordt verlangd, bij voorkeur aangevuld met enige praktijk en hij dient een vakopleiding bij het middelbaar beroepsonderwijs te volgen. Functiegroep Ab: Tekenaar: De tekenaar moet zelfstandig detail- en werktekeningen alsmede eenvoudige bestektekeningen kunnen vervaardigen en voorts onder leiding in staat zijn meer gecompliceerde bestektekeningen te maken en technische gegevens van derden in bouwkundige zin te verwerken en te corrigeren. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma MTS wordt verlangd, aangevuld met praktijk als aankomend tekenaar, dan wel over een theoretische kennis beschikken gelijkwaardig aan die welke voor het diploma HTO wordt gevraagd. 6

Functiegroep Ac: 1e Tekenaar: De 1e tekenaar moet zelfstandig alle tekenwerk kunnen vervaardigen en in staat zijn technische gegevens van derden in bouwkundige zin te verwerken, te corrigeren en te coördineren. Tevens dient hij voldoende inzicht te hebben in bestekken en begrotingen. De eenvoudige kan hij vervaardigen; voor meer gecompliceerde kunnen door hem de gegevens worden verstrekt. Hij moet leiding kunnen geven aan een of meer tekenaars. Bij voorkeur dient hij enige tijd bij de uitvoering van werken betrokken te zijn geweest. Hij moet theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma HTO wordt gevraagd, aangevuld met een ruime ervaring als tekenaar. Bestekschrijver: De bestekschrijver moet zelfstandig bestekken kunnen vervaardigen. Hij dient te beschikken over redactionele vaardigheid en kennis hebben van en inzicht hebben in voorschriften en wetten, betrekking hebbend op het bouwen. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma HTO wordt gevraagd en beschikken over een uitgebreide bouwkundige ervaring, bij voorkeur ook bij de uitvoering. Calculator: De calculator moet zelfstandig werken kunnen begroten, ramingen van stichtingskosten kunnen samenstellen en prijsvergelijkingen en eenvoudige exploitatieberekeningen kunnen maken. Hij dient op de hoogte te zijn van de marktverhoudingen en te beschikken over onderhandelingsbekwaamheid. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma HTO wordt gevraagd en beschikken over een uitgebreide bouwkundige ervaring, bij voorkeur ook bij de uitvoering. Constructeur: De constructeur moet zelfstandig algemeen gangbare constructies kunnen ontwerpen, tekenen en berekenen en de daarop betrekking hebbende bestekken, begrotingen en prijsvergelijkingen kunnen vervaardigen. Hij moet leiding kunnen geven aan een of meer tekenaars. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma betonconstructeur PBNA of constructeur HTI wordt gevraagd. Hij dient te beschikkn over een uitgebreide ervaring, bij voorkeur ook bij de uitvoering. 7

Functiegroep Ad: Chef-tekenaar: De chef-tekenaar moet leiding kunnen geven aan tekenaars en 1e tekenaars en in staat zijn alle technische en administratieve bureauwerkzaamheden van de hem toevertrouwde werken te verzorgen. Hij moet beschikken over tact, overwicht, verantwoordelijkheidsgevoel en een zeer uitgebreide bouwkundige ervaring, bij voorkeur ook als 1e tekenaar. Coördinator: De coördinator is verantwoordelijk voor de coördinatie van de uitvoering van het wrk en voor de communicatie tussen werk en bureau. Hij onderhoudt (in overleg met de architect) contacten met principaal en overheidsinstanties, leidt bouw- en directievergaderingen, redigeert verslagen en verzorgt (in overleg met het toezichthoudend personeel) voorstellen en afrekeningen van meer- en minderwerk, de eindafrekening en de opleveringen. Hij moet beschkken over tact, overwicht, verantwoordelijkheidsgevoel en een zeer uitgebreide ervaring, bij voorkeur voor het merendeel in een leidinggevende functie bij de uitvoering. Assistent-ontwerper: De assistent-ontwerper moet zelfstandig, zij het in overleg, ontwerpen van eenvoudige aard kunnen vervaardigen en in staat zijn mee te werken en een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan de architectonische ontwikkeling van meer gecompliceerde plannen. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke verworven is aan het einde van het vierde studiejaar van een Academie van Bouwkunst of aan het einde van het derde studiejaar TU en ervaring hebben in de voorbereidingen van werken in de ruimste zin. Hij moet begrip hebben voor de verantwoordelijkheid van zijn werkzaamheden, zowel met betrekking tot het bureau, de opdrachtgever, als tot het gegeven van de situatie. Bestekschrijver/calculator: De bestekschrijver/calculator geeft leiding aan een of meer bestekschrijvers en calculators, dan wel vervult zelfstandig de gecombineerde functie van bestekschrijver en calculator. De taakomschrijving van en de te stellen eisen voor zowel bestekschrijver als calculator zijn onverkort van toepassing. Hij moet beschikken over tact, overwicht, verantwoordelijkheidsgevoel en een zeer uitgebreide bouwkundige ervaring. Hoofdconstructeur: De hoofdconstructeur moet zelfstandig ingewikkelde constructies kunnen ontwerpen en berekenen en de daarop betrekking hebbende bestekken, begrotingen en vergelijkingen kunnen vervaardigen. 8

Hij moet in staat zijn leiding te geven aan constructeurs. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma Constructeur BV wordt gevraagd. Hij moet beschikken over tact, overwicht, verantwoordelijkheidsgevoel en een zeer uitgebreide ervaring, bij voorkeur ook bij de uitvoering. Projectleider: De projectleider is behoudens zaken het ontwerp betreffende verantwoordelijk voor de voorbereiding, coördinatie, begeleiding, oplevering en afrekening van de hem toevertrouwde werken. Hij moet leiding kunnen geven aan technisch bureaupersoneel en in staat zijn de voor zijn werken noodzakelijke technische en administratieve werkzaamheden te verzorgen. Hij onderhoudt de contacten met principaal, overheidsinstanties, adviseurs, uitvoerend en toezichthoudend personeel, nodig voor een vloeiend verloop van zijn werken vanaf schetsontwerp tot en met de oplevering. Hij moet beschikken over tact, overwicht, verantwoordelijkheidsgevoel en een zeer uitgebreide ervaring, zowel op het bureau als bij de uitvoering. Functiegroep Ae: Chef de bureau: De chef de bureau heeft in nauw overleg met de directie de algehele leiding en coördinatie op het bureau. Hij houdt het overzicht bij van de werken zowel in voorbereiding als in uitvoering, het personeelsbestand, de verdeling van de werken, alsmede de financiële afwikkeling van deze werken. Hij is de verbindende schakel tussen directie, technisch en administratief/ boekhoudkundig personeel. Hij vervangt waar nodig de directie en kan haar, behoudens bij problemen het ontwerp betreffende, vertegenwoordigen. Hij zal begrip hebben voor de grote algemene verantwoordelijkheid, welke de functie met zich meebrengt, en beschikken over tact, mensenkennis en organisatorisch vermogen. B. PERSONEEL OP HET BOUWWERK Functiegroep Ba: Assistent-opzichter: De assistent-opzichter moet in staat zijn de opzichter te assisteren bij het uitoefenen van toezicht. 9

Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die, welke voor het diploma MTS wordt verlangd. Functiegroep Bb: Opzichter: De opzichter moet in staat zijn zelfstandig toezicht uit te oefenen op de bouw van een bouwwerk met een gemiddelde mate van bewerkelijkheid. Hij moet de daartoe noodzakelijke administratie kunnen voeren en de daarbij voorkomende besprekingen kunnen houden. Hij moet leiding kunnen geven aan een of meer assistent-opzichters. Bij een bouwwerk met een grote mate van bewerkelijkheid zal hij toezicht moeten kunnen uitoefenen onder leiding van de hoofdopzichter. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die welke voor het diploma HTO of voor het diploma Bouwkundig Opzichter BNA/VTS wordt gevraagd en hij zal tenminste twee jaren ervaring hebben als assistent-opzichter. Functiegroep Bc: Hoofdopzichter: De hoofdopzichter moet in staat zijn tot het dragen van de verantwoordelijkheid voor het toezicht op een bouwwerk met een grote mate van bewerkelijkheid. Hij moet begrotingen kunnen opstellen, de correspondentie en de administratie kunnen voeren en besprekingen kunnen houden. Hij moet leiding kunnen geven aan een of meer opzichters. Hij moet een theoretische kennis hebben gelijkwaardig aan die, welke voor het diploma HTO of voor het diploma Bouwkundig Opzichter BNA/VTS wordt gevraagd en hij moet beschikken over ruime bouwkundige ervaring. Hij zal tenminste vijf jaren als opzichter werkzaam geweest moeten zijn en voorts moet hij beschikken over organisatorisch vermogen. C. ADMINISTRATIEF PERSONEEL Functiegroep Ca: Administratieve werknemers: Werknemers die onder leiding arbeid verrichten, welke bestaat uit zeer eenvoudige, steeds wederkerende werkzaamheden van het zelfde karakter, waarvoor ten minste LBO-niveau en enige vakkennis en/of ervaring is vereist, alsmede een zekere nauwkeurigheid (aankomend typiste). 10

Functiegroep Cb: Administratieve werknemers: Werknemers die gewoonlijk onder leiding arbeid verrichten, welke bestaat uit eenvoudige werkzaamheden, waarvoor bepaalde eisen van vakkennis, accuratesse, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid zijn gesteld of waarvoor een zekere praktijkervaring nodig is (typiste, stenotypiste, dictafonist). Functiegroep Cc: Administratieve werknemers: Werknemers die, hoewel onder toezicht, arbeid verrichten van meer zelfstandige aard, welke een zekere graad van vakkennis is of grote mate van praktijkervaring vereist of waarbij in zeer beperkte omvang leiding moet worden gegeven bij werkzaamheden van betrekkelijk eenvoudig karakter (secretaresse). Functiegroep Cd: Administratieve werknemers: Werknemers die in ruime mate zelfstandig arbeid verrichten, waarvoor vakkennis is vereist, of die in beperkte omvang leiding geven aan werkzaamheden van betrekkelijk eenvoudig karakter. Functiegroep Ce: Administratieve werknemers: Werknemers die leiding geven aan personeel, opgenomen in de schalen Ca tot en met Cd, dan wel met gespecialiseerde vakkennis en grote mate van zelfstandigheid hun werkzaamheden verrichten. Artikel 5B*) Herindeling functies per 1 januari 1996 Overgangsregeling 1. De werkgever dient per 1 januari 1996 voor de bij hem in dienst zijnde werknemers de functiefamilie, de functiegroep en de daarbij behorende salarisschaal vast te stellen, conform de bepalingen in artikel 5C en 6B. Indien de werkgever eerst na 1 januari 1996 tot deze vaststelling overgaat, zullen eventuele consequenties uit hoofde van artikel 6B 11

met terugwerkende kracht tot 1 januari 1996 moeten worden ingevoerd. 2. De werknemer behoudt het salaris, waarop hij recht had voor de herindeling van zijn functie. 3. Per 1 januari heeft de werknemer recht op de periodieke verhoging in de voor hem geldende salarisschaal, voor zover het eindsalaris van de desbetreffende salarisschaal daarmee niet wordt overschreden. De periodieke verhogingen per 1 januari 1996 en 1 januari 1997 zijn ten minste gelijk aan de leeftijdsverhogingen waarop de werknemer op grond van artikel 6A recht zou hebben gehad, voor zover het eindsalaris van de volgende salarisschaal daarmee niet wordt overschreden. 4. Indien het aanvangssalaris van de op grond van lid 1 vastgestelde salarisschaal meer bedraagt dan het laatst genoten salaris, zal per 1 januari 1996 en 1 januari 1997 een periodieke verhoging worden uitgekeerd conform de in de bijlage bij deze CAO opgenomen regeling, die een integrerend onderdeel uitmaakt van deze CAO. Artikel 5C Functie-indeling nieuwe structuur (vanaf 1 januari 1996) 1. De werkgever deelt de werknemer in een functiegroep in, waarbij de omschrijvingen als opgenomen in het Handboek Functie-indeling Personeel Architectenbureaus in aanmerking worden genomen. Dit Handboek vormt een integrerend onderdeel van deze CAO. 2. De werkgever stelt het functiejaar vast. (Zie voor het begrip functiejaar de toelichting op artikel 6B lid 3.) Artikel 5D Beroepsmogelijkheid Indien de werknemer zich niet kan verenigen met de door de werkgever conform artikel 5C vastgestelde functie-indeling, bestaat onder de voorwaarden als omschreven in artikel 10 van het Reglement van de APA de mogelijkheid van beroep tegen de functie-indeling bij de APA. Artikel 6A Vaststelling salaris oude structuur (tot 1 januari 1996) Onderstaande salarisbepalingen zijn van kracht tot 1 januari 1996: De werkgever stelt voor de werknemer een maandsalaris vast overeenkom- 12

stig het bepaalde in de artikelen 7A en 8 en met inachtneming van het volgende: 1. In de salaristabellen van artikel 7A zijn aangegeven de minima en maxima, binnen welke begrenzing de werknemer moet worden gesalarieerd overeenkomstig de functiegroep waarin hij is ingedeeld en zijn leeftijd. 2. Bij indiensttreding zal voor de salarisvaststelling bepalend zijn de leeftijd op 30 juni in het desbetreffende jaar. 3. Voor de werknemer, die op een lagere leeftijd in een functiegroep is ingedeeld dan de in de salarisschaal van de groep aangegeven laagste leeftijd, mag het salaris niet hoger zijn dan het voor die laagste leeftijd aangegeven maximumsalaris. 4. De werkgever gaat jaarlijks na, welke wijziging per 1 januari in de indeling in functiegroepen respectievelijk in de salariëring van de werknemer dient te worden aangebracht. De hieruit voortvloeiende salarisvaststelling gaat in op 1 januari naar de leeftijd, welke de werknemer op 30 juni daaropvolgende zal hebben bereikt. De leeftijdsverhoging zal ten minste per maand bedragen de verhoging van het minimumsalaris in de desbetreffende schaal, voorzover daarmee de maximumschaal niet wordt overschreden. 5. Het niet toekennen van de in lid 4 voorgeschreven leeftijdsverhoging is alleen mogelijk in de volgende gevallen: a. in individuele gevallen, wanneer de betrokkene de van hem verwachte prestatie volgens de beoordeling van de werkgever niet meer waarmaakt; dat wil zeggen de betrokkene duidelijk langdurig slechter is gaan functioneren. Werkgever zal die beoordeling dan aan de werknemer schriftelijk moeten motiveren. b. in collectieve gevallen, indien dit voor iedereen geldt en de maatregel door 4/5 deel van het personeel, dat door de maatregel wordt getroffen, wordt aanvaard en de maatregel bedoeld is om verlies van arbeidsplaatsen te voorkomen. Zowel in geval a als b mogen werknemers niet onder het minimum van de leeftijdsschalen komen. 6. Werknemers, die voor de uitvoering van een bepaald project in onderling overleg met de werkgever tijdelijk in dienst treden van derden, hebben na en tijdens deze periode ten minste aanspraak op het salaris, dat zij bij een normaal voortgezet dienstverband zouden hebben verworven. 13

Artikel 6B*) Vaststelling salaris nieuwe structuur (vanaf 1 januari 1996) De werkgever stelt voor de werknemer een maandsalaris vast overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 7B en 8 en met inachtneming van het volgende: 1. Bij de functiegroepen B t/m N behoren de salarisschalen B t/m N. 2. De werknemer wordt gesalarieerd volgens de salarisschaal die behoort bij de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld en volgens het hem toegekende functiejaar. 3. De werknemer heeft bij het op normale wijze vervullen van de functie per 1 januari recht op de periodieke verhoging die geldt binnen de desbetreffende salarisschaal, voor zover hij het laatste functiejaar nog niet heeft bereikt. 4. Het niet toekennen van de in lid 3 voorgeschreven verhoging is alleen mogelijk in de volgende gevallen: a. in individuele gevallen, wanneer de betrokkene de van hem verwachte prestatie volgens de beoordeling van de werkgever niet meer waarmaakt; dat wil zeggen dat betrokkene duidelijk langdurig slechter is gaan functioneren. Werkgever zal die beoordeling dan aan de werknemer schriftelijk moeten motiveren. b. in collectieve gevallen, indien dit voor iedereen geldt en de maatregel door 4/5 deel van het personeel, dat door de maatregel wordt getroffen, wordt aanvaard en de maatregel bedoeld is om verlies van arbeidsplaatsen te voorkomen. 5. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad c.q. het personeel een beoordelingsregeling vaststellen, die geldt voor alle werknemers. In afwijking van het bepaalde in lid 3 kan de werkgever op basis van de beoordeling bij de toekenning van de jaarlijkse periodieke verhoging afwijken van het bedrag in de bijbehorende salarisschaal met een marge van 2,5% tot 7,5%. Dit laat onverlet de mogelijkheid van het onthouden van een periodiek op grond van lid 4. De beoordeling dient schriftelijk ter kennis van de werknemer te worden gebracht. 6. Werknemers, die voor de uitvoering van een bepaald project in onderling overleg met de werkgever tijdelijk in dienst treden van derden, hebben na en tijdens deze periode ten minste aanspraak op het salaris, dat zij bij een normaal voortgezet dienstverband zouden hebben verworven. Aanloopschalen Onervaren werknemers kunnen bij indiensttreding gedurende maximaal twee jaar gesalarieerd worden op basis van de direct aansluitende naast lagere salarisschaal voorzover daarmee niet onder het wettelijk minimumloon gesalarieerd wordt. 14

2. De in de volgende drie tabellen vermelde bruto-maandsalarissen gelden tot en met 31 december 1995 en zijn inclusief 1,5% salarisverhoging per 1 juli 1995. A. Maandsalarissen bureaupersoneel Functiegroep Aa Ab Ac Ad Ae leeftijd min. max. min. max. min. max. min. géén min. max. géén max. 16 1191 1463 17 1381 1642 18 1570 1819 19 1759 2000 20 1946 2181 21 2136 2365 2136 2787 22 2322 2544 2322 2919 23 2522 2725 2522 3047 24 e.o. 2623 2866 2624 3164 25 2702 3274 3116 3834 3426 4048 26 2778 3388 3210 3918 3527 4167 27 2856 3507 3301 4000 3628 4289 28 2939 3609 3396 4085 3729 4409 29 3028 3722 3484 4165 3846 4529 30 3116 3834 3578 4251 3937 4653 31 3210 3950 3671 4332 4036 4773 32 3302 4061 3763 4415 4142 4893 33 3400 4170 3851 4517 4237 5008 34 3487 4284 3939 4617 4332 5120 35 3583 4399 4024 4714 4428 5233 36 e.o. 3676 4511 4113 4817 4524 5348 37 4198 4917 4620 5457 38 4285 5018 4712 5574 39 4373 5117 4809 5685 40 3777 4459 5218 4905 5798 41 42 43 44 e.o. 3886 15

B. Maandsalarissen personeel op het bouwwerk Functiegroep Ba Bb Bc leeftijd min. max. min. max. min. max. 21 2136 2554 22 2322 2710 23 2522 2866 24 2624 3004 25 2734 3152 3196 3491 26 2848 3298 3290 3636 27 2972 3445 3380 3779 28 3105 3588 3469 3924 29 3243 3739 3563 4066 30 e.o. 3381 3886 3656 4214 31 3748 4355 32 3840 4502 33 3936 4643 4297 5079 34 4026 4788 4415 5217 35 4121 4931 4528 5356 36 4215 5074 4643 5493 37 4303 5217 4763 5630 38 4399 5362 4875 5771 39 4492 5505 4989 5905 40 e.o. 4584 5644 5104 6040 41 5221 42 5338 géén 43 5453 max. 44 5569 45 e.o. 5685 16

C. Maandsalarissen administratief personeel Functiegroep Ca Cb Cc Cd Ce leeftijd min. max. min. max. min. max. min. max. min. géén max. 16 1191 1437 17 1381 1581 18 1570 1677 1570 1960 19 1759 1871 1759 2157 20 1946 2057 1946 2358 21 2136 2246 2136 2555 2475 2913 22 2322 2432 2322 2748 2572 3030 23 2522 2623 2522 2947 2677 3152 24 e.o. 2771 2700 3048 2865 3261 25 2776 3157 2939 3367 3116 3583 3940 26 2853 3261 3025 3474 3210 3691 4055 27 2939 3367 3124 3581 3301 3798 4172 28 3474 3210 3691 3396 3901 4292 29 e.o. 3581 3301 3797 3485 4007 4409 30 3396 3901 3579 4117 4528 31 3485 4007 3668 4219 4641 32 e.o. 3579 4117 3755 4318 4755 33 3843 4420 4864 34 3934 4522 4975 35 4017 4626 5085 36 4109 4721 5196 37 4195 4824 5311 38 4282 4926 5418 39 4372 5029 5530 40 e.o. 4459 5130 5640 17

Artikel 7B*) Salaristabellen nieuwe structuur Deze tabel geldt vanaf 1 januari 1996 en is inclusief 0,5% salarisverhoging per 1 januari 1996 Salarisschaal A B C D E F G H J K L M N Periodiek 75 80 86 94 103 112 123 135 149 164 180 198 Functiejaar 0 984 2255 2335 2496 2756 3038 3346 3683 4054 4460 4906 5399 5938 1 1135 2330 2415 2582 2850 3140 3458 3806 4189 4609 5071 5578 6136 2 1330 2406 2496 2669 2943 3243 3571 3929 4324 4758 5235 5758 6334 3 1568 2481 2576 2756 3038 3346 3683 4054 4460 4906 5399 5938 6531 4 1838 2556 2656 2842 3132 3449 3795 4177 4596 5056 5563 6118 6729 5 2163 2632 2736 2929 3225 3551 3908 4300 4731 5205 5726 6298 6927 6 2706 2816 3015 3320 3654 4021 4423 4867 5353 5890 6478 7125 7 2897 3101 3414 3756 4132 4547 5003 5503 6054 6657 7323 8 2977 3188 3507 3860 4245 4670 5138 5652 6218 6838 7521 9 3275 3601 3962 4358 4793 5274 5800 6382 7017 7719 18

Artikel 8 Wettelijk minimumloon Voor (jeugdige) werknemers met ten hoogste LBO-niveau, die werkzaamheden verrichten van zeer eenvoudige aard waarvoor geen speciale opleiding en ervaring nodig zijn (leerling-tekenaar, leerling-typiste, jongste bediende, huishoudelijk personeel), geldt de wettelijk minimumloonschaal. In de salaristabellen nieuwe structuur (artikel 7B) is de minimumloonschaal aangegeven als A-schaal, echter alleen voor de leeftijd 18 t/m 23 jaar e.o. Bovengenoemd minimumloon wordt alleen verhoogd of verlaagd overeenkomstig de wettelijke bepalingen. Artikel 9 Salarisverhogingen 1. De salarissen zullen per 1 juli 1995 1 ) worden verhoogd met 1,5%. 2. De salarissen zullen per 1 januari 1996 worden verhoogd met 0,5%. 3. De in lid 1 en 2 genoemde salarisverhogingen gelden niet voor het wettelijk minimumloon. Artikel 10 Winstdelings-/Bedrijfsspaarregeling 1. Partijen bij deze CAO bevelen aan, daar waar nog geen winstdelingsen/of bedrijfsspaarregeling bestaat, over te gaan tot invoering van dergelijke regelingen. Het initiatief hiertoe kan ook worden genomen door een vertegenwoordiging van het personeel. 2. Indien een meerderheid van de werknemers verzoekt om invoering van de spaarloonregeling, dan zal de werkgever hieraan zijn medewerking verlenen. 1) Algemeen verbindendverklaring heeft geen terugwerkende kracht. 19

Artikel 11*) Arbeidsduur, roostervrije dagen en feestdagen 1. De normale arbeidsduur bedraagt ten hoogste gemiddeld 38 uren per kalenderweek. 2. De normale arbeidsduur wordt verdeeld over de werkdagen maandag tot en met vrijdag, waarbij de dagelijkse arbeidstijd door de werkgever met inachtneming van de wettelijke voorschriften zal worden vastgesteld. 3. Bij een 40-urige werkweek bedraagt het aantal roostervrije dagen 11,5 dag op jaarbasis. Indien bij een 40-urige werkweek in een periode van acht weken de normale arbeidsduur gemiddeld meer dan 40 uur per kalenderweek heeft bedragen, zal het bepaalde omtrent overwerk in artikel 12 van toepassing zijn. 4. Roostervrije dagen worden, in onderling overleg, zoveel mogelijk over het kalenderjaar verspreid, vastgesteld. Indien als gevolg van werkzaamheden of bijzondere omstandigheden een reeds vastgestelde roostervrije dag niet kan worden opgenomen, dan bestaat tot het einde van het kalenderjaar de mogelijkheid deze dag alsnog in onderling overleg vast te stellen c.q. op te nemen. Wanneer de roostervrije dagen systematisch op jaarbasis zijn vastgesteld en op enig moment samenvallen met feestdagen als genoemd in lid 7, kort-verlofdagen, als bepaald in artikel 20 of scholingsverlof, als bepaald in artikel 22, dan zullen deze roostervrije dagen op een ander tijdstip kunnen worden opgenomen. Eenmaal vastgestelde roostervrije dagen die vallen binnen een ziekteperiode van ten hoogste twee kalenderweken, kunnen eveneens op een ander tijdstip worden opgenomen. Indien eenmaal vastgestelde roostervrije dagen vallen binnen een ziekteperiode die langer duurt dan twee kalenderweken, vervalt het recht op roostervrije dagen. Tijdens arbeidsongeschiktheid wordt geen recht op roostervrije dagen opgebouwd. 5. Voor personeel dat uitsluitend gehele dagen op het bouwwerk aanwezig is, bedraagt bij een 40-urige werkweek het aantal roostervrije dagen 11,5 dag op jaarbasis. Deze roostervrije dagen dienen in principe samen te vallen met de roostervrije agen zoals die op het betreffende bouwwerk worden vastgesteld voor het personeel van het uitvoerend bouwbedrijf. 6. Voor personeel dat uitsluitend gehele dagen op het bouwwerk aanwezig is, zal de extra arbeidstijd voor administratie en besprekingen maximaal 2,5 uur per week mogen bedragen. Deze extra arbeidstijd komt niet voor overwerkvergoeding in aanmerking. 20

7. Op zaterdag, zondag, nieuwjaarsdag, 2e paasdag, hemelvaartsdag, 2e pinksterdag, 1e en 2e kerstdag, Koninginnedag, 5 mei, alsmede op door de regering aangewezen nationale feestdagen zal tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen niet worden gewerkt. Tot de zaterdag, de zondag en de feestdag worden medegerekend te behoren de uren, liggende tussen 21 en 24 uur van de direct aan de zaterdag of de feestdag voorafgaande dag en tussen 0 en 7 uur van de direct op de zondag of de feestdag volgende dag. Deze dagen en uren zullen niet op het maandsalaris in mindering worden gebracht. Artikel 12*) Overwerk 1. Overwerk zal tot uitzonderingen worden beperkt. Indien overwerk naar het oordeel van de werkgever met inachtneming van de daarvoor gestelde wettelijke voorschriften noodzakelijk is, is de werknemer gehouden overwerk te verrichten, mits hem daarvan als regel ten minste 24 uren van te voren mededeling is gedaan. 2. In deze CAO wordt onder overwerk verstaan: arbeid, welke de werknemer op verzoek van de werkgever verricht buiten de voor hem in zijn dienstverband, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 6 omtrent personeel dat uitsluitend gehele dagen op het bouwwerk aanwezig is, vastgestelde gemiddelde normale arbeidsduur. In verband met de overwerkvergoeding als genoemd in artikel 13 worden onderscheiden: a. de eerste twee uren boven de gemiddelde normale arbeidsduur; b. de twee uren volgende op de uren van sub a; c. alle uren volgende op de uren van sub b; d. op de dagen en uren genoemd in artikel 11 lid 7. 3. Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet worden verplicht overwerk te verrichten. 4. De gemiddelde normale arbeidsduur zal per acht weken met niet meer dan 10% worden overschreden. Artikel 13*) Overwerkvergoeding 1. De werkgever is overwerkvergoeding verschuldigd voor overwerk 21

als bedoeld in artikel 12 lid 2, indien gerekend over een periode van acht weken het gemiddeld aantal uren dat per week gewerkt is, boven de gemiddelde normale arbeidsduur ligt. Het totaal aantal uren per acht weken wordt naar boven afgerond op hele uren. 2. In het totaal aantal uren per acht weken worden niet meegerekend: de uren gewerkt op dagen als genoemd in artikel 11 lid 7. De op deze dagen gewerkte overuren zijn steeds overuren waarvoor een overwerktoeslag verschuldigd is van: 100% voor werk verricht op zaterdag tussen 7.00 en 18.00 uur en 200% voor de overige op deze dagen gewerkte uren. de uren als genoemd in lid 5 van dit artikel. Deze uren zijn steeds overuren waarvoor een overwerktoeslag verschuldigd is als genoemd in lid 5 van dit artikel. 3. De overwerkvergoeding die de werkgever op grond van lid 1 verschuldigd is, bedraagt voor arbeid bedoeld in artikel 12 lid 2 sub a, benc: onder sub a: het uursalaris van de werknemer, vermeerderd met een overwerktoeslag van 25%; onder sub b: het uursalaris van de werknemer, vermeerderd met een overwerktoeslag van 50%; onder sub c: het uursalaris van de werknemer, vermeerderd met een overwerktoeslag van 100%; Onder het uursalaris wordt verstaan: het quotiënt van het brutojaarsalaris (excl. vakantietoeslag en gratificaties) en het aantal uren dat men op jaarbasis in dienst is. Dit aantal uren kan maximaal 52 x 38 = 1976 bedragen. 4. Het aantal overuren kan naar keuze van de werknemer worden uitbetaald, dan wel binnen zes weken in vrije tijd worden opgenomen. De overwerktoeslag zal echter altijd worden uitbetaald. 5. Ongeacht het bepaalde in lid 1 tot en met 3 bedraagt de toeslag voor werk verricht tussen 22.00 en 24.00 uur op maandag t/m donderdag in ieder geval 50% en voor werk verricht na 24.00 uur in ieder geval 100%, behoudens in het geval van structureel verschoven werktijden. Dan is de regeling zoals opgenomen in artikel 14 van toepassing. 6. De werkgever is geen overwerkvergoeding verschuldigd voor overwerk verricht door werknemers in de functiegroepen Ad, Ae, Bc en Ce voorzover het werkelijk betaalde salaris ten minste 10% ligt boven het voor hem geldende minimumsalaris c.q. werknemers vanaf functiegroep J. 22

Artikel 14 Structureel verschoven werktijden De normale werktijd is gelegen tussen 7.00 en 18.00 uur. Wanneer de werktijden vaste afwijkingen vertonen ten opzichte van de normale werktijd is er sprake van structureel verschoven werktijden. Deze structureel verschoven werktijden dienen tijdig in overleg met de werknemer te worden vastgesteld. In het geval van structureel verschoven werktijden is de werkgever voor werk verricht op uren buiten de normale werktijd de volgende toeslagen verschuldigd: 18.00 20.00 uur: 20% 20.00 22.00 uur: 25% 22.00 24.00 uur: 50% 24.00 06.00 uur: 100% 06.00 07.00 uur: 40%. Dit artikel geldt niet voor personeel op het bouwwerk. Artikel 15*) Betaling van reisuren buiten arbeidstijd 1. De werknemer, aan wie tijdens zijn dienstverband door de werkgever niet van incidentele aard zijnde werkzaamheden worden opgedragen en die als gevolg daarvan meer reisuren moet maken dan die, welke nodig waren om ten tijde van zijn indiensttreding bij de werkgever zijn werkzaamheden te verrichten, ontvangt voor elk van deze meer gemaakte reisuren een vergoeding. 2. De in lid 1 bedoelde vergoeding bedraagt per reisuur of gedeelte daarvan het uursalaris van de werknemer. Artikel 16 Arbeid buiten vaste woonplaats 1. De werknemer, die toezicht uitoefent op een bouwwerk buiten zijn vaste woonplaats, of in opdracht van zijn werkgever tijdelijk elders werkzaamheden verricht, ontvangt een vergoeding voor de door hem gemaakte reis- en verblijfkosten. 2. Wanneer met het oog op de gewenste voortgang van het bouwwerk of ter besparing van reis- en verblijfkosten de werkgever in overleg 23

met de werknemer en met diens toestemming een verhuizing van de werknemer noodzakelijk acht, worden de uit deze verhuizing redelijk voortvloeiende kosten volledig aan de werknemer vergoed. Artikel 17*) Vakantierechten 1. Het vakantiejaar loopt van 1 januari t/m 31 december. 2. Met inachtneming van het hierna en in artikel 18 bepaalde, heeft de werknemer na een dienstverband van twaalf kalendermaanden per vakantiejaar, bij een vijfdaagse werkweek recht op een vakantie van 25 werkdagen. 3. Tot 1 januari 1996 heeft de werknemer met ingang van het vakantiejaar, waarin de hierna genoemde diensttijd wordt bereikt, per vakantiejaar recht op: a. 1 extra vakantiedag, wanneer hij ononderbroken 5 of meer jaren in dienst is van de werkgever; b. 2 extra vakantiedagen, wanneer hij ononderbroken 10 of meer jaren in dienst is van de werkgever; c. 3 extra vakantiedagen, wanneer hij ononderbroken 15 of meer jaren in dienst is van de werkgever. De werknemer behoudt na 1 januari 1996 de op grond van dit artikellid tot 1 januari 1996 verworven extra vakantiedagen. 4. De werknemer heeft per vakantiejaar recht op: a. 1 extra vakantiedag met ingang van het vakantiejaar, waarin hij 35 jaar of ouder wordt; b. 2 extra vakantiedagen met ingang van het vakantiejaar, waarin hij 40 jaar of ouder wordt; c. 3 extra vakantiedagen met ingang van het vakantiejaar, waarin hij 45 jaar of ouder wordt; d. 4 extra vakantiedagen met ingang van het vakantiejaar, waarin hij 50 jaar of ouder wordt; e. 5 extra vakantiedagen met ingang van het vakantiejaar, waarin hij 55 jaar of ouder wordt; f. vanaf 1 januari 1996: 6 extra vakantiedagen met ingang van het vakantiejaar, waarin hij 60 jaar of ouder wordt, voorzover de werknemer geen gebruik maakt van de part-time VUT-regeling. 5. Het in lid 3 en 4 bepaalde recht op extra vakantiedagen wordt niet cumulatief toegekend en kan niet worden aangetast bij wijziging van de functie(-indeling) van de werknemer. 6. Over de in dit artikel bepaalde vakantiedagen behoudt de werknemer recht op salaris. 24

Artikel 18*) Toepassing vakantierechten Het recht op vakantie als bepaald in artikel 17 wordt als volgt toegepast: 1. Aan de werknemer, wiens dienstverband met de werkgever korter dan een kalendermaand heeft geduurd, wordt voor iedere gehele of gedeeltelijke arbeidsdag, gedurende welke hij in dienst van de werkgever is geweest, 1/260-deel van het totaal voor hem in het lopend vakantiejaar geldende aantal vakantiedagen verleend, naar voorkeur van de werknemer hetzij in benodigde vrije tijd, hetzij in een uitbetaling in geld. 2. De werknemer, wiens dienstverband met de werkgever één kalendermaand of langer duurt, wordt geacht de volle kalendermaand in dienst van de werkgever te zijn, wanneer hij in dienst treedt voor of op de vijftiende van die maand en wordt geacht een halve kalendermaand in dienst van de werkgever te zijn, wanneer hij in dienst treedt na de vijftiende van die maand. 3. Met inachtneming van het bepaalde in lid 2 wordt aan de werknemer, wiens dienstverband in het vakantiejaar korter dan twaalf kalendermaanden heeft geduurd, in dat lopende vakantiejaar een aantal vakantiedagen verleend overeenkomstig de hiernavolgende tabel. Tabel voor de bepaling van vakantierechten bij een dienstverband van minder dan twaalf kalendermaanden Totaal aantal Aantal kalendermaanden dienstveband in het vakantiejaar vakantiedagen per vakantiejaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 25 2,5 4,5 6,5 8,5 10,5 12,5 14,5 16,5 18,5 20,5 22,5 26 2,5 4,5 6,5 8,5 10,5 13 15,5 17,5 19,5 21,5 23,5 27 2,5 4,5 6,5 9,5 11,5 13,5 16 18 20 22 24,5 28 2,5 4,5 7 9,5 12 14 16,5 18,5 21 23 25,5 29 3 5 7,5 10 12,5 14,5 17 19 21,5 23,5 26 30 3 5 8 10,5 13 15 17,5 19,5 22 24 27 4. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast na overleg met de werknemer. Dit overleg en deze vaststelling vinden zo tijdig plaats dat de werknemer voldoende gelegenheid heeft om voor deze vakantie voorbereidingen te treffen. 5. a. De werknemer die in het vakantiejaar recht heeft verworven op 21 of meer vakantiedagen, zal daarvan bij voorkeur 15 dagen, doch ten minste 10 vakantiedagen aaneengesloten genieten. 25

b. De aaneengesloten vakantie wordt als regel genoten tussen 30 april en 1 oktober. 6. De vakantie van het personeel op het bouwwerk dient behoudens bijzondere omstandigheden samen te vallen met de aaneengesloten vakantie van de werknemers van het uitvoerend bouwbedrijf. Indien de voortgang van de werkzaamheden meebrengt, dat in een vakantiejaar niet alle vakantiedagen genoten kunnen worden, zal de te weinig genoten vakantie worden verleend zo spoedig als mogelijk is, doch in het uiterste geval direct aansluitend aan de datum van de eerste oplevering van het bouwwerk. Is er meer dan één opzichter op het bouwwerk, dan dient de vakantie bij voorkeur gedurende het lopende vakantiejaar volledig te worden genoten. 7. Vakantiedagen kunnen in overleg met de werkgever als snipperdagen doch dan als regel als een gehele vakantiedag worden genoten. Wanneer de werknemer een of meer snipperdagen aansluitend aan of buiten de in lid 5 genoemde aaneengesloten vakantie wenst te genieten, dient hij dit verlangen als regel drie dagen van tevoren aan de werkgever bekend te maken. 8. Bij de aanvang van het vakantiejaar kan de werkgever na overleg met de werknemers respectievelijk met instemming van de ondernemingsraad ten hoogste vier vakantiedagen als collectieve snipperdagen aanwijzen en vaststellen, welke in mindering op het aantal vakantiedagen van de werknemer gebracht kunnen worden. 9. Op Goede Vrijdag alsmede voor de viering van de,,dag van de Arbeid zal de werknemer op diens eigen verzoek een vakantiedag kunnen genieten. 10. De werkgever zal aan de werknemer, zo enigszins mogelijk tijdens de eerste twaalf kalendermaanden van diens dienstverband, zoveel werkdagen verlof zonder behoud van salaris verlenen als overeenkomt met het aantal dagen, dat de werknemer, blijkens schriftelijk bewijs wegens niet-genoten vakantiedagen van een voorafgaande werkgever in geld heeft ontvangen. 11. Bij de beëindiging van het dienstverband kan de werknemer in redelijkheid en met inachtneming van het gestelde in lid 5 bepalen het recht op vakantie te vervangen door een uitbetaling in geld. 12. Wanneer ingevolge het gestelde in lid 11 de werknemer heeft bepaald het recht op vakantie te doen vervangen door een uitbetaling in geld, wordt het laatst te genieten maandsalaris gedeeld door 22 voor het berekenen van een hele vakantiedag of door 44 voor het berekenen van een halve vakantiedag. 13. De werkgever is verplicht aan de werknemer bij het beëindigen van het dienstverband een schriftelijk bewijs te verstrekken, waaruit blijkt hoeveel niet-genoten vakantiedagen hij aan de werknemer in geld heeft uitbetaald. 14. Indien de werknemer vóór het beëindigen van zijn dienstverband nog niet alle werkdagen verlof zonder behoud van salaris, als bedoeld in lid 10, heeft kunnen genieten, zal de werkgever het resterende aantal 26

werkdagen verlof zonder behoud van salaris vermelden in het schriftelijk bewijs als bepaald in lid 13. 15. Ieder vorderingsrecht tot het toekennen en/of verlenen van vakantiedagen, van werkdagen verlof zonder behoud van salaris, tot uitbetaling in geld van niet-genoten vakantiedagen alsmede tot vergoeding van schade, ontstaan ten gevolge van het niet verlenen of van het wijzigen van een vastgestelde periode der aaneengesloten vakantie, verjaart na afloop van twee jaren na het tijdstip, waarop het recht of de aanspraak is ontstaan. Artikel 19 Vakantietoeslag De werknemer heeft voor iedere maand dat hij in dienst is recht op een vakantietoeslag van 8%. De vakantietoeslag wordt uitbetaald uiterlijk in de maand juni of op de datum van beëindiging van het dienstverband en berekend naar het op dat moment geldende salaris. Artikel 20*) Korte verloven 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 17 en 18 van deze CAO en in artikel 1638c en d Burgerlijk Wetboek heeft de werknemer recht op kort verlof met behoud van het bruto-maandsalaris: a. gedurende één dag bij zijn ondertrouw; b. gedurende twee dagen bij zijn huwelijk; c. gedurende twee dagen bij bevalling van zijn echtgenote; d. gedurende één dag bij het huwelijk van zijn kind, stief- en pleegkind, zijn vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, kleinkind, broer, zuster, zwager en schoonzuster; e. gedurende één dag bij de priesterwijding van zijn zoon, stief- en pleegzoon, zijn kleinzoon, broer en zwager en bij de grote professie van zijn kind, stief- en pleegkind, zijn kleinkind, broer, zuster, zwager en schoonzuster; f. gedurende één dag bij zijn 25- en 40-jarig huwelijksfeest; g. gedurende één dag bij het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksfeest van zijn ouders en schoonouders en bij het 50- en 60-jarig huwelijksfeest van zijn grootouders en van de grootouders van zijn echtgenote; h. gedurende de tijd van de dag van het overlijden af tot en met de dag van de begrafenis of crematie van zijn echtgenote en van een tot zijn gezin behorend kind, stief- en pleegkind; 27

i. gedurende maximaal drie dagen bij het overlijden en de begrafenis of crematie van zijn niet onder sub h genoemd kind, stief- en pleegkind, zijn vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, schoonzoon en schoondochter; j. gedurende één dag bij het overlijden of bij de begrafenis of crematie van zijn grootvader en grootmoeder, de grootvader en grootmoeder van zijn echtgenote, zijn kleinkind, broer, zuster, zwager en schoonzuster. k. gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van vijf dagen per kalenderjaar voor het afleggen van een vakexamen tegen overlegging van de gewaarmerkte schriftelijke oproep; l. gedurende de daarvoor benodigde tijd voor het voldoen aan wettelijke of op wettelijke voorschriften berustende verplichtingen, die een kortstondige afwezigheid noodzakelijk maken; m. gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van vijf dagen per kalenderjaar voor het bijwonen van vergaderingen van de vakbond waarvan de werknemer lid is en voor zover hij deel uitmaakt van een besturend orgaan of aangewezen deelnemer is, mits hiertoe een schriftelijk verzoek van de vakbond is overgelegd en de werkzaamheden, naar het oordeel van de werkgever, dit toelaten; n. gedurende de daarvoor benodigde tijd voor het bezoek aan een geneeskundige, tenzij dit bezoek zonder bezwaar buiten de dagelijkse arbeidstijd kan plaatsvinden; o. gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van twee dagen per kalenderjaar bij verhuizing van de werknemer; p. gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van vijf dagen per kalenderjaar voor het volgen van scholing en vorming, geen vakopleiding betreffende, gefinancierd of gesubsidieerd door de in artikel 35 genoemde Stichting Fonds Architectenbureaus. Getracht zal dienen te worden dat in enig kalenderjaar een cumulatie met sub m zoveel mogelijk zal worden voorkomen; q. gedurende de daarvoor benodigde tijd tot een maximum van in totaal tweemaal vijf dagen voor het bijwonen van cursussen ter voorbereiding op de aanstaande pensionering, indien de werknemer 60 jaar of ouder is en voorzover dit verlof niet cumuleert met het bepaalde onder sub m en p; r. gedurende de daarvoor naar redelijkheid benodigde tijd voor het voeren van sollicitatiegesprekken na door de werkgever aangezegd ontslag, of bij dreiging van een dergelijke aanzegging, indien dit niet aan de werknemer verweten kan worden. 2. Het in lid 1 bepaalde recht op kort verlof zal, voor wat betreft de gevallen als genoemd onder sub d, e, g, i en j slechts worden toegekend wanneer plechtigheden of gebeurtenissen door de werknemer worden bijgewoond. 3. Daar waar in lid 1 sprake is van echtgenote wordt hieronder tevens 28