Doc. N0 51009C05 Brussel, 19.1.2001 MH/FD/LC A D V I E S betreffende DE ERKENNINGSREGLEMENTERINGVAN AANNEMERS VAN WERKEN (ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 26 september 1991 tot vaststelling van bepaalde toepassingsmaatregelen van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken) ***
2 De Minister van Landbouw en Middenstand vroeg op 14 november 2000 het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 1991 tot vaststelling van bepaalde toepassingsmaatregelen van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. Zoals ook gevraagd door de Minister heeft het interfederaal bureau nr. 6 dat de beroepsorganisaties uit de sector bouw groepeert, uitgebreid met een aantal betrokken beroepsorganisaties uit het interfederaal bureau nr. 4 (metaal), op 30 november 2000 en 15 januari 2001 het ontwerpbesluit onderzocht. De Hoge Raad brengt eenparig tijdens de plenaire vergadering van 19 januari 2001 volgend advies uit. WETTELIJKE BASIS Opdrachten voor aanneming van werken mogen slechts gegund worden aan aannemers die hiervoor erkend zijn en voldoen aan de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken (BS dd. 6 april 1991) en haar toepassingsbesluit van 26 september 1991 (BS dd. 18 oktober 1991). Deze voorwaarden hebben betrekking op de nationaliteit, de inschrijving in het handelsregister (hetgeen het getuigschrift voor de toegang tot het beroep impliceert), faillissement - liquidatie - gerechtelijk akkoord, veroordeling, technische bekwaamheid, financiële en economische draagkracht, sociale en fiscale verplichtingen. De erkenning gebeurt door de Gewestregering na advies van de Commissie voor erkenning. Erkende aannemers worden ingedeeld in diverse categorieën of ondercategorieën volgens de werken en volgens het bedrag van inschrijving (klassen). Een aannemer kan in meer dan één categorie en/of ondercategorie en in verschillende klassen worden erkend. HERINNERING AAN HET ALGEMEEN STANDPUNT De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO heeft op 14 december 1999 een initiatiefadvies uitgebracht over de erkenningsreglementering van aannemers. In dit advies stelt de Hoge Raad dat de erkenningsreglementering van de aannemers moet steunen op de eigenheid van de KMO om een gezonde economische omgeving voor de bouwsector te waarborgen. De Hoge Raad formuleerde een aantal basisprincipes die in de reglementering dienen opgenomen te worden.
3 Basiserkenning op grond van de kernactiviteit Een onderneming dient eerst en vooral erkend te worden op grond van zijn kernactiviteit, op grond van het specialisme waarin het een erkenning vraagt. De bekomen erkenning is een basiserkenning. Uiteraard kan een bedrijf meerdere basiserkenningen bekomen. Daarnaast kan elke onderneming ook een erkenning vragen als coördinator voor deelname aan aanbestedingen waarvoor het bestek voorziet in de coördinatie van andere specialismen. Deze coördinatie-erkenning vormt een index op de bekomen basiserkenning(en). Verbondenheid met de eigen bouwvakarbeiders Wat de telling van de arbeiders van de onderneming betreft, moet rekening worden gehouden met volgende elementen. De basiserkenning dient onafscheidelijk verbonden te zijn met het aantal eigen bouwvakarbeiders dat de onderneming in dienst heeft. Die arbeiders kunnen slechts eenmaal in rekening worden gebracht. De optelsom van de aangegeven arbeiders per specialiteit kan de totale tewerkstelling in het bedrijf niet overschrijden. Voor KMO dienen evenwel ook subspecialiteiten of aanverwante specialiteiten in rekening gebracht te worden. Belang van het aantal arbeiders en de arbeidsintensiteit per specialisme Bij de berekening van voor te leggen jaaromzetten, referenties en de bepaling van maximaal te aanvaarden opdrachten dient rekening gehouden met het aantal arbeiders en de arbeidsintensiteit van het betrokken specialisme. Uitvoeringstermijn Voor het bepalen van de maximaal te aanvaarden opdrachten dient rekening gehouden met de voorziene uitvoeringstermijn. Het is evident dat voor het bepalen van de klasse die vereist is voor een bepaalde opdracht niet alleen moet rekening gehouden worden met het volume van de opdracht maar tevens met de uitvoeringstermijn die hiervoor ter beschikking wordt gesteld. Werkkapitaal Bij de bepaling van het eigen vermogen dient rekening gehouden met het werkkapitaal dat nodig is voor de onderneming opdat zij het verschil dat kan bestaan tussen betalingstermijnen voor lonen en materialen, enerzijds, en de betalingstermijnen vanwege de klant, anderzijds, zou kunnen overbruggen. In dit geval speelt de factor arbeidsintensiteit ook een rol, gezien de maandelijkse betaling van lonen en wedden. Vereenvoudiging van de procedure Niet alleen de procedure voor erkenning maar ook de procedure van deelname aan overheidsopdrachten dient drastisch vereenvoudigd te worden.
4 Om deelname aan overheidsopdrachten te vereenvoudigen en te versnellen biedt een centrale gegevensbank, raadpleegbaar via internet, veel mogelijkheden. De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO bevestigt in eerste instantie de algemene principes die hierboven zijn weergegeven. Concreet wenst de Hoge Raad dat deze principes vertaald zouden worden via een wijziging van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. In deze optiek dient elke wijziging aan het bestaande uitvoeringsbesluit rekening te houden met de fundamentele benadering, hetgeen duidelijk niet gebeurde met het voorliggend ontwerp van K.B. De Hoge Raad beklemtoont dat de hierna volgende ontleding van de wijzigingen die de Commissie voor erkenning voorstelt in geen geval afbreuk doet aan zijn advies van eind 1999. SPECIFIEKE STANDPUNTEN De Hoge Raad stelt voor om de bedragen die in het uitvoeringsbesluit zijn opgenomen reeds in euro uit te drukken. De bemerking van de Hoge Raad betreffende het ontwerp van koninklijk besluit worden vervolgens artikelsgewijs weergegeven. Artikel 1 (Opheffing van artikel 2, tweede lid en van artikel 3, 6) Het tweede lid van artikel 2 en artikel 3, 6 voorzien dat de minister om de vijf jaar de bedragen aanpast waarboven opdrachten voor aanneming van werken slechts mogen gegund worden aan erkende personen of aan personen die voldoen aan de voorwaarden die door de wet gesteld zijn. De Hoge Raad is het eens met deze schrapping. Artikel 2 (Toevoeging in artikel 4 van D 30 Asbestafbraak- en verwijderingswerken) Gezien de gevaren voor volksgezondheid en voor de betrokken arbeiders lijkt een specifieke vermelding logisch. Artikel 3 (Inzake de procedure) De voorgestelde wijzigingen betreffende de Commissie voor erkenning van aannemers zijn logisch. Rekening houdend met de procedure voor de oproep tot kandidaten (beperkte procedures) is het nuttig in artikel 8 in te schrijven de bewijsstukken die de aannemer bij zijn kandidatuur of bij zijn inschrijving heeft gevoegd. Artikel 4 (Beslissing over de aanvraag tot erkenning) Vermits de Gewestregering bevoegd is, zijn de voorgestelde wijzigingen evident.
5 Artikel 5 (Inzake de financiële en economische draagkracht van de aannemers) De vervanging van de woorden tijdens drie van de jongste acht jaren door de woorden over de laatste drie boekjaren schakelt de referentieperiode gelijk aan deze zoals voorzien in de wetgeving op de overheidsopdrachten. Dit komt neer op een verstrengen. Het is hierbij noodzakelijk te preciseren dat onder omzet zowel de netto omzet als de wijzigingen in de bestellingen in uitvoering verstaan wordt. Artikel 6 (Eigen vermogen) De Hoge Raad heeft in zijn advies van 1999 gevraagd rekening te houden met het werkkapitaal dat nodig is voor de onderneming. Hij stelt vast dat de vereiste bedragen aan eigen vermogen opgetrokken werden. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met de eventuele achtergestelde leningen. Opdat de Belgische ondernemingen ten opzichte van de andere landen van de Europese Unie niet zouden benadeeld worden bij de berekening van het solvabiliteitsratio is het aangewezen, alvorens de ratio te berekenen, het totaal vermogen te verminderen met de ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen die betalingen van uitgevoerde werken zouden zijn. De Hoge Raad vraagt verder dat de wijze van herziening van de erkenning zou aangepast worden. Hij meent dat deze herziening zou gebeuren afdalend vanaf klasse 8. Het in voege treden van de herziening dient per globale klasse of globale ondercategorie te gebeuren en niet per individuele onderneming. De ganse klasse dient herzien te zijn alvorens naar een lagere klasse af te dalen. Wanneer men tot de alfabetische controle van de ondernemingen overgaat dient de letter waarmee men deze controles start willekeurig gekozen te worden. Artikel 7 (Tewerkstelling) Inzake tewerkstelling stelt de Hoge Raad vast dat de gemiddelde jaarlijkse bezetting en de omvang van het kader tijdens de laatste drie jaren voorzien wordt wat dus de eisen verzwaart. Artikel 8 (Inzake de uitgevoerde werken) Inzake referenties worden de eisen opgetrokken. De vermindering van de referentieperiode voor werklieden en kader samen met de stijging van werkreferentie is een ernstige verzwaring voor de KMO uit de bouw. De Hoge Raad vraagt dat afwijkingsmogelijkheden zouden worden voorzien voor sectorale KMO (categorieën en ondercategorieën) en dit expliciet in de tekst in te schrijven.
6 Artikel 9 (Tewerkstelling) Geen bemerkingen. Artikel 10 (Type arbeidsintensiteit) De Hoge Raad is akkoord met de erkenningen van de categorieën en ondercategorieën B, D18 en E2 onder type B. Er zijn evenwel nog andere werken waarvoor een lager tewerkstellingscriterium aangewezen is. Artikel 11 (Gekwalificeerde kaderleden) De Hoge Raad stelt voor dat de architect zou gelijkgeschakeld worden met burgerlijk of industrieel ingenieur. De vereiste om een burgerlijk of industrieel ingenieur in dienst te hebben voor alle bouwwerken die onder de categorie D vallen is te vergaand. Artikel 12 (Voorlopige erkenning) De huidige reglementering maakt het voor een onderneming onmogelijk om opnieuw een activiteit te beginnen die zij vroeger heeft uitgeoefend. De Hoge Raad stelt voor in artikel 14, 1 van het koninklijk besluit van 26 september 1991 toe te voegen of die gedurende minstens 10 jaar niet meer werd uitgeoefend. Artikel 13 (Gelijktijdige voorlopige erkenning) De Hoge Raad is het er niet mee eens dat het aantal gelijktijdig voorlopige erkenningen in minimum klasse 2 beperkt wordt tot 3 voor wie reeds over een definitieve erkenning in klasse 2 beschikt. Artikel 14 (Geen verhoging van klasse) Geen commentaar. Artikel 15 (Behoud van erkenningen) Geen commentaar. Artikel 16 (Gelijkwaardige erkenning) Geen commentaar. Artikel 17 (Inwerkingtreding) De Hoge Raad meent dat men hierbij moet rekening houden met de dossiers die reeds in behandeling zijn en eveneens met de aangeschreven ondernemingen in het kader van de verplichte herziening.
7 BESLUIT De Hoge Raad voor de Zelfstandigen meent dat de wijziging van het ontwerpbesluit onvoldoende tegemoetkomt aan de principes die hij gesteld had voor het scheppen van een gezonde economische omgeving voor het geheel van de bouwsector.de Hoge Raad dringt erop aan dat deze principes in de eerste plaats in de wet dienen ingeschreven te worden. In zijn advies van 1999 heeft de Hoge Raad de bevoegde minister gevraagd geraadpleegd te worden over deze materie. Hij blijft hier sterk op aandringen. Mits rekening gehouden wordt met zijn bemerkingen kan de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO het besproken ontwerp van koninklijk besluit slechts ten voorlopige titel aanvaarden.