BOOMVERZORGING 1985 blz.1

Vergelijkbare documenten
Besluit van 29 januari 1986, houdende regelen met betrekking tot bepaalde ladders en trappen

Gebruiksaanwijzing Ladders

Gebruikershandleiding. Telescoopladder

Gebruikshandleiding. Telescoopladder

Wetgeving valbeveiligingsmiddelen

UITSTEEKSTEIGERS 1980 blz.1

maatregelen worden getroffen om valgevaar te voorkomen (bv. door het gebruik van een steiger, borstwering, bordes, werkvloer, hekwerk etc.).

TAKELS, VIJZELS EN DOMMEKRACHTEN 1984 blz.1

Toolbox-meeting Werken met ladders

AANWIJZINGEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN HET GEBRUIK VAN VANGNETTEN 1963 blz.1

WERKEN OP HOOGTE MET LADDERS EN TRAPPEN

WERKEN MET HOUTBEWERKINGSMACHINES 1987 blz.1

Inhoud. Inleiding. Wetgeving. Algemene Preventie. Situaties eigen aan IMEC. Ladders. Stellingen. Docent: Tony Devolder IMEC restricted

Zijn voorwerpen te groot of te zwaar dan zijn er hulpmiddelen om het voorwerp te verplaatsen: - steekwagen - heftruck - takels - hijskranen

Handleiding. Opbouw en gebruik kamersteiger Alumexx FS 75 basic. Versie: 1.1 Datum: Deze handleiding is samengesteld door: Alumexx BV

1.1.2 Een handlier is een lier, die uitsluitend is bedoeld en uitgevoerd om met handkracht te worden aangedreven.

Ref. no. : Doc. no. : G-483 Werkinstructie : HSEW Blz. : 1 van 8 Status : FINAL Revisie : O Onderwerp : LADDERS EN TRAPPEN Datum :

Unispect - Toolbox 10 - Werken op hoogte. Inleiding

5.12 Draagbaar klimmaterieel

WERKEN OP HOOGTE MET DE ROLSTEIGER

VEILIG WERKEN OP DAKEN 1961 blz.1

Blokzijltcl installatietechniek B.V.

vervolg werken op een ladder of trap

BEVEILIGING VAN STEMPELS EN METAALPERSEN September 1981 Blz. 1

Relax. It s an Altrex.

Gebruiksaanwijzing MBT Mobiele Bordes Trap

Korte functieomschrijving (mag ook als bijlage worden toegevoegd):

Handleiding voor opbouw -en gebruik van de kamersteiger met SCAFF-MOVER

TCVT Hoogwerkerboek. TCVT Hoogwerkerboek W7-00 blad 1 van 20. Identificatiecode: TCVT W7-00/ Opgesteld door: Werkkamer 7 Keuring Hoogwerkers

Dé VCA-specialist van Zuid-Nederland

Betonstorter / gietbouwer

Werken op hoogte PREVENTIEMAATREGELEN

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]],);

Skyworks Vouwsteiger Gebruikershandleiding

WERKEN OP HOOGTE MET DE WERKBAK

Toolbox-meeting Werken op hoogte

Gebruikshandleiding Schuine dakrandbeveiliging

MACHINEVEILIGHEID ALGEMEEN

Gebruikshandleiding Rechte dakrandbeveiliging

HANDLEIDING OPBOUW & GEBRUIK

Gebruikshandleiding X-frame 1.0

4.15 Veiligheidsnetten

Werkmethode toeleveranciers tuinbouw

Arbeidsomstandighedenbesluit Relevante artikelen

MeerMagazijn. magazijninrichting nieuw & gebruikt. Grootvakstelling - montage instructie. magazijninrichting nieuw & gebruikt

1 Arbeidsmiddelen volgens het Arbobesluit

LANGZAAM LOPENDE METAALCIRKELZAAGMACHINES 1972

Arbocatalogus Tuinbouwprojecten 3.16 Werken op hoogte

Arbocatalogus pkgv- industrie Valgevaar

Werkmethode toeleveranciers tuinbouw

Overstapbordes. t.b.v. Sky-Light hangbruginstallatie. Gebruikershandleiding VEILIG WERKEN OP HOOG

VEILIGHEIDSADVIEZEN VOOR DE BOUWNIJVERHEID

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Tafelcirkelzaagmachine Versie 99/1 Blz. 3/5

Gebruikshandleiding Renovatiesteiger

Deze bijlage is er voor die personen die de veiligheidscursus Basisveiligheid GROEN volgen.

WERKEN OP HOOGTE MET DE HOOGWERKER

GEBRUIKSAANWIJZING WERKBAK

Handleiding voor opbouw- en gebruik van de vouwsteiger Altus PU Inclusief modules T.E.M. 7,5 M werkhoogte

14 TIPS OM VEILIG TE HIJSEN EEN E-BOOK VAN HIJSWINKEL.NL

Handleiding. GEBRUIKERSHANDLEIDING Toegangssteiger Steigertrappen Artikelnr t/m Versie: 1.0 Datum:

Veiligheidsinstructiekaart Rolsteiger ARAB - artikel 54 quater 4. en het KB Arbeidsmiddelen (Codex Titel VI Hoofdstuk I artikel 7)

Toolboxfiche U011 09/2016

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten (B.S )

Bijlage IV ; Arbeid aan boord van schepen. 1. ; Werkingssfeer

!"# $% % & $ $&& $ + ( & 7( 78 (9 : $ $'*( % & $ $ $ ( $ & $ = '*+ & ( % : && & & = ')*5$ (9 : & & & &= '*5 % $$ $ $& $&& $ && ( &$ & $ =

Voorbereidingsblad Verbetercheck Tijdelijk werken op hoogte

Arbochecklist Productie/technisch/logistiek

Hawkinsstraat RR Zutphen telefoon:

Arbochecklist Productie/Technisch/Logistiek

Arbocatalogus Tuinbouwprojecten

IPC Groene Ruimte, Arnhem 2011

Algemene risicoanalyse voor de werkpost : Cirkelzaagmachine met radiale arm Versie 99/1 Blz. 1/5

Toolbox-meeting Werken met hoogwerkers

Werken op hoogte vanuit een werkbak

SLOOPWERKZAAMHEDEN 1982 blz.1

Handleiding. Opbouw en gebruik kamersteiger Alumexx FS 75. Versie: 1.1 Datum: Deze handleiding is samengesteld door: Alumexx BV

Gebruikshandleiding Mobiel werkplatform met dubbele toegang (PEB)

Printed: Doc-Nr: PUB / / 000 / 00

Veilig gebruik van een Multi-ladder / Telescoopladder

VEILIGHEIDSINSTRUCTIEKAART Versie 1 dd VIK-040 Laagwerker

ALGA Products. Montage- en gebruikshandleiding voor Kooi- en Gevelladders

Toolboxfiche U-008-v01

Arbocatalogus Tuinbouwprojecten

TWEEWIELIGE TREKKERS MET AANBOUWWERKTUIGEN 1981 blz.1

Arbodocument/ Aanvraag-uitzenddocument

LADDERS EN TRAPPEN BRON: ARBOUW

Citeertitel: Landsbesluit elektrische leidingen en kabels ==================================================================== Artikel 1

Veilig bedienen van Hangbruginstallaties

VEILIG GEBRUIK VAN HOOGWERKERS

WIENESE ROLSTEIGER HANDLEIDING VOOR OPBOUW EN GEBRUIK

ALUMINIUM RUWBOUWSTELLING

Veilig werken in de bouw

Veilig opslaan van glas op glasbokken en -karren, schuif- en rolstellingen

Professional Supplies BORDENWARMKAST. Modelnr.: * * * CaterChef 60

VEILIG WERKEN OP HOOGTE

Arbocatalogus Tuinbouwprojecten

Onderdelen lijst SPEELHUIS GIRAF

RISICOANALYSE SPREADERBEAMS VOLGENS METHODE FINE EN KINNEY

Euroscaffold uitwijkconsole. Gebruikershandleiding voor opbouw en gebruik

Toolbox-meeting. Besloten ruimten

Transcriptie:

blz.1 Tree care Baumpflege Soin et traitement des arbres BEKNOPTE SAMENVATTING Werken in en onder bomen is, zoals helaas reeds dikwijls is gebleken, niet zonder risico's. Ongevallen gebeuren onder andere door: - vallen uit bomen, vanaf ladders of werkplateaus; - omvallen van hoogwerkers of ladderwagens; - getroffen worden door vallende takken of bomen; - motorkettingzagen. Krachtens de Arbeidsomstandighedenwet moeten werkzaamheden in en onder bomen, die door werknemers worden verricht, zodanig plaats vinden, dat zij geen gevaar kunnen opleveren. De aanwijzingen in dit blad beogen deze gevaren te bestrijden SUMMARY Working in and under trees is not without risk. This has been shown by many accidents. Among other things accidents are caused by: - falls from trees, ladders or working platforms; - the falling over of hydraulic platforms or laddertrucks; - blows from falling branches or trees; - chain saws. Under the Working Environments Act, duties carried out by workers in or under trees must take place in such a manner that they can cause no danger. The recommendations in this paper are aimed at preventing these dangers.

blz.2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. Algemene bepalingen 2.1 Algemeen 2.2 Boomverzorgingsploeg 2.3 Hulpmiddelen voor het bereiken van de werkplek 2.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen 2.5 Verkeersmaatregelen 2.6 Kennis van bomen 3 Hoogwerkers en ladderwagens 3.1 Algemeen 3.2 Hoogwerkers 3.3 Ladderwagens 3.4 Instructie 4 Klimuitrusting 4.1 Algemeen 4.2 Begripsomschrijvingen 4.3 Gebruik van gordels en lijnen 4.4 Eisen aan de klimuitrusting 4.5 Opslag, onderhoud en controle 5 Ladders 5.1 Algemeen 5.2 Plaatsing 5.3 Gebruik 5.4 Opslag en onderhoud 6 Persoonlijke beschermingsmiddelen 7 Gereedschap 7.1 Algemeen 7.2 Motorkettingzagen 7.3 Gereedschap voor wondbehandeling van bomen 7.4 Boormachines 8 Wondbehandeling van bomen met chemische middelen 9 Bovengrondse onbeschermde elektriciteitsleidingen 10 Bijzondere voorschriften en wenken 11 Wettelijke bepalingen 11.1 Algemeen 11.2 Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 11.3 Landbouwveiligheidsbesluit 11.4 Arbeidsbesluit jeugdigen 11.5 Aanwijzing van voor jeugdigen gevaarlijke werktuigen

blz.3 1 INLEIDING Werken in en onder bomen kan, zoals in de praktijk is gebleken, ernstige ongevallen tot gevolg hebben. De volgende gevaren doen zich hierbij voor: - vallen uit bomen, vanaf ladders of werkplateaus; - zich verwonden aan gereedschappen; - omvallen van hoogwerkers of ladderwagens; - getroffen worden door vallende, scheurende of wegdraaiende takken in en onder bomen; - getroffen worden door vallend gereedschap; - gehoorbeschadiging en oogverwondingen bij het gebruik van motorisch aangedreven gereedschap (onder andere motorkettingzagen). De aanwijzingen in de hoofdstukken 2 t/m 10 geven aan op welke wijze men deze gevaren kan bestrijden. Zij hebben mede ten doel aan te geven hoe men kan voldoen aan de in hoofdstuk 11 vermelde wettelijke bepalingen. De Arbeidsinspectie zal zich bij het toezicht op de naleving van deze, veelal in algemene termen gestelde, wettelijke bepalingen richten naar de in dit blad gegeven aanwijzingen. Hierbij wordt evenwel aangetekend dat, wanneer op een andere wijze een even hoog niveau van veiligheid wordt bereikt, evenzeer is voldaan aan de wettelijke bepalingen. In dergelijke gevallen verdient het aanbeveling vooraf overleg te plegen met het betrokken Districtshoofd van de Arbeidsinspectie. De met * gemerkte aanwijzingen zijn geheel of gedeeltelijk gebaseerd op een of meer artikelen van het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen, het Landbouwveiligheidsbesluit en het Arbeidsbesluit jeugdigen en hebben mede betrekking op de naleving van die artikelen. Met het inachtnemen van die aanwijzingen voldoet men naar het oordeel van de Arbeidsinspectie op de meest doeltreffende wijze aan bedoelde wettelijke voorschriften. De overige aanwijzingen zijn voor het veilig werken in en onder bomen echter eveneens van belang. Dit blad kwam tot stand met medewerking van onder andere: - het Rijksinstituut voor onderzoek in de bos- en landschapsbouw "De Dorschkamp" te Wageningen; - de Praktijkschool voor Bosbouw en Cultuurtechniek te Schaarsbergen; - de Dienst Openbare Werken te Amsterdam.

blz.4 2 ALGEMENE BEPALINGEN 2.1 Algemeen Bij de verzorging van bomen langs wegen, in plantsoenen en bossen, in kwekerijen en dergelijke dient de veiligheid en de gezondheid van alle betrokkenen de nodige aandacht te krijgen. Daarom dient voor de aanvang van de werkzaamheden te worden overlegd op welke wijze aan de wettelijke bepalingen kan worden voldaan. Dit overleg dient te worden gevoerd met: - de opdrachtgever; - de uitvoerder; - de boomverzorgers. In voorkomende gevallen dienen bij dit overleg eveneens te worden betrokken: - de wegbeheerder; - de politie. 2.2 Boomverzorgingsploeg Elke boomverzorgingsploeg moet uit ten minste 2 personen bestaan. Eén persoon moet permanent op de grond en nabij de boom aanwezig zijn om zo nodig hulp te verlenen aan de persoon in de boom, om gereedschap aan te reiken en om takken en dergelijke te verwijderen. ledereen die in de boomverzorging werkt, behoort te worden onderricht in: - de aard van deze werkzaamheden; - de daaraan verbonden gevaren; - de maatregelen die dienen te worden genomen om deze gevaren te voorkomen of te beperken. Het verdient aanbeveling alle in de boomverzorging werkzame personen door een arts regelmatig op geschiktheid te laten keuren. 2.3 Hulpmiddelen voor het bereiken van de werkplek Voor het bereiken van de werkplek worden in de regel de volgende hulpmiddelen gebruikt: - hoogwerkers; - ladderwagens; - gordels en lijnen; - ladders. Uit veiligheidsoogpunt verdient het de voorkeur zoveel mogelijk gebruik te maken van een hoogwerker.

blz.5 2.4* Persoonlijke beschermingsmiddelen Wanneer door de aard der werkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen, dient de werkgever deze in voldoende aantal ter beschikking te stellen en ervoor te zorgen, dat deze ook worden gedragen. Bovendien dienen de gebruikers te worden voorgelicht over gebruik en doel van deze middelen. De werknemers zijn wettelijk verplicht de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen. 2.5 Verkeersmaatregelen Voor verzorging in aanmerking komende bomen staan meestal in voor het publiek toegankelijke plantsoenen en langs wegen. Daarom zullen er op verkeersveiligheidsgebied (ten behoeve van het publiek en de boomverzorgers) gerichte maatregelen moeten worden getroffen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit afzettingen en markeringen. Het is daarom in dergelijke gevallen noodzakelijk vooraf overleg te plegen met de wegof plantsoenbeheerder. Bij het uitvoeren van werkzaamheden in of aan bomen langs auto(snel)wegen is in ieder geval een ontheffing (toestemming) van de wegbeheerder vereist. 2.6 Kennis van bomen Het is noodzakelijk dat in elke ploeg een persoon met kennis van bomen aanwezig is voor het bepalen van: - de soort (in verband met de sterkte, de kans op inscheuren en dergelijke); - de gezondheid van de boom (in verband met het veilig beklimmen daarvan).

blz.6 3.* HOOGWERKERS EN LADDERWAGENS 3.1 Algemeen 3.1.1 Hoogwerkers dienen te voldoen aan het gestelde in P 81 van de Arbeidsinspectie "Aanwijzingen voor het ontwerpen, vervaardigen en gebruiken van hoogwerkers". Ladderwagens moeten voldoen aan het gestelde in P 79 van de Arbeidsinspectie "Eisen waaraan ladderwagens moeten voldoen - Veiligheidscontrole". 3.1.2* Hoogwerkers en ladderwagens moeten stabiel worden opgesteld op een horizontale, vlakke en draagkrachtige ondergrond. Voor het werken met hoogwerkers en ladderwagens in de nabijheid van bovengrondse elektrische leidingen wordt verwezen naar hoofdstuk 9. 3.2 Hoogwerkers 3.2.1* Bij het omhoog brengen van personen met een hoogwerker, dient de bediening vanuit de werkbak of het werkplatform, waarin de perso(o)n- (en) zich bevind(t)(en), plaats te vinden. De gebruiksmogelijkheden van hoogwerkers zijn afhankelijk van het bereik, de werklast, de grootte van het werkplateau en de terreinomstandigheden. 3.2.2 Het dagelijks onderhoud aan hoogwerkers dient door ter zake kundig personeel te worden uitgevoerd op een door de fabrikant voorgeschreven wijze. Grote onderhoudsbeurten en reparaties moeten bij voorkeur door monteurs van de fabriek, importeur of leverancier worden uitgevoerd en schriftelijk worden vastgelegd. Gebreken moeten direct aan de verantwoordelijke personen worden gemeld en door een deskundige worden hersteld.

blz.7 3.3 Ladden, wagens 3.3.1 Ladderwagens kunnen globaal als volgt worden ingedeeld: - niet zelfrijdend met slechts een verstelmogelijkheid voor het heffen en uitschuiven van de delen van de ladder; - zelfrijdend met veelal mechanisch-hydraulisch aangedreven verstelmogelijkheden voor het zwenken, heffen en uitschuiven van de delen van de ladder. 3.3.2* Zelfrijdende ladderwagens worden vooral daar toegepast waar het bereiken van de werkplek door de vorm van de bomen (vertakking, brede kronen en dergelijke) met hoogwerkers moeilijk of onmogelijk is. Indien een zelfrijdende ladderwagen als "hoogwerker" wordt gebruikt, moet deze voldoen aan de eisen zoals omschreven in P 81. Raadpleeg in een dergelijke situatie in ieder geval het Districtshoofd van de arbeidsinspectie. 3.3.3* Dikwijls worden in de boomverzorging verouderde ladderwagens gebruikt van het brandweertype. Een dergelijke ladderwagen mag uitsluitend als klimladder worden gebruikt bij een vaste stand van de ladder. Bij het in- en uitschuiven mag niemand op de ladder aanwezig zijn. Aan de top van de ladder moet een voorziening zijn aangebracht, waaraan de boomverzorger zich met een veiligheidsgordel kan vastzetten. Een ladderwagen moet aan dezelfde eisen voldoen als een hoogwerker, als de stand of lengte van de ladder tijdens het werk wordt veranderd. De werkzaamheden mogen dan slechts vanuit een werkbak worden verricht. In deze werkbak moeten bedieningsorganen aanwezig zijn waarmee de ladder kan worden versteld. Voorts moet de ladderwagen zijn voorzien van een vangsysteem dat -ook bij inschuiven- tegen breuk van de aandrijving of de kabel beveiligt. 3.4* Instructie Teneinde veilig te kunnen werken met hoogwerkers en ladderwagens dienen de gebruikers goed geïnstrueerd te zijn.

blz.8 4. KLIMUITRUSTING 4.1* Algemeen Indien de arbeidsplaats in bomen uitsluitend klimmend kan worden bereikt en geen gebruik kan worden gemaakt van een hoogwerker, ladderwagen of ladder, dient men zich met gordel en lijnen tegen vallen te beveiligen. Dit klimmen vereist grote vaardigheid. Alleen zij, die daarin voldoende onderricht hebben genoten mogen van deze werkmethode gebruikmaken. Het beheer en het onderhoud van gordels en lijnen moet bij voorkeur aan een speciaal hiervoor verantwoordelijk persoon worden opgedragen. Het klimmen in bomen met gordels en lijnen is niet toegestaan bij: - windkracht 6 of meer (evenwichtsverlies en onverwachte takbreuk); - langdurige regen (glibberig worden van takken en stammen); - ijzel of rijp (takken breken makkelijk en worden glad); - sneeuw (takken worden onbetrouwbaar door gewicht); - koude (kans op stijfheid en ongevoelige vingers); - slecht zicht (bij het ontbreken van visueel contact tussen klimmer en grondman). 4.2 Begripsomschrijvingen Een klimuitrusting bestaat uit de volgende onderdelen: - gordel (klim-zitgordel) met zitband, lijfband en schouderbanden; - verbindingslijn (lijnstuk dat de gordel met de lijnklem verbindt); - klimlijn (lijn waarlangs de klimmer in de boom klimt of eruit daalt); - vanglijn (lijn waarmee de klimmer zich in de boom vastzet); - lijnklem (klem die voorkomt dat de klimmer langs de klimlijn af glijdt); - haken (verbindingsstukken tussen lijnen en gordel).

blz.9 4.3 Gebruik van gordels en lijnen Bij het gebruik van gordels en lijnen dient rekening te worden gehouden met het volgende: - gordels en lijnen moeten steeds voor het weer in gebruik nemen aan een visuele controle op gebreken worden onderworpen; - verbindingslijnen, klimlijnen en vanglijnen mogen nooit voor andere doeleinden zoals het hijsen van gereedschap of iets dergelijks worden gebruikt. Hiervoor dienen speciale werklijnen (zie hoofdstuk l0); - indien de gordel de val van een persoon heeft gestuit, moet de gordel worden gecontroleerd en bij gebleken beschadiging worden vernietigd; - lijnen mogen niet door middel van knopen worden bevestigd, verkort of verlengd; knopen in lijnen hebben een nadelige invloed op de sterkte; - lijnen mogen niet over scherpe kanten worden geleid; - het ophangpunt van de klimlijn in de boom moet zoveel mogelijk loodrecht boven de persoon zijn aangebracht. 4.4 Eisen aan de klimuitrusting 4.4.1* Eisen aan de constructie en de sterkte van gordels Een gordel moet aan de volgende constructie- en sterkte-eisen voldoen: - de lijfband moet met een klemgesp om het middel van de drager kunnen worden bevestigd; - de zitband moet zijn bevestigd aan de lijfband en onder het zitvlak van de drager doorlopen; - de schouderbanden moeten zijn bevestigd aan de lijfband en moeten in de lengte verstelbaar zijn; - de uiteinden van de zitband moeten zijn voorzien van ringen voor de bevestiging van de verbindingslijn en van de vanglijn; - de dragende gedeelten van lijfband en zitband moeten zodanig zijn geconstrueerd dat deze banden de drager voldoende steun bieden en geen knellingen en striemen veroorzaken; deze gedeelten moeten ten minste 80 mm en ten hoogste 100 mm breed zijn; - schouderbanden moeten ten minste 40 mm breed zijn; - alle banden moeten tegen rafelen zijn afgesmolten en zijn vervaardigd van polyamide of polyester garens, die UV-gestabiliseerd zijn (zie 4.5); - de metalen delen moeten zijn vervaardigd uit een niet verouderingsgevoelig materiaal en moeten corrosievast zijn; - de nuttige lengte van de verbindingslijn mag niet langer zijn dan een armlengte;

blz.10 - de nuttige lengte van de vanglijn, die bij de werkzaamheden om stam of tak wordt geslagen, mag niet langer zijn dan 1500 mm; - de breukbelasting van de lijfbanden van de zitband moet ten minste 24000 N bedragen; - de breukbelasting van de schouderband moet ten minste 8000 N bedragen. 4.4.2 Eisen aan de samenstelling en de belasting van lijnen 4.4.2.1 Aan de samenstelling en de belasting van lijnen worden de volgende eisen gesteld: - lijnen moeten uit één stuk bestaan en moeten zijn vervaardigd uit polyamide of polyestergarens; - lijnen en strengen moeten goed gelijkmatig zijn gevlochten of geslagen en mogen geen onregelmatigheden vertonen; - de breukbelasting van klimlijnen en verbindingslijnen moet ten minste 12000 N bedragen; - de lijnen moeten zijn voorzien van een codering waaruit blijkt: de grondstof van de lijn, de naam van de fabrikant en de datum van fabricage (meegeslagen merklint of een andere onuitwisbare, duurzame codering). Opmerking Bij de aflevering van lijnen dient de leverancier een verklaring van de fabrikant te verstrekken waarop onder andere is vermeld: - de minimaal gegarandeerde breukbelasting; - de grondstof waaruit de lijnen zijn gefabriceerd. 4.4.2.2 Splitsen moeten als volgt worden gemaakt: - in de ogen van de spiitsen moeten passende kousen zijn aangebracht; - iedere streng moet ten minste 5 maal zijn doorgestoken; - de doorgestoken strengen moeten tegen rafelen zijn afgesmolten; - de splitsen moeten zijn afgebonden.

blz.11 4.4.3 Lijnklemmen Bij het klimmen in en uit bomen met behulp van lijnen moet de boomverzorger over een betrouwbare en veilige lijnklem beschikken. Een lijnklem moet voorkomen dat de boomverzorger ongecontroleerd langs de klimlijn kan afglijden. Als lijnklem kan dienen: - een uit metaal vervaardigde lijnklem; - een lusconstructie: de zogenaamde pruisische knoop. Tussen de lijnklem en de gordel moet altijd een verbindingslijn met oogsplitsen worden gebruikt. De diameter van de klimlijn moet overeenstemmen met die van de lijnklem. 4.4.4 Haken Haken (carabijnhaken, musketonhaken) moeten tegen ongewild openen zijn geborgd en bij voorkeur zijn voorzien van een schroefdraadsluiting. 4.5* Opslag, onderhoud en controle Voor opslag, onderhoud en controle van gordels en lijnen gelden de volgende voorschriften: - gordels moeten vrijuithangend aan één ophangpunt worden bewaard; - lijnen moeten zijn opgehangen aan rekken van hout of een ander niet-roestend materiaal; - opslag van gordels en lijnen in vochtige ruimten is niet toegestaan en blootstelling aan direkt zonlicht (UV-straling) moet worden vermeden; - door agressieve stoffen verontreinigde gordels en lijnen moeten na gebruik direkt met water en zeep worden gereinigd; - natte gordels en lijnen moeten in de wind en uit de zon worden gedroogd; - lijnen moeten regelmatig worden onderzocht op slijtage, breuken, vervormingen en interingen; - lijnen moeten worden afgekeurd en buiten gebruik gesteld bij het vaststellen van: slechte splitsen; breuk van een streng; garen- en/of draadbreuken; ernstige beschadiging of slijtage; schilfers die bij het opendraaien uit de lijn vallen; aantasting door agressieve stoffen.

blz.12 5. LADDERS 5.1 Algemeen Het gebruik van ladders in de boomverzorging moet zoveel mogelijk worden beperkt tot: - het zich voor het klimmen met gordel en lijnen begeven naar de onderste takken; - het verzorgen van jonge bomen. 5.2* Plaatsing Bij het plaatsen van een ladder moet met het volgende rekening worden gehouden: - plaats een ladder niet ondersteboven of achterstevoren; - plaats een ladder op een stabiel stavlak en onder een goede hoek. Bij een zachte ondergrond dienen voorzieningen tegen wegzakken te worden getroffen; - plaats een ladder niet op een helling; - plaats geen metalen ladder op minder dan 2 m afstand van niet geïsoleerde onder spanning staande elektriciteitsleidingen; - opsteek- en schuifladders moeten ten minste twee sportafstanden (dus driesporten) overlappen. Opmerking Bij meerdelige ladders die in uitgeschoven of opgestoken stand worden gebruikt, moeten de haken goed over de sporten grijpen. 5.3 Gebruik Bij gebruik van een ladder gelden de volgende regels: - gebruik geen ladder bij harde wind (vanaf windkracht 6); - gebruik een ladder van de juiste lengte; de ladder dient tenminste één meter uit te steken boven de plaats waar moet worden gewerkt; - beklim bij een 3-delige reformladder -die wordt toegepast als vrij staande ladder- nooit het uitgeschoven derde ladderdeel; - beklim een ladder nooit gelijktijdig met meer personen; - beklim een ladder altijd met het gezicht naar de ladder toe; - werk alleen op een ladder als één hand vrij is, anders dient de veiligheidsgordel te zijn vastgezet; - draag veiligheidsschoeisel met goed geprofileerde zool; - ga nooit met één voet op de ladder staan en met de andere voet op bijvoorbeeld een boomtak; - leun niet te ver opzij (verplaats de ladder dus wat vaker).

blz.13 5.4* Opslag en onderhoud Voor opslag en onderhoud van ladders gelden de volgende regels: - inspecteer ladders regelmatig op gebreken zoals vervorming en slijtage; - laat beschadigde ladders zo spoedig mogelijk vakkundig repareren; - houdt ladders schoon; - houten ladders mogen nooit worden geverfd (eventuele scheuren zijn dan niet meer zichtbaar); - behandel houten ladders minimaal éénmaal per jaar met lijnolie of blanke lak; - vernietig gebroken, versleten of onherstelbaar beschadigde ladders; - berg ladders zodanig op dat doorhangen wordt voorkomen; - berg houten ladders op in een koele geventileerde ruimte. 6.* PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Boomverzorgers lopen door de aard van het werk een verhoogd risico op ongevallen (verwondingen door gereedschappen, getroffen worden door vallende takken, vallen uit bomen of van ladders). Naast gordels en lijnen moeten -afhankelijk van het gebruikte gereedschap of de aard van de werkzaamheden- de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt en gedragen: - veiligheidsschoenen of -laarzen; - veiligheidshelmen of -petten; - beschermende kleding (broek, overall); - veiligheidsvesten (bij het werken langs wegen); - werkhandschoenen; - gelaatsschermen of veiligheidsbrillen; - gehoorbescherming.

blz.14 7. GEREEDSCHAP 7.1 Algemeen Bij het verzorgen van bomen wordt veel speciaal handgereedschap gebruikt (stokzagen, beugelzagen, handsnoeizagen, jirizagen, gutsen en beitels). Dit niet-motorisch aangedreven gereedschap is over het algemeen licht en onder vrijwel alle omstandigheden gemakkelijk hanteerbaar. In vele gevallen is het mogelijk met dit soort gereedschap optimaal te werken zonder dat gebruik wordt gemaakt van motorisch aangedreven handgereedschap. Handgereedschap moet bij het meedragen of bij het klimmen in bomen zijn voorzien van beschermingshoezen van leer of kunststof. Dit is gewenst teneinde te voorkomen dat de boomverzorger zich hieraan verwondt en tevens om delijnen niet te beschadigen. Het gebruik van pneumatisch of hydraulisch aangedreven snoeischaren neemt toe. Dit gereedschap -dat veelal op in lengte verstelbare stokken is gemonteerd- kan meestal vanaf de begane grond of vanaf het werkbordes van een hoogwerker of een ladderwagen worden bediend. 7.2 Motorkettingzagen 7.2.1 Algemeen In P 64 van de Arbeidsinspectie "Veilig werken met de motorkettingzaag" wordt uitgebreid ingegaan op de constructie en het veilig gebruik van motorkettingzagen. De in P 64 vermelde veiligheids- en constructie-eisen gelden ook voor hydraulisch, pneumatisch en elektrisch aangedreven kettingzagen. Tenzij men beschikt over een stabiele werkplek (bijvoorbeeld het werkbordes van een hoogwerker of ladderwagen) is in principe het gebruik van een motorkettingzaag in bomen niet toegestaan. Indien in overleg met opdrachtgever en boomverzorgers niettemin blijkt dat het gebruik van de motorkettingzaag in een boom noodzakelijk is, dient rekening te worden gehouden met het gestelde in 7.2.2 en 7.2.3. 7.2.2 Constructie De motorkettingzaag: - mag niet zwaarder zijn dan 6 kg; - mag een bladlengte hebben van maximaal 350 mm; - moet zijn voorzien van een goed werkende kettingrem.

blz.15 7.2.3 Gebruik. Bij het werken vanaf een ladder dient men zich vast te zetten met een veiligheidsgordel. Er moet een stabiel steunpunt in de boom zijn. Bij voorkeur moet een dubbele verankering zijn aangebracht (dubbel klimsysteem of extra vanglijn). Bij het zich verplaatsen in de boom moet de motorkettingzaag op de kettingrem worden gezet. De motorkettingzaag moet altijd met beide handen worden bediend. 7.3 Gereedschap voor wondbehandeling van bomen 7.3.1 Voor wondbehandeling van bomen mag uitsluitend het volgende gereedschap worden gebruikt: - handgereedschap, zoals beitels; - boomfreesmachines. 7.3.2 Aan boomfreesmachines worden de volgende eisen gesteld: - de freeskop (beitelblok) moet effectief zijn afgeschermd en bevestigd; - de aandrijving moet volledig zijn afgeschermd; - de beitels (messen) van de freeskop moeten tegen wegvliegen zijn geborgd; - de freeskop moet zijn beveiligd tegen het wegspringen van spanen. 7.4 Boormachines 7.4.1 Voor het aanbrengen van hechtingen en verankeringen in bomen of voor het verloop van inwendige rottingen moeten gaten in stammen of takken worden geboord. Voor deze werkzaamheden worden speciale boren gebruikt, die worden aangedreven door een lichte benzinemotor.

blz.16 7.4.2 Aan de in 7.4.1 genoemde boormachines worden bovendien de volgende minimum eisen gesteld: - voldoende vermogen bij een laag toerental; - zijn beveiligd tegen overbelasting (slip- of centrifugaalkoppeling); - de aandrijving van de hulpstukken moet deugdelijk zijn beveiligd. Het verdient aanbeveling boormachines met keerkoppeling te gebruiken, teneinde de boor gemakkelijk uit het hout te kunnen trekken. 8.* WONDBEHANDELING VAN BOMEN MET CHEMISCHE MIDDELEN Voor wondbehandeling van bomen worden vaak chemische middelen toegepast, die schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens. Deze chemische middelen worden onderscheiden in wondafdekmiddelen, wondontsmettingsmiddelen en impregneermiddelen. De meest toegepaste en in de handel verkrijgbare middelen vallen onder de bepalingen van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962. Dit houdt in, dat deze middelen wettelijk moeten zijn toegelaten voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Op het etiket van de verpakking moet onder meer zijn vermeld: - het toelatingsnummer; - het gebruiksvoorschrift; - eventuele waarschuwingen; - de te nemen voorzorgsmaatregelen, zoals de verplichting om bij de toepassing persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen. Lees voor het gebruik het etiket en volg de daarop vermelde voorschriften nauwkeurig op. Gebruik geen middelen die niet deugdelijk zijn geëtiketteerd. 9 BOVENGRONDSE ONBESCHERMDE ELEKTRICITEITSLEIDINGEN 9.1 Werkzaamheden in de nabijheid van onbeschermde bovengrondse elektriciteitsleidingen (hoog- of laagspanningsleidingen en contactleidingen van spoor- en tramwegen) houden extra risico in voor de boomverzorger. Daarom is het gewenst voor de aanvang van de werkzaamheden overleg te plegen met het elektriciteits- of het openbaar vervoersbedrijf dat de leidingen beheert. De werkzaamheden dienen onder toezicht van een deskundige te worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende bepalingen.

blz.17 9.2* Werkzaamheden in of onder bomen mogen niet worden uitgevoerd, indien de afstand van de takken tot de dichtstbijzijnde stroomdraad kleiner is dan: - 5 m bij hoogspanningsleidingen; - 1 m bij laagspanningsleidingen en contactleidingen. 9.3* Werkzaamheden in of onder bomen, die zodanig ver van de leidingen verwijderd staan, dat de afstand tussen de boomtakken en de dichtstbijzijnde stroomdraad groter is dan: - 5 m bij hoogspanningsleidingen; - 1 m bij laagspanningsleidingen en contactleidingen, mogen niet worden uitgevoerd indien gevaar bestaat dat verlengd gereedschap, ladders, hoogwerkers, vallende takken en dergelijke binnen deze afstandkomen. 9.4 Indien de werkzaamheden als genoemd in 9.2 en/of 9.3 van dringende aard zijn, moet overleg worden gepleegd met het elektriciteitsbedrijf of het openbaar vervoersbedrijf dat deze lijnen in beheer heeft. De werkzaamheden kunnen dan in overleg met en onder toezicht van een deskundige worden uitgevoerd. Bij deze werkzaamheden dienen maatregelen te worden getroffen, die een veilige afloop van het werk waarborgen. 9.5* Werkzaamheden met hoogwerkers en ladderwagens binnen een straal van 50 m. gerekend vanuit het hart van de hoogspanningsleidingen mogen uitsluitend worden uitgevoerd in overleg met en onder toezicht van het elektriciteitsbedrijf. 9.6* Wanneer werkzaamheden met hoogwerkers of ladderwagens bij laagspanningsleidingen en contactleidingen worden uitgevoerd, moet de weg ter plaatse worden afgebakend. Deze afbakening moet gerekend vanaf een punt loodrecht onder de dichtstbijzijnde stroomdraad ten minste 5 m lang zijn. De afbakening moet ten minste 0,5 m hoog zijn. De hoogwerker of de ladderwagen (of delen ervan), al of niet bemand, mogen niet tussen de afbakening en de stroomdraad komen.

blz.18 10. BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN EN WENKEN 10.1 Maak vooraf een plan hoe de bomen op de meest veilige manier en met welke hulpmiddelen en gereedschappen kunnen worden verzorgd. 10.2* Onderricht in boomverzorging, klimtechnieken, gebruik van gereedschap en werken met persoonlijke beschermingsmiddelen is voor het personeel van elke boomverzorgingsploeg noodzakelijk. 10.3* Voor het bedienen van en het werken met hoogwerkers, voor het klimmen in bomen en voor het werken met motorkettingzagen moet men ten minste 18 jaar zijn. 10.4* Iedere boomverzorgingsploeg moet de beschikking hebben over doelmatige middelen voor het verlenen van E.H.B.O. (verbandtrommel). 10.5 In geval van nood moet een reddingsactie kunnen worden uitgevoerd. Daartoe moet de benodigde uitrusting beschikbaar zijn. 10.6 Gebruik klimlijnen niet als werklijnen voor het hijsen van takken, gereedschap en dergelijke. 10.7 Gebruik nooit lijnen van poly-propyleen. 10.8 Het is niet toegestaan hoogwerkers en ladderwagens te gebruiken bij windkracht 6 en meer.

blz.19 11. WETTELIJKE BEPALINGEN 11.1 Algemeen Krachtens de Arbeidsomstandighedenwet moeten werkzaamheden -verricht door werknemers- die verband houden met boomverzorging, zodanig worden uitgevoerd dat de werkzaamheden geen gevaar kunnen veroorzaken. In dit hoofdstuk wordt een opsomming gegeven van een aantal -soms ten dele verkorte- artikelen uit het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen, het Landbouwveiligheidsbesluit, het Arbeidsbesluit jeugdigen en de Aanwijzing van voor jeugdigen gevaarlijke werktuigen die van belang zijn bij het verzorgen van bomen. Voor de volledige tekst raadplege men de genoemde besluiten. De aandacht wordt erop gevestigd dat alleen de volledige tekst rechtskracht bezit. 11.2 Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen Artikel 98 De delen van krachtwerktuigen, drijfwerken en door een krachtwerktuig gedreven werktuigen, bijv. vliegwielen, raderen, krukken, assen, spieën, stelschroeven, bouten, koppelingen, snaren, riemen, mettingen, en schijven moeten, voor zover zij gevaar opleveren, zo mogelijk doelmatig zijn beschut. Artikel 118 De werktuigen, waarvan onderdelen door snijden, knellen, pletten, door hun grote snelheid of op andere wijze gevaar kunnen veroorzaken, moeten zodanig zijn opgesteld en ingericht en van zodanige toestellen of beschermingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen. Artikel 127, eerste lid Bij het verrichten van arbeid waarbij gevaar bestaat van een hoogte te vallen, moet zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht zijn of het gevaar tegengegaan zijn door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of dergelijke. Artikel 127, derde lid Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, moeten doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte worden gebruikt, dan wel andere technische middelen worden toegepast de ten minste eenzelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven.

blz.20 Artikel 131 Een ladder moet in goede staat van onderhoud verkeren, tegen uitglijden, omvallen of te sterk doorbuigen zijn verzekerd, en ten minste 1 m uitsteken boven de plaats, waartoe zij toegang geeft, voor zover niet op andere wijze voldoende zekerheid bij het op- en afstappen wordt geboden. Sporten moeten in het hout der bomen rusten; zij mogen niet uitsluitend door opspijkeren of aanschroeven zijn bevestigd. Artikel 132 Houten ladders mogen niet geverfd, wel geolied of blank gevernist zijn. Artikel 140, eerste lid Hijskranen, takels, lieren, hijsmasten en andere hijs- of hefwerktuigen, moeten uit deugdelijk materiaal bestaan, van deugdelijke constructie zijn en in goede staat verkeren. De in de vorige volzin bedoelde werktuigen moeten voorts zodanig ingericht, opgesteld, verankerd en beschut zijn, dat zij zo min mogelijk gevaar opleveren. Artikel 140, derde lid De ondersteuning van een hijs- of hefwerktuig moet zodanig zijn, dat de stabiliteit van het werktuig daardoor niet in gevaar wordt gebracht. Artikel 140, vierde lid Een hijs- of hefwerktuig moet voorzien zijn van een duidelijke aanduiding die de bedrijfslastvermeld. Artikel 140, vijfde lid Een aanduiding als bedoeld in het vierde lid moet onuitwisbaar op een of meer doelmatige plaatsen en in elk geval nabij de bedieningsplaats van het betrokken hijs- of hefwerktuig aangebracht zijn, alsmede vanaf de bedieningsplaats goed leesbaar zijn. Artikel 140, zevende lid Bij een hijs- of hefwerktuig moet een duidelijke instructie in de Nederlandse taal aanwezig zijn, die de nodige gegevens bevat betreffende het veilig gebruik en het deugdelijk onderhoud van betrokken werktuig. Artikel 140, negende lid Het verrichten van werkzaamheden met behulp van een hijs- of hefwerktuig moet zodanig geschieden, dat gevaren waaraan de werknemers bij het gebruik van het werktuig kunnen blootstaan, zoals het gevaar getroffen of gegrepen te worden door het werktuig, een onderdeel daarvan, dan wel door de last van het werktuig zoveel mogelijk worden voorkomen.

blz.21 Artikel 140, tiende lid Een hijs- of hefwerktuig mag slechts worden bediend door een persoon die met de bediening van het werktuig en met de aard van de daarmede te verrichten werkzaamheden vertrouwd is. Artikel 143, eerste lid Kabels, hijskettingen en stroppen mogen niet zwaarder worden belast dan een veilig gebruik toelaat. Artikel 148 Tegen het gevaar te worden getroffen door wegvliegende, vallende, omvallende, wegschuivende of wegrollende voorwerpen moeten doelmatige voorzieningen getroffen zijn. Artikel 173a, eerste lid Indien een der hierna omschreven gevaren zich voordoet, moeten voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan, de daarbij aangegeven persoonlijke beschermingsmiddelen, in voldoend aantal, beschikbaar zijn en moet ervoor worden gezorgd dat die werknemers die middelen gebruiken: a. gevaar van verwonding door vallende, omvallende of wegvliegende voorwerpen of vallende stoffen dan wel door het stoten van het hoofd: doelmatige veiligheidshelmen; b.gevaar van voet- of beenverwondingen door scherpe, vallende, omvallende of wegrollende voorwerpen of door knellen: doelmatig veiligheidsschoeisel; c. gevaar van oogverwonding door vonken, splinters, schilfers of stof: doelmatige brillen of gelaatsschermen; f. gevaar van verwonding bij het gebruik van verplaatsbaar gereedschap: beschermende kleding of andere doelmatige middelen ter bescherming van het lichaam. Artikel 173a, tweede lid Persoonlijke beschermingsmiddelen, als bedoeld in het eerste lid, moeten in goede staat verkeren en zindelijk worden gehouden. Artikel 174, eerste lid Voor het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten doelmatige middelen aanwezig zijn. Deze middelen moeten tegen verontreiniging beschut zijn en er moette allen tijde over kunnen worden beschikt. Artikel 174, tweede lid Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk door een opschrift of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn, dat zij de middelen voor eerste hulp bij ongevallen bevatten.

blz.22 Artikel 184, eerste lid Indien het gevaar van inwerking van schadelijk geluid op het gehoororgaan zich voordoet, moeten -voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan- in voldoende aantal doelmatige gehoorbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn en moet ervoor worden gezorgd dat die werknemers die middelen gebruiken. Artikel 184, tweede lid Persoonlijke beschermingsmiddelen, als bedoeld in het eerste lid, moeten in goede staat verkeren en zindelijk worden gehouden. 11.3 Landbouwveiligheidsbesluit Artikel 3 De delen van krachtwerktuigen, drijfwerken en al of niet door een krachtwerktuig gedreven werktuigen, bijvoorbeeld vliegwielen, krukken, drijfstangen, assen, tandraderen, regulateurballen, waterraderen, molenwieken, riemen, kettingen, snaren, koppelingen, schijven, spieën, bouten en schroeven, moeten voor zover zij gevaar kunnen opleveren, zomogelijk, doelmatig zijn beschut. Artikel 19, eerste lid De werktuigen, waarvan onderdelen door snijden, knellen, pletten, door hun grote snelheid of op andere wijze gevaar kunnen veroorzaken, moeten zodanig zijn ingericht en van zodanige toestellen of beschermingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel mogelijk wordt voorkomen. Artikel 27 Wanneer werknemers bij het zich begeven naar de plaats van hun werkzaamheden of tijdens het verrichten van hun werk gevaar lopen van een hoogte te vallen, moeten zonodig tegen dit gevaar doeltreffende maatregelen zijn genomen. Artikel 31 Een ladder moet zijn vervaardigd van deugdelijke materialen, voldoende sterk zijn in verband met de belasting, waaraan zij zal worden onderworpen en in goede staat van onderhoud verkeren; zij moet tegen uitglijden, omvallen of te sterk doorbuigen zijn verzekerd en ten minste 1 m uitsteken boven de plaats, waartoe zij toegang geeft, voor zover niet op andere wijze voldoende veiligheid bij het op -en afstappenwordt geboden. Artikel 32, eerste lid Sporten van houten ladders moeten in het hout der bomen rusten; zij mogen niet uitsluitend door opspijkeren of aanschroeven zijn bevestigd.

blz.23 Artikel 32, tweede lid Houten ladders mogen niet geverfd, wel geolied of blank gevernist zijn. Artikel 40, eerste lid Op hefwerktuigen en op takels, bestemd voor lasten van meer dan 1000 kg, moet het veilig maximum hefvermogen duidelijk zichtbaar staan vermeld. Bij hefwerktuigen met veranderlijke vlucht moet bij elke stand van de giek het veilig maximum hefvermogen zijn vermeld. Artikel 40, tweede lid De te hijsen last mag het veilig maximum hefvermogen niet overschrijden. Artikel 41 Hefwerktuigen, alsmede hun onderdelen en toebehoren, moeten steeds in goede staat van onderhoud verkeren en zodanig zijn ingericht, opgesteld, verankerd en beschut, dat zij zo min mogelijk gevaar opleveren. Artikel 42 De werknemers, die lieren of andere hefwerktuigen bedienen, moeten ter plaatse, waar zij die werktuigen bedienen, alsmede op toegangswegen tot die plaats, zijn beveiligd tegen ongevallen door gevaar veroorzakende delen van drijfwerk of werktuigen of door vallen. Artikel 43 Touwwerk, staaldraadkabels, hijskettingen en stroppen voor het ophijsen en vieren van lasten moeten in goede staat van onderhoud verkeren en mogen niet zwaarder worden belast dan een veilig gebruik toelaat. Artikel 48 Tegen het gevaar te worden getroffen door vallende of wegvliegende voorwerpen moeten doeltreffende maatregelen zijn getroffen en beschuttingen zijn aangebracht. Artikel 67 In elk bedrijf of elke inrichting moeten doeltreffende middelen voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig zijn. Zij moeten zodanig worden bewaard, dat zij tegen verontreiniging door stof of op andere wijze zijn beschut en dat te allen tijde er over kan worden beschikt.

blz.24 Artikel 71, eerste lid Indien een der hierna omschreven gevaren zich voordoet moeten voor de werknemers die aan dat gevaar blootstaan, de daarbij aangegeven persoonlijke beschermingsmiddelen, in voldoende aantal, beschikbaar zijn en moet ervoor worden gezorgd dat die werknemers die middelen gebruiken: a. gevaar van verwonding door vallende, omvallende of wegvliegende voorwerpen of vallende stoffen dan wel door het stoten van het hoofd: doelmatige veiligheidshelmen; b. gevaar van voet- of beenverwondingen door scherpe, vallende, omvallende of wegrollende voorwerpen of door knellen: doelmatig veiligheidsschoeisel; c. gevaar van oogverwonding door splinters, schilfers of stof: doelmatige brillen of gelaatsschermen; f. gevaar van verwonding bij het gebruik van verplaatsbaar gereedschap: beschermende kleding of andere doelmatige middelen ter bescherming van het lichaam; k. gevaar van overgang naar schadelijke trillingen op het lichaam, voortgebracht door handgereedschap of door een werktuig dat moet worden vastgehouden of gedragen om te kunnen worden gebruikt: doelmatige handschoenen of andere doelmatige middelen ter bescherming van het lichaam; l. gevaar van inwerking van schadelijk geluid op het gehoororgaan: doelmatige gehoorbeschermingsmiddelen. Artikel 76c De werkgever is verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden, welke bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld. Artikel 77 Een werknemer, die arbeid verricht, waarop betrekking heeft een voorschrift of verbod gesteld bij of krachtens de artikelen 19, 27, 40, tweede lid, 43, 48 en 71 is verplicht bij of ter zake van de arbeid die hij verricht dat voorschrift of verbod na te leven en de op grond van dat voorschrift aanwezige en voor hem bestemde beveiligingsmiddelen aan te wenden. 11.4 Arbeidsbesluit jeugdigen Artikel 10, eerste lid Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten aan of in de nabijheid van machines of werktuigen welke gevaarlijk zijn vanwege hun bewegende delen, tenzij er een doeltreffende beveiliging is aangebracht, waarvan de werking geheel onafhankelijk is van degene die de machine of het werktuig bedient.

blz.25 Artikel 10, tweede lid Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten aan of met machines of werktuigen, een en ander als door Onze Minister nader omschreven, waarvan de werking, ook indien de vereiste beveiliging daarop aanwezig is, bijzonder gevaar oplevert. Artikel 12 Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten bestaande in het bedienen van hijskranen, goederenbouwliften, stapelaars, motorisch aangedreven takels, of andere door Onze Minister aangewezen hijs- of hefwerktuigen, het geven van signalen aan hen die zodanige werktuigen bedienen, dan wel het aanslaan en losmaken van lasten. Artikel 15, eerste lid Een jeugdig persoon mag geen arbeid verrichten waarbij gevaar bestaat voor een val die ernstig letsel of verdrinking met zich kan brengen. 15 Aanwijzing van voor jeugdigen gevaarlijke werktuigen Artikel 3, k Als machines of werktuigen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het Arbeidsbesluit jeugdigen, worden aangewezen: motorkettingzagen en bosmaaiers. Artikel 4, c Als hijs- of hefwerktuigen, bedoeld in artikel 12 van het Arbeidsbesluit jeugdigen, worden aangewezen: hoogwerkers.