CAO betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar (21/06/2004) 286 CAO betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar (21/06/2004) 289 Bijzondere CAO betreffende de arbeidsvoorwaarden in de gesubsidieerde huurdersbonden en sociaal verhuurkantoren (6/12/2003) 292 CAO betreffende de arbeidsvoorwaarden in de niet-gesubsidieerde sociale verhuurkantoren (9/12/2003) 296 Protocol betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar, het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar en het toepassingsprotocol van 21 juni 2004 inzake het conventioneel brugpensioen. (21/06/2004) 298 Toepassingsprotocol betreffende het conventioneel brugpensioen (21/06/2004) 299 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar (30/06/2006) 300 285
CAO van 21 juni 2004 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar rechtsbron nr reg.nr. Bron C.A.O. Ministerie van Tewerkstelling en Ar- 72268/co/319.1 beid Rechtsbrondatum 21.06.2004 gepubliceerd in Publicatie-datum pagina Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Hoofdstuk II : Invoering van het conventioneel brugpensioen Hoofdstuk III : Toepassingsmodaliteiten Hoofdstuk IV : Geldigheidsduur HOOFDSTUK I : TOEPASSINGSGEBIED Art.1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op het werkliedenen bediendepersoneel van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Art.2 Behoudens voor de in onderhavige afwijkende bedingen, wordt deze collectieve arbeidsovereenkomst gebonden aan de regelen vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 op 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1975. HOOFDSTUK II : INVOERING VAN HET CONVENTIONEEL BRUGPENSIOEN Art.3 Een stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van de werknemers van 58 jaar en ouder die worden ontslagen - hier genoemd : conventioneel brugpensioen - wordt ingesteld. Art.4 De bovenvermelde werknemers hebben recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun werkgever(s), voor zover zij aan de voorwaarden voldoen bepaald bij de artikelen 5 tot 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. 286
HOOFDSTUK III : TOEPASSINGSMODALITEITEN Art.5 Voor de algemene toepassingsmodaliteiten wordt verwezen naar de bepalingen vervat in de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17, inzonderheid met betrekking tot de algemene toekenningsvoorwaarden, de bepalingen van het bedrag, de berekening en de aanpassing van de aanvullende vergoeding, het cumulatieverbod met andere voordelen, de te volgen ontslagprocedure en de duur van de opzeggingstermijn. Art.6 Komen in aanmerking voor het verkrijgen van het conventioneel brugpensioen, de werknemers die aan volgende voorwaarden voldoen : Art.7 1. verbonden zijn krachtens een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur; 2. niet ontslagen zijn om dringende redenen; 3. ten laatste de dag waarop de opzeggingstermijn effectief verstrijkt, de leeftijdsvoorwaarde voorzien in artikel 3 vervullen. De opzeggingstermijn mag een einde nemen buiten de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover aan de leeftijdsvoorwaarde wordt voldaan tijdens deze geldigheidsduur. 4. op het ogenblik van de toepassing van het stelsel en voor de ganse toepassingsperiode ervan werkloosheidsuitkeringen ontvangen. Het zal de werkgever toegelaten zijn op elk ogenblik het bewijs op te vragen van de vervulling van deze laatste voorwaarde. De aanvullende vergoeding is de tussenkomst ten laste van de werkgever bepaald bij voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr.17. Ze bedraagt de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de normale werkloosheidsuitkeringen. Het maandloon dat als netto-referteloon dient, is gelijk aan het jaarloon van de werknemer gedeeld door twaalf, evenwel begrensd overeenkomstig artikel 6 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17. Onder jaarloon dient te worden verstaan : elk loon, iedere toeslag of premie gedurende de laatste twaalf maanden, te rekenen vanaf de laatste maand van de tewerkstelling, aan de betrokken werknemer uitbetaald en waarvoor bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid werden betaald. Indien de betrokken werknemer wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst tijdens de laatste twaalf maanden, te rekenen vanaf de laatste maand van de tewerkstelling, geen volledige bezoldiging heeft ontvangen, zullen de tijdens die periode uitgekeerde lonen zoals hiervoor bedoeld als berekeningsbasis dienen voor de omzetting naar een volledig jaarloon. In geval van overgang naar een brugpensioenstelsel vanuit deeltijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, zal de aanvullende vergoeding voor het brugpensioen berekend worden op basis van het referteloon dat overeenstemt met het arbeidsregime voorafgaand aan de vermindering van de arbeidsprestaties. 287
Art.8 Op de aanvullende vergoeding worden desgevallend de wettelijke inhoudingen ten laste van de werknemers verricht. Art.9 De werkgever verbindt er zich toe de betrokken werknemer te vervangen. De werknemers die de bruggepensioneerde vervangen, worden in dienst genomen met een contract van onbepaalde duur. De vervangingen zullen gemeld worden aan de ondernemingsraad, of bij ontstentenis ervan, aan de syndicale afvaardiging. Art.10 Het recht op conventioneel brugpensioen gaat in elk geval verloren bij het overlijden van de betrokkene of bij het bereiken van de rustpensioenleeftijd. Art.11 Voor alles wat niet uitdrukkelijk in deze collectieve arbeidsovereenkomst is voorzien gelden de wettelijke en reglementaire bepalingen. HOOFDSTUK IV : GELDIGHEIDSDUUR Art.12 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2004 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2007. Zij is gesloten ter verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 9/1/1990, 19/11/1992, 27/6/1995, 1/7/1998, 18/6/2001 betreffende de instelling van het stelsel van conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar. 288
CAO van 21 juni 2004 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar rechtsbron nr reg.nr. Bron C.A.O. 72267/co/319. 1 Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid 21.06.2004 gepubliceerd in rechtsbrondatum publicatiedatum pagina Hoofdstuk 1 : Toepassingsgebied Hoofdstuk 2 : Invoering van het halftijds brugpensioen Hoofdstuk 3 : Toepassingsmodaliteiten Hoofdstuk 4 : Vervanging Hoofdstuk 5 : Uitvoering van de halftijdse prestaties Hoofdstuk 6 : Vergoeding en loon Hoofdstuk 7 : Geldigheid HOOFDSTUK 1 : TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedingsen huisvestigingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. HOOFDSTUK 2 : INVOERING VAN HET HALFTIJDS BRUGPENSIOEN Art.2 In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, in geval van halvering van de arbeidsprestaties en het koninklijk besluit van 30 juli 1994, dat de algemene regels inzake halftijds brugpensioen bepaalt, wordt onder de specifieke voorwaarden hierna bepaald, overeengekomen dat een recht op halftijds brugpensioen wordt ingesteld. Art.3 Voor het halftijds brugpensioen komen in aanmerking de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld bij de aanvang van het halftijds brugpensioen, de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben en een anciënniteit van minstens twaalf maanden in dezelfde instelling hebben. 289
HOOFDSTUK 3 : TOEPASSINGSMODALITEITEN Art.4 De werknemer is ertoe gehouden zijn aanvraag in te dienen bij de werkgever ten laatste in de derde maand, voorafgaand aan de aanvangsdatum van het halftijds brugpensioen, schriftelijk in twee exemplaren, waarvan de werkgever een exemplaar voor ontvangst ondertekent. Het antwoord van de werkgever moet schriftelijk binnen een termijn van dertig dagen aan de werknemer worden overhandigd. Aan de arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid wordt VOOR de aanvang van het halftijds brugpensioen een bijlage gevoegd, waarin enerzijds de schorsing wegens halftijds brugpensioen voor de helft van de prestaties wordt vastgelegd en anderzijds de halftijdse arbeidsregeling en het werkrooster wordt vermeld. Art.5 Aan de voorwaarde van voltijdse tewerkstelling is voldaan indien de werknemer tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvangsdatum effectief prestaties leverde gedurende minstens achtendertig uren per week. Met effectieve prestaties worden gelijkgesteld de dagen van wettelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst (ziekte, ongeval, arbeidsongeval, jaarlijkse vakantie, feestdagen, verlof om dwingende redenen,...). HOOFDSTUK 4 : VERVANGING Art.6 De werkgever gaat de verbintenis aan de werknemer, die halftijds brugpensioen neemt, voor de uren dat hij geen prestaties meer levert te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of daarmee gelijkgestelde, binnen de wettelijk voorziene termijnen. Hierbij zal hij dienen rekening te houden met de voorwaarde opgelegd door de subsidiereglementering. HOOFDSTUK 5 : UITVOERING VAN DE HALFTIJDSE PRESTATIES Art.7 De werkgever gaat de verbintenis aan de werknemer die halftijds brugpensioen neemt in zijn functie te blijven tewerkstellen. Indien dit om organisatorische redenen onmogelijk is, zal deze werknemer een gelijkwaardige functie, overeenstemmend met zijn opleiding en/of ervaring, kunnen worden aangeboden. Het baremieke loon voor deze functie moet minstens de helft bedragen van het baremieke loon dat hij werkelijk genoot in de maand, voorafgaand aan de aanvang van het halftijds brugpensioen. Art.8 Aan de arbeidsovereenkomst van de halftijds bruggepensioneerde kan geen einde wordt gesteld, tenzij om over te stappen op het voltijds brugpensioen. 290
Indien om andere redenen niettemin toch een einde wordt gesteld aan de arbeidsovereenkomst, zal de werkgever in een voorafgaand gesprek de redenen van dit ontslag meedelen. Bovendien zal in geval van verbreking de opzeggingsvergoeding worden berekend op basis van het loon dat de werknemer zou verdiend hebben indien hij voltijds was tewerkgesteld geweest. Art.9 De aanvullende vergoeding bij voltijds brugpensioen zal eveneens berekend worden op een loon voor voltijdse prestaties. HOOFDSTUK 6 : VERGOEDING EN LOON Art.10 Het loon voor de halftijdse prestaties wordt vastgesteld op 50 pct. van het laatst verdiende baremieke loon voor een voltijdse prestatie. Art.11 De berekening van de eindejaarspremie gebeurt volgens de modaliteiten voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedingsen huisvestigingsinrichtingen, houdende toekenning van een eindejaarstoelage, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 november 1994. Art.12 Op het ogenblik van de overschakeling van voltijdse prestaties naar halftijds brugpensioen wordt het enkel en dubbel vakantiegeld met betrekking tot de prestaties die niet meer worden voortgezet, uitbetaald volgens de regels bij uitdiensttreding. HOOFDSTUK 7 : GELDIGHEID Art.13 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2004 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2007. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten ter verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 juni 1995, 1 juli 1998 en 18 juni 2001 betreffende de instelling van het stelsel van halftijdse brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. 291
CAO van 6 december 2003 Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsvoorwaarden in de gesubsidieerde huurdersbonden en sociaal verhuurkantoren ( art. 3, par. 8-9 en art.10, par. 3-4) C.A.O. nr reg.nr. Bron 73566/co/319.1 Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid rechtsbron rechtsbrondatum gepubliceerd in 06.12.2003 publicatiedatum pagina Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, rekening houdende met de gewijzigde bevoegdheidsomschrijving van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten (K.B. 13/12/2000 B.S. 10/01/2001) en het Paritair Subcomité voor de opvoedingsen huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap (K.B. 14/12/2001 B.S. 15/01/2002), waardoor de werknemers en de werkgevers van ondermeer "de inrichtingen en diensten die huisvesting en hulp bieden aan bijzondere maatschappelijk achtergestelde groepen", en die worden erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap of door de Vlaamse gemeenschapscommissie, onder de bevoegdheid ressorteren van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap. Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die sinds 13 december 2000 onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, en voor zover zij gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap als huurdersbond, krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiering van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum (B.S. 27/01/1995) als sociaal verhuurkantoor, krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkenningsen subsidiëringvoorwaarden voor sociale verhuurkantoren (B.S. 31/10/1997), of krachtens de regelgeving die genoemde Besluiten van de Vlaamse regering aanpast of vervangt. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. Art.2 De collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het paritair subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap, die nog van kracht zijn op 9 december 2003, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen volgens de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art.3 De onder par. 1 tot en met par. 12 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten worden van toepassing bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomt. 292
Par.1 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende gewettigde afwezigheden omwille van dringende familiale redenen, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 15 oktober 1984, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 11 april 1985 (B.S. 11/05/1985) Par.2 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de financiele bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 1 maart 1994, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 13 oktober 1994 (B.S. 20/12/1994) Par.3 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het statuut van de syndicale afgevaardigden, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 1 juli 1998, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 17 juli 2002 (B.S. 07/11/2002) Par.4 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de kredieturen syndicale vorming, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 1 juli 1998, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 26 april 2000 (B.S. 29/08/2000), Par.5 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de betaling van de carensdag, afgesloten op 26 juni 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap Par.6 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de toekenning van een haard- en standplaatsvergoeding, afgesloten op 14 november 2000 en op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap Par.7 De collectieve arbeidsovereenkomst inzake het tijdstip van uitbetaling van loon van sommige werknemers, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 14 november 2000, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 25 februari 2003 (B.S. 20/05/2003) Par.8 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 18 juni 2001 en 28 mei 2002. 293
Par.9 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 18 juni 2001 en 28 mei 2002. Par.10 De collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (sociale maribel), afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 27 januari 2003. Par.11 De collectieve arbeidsovereenkomst tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds voor de Vlaamse Opvoedingsen Huisvestingsinrichtingen" en tot vaststelling van zijn statuten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 20 juli 1989, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 9 april 1990 (B.S. 12/05/1990), met inbegrip van latere wijzigingen en aanvullingen Par.12 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse gemeenschap op 23 mei 2003. Art.10 De onder par. 1 tot en met par. 7 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings en huisvestingsinrichtingen en -diensten en/of het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn niet van toepassing. Par.1 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake vorming op het niveau van de voorzieningen, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 30 september 2002 (B.S. 7 november 2002). Par.2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake managementsondersteuning en omkadering, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 17 januari 2003 (B.S. 02/04/2003). Par.3 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake de toekenning van conventionele verlofdagen. 294
Par.4 De collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003 betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. Par.5 De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan. Par.6 De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2002 betreffende het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Par.7 De collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2002 inzake het recht op zorgkrediet, het recht op loopbaankrediet, het recht op vrijwillige vermindering van arbeidsprestaties vanaf de leeftijd van 50 jaar ("landingsbanen"), en andere eindeloopbaanregelingen. Partijen engageren zich tot het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten inzake de materies van de in dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten indien en voor zover in een subsidiering van de maatregelen voorzien is. Art.11 : Overgangsbepaling Individuele werknemers welke op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstiger regelingen genieten bij de werkgever waarbij zij op deze datum tewerkgesteld zijn, blijven deze behouden tot op de datum van hun uitdiensttreding of pensioenstelling. Art.12 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 9 december 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap en aan elk der ondertekenende partijen betekend. De termijn van zes maanden begint te lopen de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het aangetekend schrijven aan de Voorzitter is toegestuurd. 295
CAO van 9 december 2003 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsvoorwaarden in de nietgesubsidieerde sociale verhuurkantoren ( art. 3, par. 4-5-6 ) C.A.O. Art. 1 nr reg.nr. Bron 73567/co/319.1 Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid rechtsbron rechtsbrondatum gepubliceerd in 09.12.2003 publicatiedatum pagina Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de sociale verhuurkantoren die sinds 13 december 2000 onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, en niet gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. Art.2 De collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap, die nog van kracht zijn op 9 december 2003, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen volgens de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art.9 De onder par. 1 tot en met par. 9 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten en/of het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en - diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn niet van toepassing. Par.1 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake vorming op het niveau van de voorzieningen, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 30 september 2002 (B.S. 07.11.2002). Par.2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake managementondersteuning en omkadering, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk besluit van 17 januari 2003 (B.S. 02/04/2003). Par.3 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake de toekenning van conventionele verlofdagen. 296
Par.4 De collectieve arbeidsovereenkomsten van 18 juni 2001 en 28 mei 2002 betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar. Par.5 De collectieve arbeidovereenkomsten van 18 juni 2001 en 28 mei 2002 betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. Par.6 De collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003 betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. Par.7 De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan. Par.8 De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2002 betreffende het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Par.9 De collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2002 inzake het recht op zorgkrediet, het recht op loopbaankrediet, het recht op vrijwillige vermindering van arbeidsprestaties vanaf de leeftijd van 50 jaar ("landingsbanen"), en andere eindeloopbaanregelingen. Art.10 : Overgangsbepaling Individuele werknemers welke op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstiger regelingen genieten bij de werkgever waarbij zij op deze datum tewerkgesteld zijn, blijven deze behouden tot op de datum van hun uitdiensttreding of pensioenstelling. Art.11 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 9 december 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap en aan elk der ondertekenende partijen betekend. De termijn van zes maanden begint te lopen de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het aangetekend schrijven aan de Voorzitter is toegestuurd. 297
CAO van 21 juni 2004 Protocol betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar, het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar en het toepassingsprotocol van 21 juni 2004 inzake het conventioneel brugpensioen. rechtsbron nummer reg.nr. Bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. Vakbond 21.06.2004 De sociale partners van het paritair subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap engageren zich om ingeval van opheffing of wijziging van de wetgeving zoals vermeld in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2004 betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2004 betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar en/of ingeval van inwerkingtreding van wetgeving welke zou interfereren met vermelde wetgeving, onverwijld te beraadslagen met het oog op het behoud van de bestaande collectieve regelingen inzake brugpensioen of desgevallend op het afsluiten van aangepaste collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het conventioneel brugpensioen, en dit ter wijziging, aanvulling en/of opheffing van genoemde collectieve arbeidsovereenkomsten en het toepassingsprotocol betreffende het conventioneel brugpensioen. 298
CAO van 21 juni 2004 Toepassingsprotocol betreffende het conventioneel brugpensioen rechtsbron nummer reg.nr. Bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. Vakbond 21.06.2004 Art. 1 Dit protocol is van toepassing op de werkgevers en het werklieden- en bediendepersoneel van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. Art.2 De werkgevers verbinden zich ertoe om, in principe, tegemoet te komen aan de vragen vanwege hun werknemers welke erop gericht zijn beroep te doen op de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten, betreffende het conventioneel brugpensioen, op voorwaarde dat de betrokken werknemers de daartoe gestelde voorwaarden kunnen vervullen. De ingevoerde regeling mag niet tot gevolg hebben dat de oudere werknemers vanaf 58 jaar systematisch worden ontslagen. Art.3 Dit protocol treedt in werking op 1 juli 2004 en houdt op te bestaan op 30 juni 2007. 299
CAO van 30 juni 2006 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar rechtsbron nummer reg.nr. Bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. 76717/co/319.1 30.06.2005 Art.1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. Art.2 Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de Wet, en de artikelen 23 en 24 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen en van het Koninklijk Besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen. Art.3 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ontslagen werknemers die werkloosheidsuitkeringen genieten en die gedurende de geldigheid van deze overeenkomst de leeftijd van 56 jaar of meer bereiken op het ogenblik van de beeindiging van de arbeidsovereenkomst en die op dat ogenblik 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen, berekend overeenkomstig artikel 23 van de voornoemde wet van 26 juli 1996. Art.4 Deze werknemers moeten bovendien kunnen aantonen dat zij op het ogenblik van de beeindiging van de arbeidsovereenkomst, minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregeling zoals voorzien in artikel 1 van collectieve arbeidsovereenkomst nr.46 sexies, gesloten op 9 januari 1995 in de Nationale Arbeidsraad tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 8 maart 1995, te weten, gewoonlijk tewerkgesteld zijn geweest in een arbeidsregeling met prestaties tussen 20 uur en 6 uur, met uitsluiting van : Prestaties die zich uitsluitend situeren tussen 6 uur en 24 uur; Prestaties die gewoonlijk beginnen vanaf 5 uur. 300
Art.5 De regeling van onderhavig conventioneel brugpensioen geldt voor de werknemers van 56 jaar en ouder en die, rekening houdend met de in de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 van de Nationale Arbeidsraad voorziene overlegprocedure, worden ontslagen, behalve om dringende redenen. De datum die in acht moet worden genomen om de leeftijd en de ancienniteitsvoorwaarden te bepalen is deze waarop de arbeidsovereenkomst effectief verstrijkt. De opzeggingstermijnen zijn deze die bepaald zijn volgens de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Art.6 De werknemers bedoeld in artikel 2 kunnen aanspraak maken op een aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat zij het bewijs leveren dat zij recht hebben op werkloosheidsuitkeringen. De aanvullende vergoeding zal door de werkgever niet meer betaald worden vanaf het ogenblik dat de betrokken werknemer zijn recht op de werkloosheidsvergoedingen verliest. In geen geval zal de werkgever de verandering of de afschaffing van de werkloosheidsuitkeringen compenseren met een hogere vergoeding. Art.7 De aanvullende vergoeding is de tussenkomst ten laste van de werkgever bepaald bij voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr.17. Ze bedraagt de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de normale werkloosheidsuitkeringen. Het maandloon dat als netto-referteloon dient, is gelijk aan het jaarloon van de werknemer gedeeld door twaalf, evenwel begrensd overeenkomstig artikel 6 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr.17. Onder jaarloon dient te worden verstaan: elk loon, iedere toeslag of premie gedurende de laatste twaalf maanden, te rekenen vanaf de laatste maand van de tewerkstelling, aan de betrokken werknemer uitbetaald en waarvoor bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid werden afgedragen. Indien de betrokken werknemer wegens schorsing van de arbeidsovereenkomst tijdens de laatste twaalf maanden, te rekenen vanaf de laatste maand van de tewerkstelling, geen volledige bezoldiging heeft ontvangen, zullen de tijdens die periode uitgekeerde lonen zoals hiervoor bedoeld als berekeningsbasis dienen voor de omzetting naar een volledig jaarloon. Op de aanvullende vergoeding worden desgevallend de wettelijke inhoudingen ten laste van de werknemers verricht. In geval van overgang naar een brugpensioenstelsel vanuit deeltijdse loopbaanonderbreking, tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse be- 301
trekking, zal de aanvullende vergoeding voor het brugpensioen berekend worden op basis van het referteloon dat overeenstemt met het arbeidsregime voorafgaand aan de vermindering van de arbeidsprestaties. Art.8 De aanvullende vergoeding wordt aan de betrokken werknemers maandelijks betaald tot het bereiken van de rustpensioenleeftijd (tenzij de werknemer voor die tijd zou overlijden). De aanvullende vergoeding wordt geindexeerd volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 van de Nationale Arbeidsraad. Art.9 De bruggepensioneerde wordt overeenkomstig artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 7 december 1992 vervangen door een uitkeringsgerechtigde werkloze. Deze vervanging dient niet noodzakelijk te gebeuren in dezelfde dienst of dezelfde functie als de bruggepensioneerde. Nochtans kan in uitvoering van artikel 4, 2 van het Koninklijk besluit van 7 december 1992 vrijstelling van de vervangingsplicht toegestaan worden door de directeur van het bevoegde werkloosheidsbureau. Art.10 Voor alles wat niet uitdrukkelijk in deze collectieve arbeidsovereenkomst is voorzien, gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974, evenals alle wettelijke en reglementaire bepalingen die hierop van toepassing zijn, zoals onder meer de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 7 december 1992, gewijzigd bij het Koninklijk Besluit van 6 april 1995. Art.11 Voor de sectoren die subsidies genieten om hun loonlasten te dekken, is de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst gekoppeld aan het behoud van de gesubsidieerde arbeidsprestaties, met inbegrip van de gesubsidieerde ten laste neming van de aanvullende vergoeding waarin is voorzien krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst en van de bijzondere bijdragen. Art.12 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006. Zij is gesloten ter verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 1999 en 18 juni 2001, 28 mei 2002 en 27 januari 2003 betreffende de instelling van het stelsel van conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. 302