Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C048/05

Vergelijkbare documenten
Kennisvraag. Methoden. Ministry of EZ Anne Marie Svoboda PO Box EK The Hague

Roggen en omvang vissersvloot,

De verspreiding van 5 platvissoorten en 1 roggensoort in de Noordzee.

Bijlage KRM haaienactieplan

Onderzoek naar haaien en roggen in Nederland in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4. Datum Betreft Haaienbrief. Geachte Voorzitter,

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Fleeting images dynamics of North Sea ray populations Walker, P.A. Link to publication

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 13 mei 2016 Betreft KRM haaienactieplan

Herkennen van HAAIEN & ROGGEN ILVO

Gezonde visbestanden van de Belgische aanvoer

Visbestanden in de Noordzee,

Onderzoek naar haaien en roggen in Nederland in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie

Visvangst in de Noordzee,

2.2. Commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren (D3)

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

IMARES Wageningen UR. Beleidsondersteunend onderzoek haaien en roggen. H.M.J. van Overzee, M.L. Kraan, F.J. Quirijns Rapport C009/14

Uitkomsten enquête over de Noordzee visbestanden 2011

Stekelrog. Raja clavata NO-ATL MED BLK RJC. Bovenaanzicht ( ) Onderaanzicht ( ) ALGEMENE NAMEN

ICES aanpak voor Data Limited Stocks (DLS)

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05

Indicatorsoorten voor de gesteldheid van de populatie elasmobranchen op het Nederlands continentaal plat

Project Innovatieve discardvermindering in de praktijk

Zeeduivel, Vis van het jaar 2018

pu Uitleg ETP registratie MSC puls September 2015 Inger Wilms

Foto Sytske Dijksen. Haaien en roggen terug in de Noordzee!

Ing. S.W. Verver, dr. ir. R.E. Grift, mw. ir. F.J. Quirijns. RIVM, Milieu- en natuurplanbureau De heer drs. W. Ligtvoet Postbus BA BILTHOVEN

Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

Steekproef methode (Kevin Vanhalst, ILVO)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 06 juni 2014 Betreft Maatregelen zeebaars

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Borssele. Karin van der Reijden Rapport C002/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Praktijktest antifouling op touwen

E I KAPSELS VAN HAAIEN EN ROGGEN LANGS DE BELGISCHE

Stichting Wageningen Research Centrum voor Visserijonderzoek (CVO)

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Ridens & Récifs. Marcel Machiels. Rapport C073/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Wageningen IMARES. Chinese Wolhandkrab: een overzich

Vissen in de 12-mijlszone

Pulsvisserij: wat weten we wel en niet?

Notulen studiedag Haaien en Roggen

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening:

Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee,

LANGE TERMIJN VERANDERINGEN IN ZELDZAME VISSOORTEN OP HET NEDERLANDS CONTINENTAAL PLAT VAN DE NOORDZEE

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104, wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

Visvangst in de Noordzee,

Postbus EK Den Haag. Handtekening: Datum: februari 2003

botten uit de zee. Anton Ervynck Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

ICES adviezen Noordzee visserij 2018

MINISTERIE VAN EZ T.A.V.IR. H.R. OFFRINGA POSTBUS EK DEN HAAG. Afdeling Vis. Geachte heer Offringa,

IMARES Wageningen UR. Banc de Flandres. Marcel Machiels Rapportnummer C (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Jerry Lust* & Jens Odinga** ProSea; ** Een platte, gevleugelde en mysterieuze vis

Pulsvisserij Overzicht Onderzoek

Wageningen IMARES Harder en zeebaars

Pagina 1. VRAGEN EN ANTWOORDEN AANLANDPLICHT - BASISSET Bijgewerkt op: 25 november 2014

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0381/320. Amendement. Gabriel Mato namens de PPE-Fractie

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167

WILD CAUGHT METHODOLOGY

Effecten van de pulskor op haaien en roggen

SALV Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij ADVIES

IMARES Wageningen UR. Kennisvraag haaien: wat is er bekend over haaien voor de voor Nederland relevante gebieden?

Kernbegrippen visserijbeheer en overzicht toestand visbestanden in Europa. (IMARES - institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Een handboek voor het helpen van haaien

Adriaan D. Rijnsdorp, Gerjan Piet en Jan Jaap Poos. T.a.v. de Directeur Visserij De heer Drs. R.J.T. van Lint Postbus EK DEN HAAG

Ecologische duurzaamheid van de bodemvisserij op de Noordzee,

Vissen voor het Zeeaquarium

ANNEX : Bijvangst van bruinvissen

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Kennisdocument rode poon, mul en inktvis. (IMARES - institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Ik ben het Net. Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! VISSERIJ 7 8 GROEP. Dit verhaal is onderdeel van de Europese Verhalenkoffer.

Kenniskring garnaal NO

Graadmeters van de bodemvisbevolking van de Noordzee: referentiewaarden voor de periode

Vangstadviezen van ICES voor 2015

Baseline studie vis MVII: veldwerkrapportage najaar 2007

Fishy Business. IMARES: Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies. Tammo Bult: afdelingshoofd Visserij

Uitdagingen bij onderzoek garnalenvisserij

Vangstadviezen van ICES voor 2016 in de Noordzee

Vis in de Waddenzee wat vertelt de monitoring ons (en wat niet)? 6 april, Ingrid Tulp & Loes Bolle

Vissen met zorg. factsheets kwaliteit en duurzaamheid. staandwant-, puls-, twinrig- en flyshootvisserij. Kees Taal. Wim Zaalmink.

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Haring. Atlantische Oceaan.

Ir. F.J. Quirijns, dr. A.D. Rijnsdorp, ir. O.A. van Keeken, drs. J.J. Poos

Werkstuk ANW Visserij

Een kink in de kabeljauw. ILVO-Visserij. Visserij. ILVO - Dier (Visserij)

KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN. NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK Leuvenseweg DE BELGISCHE ZEEVISSERIJ IN 1979

DUIKEN.NL Paniek om blauwe haaien. 20 Augustus Katrien Vandevelde BlueShark

Hoe werkt een bestandsschatting?

Concept jaarverslag 2015, tevens jaarplan 2016 en prognose 2017

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C030/05. Onderzoek naar vermindering van de bijvangst van een boomkortuig

Bruinvis langs de Nederlandse kust,

COMMERCIËLE VISSTOCKS BINNEN VEILIGE REFERENTIEWAARDEN

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Intern Rapport Nummer:

Aanlandplicht

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Samenvatting 4. 1 Inleiding 5. 2 Materiaal en Methode Schepen en monsterlocaties Bemonstering Analyse 7.

Naar de haaien. Naar de haaien... Hoe drijven zonder zwemblaas? Rare vissen, rare graten, rare schubben

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Vandaag vis of morgen ook nog?

Meer informatie over de kerntaken, uitgangspunten en randvoorwaarden van het VLIZ:

Werkstuk Aardrijkskunde Tijdelijk visverbod van 14feb tot 30april 2001

VERORDENING (EU) 2017/1398 VAN DE RAAD

Transcriptie:

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl Tel.: 0113 672300 Internet: www.rivo.wageningen-ur.nl Fax.: 0113 573477 Rapport Nummer: C048/05 De bijvangst van elasmobranchen in de Nederlandse demersale visserij Deskstudy in het kader van Bestek 6b Henk J.L. Heessen Opdrachtgever: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Regelingen (voorheen LASER) Vestiging Dordrecht Postbus 1191 3300 BD DORDRECHT Project nummer: 3211242008 Contract nummer: Akkoord: ond/2002-1/6b01, verbetering van de selectiviteit van visnetten, bestek 6B drs. E. Jagtman Hoofd onderzoeksorganisatie Handtekening: Datum: 16 augustus 2005 In verband met de verzelfstandiging van de Stichting DLO, waartoe tevens RIVO behoort, maken wij sinds 1 juni 1999 geen deel meer uit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Wij zijn geregistreerd in het Handelsregister Amsterdam nr. 34135929 BTW nr. NL 811383696B04. Aantal exemplaren: 15 Aantal pagina's: 17 Aantal tabellen: 1 Aantal figuren: 9 Aantal bijlagen: - De Directie van het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV; opdrachtgever vrijwaart het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV van aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Dit rapport is vervaardigd op verzoek van de opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets van dit rapport mag weergegeven en/of gepubliceerd worden, gefotokopieerd of op enige andere manier zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever.

pagina 2 van 17 Rapport C048/05 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 1. Inleiding... 3 2. Iets meer over elasmobranchen... 3 3. Elasmobranchen van de Noordzee... 5 4. De aanvoer van elasmobranchen door de visserij... 8 4.1 Haaien... 8 4.1.1 Aanvoer... 8 4.1.2 Samenstelling van de aanvoer... 8 4.2 Roggen... 10 4.2.1 De aanvoer... 10 4.2.2 Samenstelling van de aanvoer... 11 4.2.3 De toestand van de stekelrog... 13 5. Is de vangst van haaien en roggen te vermijden?... 14 6. Discussie en conclusies... 15 7. Referenties... 16

Rapport C048/05 pagina 3 van 17 Samenvatting In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de haaien en roggen die voorkomen in de Noordzee. Daarnaast wordt de samenstelling van de aanvoer van roggen door Nederlandse boomkorkotters beschreven en de toestand van de bestanden van de belangrijkste soorten. Tenslotte wordt kort ingegaan op de vraag of de bijvangst van roggen kan worden vermeden. 1. Inleiding De demersale visserij wordt in Nederland gedomineerd door boomkorkotters die zich hebben gespecialiseerd in de vangst van platvis (schol en tong). Daarnaast zijn er otter-trawlers, spanners en twinriggers die vissen op rondvis (kabeljauw en wijting) en een assortiment van diverse soorten, met o.a. schar, mul en Noorse kreeft (Nephrops). Tenslotte bestaat de demersale vissersvloot uit garnalenkotters (Crangon crangon). Het belangrijkste visgebied voor de Nederlandse demersale vloot is de zuidelijke en zuidoostelijke Noordzee. In geringe mate wordt ook gevist in het Skagerrak, in het Kanaal en in de Golf van Biskaje. Slechts een klein deel van de bijvangst van de Nederlandse demersale visserij bestaat uit haaien en roggen. Deze kraakbeenvissen of elasmobranchen worden gekenmerkt door biologische eigenschappen die hen erg kwetsbaar maken voor de visserij. Dit rapport beschrijft in het kort de elasmobranchen die in de Noordzee voorkomen, de toestand van de diverse bestanden, de samenstelling van de Nederlandse aanvoer van roggen en de mogelijkheden om de bijvangst van elasmobranchen te vermijden. 2. Iets meer over elasmobranchen Biologische kenmerken Verreweg de meeste vissen, zo n 95%, behoren tot de groep van de beenvissen of Osteichthyes. De resterende 5% behoort tot de Elasmobranchii, haaien en roggen, die gekenmerkt worden door een skelet dat bestaat uit kraakbeen. Een ander verschil tussen kraakbeenvissen en beenvissen is het ontbreken van een kieuwdeksel bij de kraakbeenvissen. Omdat haaien en roggen geen groot commercieel belang vertegenwoordigen is er in vergelijking met soorten als haring, schol en kabeljauw maar weinig onderzoek aan gedaan. Zelfs over basale biologische kenmerken zoals groei, leeftijdsopbouw en reproductie is niet veel bekend. Groei, leeftijdsbepaling Veel elasmobranchen worden gekenmerkt door een langzame groei. Zelfs relatief kleine soorten als de doornhaai (Squalus acanthias) kunnen tientallen jaren oud worden maar groeien soms slechts enkele millimeters per jaar. Het is moeilijk om de leeftijd van haaien en roggen vast te stellen. Kraakbeenvissen hebben in hun gehoororgaan geen gehoorsteentjes (otolieten) die bij de andere soorten zoals kabeljauw, schol, en haring voor leeftijdsbepaling gebruikt worden. Het is wel mogelijk om hun leeftijd vast te stellen aan de hand van groeiringen in wervels of stekels, maar het is een zeer arbeidsintensief karwei en bovendien is het onduidelijk of de gebruikte methoden altijd resulteren in betrouwbare leeftijdsgegevens.

pagina 4 van 17 Rapport C048/05 Reproductie Het geslacht van haaien en roggen is uitwendig eenvoudig vast te stellen omdat mannetjes in het bezit zijn van een paar grijpers (claspers), die bij de copulatie gebruikt worden om het sperma bij de vrouwtjes in te brengen. Bij haaien en roggen komen veel verschillende manieren van voortplanting voor. Sommige haaien en de meeste roggen zetten eikapsels af, andere soorten zijn levendbarend. De eikapsels bevatten gewoonlijk één embryo, soms meerdere. Er zijn levendbarende soorten die meerdere jongen tegelijk produceren, bij andere treedt in de uterus een vorm van kannibalisme op waarbij slechts één jong overblijft. Haaien en roggen worden pas op relatief hoge leeftijd geslachtsrijp worden en produceren erg weinig nakomelingen, hoogstens enkele tientallen per jaar. Er zijn haaiensoorten die maar eens per twee jaar één jong voortbrengen. Het aantal eikapsels of jongen van elasmobranchen is slechts een fractie van het aantal eieren dat door de meeste beenvissen wordt geproduceerd. In dat opzicht lijkt de reproductie van haaien en roggen meer op die van zoogdieren dan op die van vissen. Omvang van de bestanden In de Noordzee vormen haaien en roggen gewoonlijk een bijvangst in de visserij op diverse soorten bodemvissen. Dat ze (doorgaans) slechts een geringe commerciële waarde hebben heeft tot gevolg dat de beslissing om de vangst wel of niet aan te voeren mede afhankelijk is van het vangstsucces van de doelsoorten. Een van de consequenties van de onregelmatige aanvoer is dat deze niet zonder meer een directe weerspiegeling hoeft te zijn van de omvang van de bestanden. Daar komt bij dat in de aanvoerstatistieken van de meeste landen slechts generieke categorieën gebruikt worden als haaien en roggen waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten. In hoeverre de aanvoerstatistiek een betrouwbaar beeld geeft van de werkelijke vangst is daarom zeer de vraag. Maatregelen De hoge leeftijd waarop ze zich voortplanten en het kleine aantal nakomelingen dat ze produceren zorgen er voor dat haaien en roggen erg gevoelig zijn voor extra vormen van sterfte zoals tengevolge van de visserij. Tegelijkertijd zijn vooral haaien vaak top-predatoren die een belangrijke rol spelen in het mariene ecosysteem. Omvang en leeftijdssamenstelling van de bestanden van haaien en roggen worden daarom beschouwd als goede graadmeters voor het welzijn van mariene ecosystemen. Wereldwijd wordt een afname van de bestanden van haaien en roggen gesignaleerd (o.a. Stevens et al. 2000, Casey & Myers 1998, Camhi et al. 1998). Tegelijkertijd neemt de belangstelling voor elasmobranchen toe, deels omdat vissers op zoek zijn naar alternatieven voor overbeviste soorten, maar zeker ook door films als "Jaws", diverse natuurdocumentaires en de aandacht van NGO's zoals Greenpeace. In 1997 hebben de Noordzeeministers in Bergen (Noorwegen) afgesproken om de toestand van de haaien- en roggenbestanden te gaan monitoren (IMM 1997). Dit heeft tot gevolg dat ook binnen ICES meer belangstelling voor de toestand van de elasmobranchen-bestanden ontstaat. In 2000 heeft de FAO wereldwijd alle landen opgeroepen om een Shark Action Plan op te stellen (waarbij shark gelezen moet worden als haaien èn roggen) (FAO 1998). De Europese Unie is bezig om een dergelijk plan op te stellen (STECF 2002, 2003). Een tweede concept van het EU Shark Action Plan zou in het najaar van 2004 gereed zijn, maar is thans (zomer 2005) nog niet verschenen. Daarin moet zijn beschreven hoe het met verschillende haaien- en roggenpopulaties is gesteld, welk onderzoek er wordt gedaan en hoe het beheer is geregeld.

Rapport C048/05 pagina 5 van 17 3. Elasmobranchen van de Noordzee Tijdens de International Bottom Trawl Survey (IBTS) in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat zijn sinds 1965 in totaal 23 soorten elasmobranchen gevangen (Tabel 1): 10 soorten haaien, 12 roggen en 1 chimaeride (draakvis). Tabel 1. Elasmobranchen die sinds 1965 zijn gevangen in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat tijdens de International Bottom Trawl Surveys. wetenschappelijke naam Nederlandse naam familie 1 Squalus acanthias doornhaai Squalidae 2 Etmopterus spinax zwarte doornhaai Etmopteridae 3 Somniosus microcephalus Groenlandse haai Somniosidae 4 Lamna nasus haringhaai Lamnidae 5 Galeus melastomus zwartbekhondshaai Scyliorhinidae 6 Scyliorhinus canicula hondshaai Scyliorhinidae 7 Scyliorhinus stellaris kathaai Scyliorhinidae 8 Galeorhinus galeus ruwe haai Triakidae 9 Mustelus asterias gevlekte gladde haai Triakidae 10 Mustelus mustelus gladde haai Triakidae 11 Amblyraja radiata sterrog Arhynchobatidae 12 Dipturus batis vleet Arhynchobatidae 13 Dipturus lintea witte rog Arhynchobatidae 13 Dipturus oxyrhynchus scherpsnuit Arhynchobatidae 14 Leucoraja circularis zandrog Arhynchobatidae 15 Leucoraja fullonica kaardrog Arhynchobatidae 16 Leucoraja naevus koekoeksrog Arhynchobatidae 17 Leucoraja undulata golfrog Arhynchobatidae 18 Raja brachyura blonde rog Arhynchobatidae 19 Raja clavata stekelrog Arhynchobatidae 20 Raja montagui gevlekte rog Arhynchobatidae 21 Rajella fyllae Fylla s rog Arhynchobatidae 22 Dasyatis pastinaca pijlstaartrog Dasyatidae 23 Chimaera monstrosa draakvis Chimaeridae Haaien Tot voor kort was de doornhaai (Squalus acanthias) de meest talrijke haai in trawlvangsten (Knijn et al. 1993) maar sinds ongeveer 1990 blijkt de hondshaai (Scyliorhinus caniculus) de meest algemene haaiensoort te zijn geworden. De verspreiding van beide soorten is weergegeven in Figuur 1. Andere soorten die incidenteel worden gevangen zijn gladde haaien (Mustelus asterias en M. mustelus) en ruwe haai (Galeorhinus galeus). De overige haaiensoorten uit Tabel 1 komen slechts incidenteel in survey-vangsten voor. Naast de soorten uit Tabel 1 wordt sporadisch de vangst van een reuzenhaai (Cetorhinus maximus) of voshaai (Alopias vulpinus) door vissersschepen gemeld. De zeeëngel (Squatina squatina) is helemaal uit de Noordzee verdwenen, hoewel deze soort in 1987 nog optimistisch als langs de Nederlandse kust minder algemeen werd gequalificeerd (Nijssen & de Groot 1987).

pagina 6 van 17 Rapport C048/05 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50-4 -3-2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Doornhaai - Squalus acanthias -4-3 -2-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Hondshaai - Scyliorhinus canicula Figuur 1. Verspreiding van de twee meest algemene haaiensoorten in de Noordzee, gebaseerd op vangsten tijdens diverse surveys: IBTS (internationale gegevens), BTS, DFS en SNS (uitsluitend Nederlandse gegevens). Roggen Voor de vier belangrijkste roggensoorten laat Figuur 2 de verspreiding zien op basis van surveygegevens. Van de 13 soorten roggen is de sterrog (Amblyraja radiata) de meest talrijke soort. Sterroggen komen met name voor in de centrale Noordzee voor. Deze soort heeft geen commerciële waarde. De stekelrog (Raja clavata) en gladde rog (Raja montagui) worden vooral in de zuidwestelijke Noordzee aangetroffen, in een gebied voor de Engelse oost-kust dat grenst aan het Nederlands Continentaal Plat. Beide soorten komen op het NCP echter niet of nauwelijks voor. De koekoeksrog (Leucoraja naevus) komt vooral voor in de noordwestelijke Noordzee. De grootste roggensoort in de Noordzee, de vleet (Raja batis), kwam in het verleden in een groot deel van de Noordzee voor. Deze soort is tegenwoordig beperkt tot het Noorse Diep en het meest noordelijke deel van de Noordzee, waar de soort zich waarschijnlijk voortplant. De rest van de Noordzee heeft vermoedelijk slechts betekenis als verspreidingsgebied voor juveniele exemplaren. Naast de in Tabel 1 genoemde roggensoorten worden zeer incidenteel sidderroggen (Torpedo nobiliana) of gemarmerde sidderroggen (T. marmorata) in de afslag aangevoerd.

Rapport C048/05 pagina 7 van 17 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50-4 -3-2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Sterrog - Amblyraja radiata -4-3 -2-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Koekoeksrog - Leucoraja naevus 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50-4 -3-2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Gevlekte rog - Raja montagui -4-3 -2-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Stekelrog - Raja clavata Figuur 2. Verspreiding van de vier meest algemene soorten roggen in de Noordzee, gebaseerd op vangsten tijdens diverse surveys: IBTS (internationale gegevens), BTS, DFS en SNS (uitsluitend Nederlandse gegevens).

pagina 8 van 17 Rapport C048/05 4. De aanvoer van elasmobranchen door de visserij 4.1 Haaien 4.1.1 Aanvoer De totale aanvoer van haaien uit de Noordzee is weergegeven in Figuur 3. Een overzicht van de Nederlandse aanvoer kan eventueel uit de jaarlijkse opgave van Nederland aan ICES en de EU worden geconstrueerd. De grafiek voor de totale internationale aanvoer van haaien vertoont een geleidelijke toename tussen begin 1900 en 1940, om na de Tweede Wereldoorlog in enkele jaren tijd toe te nemen tot een maximum van ongeveer 35 duizend ton omstreeks 1960. Na 1980 volgde een zeer sterke afname. 40.000 30.000 ton 20.000 10.000 0.000 1900 1920 1940 1960 1980 2000 roggen haaien Figuur 3. De totale internationale aanvoer van haaien en roggen uit de Noordzee (data ICES). 4.1.2 Samenstelling van de aanvoer Zover bekend is er door de Nederlandse vissersvloot nooit gericht op haaien gevist. Andere landen hebben wel een gerichte visserij op doornhaai gehad. Daarnaast hebben in Schotland en Noorwegen op kleine schaal gerichte visserijen bestaan op de grotere soorten zoals reuzenhaai en haringhaai, totdat die bestanden tot het huidige lage niveau waren weggevist. Er zijn geen gegevens bekend over de soort-samenstelling van de vangst van haaien door de Nederlandse demersale visserij. De internationale aanvoer werd tot voor kort waarschijnlijk gedomineerd door de doornhaai. In de NO Atlantische Oceaan komt één populatie van doornhaaien voor waarvan de doornhaaien in de Noordzee deel uitmaken.

Rapport C048/05 pagina 9 van 17 Doornhaai In het kader van het EU-project DELASS (Development of elasmobranch assessments) is voor het eerst een assessment uitgevoerd van de doornhaai (Heessen 2003). Dit assessment is vooral gebaseerd op marktbemonsteringsgegevens uit Engeland en Schotland die bestaan uit lengtesamenstellingen voor mannetjes en vrouwtjes afzonderlijk, en gegevens over de totale internationale aanvoer. Uitgangspunt is dat de aanvoer een weerspiegeling is van de vangst. Uit het assessment blijkt dat er de afgelopen 25 jaar een enorme afname is opgetreden van de hoeveelheid doornhaaien in de NO Atlantische Oceaan (Fig. 4). In vergelijking met 1975 is de huidige populatie met ongeveer 95% afgenomen (Hammond & Ellis 2005). 800000 700000 600000 Biomass 500000 400000 300000 200000 100000 0 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 Year 5% 50% 95% Figuur 4: Afname van de biomassa van doornhaai in de NO Atlantische Oceaan in de periode 1977-2001 (Heessen, 2003). Hondshaai Op basis van surveygegevens kan worden geconcludeerd dat de talrijkheid van de hondshaai in de Noordzee de afgelopen 30 jaar geleidelijk is toegenomen (Fig. 5). Voorheen kwam de hondshaai over het hele NCP voor, thans is de soort veelal beperkt tot de westelijke delen van de Noordzee (Knijn et al. 1993). Analyse van surveygegevens voor de afgelopen 15 jaar (1990-2004) laat zien dat het verspreidingsgebied zich momenteel weer uitbreidt (ICES 2005). 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 1977 1982 1987 1992 1997 2002 Figuur 5: Vangst per visuur (alle lengteklassen gecombineerd) van hondshaai in de Noordzee (rondvisgebied 1-7) tijdens de International Bottom Trawl Survey in februari. Data ICES IBTS database.

pagina 10 van 17 Rapport C048/05 4.2 Roggen 4.2.1 De aanvoer De totale internationale aanvoer is weergegeven in Figuur 3. In de eerste helft van de vorige eeuw schommelde de aanvoer tussen de 10 à 15 duizend ton, maar vóór de Tweede Wereldoorlog trad een duidelijke afname op. Na 1945 volgde een snelle toename tot het niveau van voor de oorlog. Daarna is de hoeveelheid die werd aangevoerd geleidelijk minder geworden. De Nederlandse aanvoer is weergegeven in Figuur 6 en laat een ander beeld zien dan de totale internationale aanvoer. De aanvoer in Nederland was vóór de Tweede Wereldoorlog veel groter dan daarna. De aanvoer lijkt de laatste jaren weer wat toe te nemen, maar de aanvoercijfers zijn niet compleet omdat Nederland na 1983 een aantal jaren slechts van enkele soorten statistische gegevens aan ICES heeft gerapporteerd. Waarom de Nederlandse aanvoer de afgelopen 20 jaar toeneemt, terwijl de totale internationale aanvoer verder afneemt, is niet duidelijk. De lagere aanvoer na 1940 kan verband houden met de lagere prijzen voor roggen in de afslag. De recente toename kan zijn veroorzaakt door het schaarser worden van commercieel belangrijkere soorten, hogere prijzen of de inzet van zwaardere vistuigen (kettingmatten). Hierdoor konden nieuwe gebieden worden bevist waar dat voorheen niet mogelijk was. 2000 aanvoer van roggen in Nederland 1500 ton 1000 500 0 1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 Figuur 6. Aanvoer van roggen uit de Noordzee door de Nederlandse vloot. De belangrijkste aanvoerhavens voor roggen in Nederland zijn Vlissingen, Stellendam, Scheveningen, IJmuiden en Den Helder (Fig. 7). De meeste roggen worden aangevoerd in het winter halfjaar (Fig. 8).

Rapport C048/05 pagina 11 van 17 roggen per aanvoerhaven 250000 200000 kilo 150000 100000 1995 1996 50000 0 Breskens Colijnsplaat Vlissingen Goedereede Scheveningen IJmuiden Den Helder Den Oever Harlingen Lauwersoog Urk Figuur 7. Aanvoer van roggen in 1995 en 1996 per haven. roggen: maandelijkse aanvoer in 1996 per haven 120000 100000 80000 60000 40000 20000 Urk Harlingen Den Helder IJmuiden Scheveningen Goedereede Vlissingen Breskens 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Figuur 8. Maandelijkse aanvoer van roggen in 1996. 4.2.2. Samenstelling van de aanvoer De samenstelling van de aanvoer van roggen door de Nederlandse vloot is voor het eerst vastgesteld in 2000 en 2001 in het kader van het DELASS project (Heessen 2003). Daarna is de bemonstering van de aanvoer voortgezet in het kader van de Wettelijke Onderzoeks Taken.

pagina 12 van 17 Rapport C048/05 Roggen worden in Nederland vrijwel uitsluitend door boomkorkotters aangeland. De aanvoer bestaat grotendeels uit drie soorten: de gevlekte rog (R. montagui), de stekelrog (R. clavata) en de blonde rog (Raja brachyura). Koekoeksroggen worden slechts incidenteel aangetroffen omdat de kern van hun verspredingsgebied (Fig. 2) buiten het gebied valt dat door de Nederlandse vloot wordt bevist. Sterrog wordt weliswaar gevangen, maar vrijwel niet aangevoerd omdat hij niet geschikt is voor consumptie. In de visafslagen worden roggen doorgaans naar grootte gesorteerd in 4 marktsorteringen die elk bestaan uit een mengsel van meerdere soorten. De grootste sortering (1) bestond in 2000 en 2001 voornamelijk uit stekelroggen en blonde roggen. Sortering 2 bestond in beide jaren voor ongeveer 50% uit stekelroggen. De twee kleinste sorteringen (3 en 4) maken samen driekwart van de aanvoer uit en in beide jaren bestonden ze voor meer dan de helft uit gevlekte roggen. Figuur 9 geeft twee voorbeelden van de lengtesamenstelling per soort. De grootste gevlekte rog had een lengte van 78 cm, de meeste exemplaren zijn niet groter dan 40 à 65 cm. De grootste stekelrog die werd gemeten was 111 cm en de grootste blonde rog was 104 cm. Roggen groter dan 70 cm worden bijna niet gevangen. Exemplaren die groter zijn dan 70 cm zijn bijna allemaal vrouwtjes. 2000 40000 30000 stekelrog gevlekte rog blonde rog 20000 10000 0 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 102 108 114 lengte (cm) 2001 40000 30000 stekelrog gevlekte rog blonde rog 20000 10000 0 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 102 108 114 lengte (cm) Figuur 9. Lengteverdeling van de roggen die in 2000 en in 2001 door de Nederlandse boomkorvloot werden aangevoerd.

Rapport C048/05 pagina 13 van 17 Jammer genoeg zijn geen gegevens bekend over de soortensamenstelling in de eerste helft van de vorige eeuw. Vermoedelijk bestond de aanvoer toen vooral uit stekelroggen en vleten. De vleet (Dipturus batis) is inmiddels helemaal uit de zuidelijke en centrale Noordzee verdwenen, en wordt tijdens bestandsopnamen nog slechts incidenteel in de noordelijke Noordzee gevangen. Een soort die zeker niet in grote aantallen verwacht was is de blonde rog. In de afslag van Stellendam worden procentueel vaker blonde roggen aangevoerd dan in IJmuiden. Door onderzoeksvaartuigen wordt deze soort merkwaardigerwijs slechts bij uitzondering gevangen. Een mogelijke oorzaak is dat tijdens bestandsopnamen betrekkelijk lichte tuigen worden gebruikt, waardoor op bepaalde moeilijk te bevissen visgronden (met een stenige of erg ongelijke bodem) niet kan worden gevist, terwijl boomkorkotters met kettingmatten daar wel kunnen vissen. 4.2.3 De toestand van de stekelrog In de eerste decennia van de vorige eeuw was de stekelrog nog een algemene soort van de zuidelijke Noordzee (Redeke 1935). In 1941 meldde Redeke echter dat de soort "de laatste tientallen jaren" zeer sterk was afgenomen (Redeke 1941). De afname is ook gedocumenteerd in een serie bestandsopnamen uitgevoerd door het RIVO sinds 1951. Hieruit blijkt dat stekelroggen vanaf het einde van de jaren 50 vrijwel zijn verdwenen uit de Nederlandse kustwateren. Een enkel exemplaar werd nog gevangen in 1983, 1984 en in 1990 (Walker en Heessen 1996) en in 2000 werden tijdens een discardreis enkele jonge exemplaren gevangen voor de kust van Zuid-Holland (Heessen en Bol, 2000). De sterke afname van stekelroggen die Redeke in 1941 al signaleerde dateert dus uit een periode lang voor de introductie van de boomkor (omstreeks 1960). De afname van de stekelrog in de eerste helft van de vorige eeuw kan dan ook niets te maken hebben gehad met de introductie van de boomkorvisserij, maar is vermoedelijk het gevolg geweest van de geleidelijke intensivering van de bodemvisserij in het algemeen. Op basis van surveygegevens uit de eerste decade van de vorige eeuw (zie Rijnsdorp et.al 1996) kan worden afgeleid dat het verspreidingsgebied van de stekelrog sinds die tijd duidelijk kleiner is geworden. Honderd jaar geleden werden stekelroggen verspreid over een groot gebied waargenomen met concentraties in de Duitse Bocht ten noorden van Helgoland en in de zuidwestelijke Noordzee (Redeke 1935). Ook voor de Hollandse kust kwamen toen nog stekelroggen voor. Tegenwoordig is het verspreidingsgebied vrijwel beperkt tot de zuidwestelijke Noordzee. De Elasmobranchen Werkgroep van ICES heeft de IBTS vangsten van stekelroggen sinds 1967 geanalyseerd. De lengtesamenstelling blijkt sinds 1967 niet te zijn veranderd maar het gebied waar stekelroggen voorkomen wordt echter nog steeds kleiner. Stekelroggen verdwijnen uit gebieden met een relatief lage dichtheid terwijl de gemiddelde vangst per visuur in de gebieden waar stekelroggen in grotere dichtheden voorkomen daarentegen enigszins lijkt toe te nemen. De huidige toestand van het bestand van de stekelrog in de Noordzee wordt als zwaar overbevist beschouwd (ICES 2005).

pagina 14 van 17 Rapport C048/05 5. Is de vangst van haaien en roggen te vermijden? Zowel haaien als roggen zijn door hun biologische eigenschappen slecht bestand tegen extra sterfte die wordt veroorzaakt door de visserij. De vangst er van zou daarom zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Haaien worden door Nederlandse kotters nog slechts incidenteel gevangen. De boomkorvisserij vangt hondshaaien bij, maar die soort lijkt in de Noordzee de afgelopen jaren juist toe te nemen, met name langs de Engelse en Schotse kust. Het bestand van de doornhaai is zo ver afgenomen dat ze slechts sporadisch gevangen worden in de visserij op rondvis en in de pelagische visserij. Er zijn geen duidelijke gebieden aan te wijzen waar juveniele of adulte dieren geconcentreerd voorkomen tijdens bepaalde delen van het jaar. Door hun vorm en afmetingen is de bijvangst van haaien niet te vermijden. Van hondshaaien is bekend dat de overlevingskans voor bijgevangen en weer over boord gegooide exemplaren zeer groot is. Zelfs vissen die enkele uren aan dek gelegen hebben kunnen dit overleven (Rodriguez-Cabello et al. 2001). Voor andere haaiensoorten is hierover niets bekend. Boomkorren zijn ontwikkeld om efficiënt platvis te vangen. Roggen zijn door hun vorm, hun afmetingen en omdat het bodemvissen zijn, zeer kwetsbaar voor bodemvistuigen als de boomkor. Mede door hun stekels kunnen ze slecht een visnet passeren. Zelfs de eikapsels van roggen die op de bodem worden afgezet zijn zo groot en ook nog eens voorzien van uitsteeksels dat ze gemakkelijk opgevist en beschadigd worden. Zover bekend is er nog nooit geprobeerd om selectieve vistuigen te ontwerpen die de vangst van roggen vermijden. Met de netten die nu gebruikt worden om schol en tong te vangen worden roggen van alle afmetingen gevangen. Het is twijfelachtig of het boomkortuig zelf kan worden aangepast om de vangst van roggen te verminderen, terwijl tegelijkertijd de vangbaarheid van schol en tong niet (al te) nadelig wordt beïnvloed. Maar op voorhand is zo n aanpassing niet helemaal uit te sluiten. Er zijn echter geen gegevens bekend over specifiek gedrag van roggen dat nuttig zou kunnen zijn voor onderzoek naar een dergelijke aanpassing. Als een aanpassing van het vistuig niet mogelijk zou zijn, is de enige manier om de visserijsterfte van roggen te verminderen door minder te gaan vissen, of door het mijden van gebieden waar roggen in grote concentraties voorkomen, zoals langs de Engelse oostkust. Een ander alternatief zou zijn om niet langer kettingmatten te gebruiken. Met kettingmatten uitgeruste boomkorren kunnen immers overal in de Noordzee vissen, ook op plaatsen waar voorheen niet kon worden gevist en die tot die tijd fungeerden als refugia voor een deel van de bestanden van de bodemvissen in de Noordzee.

Rapport C048/05 pagina 15 van 17 6. Discussie en conclusies Haaien en roggen zijn erg kwetsbaar voor de visserij. Dat wordt deels veroorzaakt door eigenschappen als de relatief hoge leeftijd waarop ze geslachtsrijp worden en een lage reproductie. Daarnaast worden roggen door hun vorm en gedrag (bodembewoners) gemakkelijk door bodemvistuigen gevangen, even goed of nog beter dan de platvissoorten waarop de boomkorvisserij is gericht. Een aanpassing van de boomkortuigen die zou resulteren in het vermijden van de vangst van roggen, zonder dat dit een aanzienlijke invloed heeft op de vangst van platvissen is niet denkbaar. De meeste elasmobranchen die in Nederland worden aangevoerd zijn roggen die vooral gevangen worden door een deel van de boomkorvloot, met name door de zuidenaren (kotters uit Stellendam en Vlissingen) die in de zuidwestelijke Noordzee vissen. Enkele soorten elasmobranchen zijn de afgelopen eeuw vrijwel uit de Noordzee verdwenen zoals de vleet en de haringhaai. De bestanden van andere soorten die tot voor kort algemeen waren (doornhaai, stekelrog) zijn tot een zeer laag niveau afgenomen (ICES 2005). Hoofdoorzaak van de afname is zo goed als zeker de visserij. Soorten waar het redelijk goed mee gaat zoals de hondshaai, hebben een geringe discardmortaliteit of een relatief hoge reproductie gepaard gaand met een lage leeftijd waarop de soort geslachtsrijp wordt, zoals de sterrog (Walker 1999). Als blijkt dat er geen selectief vistuig ontwikkeld kan worden zijn de enige mogelijkheden die overblijven om de visserijsterfte van roggen in de Noordzee te verminderen, minder vissen, gebieden met relatief veel roggen mijden of niet langer vissen met kettingmatten. Het mijden van gebieden waar relatief veel roggen voorkomen zou een van de overwegingen kunnen zijn bij de aanwijzing van bepaalde delen van de Noordzee als beschermd gebied.

pagina 16 van 17 Rapport C048/05 7. Referenties Camhi, M., Fowler, S.L., Musick, C.A., Bräutigam, A., en Fordham, S.V. 1998. Sharks and their relatives Ecology and Conservation. IUCN/SSC Shark Specialist Group. IUCN, Gland, Zwitserland en Cambridge, UK. iv + 39 pp. Casey J.M. en R.A. Myers 1998. Near extinction of a large, widely distributed fish. Science, 281: 690-691. FAO 1998. International Plan of Action for the conservation and management of sharks. Document FI:CSS/98/3. FAO Fisheries Department Consultation on the management of fishing capacity, shark fisheries and incidental catch of seabirds in longline fisheries. Food and Agriculture Organization of the United Nations, Rome, October 1998. Hammond, T.R. en Ellis, J.R. 2005. Bayesian assessment of North-East Atlantic spurdog using a stock production model, with prior for intrinsic population growth rate set by demographic methods. Journal of Northwest Atlantic Fishery Science, 35. Heessen, H.J.L. (Ed.) 2003. Development of elasmobranch assessments DELASS. Final report of DG Fish Study Contract 99/055, 605 p. Heessen, H.J.L. en R. Bol 2000. Jonge stekelroggen voor Nederlandse kust. Visserijnieuws, p.3. ICES 2005. Report of the Working Group on elasmobranch fishes. Lisbon, 14-21 June 2005. IMM 1997. Statement of Conclusions from the Intermediate Ministerial Meeting on the Integration of Fisheries and Environmental Issues. Bergen, 13-14 March 1997. Knijn, R.J., T.W. Boon, H.J.L. Heessen & J.R.G. Hislop, 1993. Atlas of North Sea Fishes. ICES Cooperative Research Report. No. 194. (http://www.ices.dk/pubs/crr/crr194/crr194.pdf). Nijssen, H. en S.J. de Groot 1987. De vissen van Nederland. KNNV Nr. 43. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Redeke, H.C., 1935. De Noordzeevisserij. (The North Sea fishery) De Arbeiderspers, Amsterdam, 104 pp. Redeke, H.C. 1941. De visschen van Nederland. (Fishes of the North Sea) Sijthoff's Uitgeversmaatschappij N.V., Leiden. Rijnsdorp, A.D., P.I. van Leeuwen, N. Daan & H.J.L. Heessen 1996. Changes in abundance of demersal fish species in the North Sea between 1906-1909 and 1990-1995. ICES Journal of Marine Science, 53: 1054-1062. Rodriguez-Cabello, C., A. Fernandez, I. Olaso and F. Sanchez 2001. Survival of lesser-spotted dogfish (Scyliorhinus canicula) discarded by trawlers. ICES C.M. 2001 / N:06. STECF 2002. Report of the Subgroup on Resource Status (SGRST) of the Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries (STECF): Elasmobranch Fisheries. Brussels, 23-26 September 2002. Commission Staff Working Paper Sec(2002)1160. STECF 2003. Report of the Subgroup on Resource Status (SGRST) of the Scientific, Technical and Economic Committee for Fisheries (STECF): Elasmobranch Fisheries. Brussels, 22-25 July 2003. Commission Staff Working Paper Sec(2003)1427.

Rapport C048/05 pagina 17 van 17 Stevens, J.D., R. Bonfil, N.K. Dulvy en P.A. Walker 2000. The effects of fishing on sharks, rays, and chimaeras (chondrichthyans), and the implications for marine ecosystems. ICES Journal of Marine Science, 57: 476-494. Walker, P.A. 1999. Fleeting images: Dynamics of North Sea Ray populations. PhD Thesis, University of Amsterdam, the Netherlands, 145 pp. Walker P.A. & H.J.L. Heessen 1996. Long-term changes in ray populations in the North Sea. ICES Journal of Marine Science 1085-1093.