Thuisvester T.a.v. dhr. B. Hartman Postbus 75 4900 AB Oosterhout BTL Advies B.V. Vestiging Oisterwijk Parklaan 1 5061 JV Oisterwijk Uw kenmerk : -- Behandeld door : T. Zeegers Email : tom.zeegers@btl.nl Ons kenmerk : 16.210/TZ/226089 Datum : 24 maart 2016 Betreft : Flora- en faunaonderzoek Van der Wallschool te Zundert Postbus 385 5060 AJ Oisterwijk T 013 529 95 55 F 013 529 95 50 E advies@btl.nl I www.btladvies.nl Van Lanschot NL56 FVLB 0225 7203 37 BIC FVLBNL22 KvK 16057550 BTW NL0078.49.175.B.01 Geachte Hartman, Hierbij ontvangt u per briefrapportage de bevindingen van het door ons uitgevoerde flora- en faunaonderzoek ter plaatse van de Van der Wallschool gelegen aan de Vincent van Goghstraat 21 te Zundert. Deze briefrapportage opent met een korte omschrijving van het plangebied en de voorgenomen werkzaamheden. Aansluitend volgt een bespreking van de onderzoeksmethode. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Afsluitend worden de bevindingen getoetst aan de Flora- en faunawet en is geconcludeerd op welke wijze omgegaan moet worden met de mogelijk voorkomende beschermde soorten. PLANGEBIED EN VOORGENOMEN ONTWIKKELINGEN Het plangebied (fig. 1) betreft de Van der Wallschool met omliggend plein en plantsoen. Het wordt gekenmerkt door bebouwing, verharde pleinen aan voor- en achterzijde van het pand, plantsoen en drie monumentale zomereiken centraal op het terrein. De opdrachtgever is voornemens om de bestaande bebouwing (fig. 2) te slopen en op het terrein zeven nieuwe woningen te realiseren. Hierbij zal het merendeel van de aanwezige groenstructuur gerooid worden. De voorgenomen ontwikkelingen worden in het kader van de Flora- en faunawet geclassificeerd als Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. 1/10 ISO 9001 Op al onze offertes en overeenkomsten tot het uitvoeren van werkzaamheden en doen van leveranties is van toepassing De Nieuwe Regeling Rechtsverhouding Opdrachtgever - architect, ingenieur en adviseur (DNR2011). Deze voorwaarden zijn bij alle offertes bijgevoegd, alsmede te raadplegen op www.btl.nl/algemeen/voorwaarden-btl-advies.html. NVTL CO2-bewust NGB
Figuur 1. Situering plangebied met weergave van de voorgenomen inrichting. Figuur 2. Impressie plangebied gezien van de voorzijde (Vincent van Goghstraat). 2/10
WERKWIJZE Onderstaand is de werkwijze van het flora- en faunaonderzoek omschreven. Bronnen- en literatuuronderzoek Enerzijds is een bronnen- en literatuuronderzoek gericht op de voor het plangebied relevante soorten(groepen) uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van actuele gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). In aanvulling hierop zijn verspreidingsatlassen en online ingevoerde waarnemingen geraadpleegd. Op deze wijze is een inschatting gemaakt van het voorkomen van strikter beschermde soorten binnen het plangebied. Tevens is een inschatting gemaakt van het belang van het plangebied als (onderdeel van) het leefgebied van deze soorten. Biotooptoets Anderzijds is een biotooptoets uitgevoerd. Dit betreft een veldbezoek met als doel een inschatting te maken van de ecologische kwaliteiten van het plangebied. De bevindingen van het bronnen- en literatuuronderzoek zijn hierbij in het veld getoetst en waar nodig aangevuld. Op het moment dat de biotooptoets is uitgevoerd, zijn niet alle soorten zichtbaar aanwezig. Diersoorten zijn bijvoorbeeld alleen nachtactief of in een bepaalde periode van het jaar afwezig. Zo houden vleermuizen en kleine zoogdieren als egel een winterslaap op een beschutte plaats. Daarom zijn de eisen die soorten/soortgroepen met betrekking tot vaste rust- en verblijfplaatsen, voedselgebieden en migratierouten aan hun leefomgeving stellen, vergeleken met en getoetst aan de situatie in het veld. Voor planten is gelet op de vegetatiestructuur en abiotische omstandigheden van de groeiplaats. Op deze manier is ook het belang van het plangebied beoordeeld voor flora en fauna die niet zijn waargenomen gedurende de biotooptoets, maar desondanks toch kunnen voorkomen binnen het plangebied. 3/10
ONDERZOEKSRESULTATEN Hieronder zijn per soortgroep de bevindingen uit het onderzoek beschreven. De biotooptoets (veldbezoek) is uitgevoerd door een ecoloog van BTL Advies op 15 maart 2016. De weersomstandigheden tijdens het veldbezoek waren gunstig: half bewolkt, droog en geen wind. Impressie plangebied Tijdens het veldbezoek is op locatie een tijdelijk bewoond schoolgebouw aangetroffen. Dit gebouw wordt omringd door een enigszins verwilderde groenstructuur (fig. 3), bestaande uit een beukenhaag, boomgroepen, laagblijvend plantsoen, en drie monumentale zomereiken. Het schoolgebouw is op een aantal plaatsen aan de zuidoost zijde begroeid met goed ontwikkelde hedera (fig. 4). Figuur 3. Verwilderde tuin achterzijde (zuidwest) Figuur 4. Zuidoostgevel met hedera begroeiing. Grondgebonden zoogdieren Uit het plangebied en de directe zijn geen meldingen van strikter beschermde zoogdieren bekend. In de wijdere omgeving wordt wel melding gemaakt van het voorkomen van eekhoorn (bron: NDFF en waarneming.nl). De meest recente waarneming van deze soort dateert uit juni 2014 en vond plaats op circa 300 meter afstand van het plangebied aan de rand van het dorp nabij Het Laar. Doordat het plangebied geheel omringd wordt door bebouwing, infrastructuur en tuinen en er geen voor eekhoorn uitnodigende lijnvormige structuren vanaf de rand van het dorp naar het plangebied leiden is het plangebied verder niet van belang voor deze soort. Tijdens het onderzoek zijn geen individuen of sporen (nesten of voedselresten) van eekhoorn aangetroffen. 4/10
Waarnemingen van algemeen voorkomende zoogdieren (tabel 1 Flora- en faunawet) zoals bunzing en egel zijn bekend in de omgeving van het plangebied. Met de aanwezigheid van deze minder kritische soorten binnen het plangebied moet daarom rekening gehouden worden. Daarnaast kunnen in de groenstructuur rondom de school algemene grondgebonden zoogdiersoorten als bijvoorbeeld bosmuis, huisspitsmuis en wezel voorkomen. Vleermuizen Er zijn geen waarnemingen van vleermuizen in of nabij het plangebied bekend. Enkele soorten die ter plaatse voor kunnen komen zijn rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De rosse vleermuis is een boombewonende soort die afhankelijk is van holle ruimten in de stam van voornamelijk dikke beuken en eiken. De aangetroffen monumentale eiken en andere bomen zijn gecontroleerd op voor vleermuizen geschikte openingen (boomholten, scheuren). Deze zijn niet aangetroffen. Wel is in een berk een holle ruimte aangetroffen (mogelijk een oud spechtennest). Hierin ontbreekt echter een voor vleermuizenbewoning noodzakelijke open ruimte aan de bovenzijde, waardoor deze holte ongeschikt is voor vleermuizen om er te kunnen verblijven. Het schoolgebouw is tijdens het veldbezoek gecontroleerd op voor vleermuizen toegankelijke openingen. Deze zijn niet aangetroffen. Een (open via bijvoorbeeld stootvoegen toegankelijke) spouwmuur ontbreekt, het grotendeels platte dak is bedekt met bitumen waardoor holle ruimten ontbreken en de dakranden zijn rondom hermetisch afgedicht met aluminium lijsten (fig. 6 en 7). In de woonhuizen in de directe omgeving kunnen mogelijk wel gebouw bewonende vleermuizen verblijven. Het plangebied als geheel kan voor deze individuen als foerageergebied en onderdeel van een vliegroute deel uitmaken van het functioneel leefgebied. Deze functies zijn echter niet van groot belang omdat het plangebied betrekkelijk klein is en in de directe omgeving voldoende blijvende structuren (huizen en beplanting) aanwezig zijn. 5/10
Figuur 6. Voorbeeld van de afwerking overgang muur-dak aan de noordoostzijde van het gebouw. Vogels In de directe omgeving van het plangebied zijn waarnemingen van vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten zoals buizerd en havik bekend (bron: waarneming.nl). In het plangebied zijn echter geen nesten van deze soorten aangetroffen. Wel is een vervallen nest van zwarte kraai in één van de zomereiken aangetroffen. Deze nesten zijn alleen jaarrond beschermd wanneer er onvoldoende alternatieven in de directe omgeving voorhanden zijn. Door de kenmerken van het gebouw en het ontbreken van geschikte openingen ontbreken geschikte nestmogelijkheden voor huismus en gierzwaluw. De groenstructuur rondom de school vormt leefgebied van diverse algemene zangvogelsoorten. Tijdens het veldbezoek zijn onder ander merel, groenling, roodborst, heggemus, spreeuw en Turkse tortel waargenomen. Al deze soorten kunnen in het plangebied tot broeden komen. Dit blijkt ook uit de oude duiven nesten die in de hedera (fig. 4) zijn aangetroffen. Tijdens het veldbezoek is een roodborst met nestmateriaal in de snavel waargenomen in het plangebied. Op diverse plaatsen aan en om het gebouw zijn nestkasten aanwezig (geschikt voor steenuil, huiszwaluw en grauwe vliegenvanger). Het voorkomen van steenuil en huiszwaluw als broedvogel in het plangebied kan worden uitgesloten op basis van verspreidingsgegevens en gebiedskenmerken. Wel kunnen de nestkasten in het broedseizoen door andere vogelsoorten gebruik worden. Amfibieën In en om het plangebied is geen water aanwezig. Ook zijn geen meldingen van strikter beschermde soorten bekend. Er moet gelet op de biotoopkenmerken rekening gehouden worden met het voorkomen van gewone pad en bruine kikker. Deze algemeen beschermde soorten kunnen het gebied als landhabitat gebruiken. Geschikt landhabitat voor strikter beschermde soorten ontbreekt ter hoogte van het plangebied. 6/10
Vaatplanten In het plangebied zijn geen meldingen van strikter beschermde plantensoorten bekend. Wel zijn de tabel 1 soorten akkerklokje, koningsvaren en brede wespenorchis in de wijdere omgeving waargenomen (bron: NDFF). Tijdens het veldbezoek zijn verder exemplaren van speenkruid (fig. 8), teunisbloem, guldenroede en algemene grassen aangetroffen. Gelet op de standplaatskenmerken kan het voorkomen van strikter beschermde plantensoorten binnen het plangebied uitgesloten worden. Opmerking: De eerder genoemde monumentale zomereiken (zie fig. 2) verkeren (op één na in goede conditie). Deze bomen zijn goed ontwikkeld en vormen door hun omvang een beeldbepalend element in het plangebied met uitstraling naar de wijdere omgeving. Naast hun esthetische kwaliteit hebben de bomen een ecologische betekenis doordat zij dienst kunnen doen als rust-, nest-, oriëntatie- en foerageer object. Het verdient daarom aanbeveling deze bomen bij uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied te behouden. Overige soortgroepen Waarnemingen van strikter beschermde soorten uit de overige soortgroepen zijn niet bekend of zijn niet te verwachten ter plaatse van het plangebied. Figuur 7. Groeiplaats van het algemeen voorkomende speenkruid in het plantsoen (zuidoost zijde) van de school. 7/10
TOETSING AAN DE NATUURWETGEVING Beoordeling effecten geplande ingreep op beschermde soorten Onderstaand is de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden en de invloed ervan op de vastgestelde beschermde soorten getoetst aan de Flora- en faunawet. Grondgebonden zoogdieren Er zijn geen strikter beschermde grondgebonden zoogdieren aanwezig of op basis van habitatkenmerken te verwachten. Voor algemeen beschermde soorten is de zorgplicht van toepassing. Deze schrijft voor dat bij uitvoering van werkzaamheden nadelige gevolgen voor flora en fauna zo veel als mogelijk moeten worden voorkomen. Dit kan door gefaseerd te werken en bij uitvoering van rooiwerkzaamheden zodanig te werken dieren de ruimte te hebben om een veilig heenkomen te zoeken. Eventueel aangetroffen individuen dienen de ruimte en tijd te krijgen om zelf een veilig heenkomen te zoeken of te worden verplaatst buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Vleermuizen In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Ook vindt geen aantasting van hun leefgebied plaats. Beperkingen vanuit de Flora- en faunawet zijn daarom niet van toepassing. Vogels De bescherming van broedvogels is gericht op de aan- of afwezigheid van broedgevallen. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Omdat voor deze soorten geldt dat het nest eenmalig wordt gebruikt, vallen dergelijke nesten alleen tijdens het gebruik (broedseizoen) van vogels onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Met deze nesten kan eenvoudig rekening worden gehouden door de voorgenomen werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen. Over het algemeen wordt de periode 15 maart 15 juli gehanteerd als richtlijn voor het broedseizoen. Sommige soorten zoals Turkse tortel en houtduif kunnen bij gunstig weer tot eind september tot broeden komen. Wanneer werkzaamheden zoals het rooien van bomen en struiken in deze periode plaatsvindt dient het gebied vooraf door een ecoloog gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van actieven nesten. Categorie 1 t/m 4 van de vaste nesten Verblijfplaatsen van vogels, die hun verblijfplaats het hele jaar door gebruiken of elk jaar terugkeren naar hetzelfde nest, zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn onderverdeeld in de categorieën 1 tot en met 4 van de vaste nesten. Nesten van deze soorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Het plangebied vormt ook geen belangrijk onderdeel van de functionele leefomgeving van soorten die mogelijk in de directe omgeving broeden. Maatregelen ten behoeve voor het zorgvuldig handelen zijn daarom niet nodig. 8/10
Categorie 5 van de vaste nesten In het plangebied komen soorten uit categorie 5 voor. Het gaat hierbij om zwarte kraai en spreeuw. Nesten van deze soort zijn alleen beschermd wanneer er in de direct omgeving onvoldoende alternatieven zijn. Het plangebied wordt omringd door tuinen en ligt betrekkelijk dicht bij de rand van het dorp. Er zijn daarom voor deze soorten voldoende alternatieve nestlocaties in de directe omgeving. Amfibieën Het voorkomen van strikter beschermde amfibieën in het plangebied kan worden uitgesloten. Voor algemeen voorkomende soorten geldt de algemene zorgplicht. Vaatplanten In het plangebied zijn geen strikter beschermde planten aanwezig of op grond van de aangetroffen standplaatskenmerken te verwachten. Overige soortgroepen Omdat soorten uit overige soortgroepen ontbreken, is overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet aan de orde. 9/10
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De resultaten van dit onderzoek vormen geen aanleiding tot het doen van specifiek vervolgonderzoek. Binnen de begrenzing van het plangebied komen echter tijdens het broedseizoen strikter beschermde soorten voor. Bij planning en uitvoering van de werkzaamheden dient hiermee rekening gehouden te worden. Door op deze wijze zorgvuldig te handelen is geen ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Bij uitvoering van de werkzaamheden is wel de algemene zorgplicht van toepassing. Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zo veel als mogelijk voorkomen moeten worden. In onderstaande tabel 1 zijn de onderzoeksresultaten per soortgroep samengevat. Tabel 1. Overzicht van onderzochte soortgroepen en onderzoeksresultaten. Soort(groep) Ingreep Nader Ontheffing Bijzonderheden/opmerkingen verstorend onderzoek Grondgeb. zoogdieren Nee Nee Nee Geen strikter beschermde soorten aanwezig Vleermuizen Nee Nee Nee Geen aantasting van verblijfsplaatsen of leefgebied Vogels Nee Nee Nee Mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen Amfibieën Nee Nee Nee Geen strikter beschermde soorten aanwezig Planten Nee Nee Nee Geen strikter beschermde soorten aanwezig Overige soorten Nee Nee Nee Geen strikter beschermde soorten aanwezig Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van het voorgaande dan kunt u contact opnemen met ondergetekende. Met vriendelijke groeten, BTL Advies B.V. T. Zeegers landschapsecoloog 10/10