Kraamzorg in Nederland; een landelijk onderzoek



Vergelijkbare documenten
Vragenlijst. Ervaringen met de Kraamzorg

Vragenlijst. Ervaringen met de Kraamzorg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek CQI Kraamzorg. Kraamzorg JoNa BV

Net bevallen De eerste 6 weken na je bevalling

In verwachting. momenten en herinneringen. Daarom luisteren we eerst naar jullie wensen en vullen daarna in overleg de kraamzorg

Allochtone kinderen geboren in ingeburgerd nestje.

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Wegwijzers in de geboortezorg

UMC Kraamzorg. De zorgverzekering voor universitair medische centra

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Resultaten interviews met patiënten Vervolgens wordt een korte samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten uit de gelabelde interviews.

Bevalling en kraamzorg,

Deze vragenlijst vul je in door aan te kruisen in welke mate je het eens bent met de uitspraken in de vragenlijst.

Zwanger, bevallen en je baby. Cursusaanbod

Een wereld van verschil in kraamzorg

Verloskundige zorg en kraamzorg

Handreiking. Prenatale voorlichting, een nieuwe activiteit in opdracht van de gemeente

Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Kamervragen 19 februari 2008

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Kraamvrouwen in het Haga Juliana Geboortecentrum

Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama

Rik van Lente. Gezondheid = Holland =

Bevalling en kraamzorg. Bevalling en kraamzorg, goed geregeld bij de SZVK

Rapportage voor Saffier De Residentiegroep. Lerende Evaluatie: De stand voor de transitie naar een nieuw woonzorgconcept

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

Thuis herstellen na een bevalling. Verpleegafdeling Oost 43

Goed geregeld bij Zorgzaam. Bevalling en kraamzorg

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Vragenlijsten diepte-interviews

THUIS IN ANDERE CULTUREN WORKSHOP KRAAMCAFE 18 MEI THUIS IN ANDERE CULTUREN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Vragenlijst Ervaringen met het preventieve gezondheidsonderzoek 1

Medewerking Behoort u niet tot de doelgroep, wilt u dan deze vragenlijst doorsturen aan bekenden die wel tot de doelgroep behoren?

Kraamzorg Vertrouwd Dichtbij

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Uitkomsten cliëntenraadpleging met de CQ-index Kraamzorg. Kraam Inzicht. december 2012 februari 2013

Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting

Verloskundige zorg en kraamzorg

Patiëntregistratie. 9.1 Inleiding. 9.2 Variabelen en meetinstrumenten

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

ZORGOVEREENKOMST VOOR KRAAMZORG. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle door New Chapter Kraamzorg afgesloten zorgovereenkomsten.

GEEL ZIEN VAN DE BABY FRANCISCUS VLIETLAND

De aard en omvang van de te leveren Kraamzorg, die wordt vastgesteld aan de hand van het Landelijk Indicatie Protocol.

Verloskundige zorg en kraamzorg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek

Rapportage Huisbezoek Allochtone Ouderen

Visie Preall Auteur: Kerngroep/MR januari 2016 Definitief 1.0

Tevredenheid van familieleden en mantelzorgers met casemanagement bij dementie

Kraamzorg in Nederland door de ogen van niet-westerse allochtone vrouwen

Kwaliteitsonderzoek begeleiding

Behoefteonderzoek opvang kinderen basisschoolleeftijd

Verloskunde. Bevallen in het Scheper Ziekenhuis

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Borstvoedingsbeleid New Care Kraamzorg

Verloskundige zorg en kraamzorg

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

ZORGOVEREENKOMST VOOR KRAAMZORG

Onderzoek naar de beste behandeling van epilepsie-achtige hersenactiviteit na reanimatie

Zorgbarometer 7: Flexwerkers

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Raffy Breda

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Onderzoek naar de keuze voor borst/kunstvoeding bij jonge moeders

Ervaringen thuiszorgcliënten V&V Huize het Oosten Gemeten met de CQI index

Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Vertrouwd en dichtbij. Informatie voor patiënten. Wat moet u regelen? Tips voor zwangere vrouwen

Ervaringen met de zorg van de tijdelijke opname- en behandelafdeling

Uitgevoerd door Dimensus Huishoudelijke Hulp gemeente Oosterhout 2016

Bevalling en kraamzorg,

stoppen zware drinkers minder vaak met het drinken van alcoholhoudende drank dan vrouwen met een lager alcoholgebruik.

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Bevalling en kraamzorg Bevalling en kraamzorg, goed geregeld bij de SZVK

Zwanger, Bevallen, een Kind! Cursus voor alle aanstaande ouders

Rapport Tevredenheidonderzoek 2015

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

JAARVERSLAG Rue Verrept Dekeyserstraat Brussel - Bruxelles KATLIJN VANDE PERRE ELKE VAN DEN BERGH MARGRIET PLUYMAEKERS

Kinder- / jeugdafdeling. Naar huis, hoe verder..

Home : Evaluatieformulier

SAMENVATTING. Samenvatting

Verloskundige zorg en kraamzorg 2014

Verslag zwangerschapsafbreking na 24 weken. Zwangerschapsduur weken dagen ten tijde van de bevalling

Verloskundige zorg en kraamzorg 2015

Additional file 3. 1.Dutch version of the Informed Consent form 2.Dutch version of the Information Statement for participants

Arbeidsdeelname van paren

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gemeente Roosendaal. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over Concept. 11 augustus 2014

Verloskundige zorg en kraamzorg

Rapportage Wmo onderzoek Communicatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Wat vinden uw cliënten van de kraamzorg?

Stichting Dichterbij unit Sterk voor Werk

Meetinstrument Samen Werken

Kraamafdeling. Informatieboekje voor kraamvrouwen die worden opgenomen op de kraamafdeling

Psychische zorg voor ouderen

Transcriptie:

Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research 712UDSSRUW 3*-*' Kraamzorg in Nederland; een landelijk onderzoek Divisie Jeugd Gorter gebouw Wassenaarseweg 56 Postbus 2215 2301 CE Leiden www.tno.nl T 071 518 18 18 F 071 518 19 20 Info-JGD@pg.tno.nl (LQGUDSSRUWDJH.UDDP]RUJYRRU$OORFKWRQHQHHQ RQGHU]RHNQDDUNUDDP]RUJELM7XUNVHHQ0DURNNDDQVH YURXZHQ Datum juli 2002 Auteurs D.G. Korfker K.C. Herschderfer J. B. de Boer S.E. Buitendijk Kraamzorg in Nederland een landelijk onderzoek Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. 2002 TNO

ÃÃ TNO-rapport PG/JGD 2002.159

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ 6DPHQYDWWLQJ,QOHLGLQJHQYUDDJVWHOOLQJ Vanwege de zorgwekkende situatie in de kraamzorg werd in opdracht van het Ministerie van Welzijn en Sport (VWS) een onderzoek uitgevoerd naar de kraamzorg. Het onderzoek bestaat uit drie delen. Het eerste deelonderzoek betrof het vast stellen van de inhoud van kwalitatief goede kraamzorg, en het tweede deelonderzoek de behoefte, beschikbaarheid en effectiviteit van deze zorg. In het derde deel van deze studie is onderzoek verricht naar de bekendheid en toegankelijkheid van kraamzorg voor Turkse en Marokkaanse vrouwen alsmede naar de mate waarin kraamzorg aansluit bij de behoeften van deze vrouwen. Dit rapport beschrijft het derde deelonderzoek. 2QGHU]RHNVRS]HW Deelnemers aan het onderzoek werden geworven door verloskundigen en door Voorlichters Eigen Taal en Cultuur (VETC-ers). Acht tot twaalf dagen na de bevalling namen de VETCers een gestructureerde vragenlijst af in een interview bij de vrouwen thuis. In de vragenlijst werden vragen gesteld over de bevalling, motivatie om wel of niet kraamzorg te nemen, ervaringen en tevredenheid met kraamzorg, de rol van de mantelzorg, voorlichting en kennis. 5HVXOWDWHQ In totaal werden 68 vrouwen geïnterviewd: 44 Turkse en 24 Marokkaanse vrouwen. De vrouwen zijn laag opgeleid en hebben gemiddeld 2,3 kinderen. Ze wonen gemiddeld 15 jaar in Nederland en ongeveer 40% van de vrouwen geeft aan een goede Nederlandse spreek- en leesvaardigheid te hebben. Slechts 18% maakt deel uit van de tweede generatie en hieronder bevinden zich meer Turkse dan Marokkaanse vrouwen. Vrijwel alle vrouwen zijn in het ziekenhuis bevallen. Marokkaanse vrouwen bevielen vaker onder leiding van de eerste lijn. Tien vrouwen hebben geen kraamzorg na de bevalling gehad, maar voor slechts vijf van hen was dit een bewuste keuze. De andere vijf hadden zich te laat ingeschreven en konden daardoor geen hulp meer krijgen van de kraamzorginstellingen De 58 vrouwen die wel kraamzorg ontvingen, hebben nagenoeg het aantal uren gekregen waar ze om gevraagd hebben. Gemiddeld ontvingen zij 24 uur kraamzorg en het merendeel koos voor kraambezoeken. Slechts de helft van de vrouwen wilde zelf kraamzorg nemen, de andere helft was door de verloskundige, man of familie geadviseerd kraamzorg te nemen. Marokkaanse vrouwen ontvingen gemiddeld 17 uur kraamzorg, tien uur minder kraamzorg dan de Turkse vrouwen. Turkse vrouwen kozen vaker zelf voor kraamzorg en ook vaker voor volledige of flexibele kraamzorg dan Marokkaanse vrouwen. De mantelzorg speelde een belangrijke rol bij het vervullen van huishoudelijke taken. De zorg voor moeder en kind werd aan de kraamverzorgende overgelaten. In het algemeen hebben de vrouwen tijdens de zwangerschap zeer weinig informatie ontvangen. Opvallend is dat slechts twee vrouwen een zwangerschapscursus hebben gevolgd. De helft van de vrouwen zegt tijdens het kraambed geen informatie van de kraamverzorgende te hebben gehad. Ruim de helft van deze vrouwen heeft desgevraagd geen behoefte aan informatie over de voeding en verzorging van de baby en haarzelf. Meestal zijn dit vrouwen die al meerdere kinderen hebben. De meeste vrouwen die informatie wel gekregen hebben gaven aan baat te hebben gehad bij deze informatie. Een klein percentage vrouwen heeft wel informatie gekregen maar daar weinig van begrepen. De kennis van de Turkse en Marokkaanse vrouwen over onderwerpen als wiegendood en het gebruik van vitamine K is onvoldoende. Zij blijken minder kennis te hebben dan de

ÃÃ TNO-rapport PG/JGD 2002.159 overwegend Nederlandse vrouwen uit het landelijke kraamzorgonderzoek. De vrouwen die geen kraamzorg kregen, bleken over nog minder kennis te beschikken. De Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn overwegend tevreden over de ontvangen kraamzorg, hoewel zij minder tevreden zijn dan de Nederlandse vrouwen uit het landelijke kraamzorgonderzoek. Het merendeel (84%) zou kraamzorg aanraden bij een vriendin of familielid. Ervaren cultuurverschillen spelen wel een belangrijke rol. De helft van de vrouwen geeft aan te veel cultuurverschillen te hebben ervaren in de omgang met de kraamverzorgende. Verder zijn zij ontevreden over de wisselingen van kraamverzorgende. Marokkaanse vrouwen zijn minder tevreden over de kraamzorg dan de Turkse vrouwen. &RQFOXVLHV De Turkse en Marokkaanse vrouwen uit dit onderzoek blijken niet goed bekend met het Nederlandse systeem van kraamzorg. Dit geldt zowel voor vrouwen die pas kort in Nederland zijn als voor de tweede generatie. Er is veel onduidelijkheid over wat kraamzorg precies inhoudt, wanneer men moet inschrijven en wat de kosten zijn. Door de onbekendheid van allochtone vrouwen met het Nederlandse systeem van kraamzorg laat de toegankelijkheid te wensen over. Van de vrouwen die geen kraamzorg hebben gekregen, kwam dit bij de helft doordat zij zich te laat hadden ingeschreven. Het gemiddelde aantal uren kraamzorg is 24 uur. Dit is gemiddeld 23 uur minder dan bij de Nederlandse vrouwen uit het landelijke kraamzorgonderzoek. Marokkaanse vrouwen ontvangen gemiddeld 10 uur minder kraamzorg dan de Turkse vrouwen (17 versus 27 uur). Slechts 29% van de Turkse en Marokkaanse kraamvrouwen had voldoende kennis over risicofactoren voor wiegendood; bijna een kwart van de vrouwen wist geen enkele factor te noemen. Vrouwen die geen kraamzorg hadden, bleken helemaal geen kennis over (preventie van) wiegendood te hebben. Kennis over hoe lang vitamine K gegeven moet worden, bleek eveneens overwegend onvoldoende te zijn. Kraamzorg wordt door Turkse en Marokkaanse vrouwen met gemengde gevoelens ontvangen. Enerzijds zijn de vrouwen tevreden over de geboden zorg, maar anderzijds ervaren ze ook culturele verschillen in de omgang met de kraamverzorgende. De culturele verschillen staan meer op de voorgrond dan de taalproblemen. Wat betreft kraamzorg verschillen Turkse en Marokkaanse vrouwen in een aantal opzichten van elkaar, maar ook binnen deze groepen bestaan er verschillen. Het aantal jaren dat de vrouw en haar man in Nederland verblijven speelt hierbij een belangrijke rol. Het inzetten van VETC-ers bij de werving en het interviewen van kraamvrouwen is een geslaagd experiment. VETC-ers kunnen een belangrijke rol spelen als intermediair tussen allochtone aanstaande kraamvrouwen en kraamzorgorganisaties en hulpverleners. $DQEHYHOLQJHQ Aan allochtone vrouwen moet meer voorlichting gegeven worden zowel vóór en tijdens de zwangerschap, als in het kraambed. Dit is nodig om de kennisachterstand van allochtone vrouwen te verminderen. De inzet van VETC-ers moet hierbij serieus worden overwogen. Er moeten op landelijk niveau op allochtonen toegesneden voorlichtingsmethodieken worden ingezet om hen voor te lichten over wiegendood.

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ Er dienen regionale na-en bijscholingsactiviteiten te worden georganiseerd, aangepast aan de locale situatie, waarin kraamverzorgenden worden voorgelicht over de culturele gebruiken en gewoontes van de meest voorkomende groepen allochtone vrouwen in de desbetreffende regio s. Er moet naar gestreefd worden om meer allochtone kraamverzorgenden op te leiden en deze in te zetten in gezinnen die recent in Nederland zijn of die speciaal vragen om een kraamverzorgde uit eigen cultuur. Kraamzorgorganisaties zouden zich moeten bezinnen op de wijze waarop zij, in het algemeen of specifiek tijdens het huisbezoek, Turkse en Marokkaanse vrouwen beter kunnen motiveren voor kraamzorg en hen beter voorlichting kunnen geven over wat vrouwen van kraamzorg kunnen verwachten. Hierbij zouden VETC-ers een rol van betekenis kunnen spelen.

ÃÃ TNO-rapport PG/JGD 2002.159

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ Inhoudsopgave,QOHLGLQJ² 1.1 Aanleiding 9 1.2 Onderzoeksopzet 9 1.3 Afbakening 10 1.4 Begeleidingscommissie 10 1.5 Inhoud huidige rapportage 11 $FKWHUJURQGHQ0HWKRGH² 2.1 Inleiding 13 2.2 Opzet 14 2.3 Werving 14 2.3.1 Werving van VETC-ers 15 2.3.2 Werving van verloskundigenpraktijken 15 2.3.3 Werving van kraamvrouwen 15 2.4 Training van interviewers 16 2.5 Vragenlijsten 16 2.6 Omschrijving variabelen 17 5HVXOWDWHQ² 3.1 VETC-ers 21 3.2 Verloskundigenpraktijken 21 3.3 Onderzoekspopulatie van kraamvrouwen 21 3.4 Achtergrondkenmerken kraamvrouwen 22 3.5 Vrouwen met kraamzorg 23 3.5.1 De bevalling 23 3.5.2 Afspraken over kraamzorg 23 3.5.3 Geleverde kraamzorg 24 3.5.4 Wisseling kraamverzorgende 24 3.5.5 De rol van de mantelzorg 24 3.5.6 Voeding en gezondheid van de baby en gezondheid van de kraamvrouw 24 3.5.7 Voorlichting 25 3.5.8 Kennis 26 3.5.9 Tevredenheid met kraamzorg en gebruik van kraamzorg in de toekomst 27 3.6 Vrouwen zonder kraamzorg 28 3.6.1 De bevalling 28 3.6.2 Redenen om geen kraamzorg te nemen 28 3.6.3 De rol van de mantelzorg 28 3.6.4 Voeding en gezondheid van de baby en gezondheid kraamvrouw 29 3.6.5 Voorlichting 29 3.6.6 Kennis 29 3.6.7 Consultatiebureau 29 3.6.8 Gebruik van kraamzorg in de toekomst 29 3.7 Vergelijking met de Turkse en Marokkaanse vrouwen uit het landelijke borstvoedingsonderzoek 30 3.8 Samenvatting van de resultaten 31.ZDOLWDWLHYHEHVFKULMYLQJYDQHQNHOHFDWHJRULHsQYURXZHQXLWGH RQGHU]RHNVSRSXODWLH²

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159 %HVFKRXZLQJ² 5.1 Interpretatie van onderzoeksresultaten 37 5.2 Bekendheid met het systeem van kraamzorg 37 5.3 Toegankelijkheid van kraamzorg 38 5.4 Mate waarin kraamzorg aansluit bij de behoefte 39 5.5 Waardering van kraamzorg 40 5.6 Informatiebehoefte en effecten van voorlichting in het kraambed 40 5.7 Cultuurverschillen 41 5.8 Wervingsmethode 42 &RQFOXVLHVHQDDQEHYHOLQJHQ² 6.1 Conclusies 45 6.2 Aanbevelingen over voorlichting 46 6.3 Aanbevelingen voor de kraamzorgorganisaties 46 6.4 Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek op dit terrein 47 5HIHUHQWLHV² %LMODJHQ A Informatiefolder voor Turkse en Marokkaanse zwangeren B Vragenlijst voor vrouwen met kraamzorg C Vragenlijst voor vrouwen zonder kraamzorg

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ 1 Inleiding $DQOHLGLQJ Vanwege de zorgwekkende situatie in de kraamzorg kwam in het voorjaar 1999 een initiatiefgroep bijeen, bestaande uit diverse betrokkenen op het gebied van kraamzorg, om onderzoek te entameren naar de inhoud en effectiviteit van kraamzorg in het huidige Nederlandse systeem. Na overleg met de Vaste Kamercommissie Volksgezondheid op 29 september 1999 vroeg de Minister van VWS aan TNO Preventie en Gezondheid (TNO-PG) om, samen met de kraamzorginitiatiefgroep, een onderzoeksvoorstel uit te werken. Begin 2000 heeft VWS aan TNO-PG opdracht gegeven om dit onderzoek uit te voeren. Vraagstelling Om de inhoud van een verantwoord kraamzorgpakket samen te kunnen stellen en op basis daarvan het huidige beleid bij te stellen werd, in nauwe samenspraak met het Ministerie, een onderzoek ontwikkeld dat antwoord moest geven op de volgende vragen: 1. Wat wordt door de verschillende zorgaanbieders en zorgverleners verstaan onder goede kraamzorg; wat is door zorgaanbieders vastgelegd in schriftelijke richtlijnen en wat is de consensus in het veld van experts? 2. Welke verrichtingen in de kraamzorg zijn van belang op basis van wetenschappelijk bewijs in de bestaande vakliteratuur en welke zijn niet nuttig of zelfs schadelijk op basis van wetenschappelijk bewijs? Welke verrichtingen lijken van belang op basis van de bestaande richtlijnen en de expert opinion? 3. Wat is de behoefte aan kraamzorg en in hoeverre wordt aan deze behoefte voldaan in de huidige praktijk? 4. Uit welke, werkelijk geleverde, verrichtingen bestaat het huidige kraamzorgpakket? 5. In hoeverre leiden essentiële verrichtingen (zoals voorlichting over borstvoeding en slaaphouding) tot de gewenste veranderingen in kennis, houding en gedrag bij de kraamvrouw? 6. Welke factoren kunnen de inhoud en het effect van de geleverde zorg beïnvloeden? 2QGHU]RHNVRS]HW Het onderzoek naar de kraamzorg in Nederland bestaat uit drie deelonderzoeken. Het eerste en tweede deelonderzoek zijn reeds afgerond en betroffen respectievelijk een literatuur- en consensusonderzoek (Herschderfer, 2001) en een inventarisatie- en evaluatieonderzoek (Herschderfer, 2002). Het derde en laatste deelonderzoek gaat over kraamzorg bij allochtonen. Dit deelonderzoek is het onderwerp van de voorliggende rapportage. De initiatiefgroep bestond uit Prof.dr. P.E. Treffers, emeritus hoogleraar verloskunde en gynaecologie; mevrouw R. van Vliet, inspecteur Thuiszorg VWS; mevrouw J.A.M. Oskam, senior beleidsmedewerker LVT; T. de Jong, bestuurslid (voormalig) LCK; mevrouw A. Splinter, medewerker BTN; dr. H.P. Verbrugge, voorm. Inspecteur Moederschapszorg; mevrouw M. Amelink, verloskundige-onderzoeker; mevrouw dr.s.e. Buitendijk, arts-epidemioloog; mevrouw K. Herschderfer, verloskundige-onderzoeker (laatste drie personen werkzaam bij TNO-PG).

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159 Hieronder worden de doelen en methoden van de drie deelonderzoeken kort beschreven. $ /LWHUDWXXUHQFRQVHQVXVRQGHU]RHN Doel: Het definiëren van inhoudelijk goede kraamzorg op basis van de aanwezige 'evidence' in de vakliteratuur, op basis van gecombineerde schriftelijke richtlijnen, en op basis van kennis en ervaring in de beroepsgroep (consensus). Methode: - literatuuronderzoek - protocollenonderzoek - consensusonderzoek %,QYHQWDULVDWLHHQHYDOXDWLHRQGHU]RHN Doel: In kaart brengen welke onderdelen van zorg en verrichtingen feitelijk worden geleverd in het huidige kraamzorgpakket. Bepalen hoe zich dit verhoudt tot wat volgens de beschikbare 'evidence' en de gecombineerde schriftelijke richtlijnen en consensus zou moeten worden geleverd. Methode: - prospectief onderzoek bij een representatieve groep kraamvrouwen - retrospectief onderzoek bij een landelijke steekproef van vrouwen via het consultatiebureau &.UDDP]RUJYRRU$OORFKWRQHQRQGHU]RHN Doel: Inzicht krijgen in de bekendheid van het systeem van kraamzorg bij allochtonen, de toegankelijkheid van kraamzorg voor allochtonen en de mate waarin kraamzorg aansluit bij de behoeften van allochtonen. Methode: - prospectief vergelijkend onderzoek tussen allochtone kraamvrouwen met en zonder kraamverzorging $IEDNHQLQJ Het onderzoek richt zich op kraamzorg die thuis, door een gekwalificeerde kraamverzorgende (of een als zodanig werkende verpleegkundige) wordt gegeven. Kraamzorg thuis valt per definitie onder de verantwoordelijkheid van de eerste lijn, ook als het eerste gedeelte van het kraambed klinisch onder verantwoordelijkheid van de tweede lijn wordt doorgebracht (bv. na een sectio caesarea). Niet in het onderzoek betrokken zijn kraamzorg na perinatale sterfte, na de geboorte van een kind met aangeboren afwijkingen, na tweelingzwangerschap en speciale kraamzorg in het geval van couveusenazorg. %HJHOHLGLQJVFRPPLVVLH Een begeleidingscommissie is ingesteld om het onderzoek op inhoudelijke kwaliteit te beoordelen en de voortgang van het onderzoek te bewaken. Deze commissie is gedeeltelijk voortgekomen uit de eerder genoemde initiatiefgroep en aangevuld met vertegenwoordigers uit beroepsgroepen en instellingen die betrokken zijn bij kraamzorg in Nederland. De begeleidingscommissie bestaat uit:

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ Prof. dr. P.E. Treffers, emeritus hoogleraar verloskunde en gynaecologie; mevrouw M.G. de Boer, inspecteur voor de Perinatale zorg, IGZ; de heer Tj. de Jong, verloskundige, (voormalig) Landelijk Centrum Kraamzorg; mevrouw A. Splinter, medewerker Branchebelang Thuiszorg Nederland; dr. H.P. Verbrugge, voormalig Inspecteur Moederschapszorg; mevrouw R. Verheggen, beleidsmedewerker STING (beroepsvereniging voor de verzorging); mevrouw mr. J.D.M. Pattiwael, ministerie van VWS; mevrouw M. Bergsma, vertegenwoordiger Stichting Perinatale Zorg en Consumenten; mevrouw dr. T. Wiegers, Nivel; mevrouw dr. J. van Duuren, Zorgverzekeraars Nederland, mevrouw A. Waelput, Koninklijke Nederlandse Organisatie voor Verloskundigen; de heer drs. A.J. Bosch, Vereniging Verloskundig Actieve Huisartsen; mevrouw C. van der Velden, stafverpleegkundige kraamzorg en lactatiekundige; mevrouw S. Bruijns, senior beleidsmedewerker Landelijke Vereniging Thuiszorg.,QKRXGKXLGLJHUDSSRUWDJH In dit rapport wordt verslag gedaan van de gehanteerde methode en resultaten van het derde deelonderzoek Kraamzorg voor allochtonen. De vraagstellingen 3, 5 en 6 zoals genoemd op pagina 9 zijn gebruikt voor het formuleren van deelvraagstellingen specifiek voor dit deelonderzoek. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 2 van dit rapport. Dit deelonderzoek heeft ten doel inzicht te verkrijgen in hoeverre: - het huidige systeem van kraamzorg bekend is bij allochtone vrouwen - kraamzorg toegankelijk is voor allochtone vrouwen - de huidige kraamzorg aansluit bij de zorgbehoefte van allochtone vrouwen Uitgangspunt daarbij zijn de Basiskwaliteitseisen (LVT, 1999), de onderbouwing van kwalitatief goede kraamzorg zoals gerapporteerd in de eindrapportage van het literatuur-consensusonderzoek (Herschderfer, 2001) en de bevindingen en conclusies van een studie uitgevoerd door het Nivel (El Fakiri, 1999). In dit deelonderzoek zijn gegevens verzameld uit interviews met Turkse en Marokkaanse kraamvrouwen kort na de kraambedperiode. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het tweede deelonderzoek, dat een prospectief en een retrospectief gedeelte betrof (Herschderfer, 2002). In het prospectief gedeelte werden via 629 kraambed-dagboeken gegevens van kraamvrouwen en zorgverleners verkregen. In het retrospectief gedeelte werden via consultatiebureau, aansluitend bij een landelijk borstvoedingsonderzoek, gegevens over de kraambedperiode verkregen uit 3346 vragenlijsten. Omwille van de leesbaarheid zal in dit rapport het prospectieve gedeelte van het tweede deelonderzoek het landelijke kraamzorg onderzoek worden genoemd, en het retrospectieve gedeelte het landelijke borstvoedingsonderzoek.

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ 2 Achtergrond en Methode,QOHLGLQJ Uit de praktijk is bekend dat allochtone vrouwen minder gebruik maken van professionele kraamverzorging. Dit is ook in onderzoek bevestigd (Doornbos en Nordbeck, 1985; Van der Most van Spijk, 1985; Cohen en Visser, 1986; El Fakiri, 1999). De hoge perinatale sterfte van allochtone zuigelingen wordt soms in verband gebracht met een gebrekkige postnatale zorgverlening bij allochtone gezinnen (Schulpen, 1996). In 2000 werden hierover in de Tweede Kamer vragen gesteld. Gezien de relatie tussen perinatale gezondheid en kraamzorg (Herschderfer, 2001) is onderzoek naar de oorzaak van de onderconsumptie van kraamzorg door allochtonen noodzakelijk. De meeste van de genoemde onderzoeken hebben betrekking op groepen migranten vrouwen die het langste in Nederland zijn, Turkse en Marokkaanse vrouwen. In een onderzoek naar kraamzorg in Turkse en Marokkaanse gezinnen onderzocht El Fakiri (El Fakiri, 1999) de verschillen tussen allochtone en autochtone vrouwen in het gebruik, de inhoud en het verloop van kraamzorg. Zij construeerde een conceptueel raamwerk waarin een aantal factoren - zorgbehoefte, geneigdheid tot gebruik van kraamzorg en toegang tot zorg - mogelijke verschillen tussen allochtone en autochtone kraamvrouwen verklaart. Van de bevindingen en aanbevelingen van El Fakiri is bij het ontwikkelen van de drie doelstellingen van dit onderzoek gebruik gemaakt. Deze zijn: inzicht verkrijgen in hoeverre - het huidige systeem van kraamzorg bekend is bij allochtone vrouwen - kraamzorg toegankelijk is voor allochtone vrouwen - de huidige kraamzorg aansluit bij de zorgbehoefte van allochtone vrouwen Specifiek voor dit deelonderzoek zijn zeven deelvragen afgeleid van de globale vraagstellingen van Kraamzorg in Nederland; een landelijk onderzoek : 1. Welke overwegingen spelen een rol voor allochtone vrouwen bij de keuze om wel of geen kraamzorg te nemen. 2. Welke rol speelt de verloskundige bij de keuze voor kraamzorg bij allochtone vrouwen. 3. In hoeverre is er verschil in de voorlichting die allochtone vrouwen krijgen tijdens de kraambedperiode in vergelijking met autochtone vrouwen. 4. Hoe wordt kraamzorg ervaren door allochtone vrouwen. 5. In welke mate leidt kraamzorg tot voldoende kennis en het gewenste gedrag bij allochtone kraamvrouwen. 6. Welke rol speelt mantelzorg bij allochtone gezinnen tijdens de kraambedperiode. 7. Welke invloed hebben taalproblemen en cultuurverschillen op de kwaliteit van de kraamzorgverlening bij allochtone gezinnen. Het huidige onderzoek is niet opgezet om de voorafgaande studies te herhalen maar om nieuwe inzichten te verkrijgen in de problematiek rondom kraamverzorging in allochtone gezinnen.

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159 2S]HW In dit onderzoek zijn gegevens van allochtone kraamvrouwen verzameld door middel van gestructureerde interviews bij de vrouwen thuis. De interviews zijn uitgevoerd door een aantal voor dit onderzoek door TNO PG opgeleide Voorlichtsters Eigen Taal en Cultuur 1 (VETC-ers). Deze methode werd gekozen om ook gegevens te verkrijgen van vrouwen die de Nederlandse taal niet (goed) beheersen. In principe moest het interview plaatsvinden tussen de 8 e en 12 e dag na de geboorte zodat de relatie tussen voorlichting in de kraambedperiode en kennis onderzocht kon worden. Aan het einde van het interview werd de VETC-er in de gelegenheid gesteld om voorlichting te geven aan de kraamvrouw over onderwerpen waarover nog vragen waren. Zodoende kon zij gebruik maken van haar expertise als voorlichtster. Aan iedereen deelde zij de via het onderzoeksteam verkregen voorlichtingsfolders uit over veilig slapen en borstvoeding en gaf zij hier toelichting bij. Er is voor gekozen allochtone zwangeren te benaderen voor eventuele deelname aan het onderzoek via verloskundigenpraktijken. De methode gebruikt door El Fakiri (El Fakiri, 1999), namelijk met inzet van gemeentelijke bestanden en kraamzorgorganisaties, was niet geschikt voor deze opzet omdat interviews vlak na het einde van de kraambedperiode moesten plaatsvinden. Om dit te realiseren was het noodzakelijk zo kort mogelijk na de bevalling contact op te nemen met de deelnemende kraamvrouw. Dit deelonderzoek beperkt zich tot kraamvrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst die wel of niet in Nederland geboren zijn. Voor deze groepen is gekozen omdat dit onder de allochtone bevolking de grootste groepen zijn (Entzinger en Molenaar, 2000) De omvang van de groep Surinaamse vrouwen is vergelijkbaar, maar door de andere geschiedenis heeft deze groep een andere problematiek. Door de lange periode dat de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen in Nederland wonen is de situatie in deze groepen wezenlijk verschillend van vluchtelingen en asielzoekers. Deze laatste groepen hebben hun geheel eigen specifieke problematiek. Turkse en Marokkaanse kraamvrouwen kwamen in aanmerking voor deelname indien zij na de bevalling niet meer dan 5 volle dagen in een ziekenhuis of kraamhotel hadden doorgebracht. Hierdoor werd de invloed van tweedelijns niet door kraamverzorgenden gegeven zorg uitgesloten. In dit onderzoek is niet gestreefd naar een steekproef van allochtone vrouwen die representatief is voor de allochtone bevolking in Nederland. Wegens het beperkte tijdpad zijn deelnemende Turkse en Marokkaanse kraamvrouwen geworven die woonachtig waren in regio s waar wij de beschikking hadden over VETC-ers. :HUYLQJ De werving van vrouwen die net bevallen zijn voor deelname aan onderzoek, is niet eenvoudig. Het is bekend dat de kraamtijd een periode is die veel emoties met zich meebrengt. Het is bij uitstek een periode waarin mensen in de kleine familiekring willen genieten van de pasgeborene. De werving is des te moeilijker wanneer het allochtone vrouwen betreft. Zij zijn vaak minder bekend met onderzoek. Daarnaast tonen zij een duidelijke reserve tegenover bezoeken van mensen buiten de kring van familie en vrienden, zeker op een moment dat de vrouw in bijzondere omstandigheden verkeert. 1 VETC-ers hebben een tweejarige opleiding gevolgd, veelal bij het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ). Zij geven gezondheidsvoorlichting aan landgenoten. Zij zijn vaak werkzaam bij GGD s of in huisartsencentra. Ze worden ook wel zorgconsulenten of migrantenvoorlichtster genoemd.

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ Tijdens de ontwikkelingsfase van dit onderzoek is na overleg met de begeleidingscommissie en de opdrachtgever besloten een nieuwe wervingstrategie voor allochtone vrouwen te ontwikkelen. Hiermee werd beoogd de bovengenoemde drempels te verkleinen. :HUYLQJYDQ9(7&HUV In samenwerking met de NIGZ 2 werden Turkse en Marokkaanse VETC-ers geworven voor deelname aan het onderzoek. Regiocoördinatoren kregen een schriftelijk verzoek VETC-ers te informeren over het onderzoek en de namen van geïnteresseerden door te geven aan TNO. De aangemelde VETC-ers zijn vervolgens schriftelijk en/of telefonisch benaderd door een lid van het onderzoeksteam. :HUYLQJYDQYHUORVNXQGLJHQSUDNWLMNHQ Het is bekend dat verloskundigen een hoge werkdruk hebben. Evenals in het tweede deelonderzoek is geprobeerd de inspanning en tijdsinvestering van de verloskundigenpraktijken zo laag mogelijk te houden. Verloskundigenpraktijken gevestigd in de regio s waar VETC-ers konden worden ingezet, werden telefonisch benaderd voor deelname aan het onderzoek. Uit het tweede deelonderzoek was bekend welke praktijken een groot aantal allochtone zwangeren in hun bestand hebben. Wanneer een van deze praktijken zich bevond in een regio waar een VETC-er woonde, werden zij als eerste benaderd. Als de verloskundigen telefonisch toezegden mee te willen werken kregen ze informatie over het doel en de opzet van het onderzoek. :HUYLQJYDQNUDDPYURXZHQ Om gemakkelijker toegang te krijgen tot allochtone gezinnen is ervoor gekozen om de VETC-ers de vrouwen te laten benaderen met de vraag om toestemming voor deelname aan het onderzoek. Er werd een informatiefolder voor zwangeren ontwikkeld en vertaald in het Turks en Marokkaans (bijlage A). Deze folders werden door de deelnemende verloskundigen verspreid onder à terme en pasbevallen Turkse en Marokkaanse vrouwen. De vrouwen hoefden aan de verloskundige nadrukkelijk nog geen toestemming te verlenen voor deelname aan het onderzoek; ze gaven alleen toestemming om op een later tijdstip door een landgenote benaderd te mogen worden. Het aantal weigeringen, en de reden daarvan, werd in dit stadium niet bijgehouden wegens de ervaring in het tweede deelonderzoek dat dit een te grote belasting voor de verloskundigen vormde. De verloskundigen noteerden de gegevens van de zwangeren die geen bezwaar hadden tegen het doorgeven van hun naam en telefoonnummer op een aanmeldingsformulier en verstuurden dit naar TNO-PG. Vervolgens nam een lid van het onderzoeksteam contact op met een VETC-er die in de buurt woonde van de aanmelding. De VETC-er benaderde vervolgens de zwangere vrouw en gaf zonodig verdere uitleg over doel en opzet van het onderzoek. Tijdens dit eerste telefoongesprek met de VETC-er werd uitdrukkelijk gevraagd naar toestemming voor het interview; als de vrouw toezegde om deel te nemen aan het onderzoek werd dit schriftelijk vastgelegd. Vervolgens werd een afspraak gemaakt over de wijze waarop de VETC-er geïnformeerd kon worden wanneer de vrouw bevallen was of werd een tijdstip voor het interview afgesproken. Tijdens een groepsbijeenkomst van de VETC-ers bleek het enthousiasme onder hen groot om via hun eigen kanalen Turkse en Marokkaanse kraamvrouwen voor het onderzoek te werven en is er besloten dit toe te staan. 2 NIGZ: Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie gevestigd in Woerden

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159 7UDLQLQJYDQLQWHUYLHZHUV Voorlichters eigen taal en cultuur krijgen geen formele interviewtraining tijdens hun opleiding. Hoewel een aantal van de deelnemende VETC-ers al eerder enige ervaring had opgedaan in het afnemen van interviews, zou het voor de meerderheid de eerste keer zijn. Er werd besloten een intensieve eendaagse training te geven aan alle deelnemende voorlichters. Dit werd nodig geacht om de kwaliteit van de afgenomen interviews te waarborgen. Participatie aan de training werd verplicht gesteld om verder mee te doen aan het onderzoek. De VETC-ers kregen voor hun aanwezigheid op die dag een financiële vergoeding. Twee leden van het onderzoeksteam verzorgden de training. Er werd een draaiboek gemaakt en uitgedeeld aan alle participanten, dat fungeerde als handleiding voor de training en tevens als naslagwerk voor de interviewers. De achtergronden en doelstellingen van het project Kraamzorg in Nederland; een landelijk onderzoek werden toegelicht. Er werd ruim aandacht besteed aan de doelstellingen en logistiek van het huidige onderzoek. De wervingsprocedure werd stapsgewijs uitgelegd en de haalbaarheid hiervan besproken met de VETC-ers. Aan hun dringende advies om niet met lege handen bij de mensen aan te komen werd gehoor gegeven. Besloten werd een klein cadeautje aan de kraamvrouwen aan te bieden als dank voor hun deelname. De opzet en inhoud van de vragenlijsten werden bestudeerd en besproken. Per vraag werd toelichting gegeven over de te verwachten antwoorden en hoe die te scoren. Theoretische onderbouwing en essentiële adviezen voor het interviewen werden gegeven. Daarna werd in groepjes geoefend met interviewen. Daarbij werd duidelijk dat het ervaringsniveau van de deelnemers nogal uiteen liep. Tenslotte werd voorlichting gegeven over veilig slapen, het gebruik van vitamine K en borstvoeding. 9UDJHQOLMVWHQ Er werden twee vragenlijsten ontwikkeld: één voor vrouwen die wel kraamzorg ontvingen en één voor vrouwen die geen kraamzorg ontvingen (bijlage B en C). Deze zijn door een erkend vertaalbureau vertaald in het Turks en in het Arabisch. Vervolgens zijn zij op inhoud en begrijpelijkheid gecontroleerd door de VETC-ers tijdens de trainingsdag. Na 8 pilot interviews zijn enkele wijzigingen in de vragenlijsten aangebracht. In tabel 1 worden de kernthema s van beide vragenlijsten weergegeven.

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ Tabel 1 Kernthema s van de in de interviews gebruikte vragenlijsten Wel kraamzorg ontvangen Geen kraamzorg ontvangen Bevalling Afspraken over kraamzorg Geleverde kraamzorg Wisselingen van kraamverzorgende Mantelzorg in kraambedperiode Functioneren en zorgbehoefte tijdens Het kraambed Voorlichting Adviezen van mantelzorgers Kennis Maaltijdverzorging Mening over kraamzorg Consultatiebureau Gebruik van kraamzorg in de toekomst Achtergrondkenmerken Bevalling Reden om geen kraamzorg te nemen Mantelzorg in kraambedperiode Functioneren en zorgbehoefte tijdens het kraambed Voorlichting Adviezen van mantelzorgers Kennis Consultatiebureau Gebruik van kraamzorg in de toekomst Achtergrondkenmerken Observaties VETC-er Voorlichting VETC-er Observaties VETC-er Voorlichting VETC-er 2PVFKULMYLQJYDULDEHOHQ De hierna volgende paragrafen geven een overzicht van alle variabelen, gerangschikt naar onderwerp. Deze rangschikking biedt tevens een kader voor de gegevensanalyse. %HYDOOLQJ De kraamvrouw werd gevraagd wanneer en waar zij bevallen was. Wanneer zij in het ziekenhuis of kraamhotel bevallen was, werd gevraagd naar de reden en de duur van dit verblijf. De kraamvrouw gaf aan wie er tijdens de bevalling aanwezig waren. Indien er een kraamverzorgende aanwezig was, werd gevraagd hoe de kraamvrouw dat ervaren had. $IVSUDNHQNUDDP]RUJ De kraamvrouw motiveerde waarom zij er wel of niet voor gekozen had om kraamzorg te nemen. Daarnaast gaf zij aan wie de kraamzorg had besproken. Er werd gevraagd of er een huisbezoek had plaatsgevonden en welke afspraken waren gemaakt over het te leveren aantal uren en dagen kraamzorg. Ook werd gevraagd of de vrouw wist wat voor soort hulp zij van de kraamverzorgende kon verwachten. 'XXUNUDDP]RUJ De kraamvrouw gaf informatie over het aantal uren kraamzorg dat per dag is geleverd en of dit aantal conform de afspraak was. Indien het aantal geleverde uren kraamzorg niet overeen kwam met het aantal afgesproken uren, gaf de kraamvrouw tevens aan waarom zij meer of minder kraamzorg had gekregen.

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159 :LVVHOLQJNUDDPYHU]RUJHQGHQ De kraamvrouw werd gevraagd of er sprake was van een wisseling van kraamverzorgenden. Indien dit het geval was geweest, gaf zij tevens aan hoe vaak en hoe zij dit had ervaren. 0DQWHO]RUJWLMGHQVGHNUDDPEHGSHULRGH Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid en rol van mantelzorgers tijdens het kraambed werd gevraagd van wie de kraamvrouw nog meer hulp ontvangen had en waaruit die hulp bestond. Ook werd gevraagd of de kraamvrouw van familie of landgenoten adviezen had gekregen over de voeding en verzorging van de baby of over haar eigen verzorging. Wanneer deze adviezen in strijd waren met de adviezen van de kraamverzorgende werd gevraagd of zij dit met de kraamverzorgende had besproken en welk advies zij uiteindelijk gevolgd heeft. )XQFWLRQHUHQHQ]RUJEHKRHIWHWLMGHQVNUDDPEHG Ter evaluatie van de signaleringsfunctie van kraamverzorgenden, werd de kraamvrouw gevraagd naar mogelijke problemen bij haarzelf, de baby of de melkvoeding, en of zij hierbij hulp had gezocht. Er werd navraag gedaan naar gezondheidsklachten bij de kraamvrouw, naar eventuele problemen bij het voeden van de baby en naar gezondheidsproblemen bij de baby (zoals koorts, overmatig spugen en geelzucht). Ook werd gevraagd wie haar geholpen had bij het geven van borst- of flesvoeding. Bij deze vragen werd gebruik gemaakt van een systematiek die ook toegepast werd in het Inventarisatie-en evaluatieonderzoek en die gebaseerd is op een vragenlijst uit het Engelse 'Postnatal Care Project (Ware, 1993). 9RRUOLFKWLQJ Geïnventariseerd werd of vrouwen tijdens de zwangerschap en de kraambedperiode voorlichting hadden gekregen over een aantal onderwerpen. Gevraagd werd of de vrouw tijdens de zwangerschap informatie had gekregen over de verzorging van de baby. Voorts werd gevraagd of de kraamverzorgende de kraamvrouw en/of haar partner informatie gegeven had over de voeding en verzorging van de baby en de verzorging van de kraamvrouw..hqqlv Bij de kraamvrouw is nagegaan of zij kennis had over het geven van vitamine K, borsten flesvoeding en risicofactoren voor wiegendood. Voor het meten van kennis over borst- en flesvoeding zijn drie beweringen geformuleerd met elk drie antwoordmogelijkheden (klopt, klopt niet, weet niet). Voor elke bewering is op basis van de beschikbare informatie het correcte antwoord bepaald (d.w.z. het antwoord waaruit aanwezige kennis blijkt). De vragen over de periode van toediening van vitamine K en de risicofactoren voor wiegendood hebben open antwoordcategorieën. De antwoorden op de vraag over wiegendood zijn teruggebracht tot vier categorieën: geen kennis, foute kennis, onvoldoende kennis als slechts één risicofactor voor wiegendood werd genoemd en voldoende kennis als minstens twee factoren werden genoemd. 0DDOWLMGYRRUEHUHLGLQJ De kraamvrouw werd gevraagd of de kraamverzorgende voor het gezin gekookt heeft. Wanneer dit niet het geval was, werd doorgevraagd waarom dit niet gebeurde.

TNO-rapport PG/JGD 2002.159 ÃÃ 0HQLQJRYHUNUDDPYHU]RUJLQJHQNUDDPYHU]RUJHQGHQ De kraamvrouw kon haar tevredenheid over de kraamverzorging aangeven. Als extra indicator van (gebrek aan) waardering voor de kraamverzorgende werd de kraamvrouw gevraagd of zij deze zou aanbevelen bij haar familie of vriendinnen. Deze vragen zijn deels gebaseerd op eerder onderzoek (Kerssens, 1991). Daarnaast werd de kraamvrouw tien uitspraken voorgelegd waarvan ze kon aangeven of ze het hiermee eens was. De uitspraken hadden betrekking op zowel mogelijk positieve (zij was een grote steun) als mogelijk negatieve eigenschappen van de kraamverzorgende (de kraamverzorgende wist zich niet te gedragen tegenover bezoek) alsook op de mening van haar man over de kraamverzorging. Tenslotte werd er een open vraag gesteld of er dingen waren geweest die de kraamvrouw wenste, maar die de kraamverzorgende weigerde te doen. CRQVXOWDWLHEXUHDX Er werd gevraagd of de kraamvrouw op de hoogte was van het bestaan van het consultatiebureau. Als dit het geval was, werd gevraagd wie haar daarover verteld had en wie de afspraak voor de baby gemaakt had. *HEUXLNNUDDP]RUJLQGHWRHNRPVW De tevredenheid met de kraamzorg werd tevens gemeten met een vraag naar toekomstig gebruik van kraamzorg bij een eventuele volgende baby. De kraamvrouw kon hier aangeven waarom zij dan wel of niet hiervan gebruik zou maken. $FKWHUJURQGNHQPHUNHQ Tevens verschafte de kraamvrouw enkele achtergrondgegevens. Het betreft haar geboortedatum, burgerlijke staat, aantal kinderen, woonsituatie, de hoogst genoten opleiding van de kraamvrouw zelf en van haar partner, het geboorteland van de kraamvrouw en van haar partner, en het geboorteland van de vader en moeder van de kraamvrouw. Om een indruk te krijgen van de mate van inburgering werd ook gevraagd naar het aantal jaren dat de kraamvrouw en haar man in Nederland wonen, en naar een oordeel over haar eigen lees- en spreekvaardigheid van het Nederlands. Om meer inzicht te krijgen in de eventuele beschikbaarheid van mantelzorgers in Nederland werd gevraagd of de moeder en schoonmoeder van de kraamvrouw in Nederland woonden. 2EVHUYDWLHVLQWHUYLHZHU Aan het einde van het gesprek noteerde de interviewster haar observaties over de ligging van de baby in de wieg, de kleertjes die de baby op dat moment droeg en de manier waarop de wieg was opgemaakt. Ook gaf ze een algemene indruk van het geheel. Tenslotte werd een aantekening gemaakt van de onderwerpen waarover voorlichting was gegeven aan de kraamvrouw.

ÃÃ Ã_ÃTNO-rapport PG/JGD 2002.159