Boudewijnlaan B-1000 Brussel tel fax

Vergelijkbare documenten
VVP - STANDPUNT GROENBOEK TERRITORIALE COHESIE

COHESIEBELEID

Standpuntbepaling VVSG en beleidsgroep lokale economie en werk

Tweede Europese Forum over de cohesie Georganiseerd door de Europese Commissie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

8461/17 nes/ons/sl 1 DGG 2B

Consultatie Cohesiebeleid

8463/17 ass/ons/sl 1 DGG 2B

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 september 2008 (18.09) (OR. en) 13187/08 FSTR 20 FC 5 REGIO 25 SOC 516

Europese Structuurfondsen Betty De Wachter

Grensoverschrijdende territoriale samenwerking: België Duitsland Ierland Frankrijk Luxemburg Nederland Verenigd Koninkrijk Zwitserland

Belangrijke informatie: de Gemeenschappelijke Prioriteit met het Frans-Engelse Kanaal programma

10667/16 oms/hh 1 DGG 2B

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9895/19 mak/van/hh 1 ECOMP.2B

EVALUATIE VAN DE AANGENOMEN PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN

Europese Territoriale Samenwerking: INTERREG-programma s

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij. Voorstellen voor een

Reactie van de Nederlandse provincies en gemeenten op de conclusies bij het vijfde cohesieverslag

7875/17 oms/rts/sl 1 DGG 2B

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

Tussenstand OP EFRO Noord-Nederland SNN PS bijeenkomst 25 juni Yvonne van Mastrigt

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Standpuntbepaling VVSG

Samenvatting van de partnerschapsovereenkomst voor Nederland,

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van tot goedkeuring van bepaalde elementen van de partnerschapsovereenkomst met België

Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent

COHESIEBELEID

7896/17 ver/gar/ev 1 DG G 2B

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus

PUBLIC. Brussel, 21 september 2005 (27.09) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 12470/05 LIMITE JEUN 47 EDUC 134 SOC 355

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Wat is INTERREG?

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Persoonsgegevens van de respondent

Europa wil slim, duurzaam en inclusief

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement

stedelijke agenda; 2 De stadsstructuren in Europa zijn meer polycentrisch. Daar waar in de consultatie gesproken wordt over

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Europese programma s in Nederland

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Brussel, 15 december _Aanbeveling Brussels Airport. Aanbeveling. ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport

Advies over het Belgische rapport voor de Voluntary National Review 2017

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

Klantgericht Betrouwbaar Veilig Efficiënt Doeltreffend Integraal Wendbaar Open Digitaal Inclusief Duurzaam

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan

Europese Groepering voor Territoriale samenwerking. Jody van Diemen VNG Amersfoort, 30 september 2014

Luc Van den Brande Laten we samen aan Europa bouwen

Tussen: hierna te noemen de partners,

Betreft: draagwijdte van het machtigingsbesluit van de provincies (RN/IP/2007/002) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Raad van de Europese Unie Brussel, 3 november 2017 (OR. en)

26 JANUARI 2011 PUNT 6 OPRICHTING VAN EEN PLATFORM VOOR EUROPESE GROEPERINGEN VOOR TERRITORIALE SAMENWERKING (EGTS) VOOR BESLUIT

8273/1/18 REV 1 dui/ass/sv 1 DG E 1C

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0048/40. Amendement. Gérard Deprez namens de ALDE-Fractie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De beleidsnota Omgeving

9635/17 mou/gys/ln 1 DG E 1C

Het beleid voor Plattelandsontwikkeling na 2013

8760/19 tin/van/ev 1 TREE.1.B

Titel voorstel: Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het EU-octrooi

10049/19 mey/gra/fb 1 ECOMP.2.B

Europese EFRO-subsidies voor innovatie en CO 2 -reductie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces

Complexe Projecten. Decreet: Toepassingsgebied (25 april 2014)

Cultura Creative (RF) / Alamy Stock Photo

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

7935/17 rts/van/fb 1 DG E - 1C

Preview. De vragenlijst kan uitsluitend online worden ingevuld.

15293/08 cle/gra/jv 1 DG E II

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

INLEIDING. De Europese Alliantie voor de Vrijheid verdedigt de volgende belangrijke veranderingen:

EU subsidies voor KRW opgaven

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

Tien vragen voor het debat

AL IN JANUARI 2007 BEREIKTEN WE MET HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (EZ) VOLLEDIGE INSTEMMING OVER DE INHOUD VAN HET NIEUWE PROGRAMMA VOOR

Ruimtelijk-economische agenda

Samen naar de Europese Agenda Stad

ADMINISTRATIEVE OVEREENKOMST BETREFFENDE EEN SAMENWERKINGSKADER TUSSEN. het secretariaat van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Europese subsidies voor de Sociale Economie

Reactie op het Vlaams Hervormingsprogramma Europa 2020

Functiebeschrijving: Projectbeheerder

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

Wat hebben stad en land met en aan Europa?

PLATTELANDSBELEID IN DE VLAAMSE PROVINCIES INLEIDING

ruimtelijk structuurplan provincie Limburg richtinggevend gedeelte richtinggevend gedeelte

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

HERZIEN. Spelregelkader EU-cofinanciering

Interreg Vlaanderen-Nederland. Projectmogelijkheden onder Interreg V

EUROPESE UNIE Comité van de Regio's

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Europa en de. Peter van Dalen. Europarlementariër voor de ChristenUnie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Digitale inclusie bij beleid en burger

Transcriptie:

Boudewijnlaan 20-21 B-1000 Brussel tel. 02-512 11 52 fax 02-502 46 80 e-mail: vvp.studiedienst@vlaamseprovincies.be www.vlaamseprovincies.be Brussel, 31 januari 2011 Geachte heer, Geachte mevrouw, Bij deze vindt u de bijdrage van de Vereniging van Vlaamse provincies (VVP) in het kader van de consultatie van de Europese Commissie over het Vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid. Voor verdere opvolging kan u contact opnemen met Mevr. Saskia Van Laere, stafmedewerker Europa, economie en toerisme (Saskia.Vanlaere@vlaamseprovincies.be), T: 02-508.13.24 Inmiddels verblijven wij, Met de meeste hoogachting Hilde Bruggeman VVP-Voorzitter Raymond Van Loock VVP-Directeur 1

VVP-standpunt 5 de Cohesieverslag van de Europese Commissie Nota, 31.1.2011 1 Situering Op 10 november 2010 publiceerde de Europese Commissie het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid. De Vlaamse provincies waarderen dat de Europese Commissie een ruime consultatieronde hierover organiseert en formuleren bij deze hun standpunt. De Vlaamse provincies vinden het belangrijk om maximaal betrokken te worden bij het voorbereidingsproces van het toekomstig Europees structuurbeleid. Op deze wijze kunnen de sterkten, de diversiteit en de ontwikkelingskansen van de deelregio s in Vlaanderen maximaal aan bod komen en kan Vlaanderen vanuit een bovenlokale visie een beroep doen op de lokale netwerken (inclusief de grensoverschrijdende netwerken van de Vlaamse provincies). Bovendien bewijzen de vorige en huidige Europese programmaperiode dat de provincies hier het verschil kunnen maken vanuit hun knowhow en vanuit de democratische legitimiteit. Door hun bovenlokale positie weten de provincies immers exact wat de noden zijn. Daardoor kunnen ze rekening houdend met Vlaamse en provinciale beleidskeuzes, de meest geschikte projecten genereren. Volgens het principe van goede interbestuurlijke samenwerking vinden de Vlaamse provincies het belangrijk dat alle bestuurlijke partners met name de Vlaamse overheid, provincies, steden en gemeenten un standpunten kenbaar maken en indien mogelijk zelfs bundelen tot één Vlaams standpunt. Om die reden wordt dit standpunt niet enkel overgemaakt aan de Europese Commissie, maar tegelijk ook aan de Vlaamse overheid. 2

2 VVP-Standpunt toekomst cohesiebeleid De Vlaamse provincies nemen akte van de conlusies van het vijfde cohesieverslag COM(2010) 642/3, met name: 1. Vergroten van de Europese meerwaarde van het cohesiebeleid 2. Versterking van de governance 3. Een gestroomlijnd en eenvoudiger uitvoeringssysteem 4. De architectuur van het cohesiebeleid In deze consultatieronde wensen de Vlaamse provincies een aantal kernpunten te benadrukken, in aansluiting met het Vlaamse standpunt (d.d. 15.10.2010): multi-level governance als belangrijk principe, door te voeren door iedere lidstaat alle regio's betrekken in het cohesiebeleid, niet enkel solidariteit maar ook excellentiecriterium thematische concentratie Europa 2020 verwezenlijken met ruimte voor flexibiliteit naast de stedelijke context ook aandacht voor het platteland eenvoudigere administratieve procedures, hertekenen controletrajecten en meer afstemming en homogeniteit tussen de verschillende programma's onderling wat de financiële regelgeving betreft top-up middelen dienen te komen uit D1 fondsen en niet uit D2 fondsen Hierna volgen de antwoorden op de vragen in de mededeling van de Europese Commissie, waarin deze positiename uitgebreider aan bod komt: 2.1 Vergroten van de Europese meerwaarde van het cohesiebeleid Hoe kunnen de "Europa 2020"-strategie en het cohesiebeleid beter op elkaar worden afgestemd op EU-, nationaal en subnationaal niveau? De beste manier om Europa 2020 te doen slagen is om bij de voorbereiding en uitvoering alle overheden in te schakelen dus ook de provincies. De provincies zijn als bovenlokaal en intermediair bestuursniveau tussen het gemeentelijke en Vlaams niveau bevoegd voor de bovenlokale taakbehartiging en het nemen van initiatieven met het oog op gebiedsgerichte samenwerking tussen besturen in de regio. De EU2020-strategie biedt kansen voor een beter draagvlak en ownership bij de decentrale overheden dan tot nu toe het geval was. De lokale en regionale besturen zijn immers cruciaal voor het uitvoeren en het in de praktijk omzetten van kenniseconomie, van sociale uitsluiting op hun grondgebied en het creëren van duurzame jobs. Op die manier wordt via het cohesiebeleid een zichtbare bijdrage geleverd op maat van de regio s en biedt zij tegelijkertijd een antwoord aan de problemen waarmee de hele EU nu en in de toekomst mee wordt geconfronteerd. De rol die de provincie hierin speelt varieert: In vele gevallen treedt de provincie op als initiator van kennisprogramma s of innovatienetwerken: zij brengen partijen bijeen, verzorgen substantiële financiële ondersteuning en begeleiden de (boven)lokale actoren. 3

Bij de keuze voor welke doelen van Europa 2020 EFRO wordt ingezet, moet steeds rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken van de desbetreffende lidstaat en de betreffende regio s, de regionale economische infrastructuur en de daaruit volgende uitdagingen. Om bovenstaande te kunnen doen slagen is het van belang dat het principe van subsidiariteit en multilevel governance wordt toegepast in de lidstaten. In de bestaande institutionele overlegfora moeten vertegenwoordigers van de decentrale besturen opgenomen worden of moeten mechanismen worden ontwikkeld waardoor de inspraak en betrokkenheid gegarandeerd wordt. Moet de reikwijdte van de partnerschapsovereenkomst voor ontwikkeling en investering verder gaan dan het cohesiebeleid en, zo ja, tot waar? In die mate dat de provincies geen partner zijn in de partnerschapsovereenkomst tussen de lidstaat en de Europese Commissie zullen zij bij het opstellen van de Operationele Programma s (OP s) een stuk minder kunnen wegen op de inhoud van die programma's omdat de grote krijtlijnen al zullen vastgelegd zijn zonder provinciale betrokkenheid. Daarom stellen de Vlaamse provincies voor om tenminste bij de opmaak van de partnerschapsovereenkomst betrokken te worden. De besluitvorming over hoe regionale overheden een bijdrage kunnen leveren aan Europa 2020 mag niet verder gecompliceerd worden. De provincies zijn vragende partij om ook in dit proces betrokken te worden. Er moet ook over gewaakt worden dat er geen overlap bestaat tussen partnerschapsovereenkomst en OP. Dit kan echter pas uitgeklaard worden als er meer info komt over de partnerschapsovereenkomst vanuit de Commissie. Hoe kan een sterkere thematische concentratie op de prioriteiten van "Europa 2020" worden bereikt? De provincies gaan akkoord met het standpunt van de Vlaamse regering met name: - Regio s moeten zelf kunnen kiezen welke thematische concentratie ze wensen, zowel binnen als buiten het geoormerkte deel van de structuurfondsen. Vlaanderen stelt vast dat zijn huidige Operationele Programma s voldoende flexibiliteit bieden en wil dit na 2013 behouden. - Voor het geoormerkte deel van de structuurfondsen betekent dit dat een lidstaat/regio zelf kan bepalen welke prioriteiten 1 uit de Europa 2020-strategie via het cohesiebeleid 1 De Europa 2020-strategie bevat vijf centrale doelstellingen, vastgelegd door de Europese Raad van juni 2010: 1) arbeidsparticipatiegraad voor mannen en vrouwen in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar op 75% brengen; 2) 3% van het BBP besteden aan onderzoek en ontwikkeling; 3) klimaat en energie: de uitstoot van broeikasgassen verminderen met 20% t.o.v. 1990 + het aandeel hernieuwbare energiebronnen in het finale energieverbruik op 20% brengen + de energie-efficiëntie met 20% verhogen; 4) het onderwijsniveau verbeteren door het schooluitvalpercentage terug te dringen tot minder dan 10% en door het aandeel 30-34-jarigen die het tertiaire (of equivalente) onderwijs voltooid hebben, tot ten minste 40% te verhogen; 5) armoedereductie: ten minste 20 miljoen mensen uit de situatie van risico op armoede en uitsluiting helpen. 4

nagestreefd zullen worden en welke elementen binnen een prioriteit bijzondere aandacht krijgen. De lidstaat/regio moet de eigen prioriteitenkeuze wel verantwoorden vanuit het Nationaal Hervormingsprogramma en vanuit een sociaal-economische analyse van de regio, waarin de ruimtelijke en ecologische aspecten opgenomen zijn. Voor het deel van de structuurfondsen dat buiten de oormerking valt, verkiest Vlaanderen een regeling waarbij de lidstaten/regio s op basis van de eerder vermelde analyse de voor hen meest relevante prioriteiten naar voren schuiven. (Standpunt Vlaamse regering blz. 15, oriënterend element 1) De provincies zijn van oordeel dat thematische concentratie cruciaal is om versnippering tegen te gaan. De oormerking van het cohesiebeleid voor de EU2020-strategie is ook voor de provincies positief, omdat de strategie een interessant kader biedt voor projecten van decentrale overheden die hierbij nauw aansluiten. De oormerking zal echter enkel slagen als er de mogelijkheid wordt ingebouwd om maatwerk te leveren op lokaal en regionaal niveau, rekening houdend met de lokale context en ontwikkelingsstrategie. Op welke specifieke thema s, uitdagingen of beleidssectoren dan de focus komt te liggen, kan best worden bepaald vanuit de lokale context zelf. Dit niet alleen vanuit het oogpunt van subsidiariteit, maar ook omwille van efficiëntie en effectiviteit. De Europese Commissie suggereert lidstaten en regio s de mogelijkheid te geven om vanuit een brede lijst thema s keuzes te maken voor specialisering binnen specifieke programma s. De provincies pleiten ervoor om specifieke keuzes te maken, maar het aantal te selecteren thema s niet te zeer te beperken. Het is belangrijk dat steeds een zekere ruimte gelaten wordt voor invulling nadat keuzes gemaakt zijn. Wanneer regio s worden verplicht om binnen hun operationele programma s een sterke focus te leggen op een beperkt aantal prioriteiten, is het van belang dat er bij de tussentijdse evaluatie van de programma s mogelijkheden bestaan om prioriteiten te herzien. Op die manier wordt de mogelijkheid ingebouwd om te kunnen inspelen op nieuwe uitdagingen welke nu nog niet bekend zijn. Wel pleiten we ervoor om bij aanvang van de nieuwe programmaperiode een goede oefening te houden rekening houdende met strategie 2020- op welke manier de Europese middelen best kunnen worden ingezet. De provincies dienen grondig te bekijken hoe ze de Europese doelstellingen kunnen helpen behalen door die speerpunten te kiezen die het sterkst aansluiten bij de kansen en bedreigingen voor hun eigen gebied. Besturen die een dergelijke oefening maken zullen ook beter input kunnen leveren bij de opmaak van de operationele programma s. Hoe kunnen voorwaarden, prikkels en resultaatgericht beheer het cohesiebeleid doeltreffender maken? De provincies zijn geen voorstander van het invoeren van conditionaliteit in het cohesiebeleid. Op die manier lopen de provincies immers de kans gestraft te worden door kortingen op de structuurfondsen. In het geval van kortingen in het kader van de grensoverschrijdende en de territoriale samenwerking zou het toepassen van het conditionaliteitsprincipe er toe kunnen leiden dat kortingen voor afzonderlijke lidstaten binnen grensoverschrijdende of transnationale programma s ook de (regio s van) andere lidstaten binnen die programma s treffen. Binnen een interregionaal programma kan men moeilijk korten op de middelen voor afzonderlijke deelgebieden. Zo zou men de uitvoering van het samenwerkingsprogramma als geheel hypothekeren. 5

Incentives daarentegen zijn dan weer wel een stimulans om het cohesiebeleid effectiever te maken. Incentives zouden kunnen worden ingezet wanneer overheden, kennisinstellingen en bedrijven voor het programmagebied als geheel of delen daarvan gezamenlijke, breed gedragen strategieën ontwikkelen rondom specifieke speerpunten, en deze uitvoeren via clusters van projecten. Hoe kan het cohesiebeleid meer resultaatgericht worden gemaakt? Welke prioriteiten moeten verplicht zijn? De provincies gaan akkoord met het standpunt van de Vlaamse regering, met name: - Vlaanderen wenst de oormerking van de structuurfondsen, zoals ze tijdens de huidige programmaperiode bestaat, op minstens hetzelfde niveau verder te zetten in de periode na 2013. - Vlaanderen wenst de oormerking door te voeren over alle OP s per regio als geheel. Dat geeft de regio s een ruime flexibiliteit, binnen het engagement van de oormerking. - De verplichte oormerking van de huidige programmaperiode moet een ruimere toepassing krijgen en dus ook gelden voor doelstellingen 1 en 3. Dit betekent evenwel niet dat de structuurfondsen volledig in het teken van de Europa 2020 -strategie te staan komen. (Standpunt Vlaamse regering blz 14, oriënterend element 1) Bovenstaande suggestie m.b.t. incentives kan tot meer resultaatgerichte projecten leiden. Er ontstaat immers een stimulans om niet zozeer de sterkste projecten af te wachten, maar om er als regionale overheid zelf naar op zoek te gaan en partners te committeren tot impactvolle projecten. De verplichting om innovatie als onderdeel in de verschillende programma s op te nemen lijkt een logische zaak. Een bepaald deel van de operationele programma s zou zich moeten richten op innovatieprojecten. De regio s zouden daarbij moeten kiezen binnen welke thema s innovatieprojecten worden nagestreefd. Ruimte om bij te sturen en flexibiliteit is wenselijk, maar het niet volledig in het teken staan van de EU2020 strategie mag geen vrijgeleide betekenen voor een verregaande versnippering van thema's en middelen. 2.2 Versterking van de governance Hoe kan het cohesiebeleid beter rekening houden met de sleutelrol die door stedelijke gebieden en gebieden met bijzondere geografische kenmerken in de ontwikkelingsprocessen wordt gespeeld en met de opkomst van macroregionale strategieën? Vooraleer op de vraag te antwoorden, wensen de provincies in het kader van het hoofdstuk versterking van governance hun standpunt over multi-level governance hier weer te geven: De provincies verheugen zich over het standpunt van de Vlaamse regering (blz. 17, oriënterend element 3) dat de aanpak van multi-level governance en van gebiedsgericht beleid (territoriale model) een duidelijke meerwaarde t.a.v. het regulier beleid oplevert. Dat is een van de redenen om 6

een regionaal beleid voor heel de Europese Unie te ontwikkelen en niet enkel voor de armste regio's. Dit steunen de provincies volledig. In antwoord op de vraag nemen de provincies akte van de ambitieuze stedelijke agenda, waarvoor in het vijfde verslag wordt gepleit (blz. 8) en het standpunt van de Vlaamse regering, waarbij men binnen het cohesiebeleid bijzondere aandacht vraagt voor de steden binnen het Operationeel Programma en wijzen in deze context vooral op voorbeelden van goede samenwerking tussen steden en provincies zoals het TIO3 project ( D2) in Ronse en BIO BASE ( Interreg VL-NL ) in de Gentse Haven (Oost-Vlaanderen). Men moet op zijn hoede zijn voor een al te grote focus op de grootsteden. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat processen als vergrijzing, ontgroening en braindrain worden versterkt door een te grote nadruk op grootseden als motoren van economische groei. De provincies pleiten daarom ook voor voldoende aandacht voor de verbinding tussen stad en platteland en voor de kleinstedelijke problematiek. De relatie tussen de stad en haar ommeland moet dus blijvende aandacht krijgen in de realisatie van het cohesiebeleid. Hoe meer de stedelijke agenda gerealiseerd wordt, hoe meer ook de maatschappelijke processen in het open gebied hierdoor gevat worden, en wel om twee redenen: o De processen van verstedelijking vinden ook plaats in de open ruimte, dit is niet alleen een vaststelling maar tevens noodzakelijke evolutie om een kwaliteitsvolle en duurzame ontwikkeling van de open gebieden kansen te geven, om dualiteit tussen de stad en de open ruimte te voorkomen. o Alle initiatieven tot kwaliteitsverbetering in grote steden generen gentrificatie, niet enkel binnen de stad, maar ook tussen de stad en het functionele open gebied daar rond (in Vlaanderen: heel het territorium).de stedelijke agenda is bijgevolg niet territoriaal beperkt tot de stad zelf, maar moet ook in het relationele buitengebied ingevuld worden. Tezelfdertijd moet voorkomen worden dat extra-territoriale intergouvernementele samenwerkingsinitiatieven (zoals EGTS) interfereren met de interne multi-level arrangementen. Institutionele complexiteit leidt immers niet steeds tot grotere effectiviteit in de politieke besluitvorming, noch tot meer efficiëntie bij de implementatie. Deze opmerking is in het bijzonder relevant met betrekking tot de derde paragraaf van punt 3.1 van de conclusies COM(2010)64213. De provincies wensen maximaal te blijven werken met bestaande programmagebieden en indien er toch programma's op bijkomende niveaus worden ontwikkeld, dient men er op te letten dat er geen overlap ontstaat enerzijds en er geen gaten vallen anderzijds. Stedelijke accenten kunnen binnen OP's maar mogen geen aanleiding zijn tot volledig stedelijk geïnspireerde OP's of programma's. Hoe kunnen het partnerschapsbeginsel en de betrokkenheid van lokale en regionale belanghebbenden, sociale partners en maatschappelijk middenveld worden verbeterd? Eén van de belangrijkste kenmerken van een modern cohesiebeleid is de aandacht voor multilevel governance, de afstemming van de beleidsdoelen en concrete aanpak op verschillende niveaus. Aandacht voor een effectieve, praktische uitwerking van een dergelijk meerlagig bestuur kan de 7

uitvoering van het cohesiebeleid in de dagdagelijkse praktijk alleen maar versterken. Door hun terreinkennis zijn de provincies het best geplaatst om ondersteuning voor lokale promotoren te organiseren en zo een optimale praktische uitwerking van het cohesiebeleid te garanderen. Het cohesiebeleid geeft de regionale besturen de kans hun eigen prioriteiten te realiseren in een Europese context. Zo bevorderen zij het Europese integratieproces met aandacht voor de sociale, economische en territoriale samenhang die op lokaal en regionaal niveau vertaald en uitgevoerd wordt. Lidstaten moeten niet alleen verplicht worden om de lokale en regionale niveaus te betrekken in de planning, het besluitvormingsproces, de implementatie, de monitoring en evaluatie. Ook hun engagement (financieel, ontwikkelen van uniforme visie, ontwikkelen van noodzakelijke infrastructuren) in de implementatie van lokale en regionale initiatieven is noodzakelijk om een geïntegreerde visie te kunnen realiseren in de praktijk. De provincies verwelkomen de oproep in de Conclusies van het vijfde cohesieverslag (blz. 9) dat de dialoog tussen publieke en private entiteiten, inclusief sociaaleconomische partners en nietgouvernementele organisaties, ook in de toekomst (moet) worden ondersteund. De provincies steunen het standpunt volledig dat stelt: Om alle partijen volledig te mobiliseren, moeten de lokale en regionale belanghebbenden, de sociale partners en het maatschappelijke middenveld sterker zijn vertegenwoordigd bij zowel de beleidsdialoog als de uitvoering van het beleid. Bij de voorbereiding en implementatie van het toekomstige Europees cohesiebeleid blijft een ondersteunende, en coördinerende taak weggelegd voor de Vlaamse provincies. De Vlaamse provincies staan immers als gelegitimeerd streekbestuur met beide voeten in de regio s waardoor ze voor het Europees beleid een gebiedsgerichte en regiospecifieke meerwaarde realiseren. De provinciale betrokkenheid ligt ook helemaal in de lijn van het subsidiariteitsprincipe dat Europa huldigt. In overeenstemming met de territoriale doestelling van het toekomstige Europees regionaal ontwikkelings- of cohesiebeleid bezitten de Vlaamse provincies de gebiedskennis, de gebiedsverbondenheid en de ervaring met Europese programma s en projecten om deze rol te blijven vervullen. Territoriale cohesie legt de nadruk op de behoefte aan een geïntegreerde aanpak van problemen op een passend geografisch niveau en vereist een samenwerking tussen de plaatselijke, regionale en zelfs nationale autoriteiten. Een dergelijke integrale aanpak blijkt de essentie te zijn van territoriale cohesie, nl. over alle sectoren heen een visie ontwikkelen op een specifiek gebied. De Vlaamse provincies zijn goed geplaatst om territoriale cohesie onder de aandacht te brengen en de analyse te bevorderen. Ze besteden aandacht aan de coördinatie tussen het sectoraal en territoriaal beleid. Dat is van groot belang voor een maximale synergie en om te voorkomen dat deze beleidsdomeinen met elkaar in conflict geraken. (uit VVP-standpunt toekomstig cohesiebeleid, 16 juli 2010) De provincies steunen het standpunt van de Vlaamse regering (blz. 17, oriënterend element 3) waarbij men het cohesiebeleid (o.m. via earmarking) beschouwt als een middel om regio s en lokale overheden rechtstreeks te betrekken bij de realisatie van de Europa 2020-strategie, zodat verschillende bestuursniveaus zich de EU doelstellingen toe-eigenen. Een sterkte van het cohesiebeleid is dat het actieve samenwerking tussen verschillende bestuursniveaus (lokale 8

verankering) en samenwerking met middenveldorganisaties stimuleert. Hierdoor ontstaat een gedeelde visie op de sociaal-economische ontwikkeling en op de instrumenten om deze ontwikkeling te bereiken. Tenslotte pleiten de provincies voor een goed gecoördineerd overleg met de andere besturen. Beleidsvoorbereiding en -implementatie moeten voldoende in consultatie met gemeenten en provincies worden georganiseerd. In het kader van efficiënt bestuur is voor een goede informatiedoorstroming vanuit de Vlaamse overheid interbestuurlijk, periodiek overleg nodig. 2.3 Een gestroomlijnd en eenvoudiger uitvoeringssysteem Hoe kan het auditproces worden vereenvoudigd en hoe kunnen de audits door de lidstaten en de Commissie beter worden geïntegreerd zonder dat de zekerheid ten aanzien van medegefinancierde uitgaven vermindert? Werken met Europese middelen vergt een stevige administratieve opvolging en verantwoording. De noodzaak tot een opvolging van correct besteden van publieke middelen wordt door de provincies onderschreven, maar de veelheid van controle- en auditinstanties met elk hun eigen beoordelingskader creëert heel veel rechtsonzekerheid. De Vlaamse provincies zijn ervan overtuigd dat controle door de Europese Commissie moet gericht worden op een daadwerkelijke meting van de impact van het project, terwijl het naleven van financiële en administratieve processen de verantwoordelijkheid van lokale partners (zoals provincies in Vlaanderen) en van de lidstaat zou moeten zijn. (uit VVP-standpunt toekomstig cohesiebeleid, 16 juli 2010) Hoe kan de toepassing van het evenredigheidsbeginsel de administratieve lasten met betrekking tot beheer en controle verlichten? Moeten specifieke vereenvoudigingsmaatregelen voor territoriale samenwerkingsprogramma's worden genomen? De verschillende nationale controle- en auditinstanties dienen een complementair takenpakket te hebben en geen dubbelwerk te verrichten, ofwel dienen ze radicaal vervangen te worden door een single audit. Het voordeel van de benadering van de Single Audit (SISA) is dat begunstigden niet meerdere keren informatie hoeven aan te leveren voor audits, maar dat dit slechts één keer hoeft te gebeuren. Vervolgens vindt op basis van deze informatie éénmaal een audit plaats. Positief afgeronde auditonderzoeken worden niet herhaald. Dit zorgt voor grotere rechtszekerheid voor de promotoren. Bovendien heeft de stevige administratieve benadering tot gevolg dat nogal wat potentiële projectindieners dreigen af te haken. Zeker op het gebied van territoriale cohesie dient dit te worden vermeden: bij dergelijke projecten gaat het vaak om diverse soorten van kleinere plaatselijke actoren die niet over de nodige knowhow beschikken om projecten in te dienen. Voor een vlotte werking moet worden onderzocht waar en hoe men spelregels kan vereenvoudigen, vertrouwen aan lokale actoren en de lidstaten kan geven en tegelijk de inhoudelijke aspecten meer aan bod kan laten komen. Territoriale cohesie kan ertoe bijdragen dat, vooraleer een EU-project te beginnen, meer wordt nagedacht over welke impact men beoogt, wat de knelpunten en kansen zijn 9

bij o.a. grensoverschrijdende samenwerking, hoe ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Economische en sociale cohesie kunnen worden gemeten. Het meten van territoriale cohesie is een nog onbekend, niet evident terrein. Het blijft van cruciaal belang om Europese middelen ook in de toekomst gebiedsgericht te kunnen inzetten om een maximale regionale meerwaarde te realiseren. Die optie beantwoordt perfect aan de nieuwe territoriale cohesiedoelstelling van de Europese Commissie. Vereenvoudiging van het beheer van de Europese programma s, bv. door een single audit, is van groot belang. (uit VVP-standpunt toekomstig cohesiebeleid, 16 juli 2010) Hoe kan bij de vaststelling van de subsidiabiliteitsregels worden gezorgd voor een goed evenwicht tussen de gemeenschappelijke regels voor alle fondsen en de erkenning van de specifieke kenmerken van elk van die fondsen? De provincies pleiten voor een proportionaliteit bij de intensiteit van de regelgeving. De zwaarte van controle en audit moet evenredig zijn met budgetten die aan de regio s worden toegekend en de capaciteit die beschikbaar is. Hoe kan voor financiële discipline worden gezorgd, terwijl tegelijkertijd voldoende flexibiliteit wordt geboden voor het ontwikkelen en uitvoeren van complexe programma s en projecten? / 2.4 De architectuur van het cohesiebeleid Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de architectuur van het cohesiebeleid rekening houdt met het specifieke karakter van elk fonds en met name de noodzaak om te zorgen voor een grotere zichtbaarheid en voorspelbare financieringsvolumes voor het ESF en om het te richten op de doelstellingen voor 2020? Onder het hoofdstuk architectuur wensen de provincies als volgt te reageren: De invalshoek territoriale cohesie kan de mogelijkheid bieden voor een globalere benadering, door ook de sterke punten van een bepaalde regio te benadrukken en te ondersteunen. Als gevolg van olievlekwerking kan dit een positief gevolg hebben voor de ontwikkeling van de armere regio s. Daarom moeten ook meer welvarende regio s in aanmerking komen voor financiële ondersteuning uit het cohesiebeleid. Een bijkomend argument is dat elke Europese regio (of die nu minder of meer welvarend is) de doelstellingen van Europa 2020 dient te verwezenlijken, onder andere via het cohesiebeleid. Om die redenen vinden de provincies het essentieel dat het aandeel van de middelen voor de huidige doelstelling 2 binnen het cohesiebeleid ten minste gelijkaardig blijft in de volgende programmaperiode. De provincies stellen voor om in het regionaal beleid te zoeken naar een evenwicht tussen solidariteit met de economisch minder ontwikkelde EU-regio s en het excellentiecriterium (uitmuntendheid). 10

Omdat globalisering, klimaat, energie en demografische evolutie overal uitdagingen bieden, is voldoende spreiding van de middelen over alle regio s noodzakelijk. Bovendien pleiten de decentrale overheden voor het behoud van de huidige structuren waaronder Doelstelling 2 ( regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid ) en Doelstelling 3 ( interregionale samenwerking ), dat gebiedsgericht is opgezet. Zij erkennen wel het belang van grote thema s als klimaat, energie, demografie (vooral op het platteland), innovatie (in het bijzonder investeringen in onderzoek en technologie) en werkloosheid (opleiden en omscholen). Hoe kan een nieuwe tussencategorie van regio's worden opgezet om de regio's te begeleiden die hun inhaalproces niet hebben voltooid? De provincies sluiten zich aan bij het standpunt van de Vlaamse regering met name: Vlaanderen kan enkel akkoord gaan met deze vernieuwing op voorwaarde dat de middelen daarvoor uit de huidige doelstelling 1 (incl. phasing-out) komen, zodat de extra investeringen niet ten koste gaan van de middelen van de huidige doelstelling 2. Aangezien een aantal regio s die vandaag nog onder doelstelling 1 of phasing-out vallen wellicht in de toekomst onder doelstelling 2 vallen is het voorstel om de middelen die in doelstelling 1 en phasing-out zullen vrijkomen in te zetten om deze twee vernieuwingen (transitieregime en stedelijk beleid) te financieren. Geschat wordt dat ongeveer een kwart van de bevolking uit de huidige doelstelling 1- en phasing out-regio s in de volgende programmaperiode niet meer onder doelstelling 1 of phasing-out zal vallen. (Standpunt Vlaamse regering blz 14, oriënterend element 4) Datum 31.1.2011 Referentie 110131.012/N/SVL/VVP-standpunt cohesieverslag 11