VERSLAG. van het Rekenhof. over de subsidiëring van de thuiszorg VERSLAG

Vergelijkbare documenten
VERZOEKSCHRIFT. over de herberekening van de ouderbijdrage voor kinderopvang VERSLAG

VERZOEKSCHRIFT. over een eerste Vlaamse rookvrije dag op 31 mei 2009 VERSLAG

VERZOEKSCHRIFT. over een voordelig internetabonnement voor andersvaliden VERSLAG

VERZOEKSCHRIFT. over thuisverpleging s nachts VERSLAG. namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin uitgebracht door de heer Tom Dehaene

VERZOEKSCHRIFT. over adopties in het verleden en het archiveren van adoptiedossiers VERSLAG

VERZOEKSCHRIFT. over het Vlaams beleid inzake thuisgeweld VERSLAG

over de uitsluiting van grensarbeiders van de Vlaamse zorgverzekering

VERSLAG VAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse vinger aan de Europese pols. Overzicht van voor Vlaanderen belangrijke EU-dossiers in 2005.

houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VERSLAG. van het Rekenhof. over de subsidiëring van de thuiszorg

VR DOC.0356/1BIS

GEDACHTEWISSELINGEN VERSLAG. namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin uitgebracht door mevrouw Vera Van der Borght

VOORSTEL VAN RESOLUTIE VERSLAG. namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin uitgebracht door de heer Erik Tack

VERZOEKSCHRIFT. over het wegvallen van de huursubsidie bij verhuis naar een sociale woning VERSLAG

Ontwerp van decreet. tot wijziging van het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid. Verslag

COMMISSIEVERGADERINGEN AANPASSING

Voorstel van resolutie. betreffende een oplossing van de parkeerproblematiek van thuisverzorgend personeel bij interventies.

betreffende de preventieve inname van foliumzuursupplementen voor de aanvang van de zwangerschap ter voorkoming van neuraalbuisdefecten

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

betreffende een betere ondersteuning van de mantelzorg in het Vlaamse beleid

BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VERZOEKSCHRIFT. namens de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie uitgebracht door mevrouw Kathleen Helsen en de heer Jef Tavernier

ONTWERP VAN DECREET. tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende organisatie van de zorgverzekering VERSLAG

PLENAIRE VERGADERINGEN

VERZOEKSCHRIFT. over duo-opleidingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs VERSLAG

VERZOEKSCHRIFT. over voorrang bij inschrijving in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel volgens het decreet gelijke onderwijskansen-i (GOK) VERSLAG

COMMISSIEVERGADERINGEN

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

ONTWERP VAN DECREET VERSLAG. namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media uitgebracht door de heer Carl Decaluwe

Verslag van het verzoekschrift. over een inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering

COMMISSIEVERGADERINGEN AANPASSING

COMMISSIEVERGADERINGEN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Voorstel van resolutie. betreffende het automatisch toekennen van een tenlasteneming van de Vlaamse zorgverzekering voor palliatieve thuispatiënten

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juli 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het ministerieel besluit van 26 juli 2001 tot vaststelling van het bijdragesysteem voor de gebruiker van gezinszorg;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VERZOEKSCHRIFT. over een oplossing voor de gelijkwaardigheidserkenning van de diploma s psychologie van de Open Universiteit Nederland/Vlaanderen

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE

Verslag van het verzoekschrift. over een verminderde bijdrage Vlaamse zorgverzekering voor leefloners op basis van het actuele inkomen

Wijzigingen regelgeving 2014

Voorstel van resolutie. betreffende de organisatie, de kwaliteit, de financiering en de omkadering van internaten

houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Provincieraadsbesluit

VERZOEKSCHRIFT. over de leerplicht tot het bekomen van een diploma of vaardigheid dienstbaar aan de samenleving of arbeidsmarkt VERSLAG

Openbare diensten gezinszorg 2014

VR DOC.0786/1BIS

Ontwerp van decreet. tot wijziging van artikel 4 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening.

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

over aanpassing van het besluit van de Vlaamse Regering inzake de brandveiligheid in ouderenvoorzieningen

Verzoekschrift. over een studie naar de gevolgen van het Engels als eventuele derde officiële taal in Brussel. Verslag

COMMISSIEVERGADERINGEN

VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van de heren Carl Decaluwe en Bart Martens en de dames Cindy Franssen, Hilde Eeckhout, Vera Van der Borght en Else De Wachter

studiedag 50 jaar cao wet

In de beleidsbrief Welzijn, Volksgezindheid en Gezin zegt de minister ook werk te maken van een flexibele kinderopvang.

Graag wens ik een actuele stand van zaken te verkrijgen met betrekking tot het aanbod van voorzieningen voor ouderen in woonzorgcentra.

ONTWERP VAN DECREET. tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering VERSLAG

Gezinszorg. 1.1 Situering. 1.2 Berekening en invulling programmatie. Masterplan Woonzorg Brussel

Helft zorgverzekerden komt niet rond

Betreft: aanvraag van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid tot uitbreiding van beraadslagingen nrs. 36/2008 en 01/2009 (RN/MA/2011/303)

VR DOC.0134/1BIS

Inhoudstafel. Financiering van de thuiszorg: het perspectief van de voorzieningen

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van de heer Felix Strackx. betreffende het terugdringen van het aantal abortussen in Vlaanderen VERSLAG

Ontwerp van decreet. tot wijziging van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering. Verslag

tot wijziging van het begrip inkomen voor de rentevoet bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW)

houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders

2 de uitwerking en uitvoering van de in artikel 8 bedoelde openbare dienstverplichtingen

Voorstelling van het project Vesta

Verzoekschrift. over de premie voor energiebesparende investeringen voor niet-belastingbetalers. Verslag

Verzoekschrift. over de zestigmaandenregel voor artsen van de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) Verslag

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 24 juni 2016 houdende de Vlaamse sociale bescherming, artikel 22;

Verzoekschrift. over opleidingscheques voor Vlamingen die buiten het Vlaamse of Brusselse Hoofdstedelijke Gewest werken. Verslag

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Sinds 1 januari 2014 is het Vlaamse Gewest bevoegd voor de dienstencheques aangekocht in Vlaanderen.

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

Indien u vragen hebt over deze controle, kunt u contact opnemen met uw inspecteur via het e- mailadres

De dienstencheque in Vlaanderen. Tot uw dienst of ten dienste van zorg?

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 december 2016;

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 januari

betreffende het versneld openstellen van de persoonsvolgende financiering voor minderjarige personen met een handicap

tot wijziging van artikel 8 en 10 van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten

Hierbij vindt u het verslag van de inspecties die plaatsvonden in uw centrum op 23 mei 2017.

over de dienstencheques in de zorg

ONTWERP VAN DECREET. betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin VERSLAG

Advies. Subsidiebesluit. Brussel, 12 december SERV_ADV_ _algemeneregelssubsidies.docx

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

DIENST VOOR GEZINSZORG EN AANVULLENDE THUISHULP : KRAAMZORG

5/04/2011. Diensten gezinszorg van OCMW s: uitbreiden of samenwerken tegen Programma

OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN OUDENBURG PROCES-VERBAAL VAN DE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

Verzoekschrift. over het collectieve leerlingenvervoer in het algemeen en voor kinderen met diabetes in het bijzonder. Verslag

Stuk 6 ( ) Nr. 1

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr. 8 6 juli 2011 ( ) stuk ingediend op

Transcriptie:

Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 Zitting 2007-2008 3 april 2008 VERSLAG van het Rekenhof over de subsidiëring van de thuiszorg VERSLAG namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin uitgebracht door mevrouw Vera Van der Borght 4095 REK

Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 2 Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Luc Martens. Vaste leden: mevrouw Marijke Dillen, de heren Felix Strackx, Erik Tack, de dames Greet Van Linter, Gerda Van Steenberge; mevrouw Sonja Claes, de heer Tom Dehaene, mevrouw Vera Jans, de heer Luc Martens; de dames Margriet Hermans, Anne Marie Hoebeke, Vera Van der Borght; de heer Bart Caron, mevrouw Elke Roex, de heer Bart Van Malderen. Plaatsvervangers: de heer Erik Arckens, mevrouw Agnes Bruyninckx, de heer Johan Deckmyn, mevrouw An Michiels, de heer Leo Pieters; mevrouw Cathy Berx, de heer Paul Delva, de dames Cindy Franssen, Tinne Rombouts; de dames Hilde Eeckhout, Fientje Moerman, de heer Bob Verstraete; de dames Else De Wachter, Michèle Hostekint, Els Robeyns. Toegevoegde leden: mevrouw Helga Stevens; mevrouw Mieke Vogels. Zie: 37-E (2006-2007) Nr. 1: Verslag van het Rekenhof

3 Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 DAMES EN HEREN, De Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin besprak op 4 maart 2008 het rapport van het Rekenhof over de subsidiëring van de thuiszorg. 1. Toelichting door vertegenwoordigers van het Rekenhof Mevrouw Marianne Ringoir, eerste auditeur-revisor bij het Rekenhof, verklaart dat het Rekenhof de subsidiestroom in de thuiszorg onderzocht heeft om een globaal inzicht te verwerven in de rechtmatigheid van de subsidiëring. Het Rekenhof ging na of de subsidies werden verstrekt in overeenstemming met de regelgeving en of de overheid in haar regelgeving en administratieve organisatie afdoende voorwaarden creëerde voor een rechtmatige verstrekking. Het verslag werd op 20 februari 2007 verstuurd naar mevrouw Inge Vervotte, toenmalig minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Deze gaf op 10 april 2007 een reactie op de aanbevelingen. In sommige gevallen gaf de minister een aantal elementen aan waarmee zij rekening zou houden bij de uitwerking van een regeling. In andere gevallen wees zij erop dat zij al stappen gezet had in de richting die door het Rekenhof werd aanbevolen. De heer Ronan Van Diest, auditeur bij het Rekenhof, legt uit wat het Rekenhof precies heeft onderzocht en wat niet. Het gaat ten eerste om de erkende en gesubsidieerde voorzieningen en verenigingen bedoeld in het decreet op de thuiszorg, met name de diensten voor gezinszorg, de lokale dienstencentra, de regionale dienstencentra, de dagverzorgingscentra, de centra voor kortverblijf, de diensten voor oppashulp en de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. Ten tweede betreft het de niet-erkende maar wel gesubsidieerde diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg, die opgericht werden in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2001. In de onderzoekstijd, dus twee jaar geleden, ging het in totaal over een budget van 425 miljoen euro. Wegens het beperkte budgettaire belang, de beperkte verantwoordingsplicht en het forfaitaire karakter van de subsidie voor de andere voorzieningen en verenigingen, werden alleen de diensten voor gezinszorg en de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg, samen goed voor 98 percent van het thuiszorgbudget, onderzocht. Niet onderzocht zijn de diensten voor thuisverpleging die federaal gesubsidieerd worden, al zijn er soms overlappende taken, vooral op het gebied van de persoonsverzorging. Het Rekenhof heeft, zoals gebruikelijk bij dit soort onderzoeken, de regelgeving, de praktijk en de administratieve organisatie onderzocht. Het decreet legde wel de uitvoering van een aantal zaken op aan de Vlaamse Regering. In een aantal gevallen is dat nog niet gerealiseerd. Het belangrijkste daarbij is de indicatiestelling, dus de vaststelling van de noden van de gebruiker. De methode die daarbij zal worden gehanteerd, werd nog niet vastgesteld door de Vlaamse Regering. Voorlopig hanteren de diensten het BELprofiel (BEL: Beoordeling Eerste Lijn). Volgens het Rekenhof is het merkwaardig dat de regelgeving geen verband legt tussen de evaluatie van de noden en de hulptoewijzing. De diensten moeten dat evenmin aangeven in hun kwaliteitsplanning. Voor de gebruikersbijdrage is er wel een regeling uitgewerkt, maar er zijn kleine inconsistenties tussen het besluit van de Vlaamse Regering en het ministeriële besluit, de zogenaamde handleiding. Er zijn ook nog een aantal minder belangrijke technische problemen met de onderrichtingen. De diensten hebben een redelijk grote vrijheid bij het bepalen van de gebruikersbijdrage, zowel bij het vaststellen van de berekeningsbasis de in rekening gebrachte medische kosten als bij het toepassen van afwijkingen op de berekende bijdrage. De aanmeldingsplicht ook voor niet-erkende en niet-gesubsidieerde diensten is evenmin uitgevoerd. Het doel daarvan is het garanderen van de kwaliteit voor de gebruiker. Het Rekenhof heeft vastgesteld dat de gebruikersbijdrage op nogal uiteenlopende wijzen bepaald wordt. De verschillende verrekening van medische lasten was volgens de spreker te verwachten, gezien de vrijheid die de regelgeving biedt. Vooral private diensten rekenen afwijkende gebruikersbijdragen aan, wat soms willekeurig lijkt. In enkele gevallen hanteren diensten aanvullende regels en soms zelfs berekeningen die tegen de regelgeving ingaan. De taken van de verzorgende worden opgesomd in het statuut van de verzorgende: persoonsverzorging, huishoudelijke hulp, psychosociale ondersteuning en agogische ondersteuning. Schoonmaken is in beginsel geen taak van de verzorgenden. In de praktijk is schoonmaken voor het merendeel van de verzorgenden echter de voornaamste bezigheid en niet een aanvullende opdracht. De kwaliteitshandboeken voldoen aan de regelgeving maar de verslaggeving kan soms beter, wellicht omwille van de beperkte ervaring. De rapportering is

Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 4 niet altijd overzichtelijk, soms vaag en onvolledig. Uit de verslagen bleek in sommige gevallen dat de doelstellingen die worden geformuleerd in de handboeken, niet gehaald werden. De programmatie houdt alleen rekening met de leeftijdsevolutie van de bevolking, zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit. Er zijn nochtans indicaties dat de programmatie onvoldoende op de noden is afgestemd en dat ook andere criteria, zoals het aanbod van residentiële voorzieningen, de gezinssamenstelling of bepaalde omgevingsfactoren, belangrijk zijn. Bij de totstandkoming van de regelgeving was de programmatie niet volledig ingevuld. Om die achterstand in te halen, schreef de reglementering een jaarlijkse stijging van het urencontingent met vier percent voor. In de praktijk werd dit stijgingspercentage echter alleen in 2000 gerealiseerd. Van jaar tot jaar vond de verdeling van de bijkomende uren gedeeltelijk op grond van andere criteria plaats. Wel bleek het duidelijk de bedoeling te zijn de toewijzing van bijkomende uren te verfijnen, enerzijds door sturing van de diensten bijkomende uren moeten worden aangewend in gemeenten waar de programmatie nog niet volledig is ingevuld en anderzijds door rekening te houden met bijkomende criteria, bijvoorbeeld de aanwezigheid van residentiële voorzieningen. Het Rekenhof acht dit een positieve evolutie. Het Hof stelde vast dat de invulling van de programmatie sterk verschilt van gemeente tot gemeente, van minder dan 50 percent tot meer dan 100 percent. De verdeling tussen private en openbare diensten blijft stabiel, namelijk 82 percent voor de private diensten en 18 percent voor de openbare. De aanwending is bij private diensten wel hoger dan bij openbare. Gedeeltelijk bereiken de openbare diensten een ander publiek, namelijk meer mensen met een lager inkomen. Gedeeltelijk wenden zij hun uren anders aan: bij de openbare en bij de grote private diensten worden er weinig nacht- en weekendprestaties geleverd. De subsidiëring heeft een forfaitair karakter. Zij bestaat uit een forfait per eenheid van prestatie van de verzorgenden en een zuiver forfait voor alle overige kosten. De Vlaamse Gemeenschap subsidieert de kosten voor verzorgend, leidinggevend en begeleidend personeel, evenals de werkingskosten van deze diensten. Een van de erkenningsvoorwaarden is dat verzorgenden bij de administratie ingeschreven moeten zijn. Sommige diensten stellen echter verzorgenden tewerk die onbekend zijn bij de administratie en die bijgevolg ook niet gesubsidieerd worden. Strikt genomen voldoen deze diensten daardoor niet aan de erkenningsvoorwaarden. De administratie en daardoor ook het Rekenhof heeft er weinig zicht op of die mensen bijvoorbeeld aan de diplomavoorwaarden voldoen. Inzake de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg is er slechts een beperkte regelgeving. Deze diensten ontstonden door een DACmaatregel (DAC: derde arbeidscircuit) maar werden geregulariseerd in het kader van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social-profitsector (VIAakkoord). Er is geen erkenningsregeling, het Kwaliteitsdecreet is niet van toepassing, er is geen programmatie en er zijn uiterst beperkte rapporteringsen verantwoordingsverplichtingen. Het Rekenhof kon dus weinig doen, alleen onderzoeken hoe de hulp wordt toegewezen en welke prijs daarvoor wordt betaald. Blijkbaar zijn er geen criteria om de behoefte te evalueren. Daardoor bestaat het risico dat de hulp niet gaat naar de meest hulpbehoevende. De regelgeving spreekt van een sociaal onderzoek, maar bepaalt niet wat dit moet inhouden en welke consequenties men daaraan moet verbinden. Er is ook geen reglementering om de gebruikersbijdrage te bepalen, waardoor er een risico ontstaat op ongelijke behandeling. Inzake de administratieve organisatie kan het Rekenhof in het algemeen zeggen dat de subsidiebepaling en -betaling vlot, tijdig en correct verloopt. Het Hof heeft geen enkele fout kunnen vaststellen. Er is een grote controle op stukken, maar de toetsing aan de realiteit ter plaatse is erg beperkt. Voor de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg is er zelfs geen enkele controle ter plaatse. Het subsidiëringsproces voor de diensten voor gezinszorg is zeer omslachtig en papierverslindend. Dit heeft in de eerste plaats te maken met het gebruik van een verouderde informaticatoepassing, die nauwelijks ondersteund wordt en moeilijk te bevragen is. Het systeem is ook weinig flexibel. Correcties laten niet altijd een spoor na. Desondanks was de materiële berekening altijd correct. Van elektronische gegevensuitwisseling was op het ogenblik van het onderzoek nog geen werk gemaakt. Alles werd nog met de hand ingebracht. Het gevolg is dat er geen actuele beleidsinformatie wordt gegenereerd over de kostprijs, zodat het zicht op de toestand te beperkt blijft. De inspecties bleven beperkt tot het ter plaatse gaan bij klachten of bij grote wijzigingen van de regelgeving, bijvoorbeeld de invoering van kwaliteitseisen. Ze betroffen veel te weinig de correctheid van de basisgegevens voor de subsidieberekening. De heer Van Diest besluit dat er een aantal problemen zijn met de regelgeving, vooral de niet-

5 Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 uitvoering van sommige decretale bepalingen, zoals de indicatiestelling, de toewijzing van hulp en de gebruikersbijdrage. Hoewel de subsidiëring vrij goed verloopt, is de administratieve organisatie problematisch en biedt ze weinig garanties. De heer Van Diest deelt nog mee dat minister Vervotte, in haar reactie op de conclusies en aanbevelingen van het Rekenhof, toezegde nieuwe methodes van indicatiestelling te onderzoeken om na te gaan welke de meest geschikte is. Ze zou ook een verplichte inschrijving overwegen voor niet-gesubsidieerd personeel bij erkende diensten. Ze zou het initiatief nemen om de berekeningswijze van de bijdrage transparanter, eenvoudiger en objectiever te maken. Ook aan de verfijning van de programmatie en de verdere verfijning van de toewijzing van de bijkomende uren zou ze werken. Ze beloofde te zorgen voor de versterking van het regelgevende kader voor diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg. Wellicht wordt dit laatste een decretale integratie in de diensten voor gezinszorg. Inzake de administratieve organisatie wordt er gewerkt aan een informaticaproject waarmee de subsidieberekening en het genereren van beleidsinformatie sterk zal worden vereenvoudigd. Tot slot beloofde ze een gedeeltelijke heroriëntering van de inspecties, die meer zullen slaan op de prestaties van de verzorgenden. 2. Bespreking Mevrouw Sonja Claes heeft niet begrepen wat het verband is tussen de programmatie, die alleen rekening houdt met de leeftijdsevolutie, en de toewijzing van het urencontingent. De heer Ronan Van Diest legt uit dat men beide zaken apart moet bekijken. De programmatie toont aan op hoeveel uren iedere gemeente recht heeft, de invulling van het urencontingent betreft de aanwending en de verdeling van de uren. Aangezien de meeste gemeenten de programmatie niet volledig aanwenden, beslist men bij de toewijzing van het urencontingent welke gemeenten nog iets bij krijgen. Mevrouw Sonja Claes vraagt waarom in een bepaald jaar rekening werd gehouden met het aanbod inzake residentiële voorzieningen en in de andere jaren niet. Nochtans lijkt het verband haar cruciaal: waar er onvoldoende residentiële zorg is, is er meer thuiszorg nodig. De heer Ronan Van Diest legt uit dat het hier gaat om de toewijzing van het bijkomende urencontingent en niet om de programmatie. Vermits men niet aan alle gemeenten de uren kan geven waarop zij recht hebben, gaat men na waar er in eerste instantie een beperkt aantal uren moet worden bijgegeven. Bij het beantwoorden van die laatste vraag en dus niet voor de programmatie zelf werd het aanbod inzake residentiële voorzieningen als een van de belangrijkste criteria gehanteerd. De heer Tom Dehaene herinnert zich dat het de bedoeling was om te komen tot een hogere invulling van de effectief toegekende uren. In het begin van deze eeuw had men immers vastgesteld dat men uren toekende die niet ingevuld werden. Hij informeert of deze situatie veranderd is sinds de bijsturing. Worden de uren die de laatste jaren zijn toegekend, vollediger aangewend? De heer Ronan Van Diest antwoordt dat er op dat vlak nooit een probleem was bij de private diensten, en zeker niet bij de grote. Zij halen of benaderen een invulling van 100 percent. Bij de 116 openbare diensten was er aanvankelijk wel een groter probleem, maar ook daar zit de aanwending nu boven de 90 percent en dat gaat in stijgende lijn. De heer Tom Dehaene gaat in op het hoge percentage van de uren dat wordt ingezet voor schoonmaken. Hoe groot is dat percentage precies? Zijn er verschillen tussen de diensten of de provincies op dat vlak? Hij verbaast zich over het grote aandeel van de lage inkomens bij de openbare diensten. Zijn er dan dergelijke grote verschillen in de bijdrageberekening? Hij veronderstelt dat de Vlaamse Gemeenschap daar bij de huidige stand van de regelgeving geen greep op heeft. Heeft het Rekenhof zicht op het nietgesubsidieerde personeel? Hij vermoedt dat het vooral om schoonmaakhulp en dienstencheques gaat. Klopt dat? De heer Ronan Van Diest antwoordt dat de gegevens over schoonmaken niet uit vaststellingen ter plaatse komen, maar uit de jaarverslagen van de diensten en uit een studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Hij dacht dat meer dan 65 percent van de verzorgenden verklaarden dat schoonmaken hun voornaamste taak was. De mensen met een lager inkomen komen inderdaad vooral bij OCMWdiensten terecht, al moet men dat nuanceren. Bij de bijdrageberekening passen de private diensten meer afwijkingen toe. De meeste openbare diensten doen dat niet en passen meestal zelfs de reglementaire bijdrage voor wijkwerking niet toe. De administratie weet dat er niet-ingeschreven verzorgenden bestaan, maar net door die niet-inschrijving heeft men geen zicht op de aantallen. De heer Van Diest onderstreept wel dat het zeker gaat om echte verzorgenden, dus niet om dienstencheques en schoonmaakhulp. Het viel mevrouw Marijke Dillen op dat de vaststellingen vrij positief zijn, zeker in vergelijking met de veel scherpere conclusies. Sommige opmerkingen zijn gerechtvaardigde menselijke bedenkingen: het feit dat het recht op thuiszorg nog niet gerealiseerd is, het risico dat logistieke hulp niet altijd naar de

Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 6 meest hulpbehoevende gaat en de kans op een ongelijke behandeling door de afwezigheid van een gebruikersregeling. Zij suggereert om de aanbevelingen van het Rekenhof op te splitsen. Sommige aanbevelingen, zoals 8, 9 en 10, kunnen immers op korte termijn worden gerealiseerd. Zij denkt onder meer aan de effectieve uitvoering van controles. Andere aanbevelingen vergen meer tijd. Ze wil weten of het Rekenhof een overzicht heeft van de realisatie van de aanbevelingen die de vorige minister zou uitvoeren tegen 2007. De heer Ronan Van Diest verduidelijkt dat de conclusies van het Rekenhof altijd aspecten betreffen waarover het een aanbeveling kan formuleren, en niet zaken die goed lopen. Daardoor lijken ze misschien iets negatiever dan het verslag zelf. Wat de laatste vraag betreft, is er nog niets in regelgeving omgezet, maar lopen er wel een aantal initiatieven bij de administratie. Zo wordt er een nieuw decreet voorbereid met het oog op de eerder genoemde integratie. Er zijn ook werkgroepen opgericht in verband met het informaticaproject en met de gebruikersbijdrage. Het gaat soms om problemen die al lang aanslepen, maar die niet eenvoudig op te lossen zijn. Daarbij denkt hij onder meer aan de indicatiestelling. Mevrouw Elke Roex denkt dat het interessant zal zijn om het nieuwe Thuiszorgdecreet te toetsen aan de aanbevelingen van het Rekenhof. Sommige hier gestelde problemen, zoals de gebruikersbijdrage, worden in dat decreet immers opgelost. Zij wil weten of de heer Van Diest met de niet-toepassing van de bijdrageregeling verwees naar de diensten voor gezinszorg, naar de diensten voor aanvullende thuiszorg of naar de poetshulp. Zij dacht dat er voor de eerstgenoemde wel degelijk een verplichte bijdragetabel bestond. Wat bedoelt het Rekenhof precies met de integratie met de diensten voor poetshulp? Waarom gebruikt men het woord hopelijk? De dienstencheques zijn vaak goedkoper dan de hoogste gebruikersbijdrage. Welke verschuivingen brengt dat teweeg? Wat is het effect op het al dan niet toepassen van de genoemde tabellen? De heer Ronan Van Diest kan niet zeggen of de diensten voor poetshulp de regeling al dan niet toepassen, want daarvoor bestaat er gewoon geen regeling. In de praktijk blijken zij meestal wel een bijdrageregeling te hanteren die geïnspireerd is door die voor de gezinszorg, maar in die keuze zijn ze vrij. De diensten voor gezinszorg gebruiken de regeling wel, maar die is vrij complex. De fiscale termen zijn niet voor iedereen even duidelijk en leiden wellicht tot goedbedoelde fouten. Binnen de regelgeving blijven afwijkingen naar boven of naar beneden altijd mogelijk als er daarvoor goede redenen zijn. Bepaalde diensten passen die mogelijkheid vrij vaak toe. Met integratie bedoelt het Rekenhof dat er een regelgevend kader zou komen voor de diensten voor poetshulp, wat er thans niet is. Dat kan men eenvoudig oplossen door deze diensten op te nemen in het decreet. Mevrouw Elke Roex begrijpt dat laatste maar is het er niet helemaal mee eens. Dat poets- en gezinshulp parallel lopen, hoeft niet te betekenen dat ze overal geïntegreerd worden. Vrijwel elk OCMW heeft een dienst voor poetshulp, maar heeft daarom nog geen dienst voor gezinshulp. Integratie is dus niet overal mogelijk. De heer Ronan Van Diest zegt dat het net andersom is: de meeste OCMW s hebben een dienst voor gezinshulp, maar slechts weinig OCMW s hebben een dienst voor poetshulp. Tot drie jaar geleden waren er zelfs helemaal geen diensten voor poetshulp die gesubsidieerd werden door de Vlaamse overheid. Sinds kort zijn er in een aantal OCMW s wel mensen die gesubsidieerd worden volgens dezelfde regeling als die van de private poetsdiensten. Mevrouw Elke Roex verduidelijkt dat zij het had over de diensten voor poetshulp die de OCMW s met eigen middelen organiseren. Mevrouw Anne Marie Hoebeke betreurt dat het verslag van het Rekenhof pas een jaar na indiening wordt besproken in de commissie. Zij vindt het eveneens jammer dat er tien jaar na de invoering van het decreet nog zoveel zaken niet uitgevoerd of in uitvoering zijn. De opmerkingen terzake van het Rekenhof zijn terecht. Op pagina 47 van het verslag wordt melding gemaakt van aanzienlijke winsten, die enorm variëren, maar die wel gemaakt worden door diensten die met overheidsgeld worden gesubsidieerd. Zij informeert wat er met dat geld gebeurt. Verder vraagt zij of het verwachte nieuwe decreet een oplossing biedt voor het huidige gebrek aan controle. Ze meent dat iedereen er baat bij heeft dat men, in het kader van de vergrijzing, een halt toeroept aan het inzetten van verzorgenden als schoonmakers. Een efficiënte inzet van middelen en mensen vereist dat iedereen op de juiste plaats werkt. Ook de geringe flexibiliteit van de diensten bekommert haar, zeker gezien de wens om zorgbehoevende gebruikers zolang mogelijk thuis te houden. Volgens haar moeten de diensten daarop inspelen, maar hoe dat moet worden gerealiseerd, is natuurlijk een ander verhaal. Zij betreurt tot slot met het Rekenhof de ruime afwijkmogelijkheden waarover de diensten beschikken. Over de winsten antwoordt de heer Ronan Van Diest dat het soms gaat over zeer grote diensten met heel veel personeel. Door het gebrek aan controle weet de Vlaamse administratie te weinig over de kosten en de opbrengsten van de prestaties. Met bepaalde toe-

7 Stuk 37-E (2006-2007) Nr. 2 passingen kan men een stap vooruit zetten. Het is goed dat men ook de financiële aspecten zal gaan controleren, en niet alleen het functioneren. Hij merkt nog op dat de flexibiliteit van de zorg ook beperkt wordt door de reglementering, die een maximum oplegt. Kleinere private diensten vullen die vraag naar weekend- en nachtdiensten wel in, grote minimaal en openbare nauwelijks. De verslaggever, Vera VAN DER BORGHT De voorzitter, Luc MARTENS