Utrecht 04-06-17 Pinksteren Ezechiël 11:16-20; Handelingen 2:1-13 Zusters en broeders, Als die vraag je gesteld wordt, wat antwoord je dan? Soms weet ik niet goed wat ik daarop moet antwoorden. Want waar kom ik eigenlijk vandaan? Ik woon in Utrecht. Maar daar ben ik niet geboren. Moet ik dan mijn geboorteplaats noemen? Maar daar heb ik maar zo kort gewoond, dat ik er nauwelijks wat van weet. De plaats waar ik ben opgegroeid? Of moet ik alle plaatsen noemen waar ik ooit gewoond heb? Hoe lang mag het antwoord zijn? Hoe zou iemand die niet in Nederland is geboren, deze vraag ervaren? Wat zou bijvoorbeeld Rita antwoorden op deze vraag? Zou ze Utrecht zeggen? Of een van de landen waar ze gewoond heeft? Of nog verder teruggaan naar waar haar familie ooit vandaan is getrokken? Wat zegt een derde-generatie Turkse Nederlander? Ik kom uit Bilthoven. Ja, maar waar kom je éigenlijk vandaan? Nou, éigenlijk kom ik uit Purmerend, ik heb gestudeerd in Tilburg, en nu woon ik in Bilthoven. Waar kom je eigenlijk vandaan? Wat zouden de Judese ballingen in de zesde eeuw voor Christus geantwoord hebben op die vraag? Wij komen uit Jeruzalem. Maar nu zitten ze in Babel. Ze zijn gedeporteerd door de Babyloniërs die Juda veroverd hebben.
De Babyloniërs hadden de tactiek om de bestuurlijke en religieuze elite van een veroverd land te deporteren. In de overwonnen gebieden zetten ze daarna een marionettenbestuur om de bevolking onder de duim te houden. Ver weg van huis zitten deze Judese ballingen. De priester-profeet Ezechiël is een van hen. Ook al wonen ze nu in Babel, Jeruzalem voelt nog steeds als hun thuis. Omdat ze er gewoond hebben natuurlijk, maar deze stad is meer dan de plaats waar hun huis stond. Meer dan de plek waar ze woonden, waar ze werkten, waar ze de straten kenden, de buren, de huizen. Jeruzalem is het symbool van het Judese volk, van het volk Israël. Jeruzalem is niet slechts waar ze vandaan komen, maar waar ze thuis horen. Want in Jeruzalem staat de tempel, die het huis is van God. Natuurlijk, ze zijn niet dom, en ze weten heus wel dat God niet te vangen is in een gebouw. Maar de tempel is de plek waar hemel en aarde elkaar raken, waarvanuit Gods vrede en gerechtigheid over de aarde stromen. De Judese ballingen hebben het gevoel dat ze bij God horen. Bij hem zijn ze thuis. Daarom is Jeruzalem hun thuis. Daarom willen ze daarnaar terug. Hier in Babel is geen tempel. Daardoor voelen ze zich ver verwijderd van God. De band met God voelt verbroken. Hoe moet het verder? De profeet Ezechiël wordt gegrepen door God. Hij krijgt visioenen te zien en de opdracht om de boodschap van God over te brengen aan de ballingen. In die boodschap wordt de ballingschap min of meer als straf van God gepresenteerd. Maar je zou ook kunnen zeggen: eigen schuld, dikke bult. Had je maar naar God moeten luisteren, had je maar de wetten van gerechtigheid serieus moeten nemen. Dat komt er nou van. Ezechiël zegt het zo: God heeft jullie weggedreven onder de volken. Ver weg zijn jullie terechtgekomen. Uitgestrooid zijn jullie, als graankorrels over de landen.
Maar hij zal jullie weer verzamelen, bijeenrapen uit de landen waarin jullie uitgestrooid zijn en weer thuis brengen in Israël, in het land waar je thuis hoort. Terug naar Israëls rode grond. Letterlijk terug naar Jeruzalem, dat ook. Maar meer nog dan letterlijk terug naar een bepaald geografisch gebied, zullen jullie terugkeren bij God en weer wandelen op zijn wegen. Jullie denken dat je hier ver weg in Babel, ook ver weg van God bent. Want jullie denken dat God alleen in de tempel in Jeruzalem is, dat alleen daar de hemel de aarde kan raken. Dat alleen daar vrede en gerechtigheid kunnen heersen. Maar God is ook hier, bij jullie in Babel. Hijzelf zal voor jullie een heiligdom, een tempel, wezen. Gods aanwezigheid is niet aan plaats gebonden. God is overal waar mensen hem aanbidden, waar zij de Tora volgen. Tora: richtingwijzer ten leven, richtingwijzer van Gods weg. Jullie treuren nu om het verloren Jeruzalem. Maar je kunt terugkeren. Daar moet je wel iets voor doen. Keer je af van alle afschuwelijkheden en gruwelen. Neem afstand van alle onrecht en onvrede. Geef je niet meer aan de afgoden van Bezit en Macht. Kies voor deze Ene God, de God van gerechtigheid en vrede. God zelf zal je hierbij helpen. Hij zal je een nieuwe geest geven. Hij zal je versteende hart uit je lijf halen en er een levend hart, van vlees-en-bloed, voor in de plaats geven. Het hart, dat in onze beleving het centrum van het gevoel is, is in Bijbelse tijden het centrum van de wil. Wie een nieuw, levend, hart krijgt, krijgt een nieuwe wil. Een wil die op God gericht is. Dan beschouw je Gods regels en wetten niet meer als iets wat je móet, maar als iets wat je wílt! Dan ontdek je dat God jou niet wil dwingen, desnoods met geweld, maar dat hij zijn richtingwijzers naar een rechtvaardige en vredige wereld heeft opgesteld. Het is aan ons om die richtingwijzers te volgen. Met een nieuwe geest en levend hart, wíllen we niet anders dan die richtingwijzers volgen en wandelen op Gods wegen.
Via die wegen komen we in het nieuwe Jeruzalem. Een Jeruzalem dat op geen landkaart te vinden is, maar overal in de wereld kan zijn. Overal waar mensen gerechtigheid en vrede willen leven. In dat land zijn we allemaal van harte uitgenodigd. Dat nieuwe Jeruzalem houdt Ezechiël aan de ballingen voor. Het gaat er niet om waar ze vandaan komen, maar waar ze thuis zullen zijn. Een leven dichtbij God, dat is thuis zijn. Dus ga op weg, volg de Tora, en je zult thuis komen. We nemen een paar grote stappen in de tijd en komen aan rond het jaar 30. De leerlingen en volgelingen van Jezus zijn op weg gegaan. Ze wandelden met Jezus op de wegen die de Tora wees. Het was een mooie tocht, die naar Jeruzalem leidde. Letterlijk en symbolisch. Maar nu voelen ze zich een beetje ontheemd, want Jezus, die hun steeds vergezelde, is nu echt weg. Na Hemelvaart staan ze er alleen voor. Hoe moet het verder? Ondertussen lopen er in de straten van de stad Joden die overal vandaan komen. Ze komen van heinde en verre, maar hier in deze stad voelen ze zich thuis. Hier is de tempel, hier is God. Hier willen ze het Joodse Pinksterfeest, Sjawoe ot vieren. Op dit feest gedenken ze dat God de Tora gaf, de richtingwijzer ten leven, leefregels voor een leven in vrede. Een feest, zou je kunnen zeggen, dat de weg naar huis wijst, de weg naar God, want bij God ben je thuis. Dat feest vieren de leerlingen van Jezus ook. Maar ze weten niet goed hoe. Ze weten waar ze vandaan zijn gekomen: uit Galilea. Nu zijn ze hier in Jeruzalem. Zijn ze hier thuis? Is dit het eindpunt van de reis? Dan ineens horen, zien en voelen ze de aanwezigheid van God, als wind, als levensadem, vuur en vlam. God komt als Geest over hen, in hen, om hen. Ze worden geïnspireerd: spirit!
Met God nabij, weten ze weer waar ze thuis horen. Hun thuis is niet letterlijk hier in deze stad Jeruzalem. Hun thuis is overal waar mensen God aanbidden, waar mensen de Tora volgen, de richtingwijzer ten leven, richtingwijzer van Gods weg. De leerlingen krijgen een nieuwe geest, een nieuw hart, een nieuwe wil. Ze staan op en spreken de woorden die de Geest hun ingeeft. In alle talen van de wereld vertellen zij over Gods grote daden van gerechtigheid en vrede. Zij vertellen hoe mensen zelf de weg van God kunnen gaan. Hoe zij door die weg te volgen thuis kunnen komen. Ze vertellen over het nieuwe Jeruzalem. Een Jeruzalem dat op geen landkaart te vinden is, maar overal in de wereld kan zijn. Overal waar mensen gerechtigheid en vrede willen leven. In dat land is iedereen van harte uitgenodigd. Het gaat er niet om waar je vandaan komt, of waar je geboren bent. Het gaat erom waar je thuis bent. Een leven dichtbij God, dat is thuis zijn. Dus laten wij ons openstellen voor de Geest en op weg gaan, de Tora volgend, en we zullen thuis zijn in het land van God, de wereld van sjaloom. Amen