CENTRA VOOR ILLEGAAL VERBLIJVENDE MINDERJARIGEN EN HUN OUDERS

Vergelijkbare documenten
Materiële hulp voor kinderen die illegaal verblijven

Rolnummer Arrest nr. 50/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

«Materiële hulp voor kinderen die illegaal in België verblijven»

Dienst Ons kenmerk datum Bijlage(n) OCMW Wetgeving november

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Dienst uw brief van uw kenmerk Ons kenmerk datum Bijlage(n)

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Dienst Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk Datum Bijlage(n) Dienst Juridisch en Beleidsondersteunend Advies

Betreft : Gevolgen voor het recht op maatschappelijke dienstverlening van de opheffing van code 207 «opvangstructuur» op vrijwillige basis

Sociale steun/detentie / bijlage 35 tijdens beroep in het kader van een 9ter-aanvraag. Gevolgen arrest Abdida (HvJ)

Opvang van illegale families met kinderen

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

NOTA VRIJWILLIGE OPHEFFING CODE 207 OS Instructie Fedasil vrijwillige opheffing van de code 207 opvangstructuur

Hof van Cassatie van België

**** Partijen geven geen repliek. Recht doende op de stukken van bet dossier.

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Studiedienst & Reglementering SER/avis/010704/B.N

Hof van Cassatie van België

Werken en verblijf in een LOI: combinatie recht op materiële opvang en een loon

Werken en verblijf in een LOI: combinatie recht op materiële opvang en een loon

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2011/AA/126. Rep. Nr. Vierde kamer

fedasil FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE OPVANG VAN ASIELZOEKERS

Rechtsbijstand bij bemiddeling

Versie juli 2015 Maatschappelijke dienstverlening WEGWIJS IN. maatschappelijke dienstverlening

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

appellante, ter zitting vertegenwoordigd door , wonende te 2100 Deurne, Van Haverlei 18,

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Inhoud 1. Hoofdstuk 1: Kort verblijf, lang verblijf en vestiging Kort verblijf Lang verblijf Vestiging 11

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Bevoegdheid bij het verlaten van de opvangstructuur

Mevrouw de Voorzitster, Mijnheer de Voorzitter,

WEGWIJS IN. medische hulp. Versie januari 2017 Medische hulp


Verschillende vormen van steun in natura. (voedingsbons, kleding, MIVB-kaarten)

Hof van Cassatie van België

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Rolnummer Arrest nr. 155/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

Dringende Medische Hulp (DMH) Tussen vage theorie, heldere richtlijnen en verwarrende praktijk wat blijft erover?

Hof van Cassatie van België

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Rolnummer Arrest nr. 39/2015 van 19 maart 2015 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE 20 FEBRUARI 2008

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST. Rep. Nr. A.R OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN DECEMBER TWEE- DUIZEND EN NEGEN

REGLEMENT: HUISHOUDELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DRINGENDE MEDISCHE KOSTEN VOOR PERSONEN DIE ILLEGAAL OP HET GRONDGEBIED VERBLIJVEN

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

De wetswijziging treedt in werking 10 dagen na de publicatie in het Belgisch Staatsblad, hetzij 9 januari 2006.

Hof van Cassatie van België

Steun van het OCMW. Voorwaarden die recht geven op een equivalent van het leefloon:

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642.

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

Omzendbrief betreffende de verblijfsregularisatie om medische redenen en de invloed daarvan op het recht op maatschappelijke dienstverlening

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

(Nieuwe) asielzoekers zonder toewijzing opvangstructuur

Bevoegdheid bij het verlaten van een opvangstructuur

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Rolnummer Arrest nr. 84/2007 van 7 juni 2007 A R R E S T

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Dringende medische hulpverlening

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005 A R R E S T

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

waarbij het cassatieberoep toelaatbaar wordt verklaard;

Hof van Cassatie van België

Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

Hof van Cassatie van België

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr van 19 juni 2013 in de zaak A /XIV-34.

Dienst: Ons kenmerk datum Dienst OCMW-wetgeving Wet/ dmh / 0505/ B.N. 14 juli 2005 en Bevoegdheidsconflicten

Omzendbrief van 27 januari 1997 van de Staatssecretaris voor Veiligheid, voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu - Opvang van asielzoekers

Rolnummer Arrest nr. 1/2012 van 11 januari 2012 A R R E S T

Begeleidingstraject van gezinnen met minderjarigen die onwettig op het grondgebied verblijven en opgevangen worden krachtens KB 24.6.

Beslissing D S betreffende de opleidingsinstellingen voor treinbegeleiders.

Hof van Cassatie van België

ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 174/2015 van 3 december 2015 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN ARRONDISSEMENT VEURNE OCMW DE PANNE UITTREKSEL UIT HET NOTULENBOEK VAN HET OCMW.

Rolnummer Arrest nr. 87/99 van 15 juli 1999 A R R E S T

Netwerkdag Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Erkende vluchtelingen en huisvesting

Hof van Cassatie van België

Het recht op wonen: wat betekent het voor de burger?

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

4. Wat zijn de rechten en plichten van een asielzoeker in België?

OPVANG VOOR GEZINNEN MET MINDERJARIGE KINDEREN ZONDER WETTIG VERBLIJF

Transcriptie:

OVERZICHT RECHTSPRAAK MATERIËLE OPVANG IN FEDERALE CENTRA VOOR ILLEGAAL VERBLIJVENDE MINDERJARIGEN EN HUN OUDERS Dit overzicht steunt enkel op de vonnissen en arresten die de VVSG heeft gekregen. Bent u in het bezit van andere uitspraken? Bezorg ons dan a.u.b. een kopie! De onderstaande opsommingen van vonnissen en arresten in een groep zijn bedoeld als voorbeeld en dus niet exhaustief. Dit overzicht werd bijgewerkt op 8 juli 2005. INHOUD 1. Context 2. Over de periode vanaf arrest Arbitragehof tot Koninklijk Besluit van 24 juni 2004 3. Over de periode na het Koninklijk Besluit / de omzendbrief 4. Een interessant arrest van het Arbeidshof van Gent 1. Context - arrest nr. 106/2003 van het Arbitragehof van 22 juli 2003 waarbij onder voorwaarden een recht op maatschappelijke dienstverlening wordt toegekend aan minderjarigen die samen met hun ouders illegaal in het land zijn, www.arbitrage.be, inforumnummer 187500 - aanpassing van artikel 57, 2 van de OCMW-wet door artikel 483 van de programmawet van 23 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2003, inforumnummer 190593), in werking 10 januari 2004 maar vergt nog een Koninklijk Besluit - Koninklijk Besluit van 24 juni 2004 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft, Belgisch Staatsblad van 1 juli 2004, in werking 11 juli 2004, inforum 195708 - Omzendbrief van 16 augustus 2004 betreffende het Koninklijk Besluit tot bepaling van de voorwaarden en modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft, Belgisch Staatsblad van 9 december 2004, inforum 196510 2. Over de periode vanaf arrest Arbitragehof tot Koninklijk Besluit van 24 juni 2004 We gaan eerst kort in op het eerste vonnis van de arbeidsrechtbank van Nivelles (vonnis van 26 augustus 2003) omdat dit de toon heeft gezet. De rechter aanvaardt geen overmacht in hoofde van de kinderen. Overmacht moet beoordeeld worden in hoofde van de moeder, niet in hoofde van de kinderen. De rechter wijst ook het beroep op het Kinderrechtenverdrag af bij gebrek aan directe werking van de ingeroepen artikelen. De rechter steunt op het arrest van het Arbitragehof om steun toe te kennen. Het feit dat het OCMW de aanvraag afwees vóór het arrest, doet volgens de rechter niet ter zake. De concrete invulling die de rechter aan de toe te kennen steun geeft, is verregaand: huisvesting, nutsvoorzieningen, schoolkosten met inbegrip van warme maaltijden en tussendoortjes, ontbijt en avondeten, maaltijden in de weekends en tijdens de vakantie, gezondheidszorgen, kleren en een bedrag gelijk aan de gewaarborgde kinderbijslag voor de kosten van onderhoud kleding, toiletgerief en poetsmateriaal voor de woning alsook het abonnement openbaar vervoer. Dat de ouders ook voor een stuk van deze steun kunnen genieten (het Arbitragehof staat dat niet toe), kan volgens de rechter niet vermeden worden. overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-1/7

De latere vonnissen kunnen grosso modo in drie groepen verdeeld worden. De eerste groep volgt de arbrb. van Nivelles en veroordeelt de OCMW s tot een door de rechter bepaalde opsomming van prestaties in natura, soms aangevuld met een bedrag gelijk aan de gewaarborgde kinderbijslag. Sommige rechters spreken alleen van hulp in natura en tenlasteneming van kosten gemaakt door derden waardoor het OCMW nog steeds niet weet wat er moet worden toegekend. Bijv.: arbrb. van Gent van 16 december 2003 Bijv.: arbrb. van Dendermonde van 15 oktober 2003 in kort geding De tweede groep veroordeelt het OCMW tot een bedrag gelijk aan de gewaarborgde kinderbijslag. Soms wordt ook veroordeeld tot een naar billijkheid bepaald bedrag. Bijv.: arbrb. van Antwerpen van 30 juni 2004, arbrb. van Antwerpen van 24 mei 2004, arbrb. van Antwerpen van 30 juni 2004, arbrb. van Brussel van 28 juli 2004 Bijv.: arbrb. van Brussel van 30 september 2003, arbrb. van Namen van 14 mei 2004 De derde groep veroordeelt het OCMW tot financiële steun gelijk aan het leefloon plus een bedrag gelijk aan de gewaarborgde kinderbijslag. Bijv.: arbrb. van Brugge van 12 november 2003, arbrb. Brugge van 26 november 2003, arbrb. van Mechelen van 10 maart 2004, arbrb. van Turnhout van 12 maart 2004, arbrb. van Brugge van 24 maart 2004, arbrb. van Turnhout van 13 juli 2004, arbrb. van Brugge van 8 september 2004 In alle uitspraken wordt ingegaan op de vraag hoe vermeden kan worden dat ook de ouders (voor een stuk) genieten van de verleende maatschappelijke dienstverlening. Het Arbitragehof zegt immers uitdrukkelijk dat de OCMW-dienstverlening niet aan de ouders ten goede mag komen. De rechters besluiten in overgrote meerderheid dat het onvermijdelijk is dat de ouders ook voor een stuk genieten van de OCMW-dienstverlening. Zelfs wanneer de steunverlening uitsluitend in natura zou gebeuren. Heel wat rechter oordelen dat men erop mag vertrouwen dat de ouders het beste met hun kinderen voor hebben en de steun niet van zijn doel (bescherming van de kinderen) zullen afwenden. De arbeidsrechter van Veurne komt tot de conclusie dat de ouders steeds een beetje zullen meegenieten. De enige manier om dat te vermijden is ouders en kinderen scheiden wat onaanvaardbaar is. Bovendien oordeelt de rechter dat de aanwezigheid van de ouders en hun goede zorgen ook onontbeerlijk zijn voor het kind. Bijv.: arbrb. van Antwerpen van 30 september 2003, arbrb. van Brugge van 12 november 2003, van 26 november 2003 en van 24 maart 2004, arbrb. van Gent van 16 december 2003, arbrb. van Veurne van 6 mei 2004, arbrb. van Antwerpen van 24 mei 2004, arbrb. van Namen van 14 mei 2004, arbrb. van Antwerpen van 6 december 2004 Schulden uit het verleden worden door de rechters meestal aanvaard indien de nodige bewijsstukken kunnen worden voorgelegd. Dit vanaf het indienen van de aanvraag. Soms wordt voor het verleden een bedrag naar billijkheid bepaald dat wordt geacht de ontstane schulden te dekken (Bijv.: arbrb. van Brussel van 30 september 2003). overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-2/7

Bijzondere uitspraken De arbeidsrechtbank van Brussel oordeelt dat het Arbitragehof zijn boekje te buiten is gegaan. Wanneer het Arbitragehof een prejudiciële vraag beantwoordt, kan het Hof enkel oordelen over het bestaan van de aangehaalde discriminatie. Het Hof mag geen algemene regelgevende oplossing voor deze discriminatie naar voor schuiven. Dat mag het Hof alleen doen als het als grondwettelijk hof oordeelt over een klacht die tegen een wet werd ingediend. De oplossing van het Arbitragehof vindt ook geen genade in de ogen van de rechter. Het druist in tegen elk gezond verstand om enerzijds de minderjarigen een recht op steun te verlenen en anderzijds de ouders van elk genot van deze steun uit te sluiten. Bovendien zal elke geboden hulp de minderjarigen en hun ouders ertoe aanzetten om verder illegaal in België te blijven (arbrb. van Brussel van 20 november 2003). Volgens het Arbeidshof van Gent kunnen de voorwaarden gesteld door het Arbitragehof enkel worden vervuld door rechtstreeks materiële hulp aan het kind te verlenen indien dat absoluut noodzakelijk is ingevolge het in gebreke blijven van de ouders die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de levensomstandigheden van het kind. De ouders kunnen volgens het Arbeidshof perfect aan die verplichting voldoen door België te verlaten en zich opnieuw in het herkomstland te integreren en daar werk te zoeken zodanig dat ze op een rechtmatige wijze over financiële middelen kunnen beschikken om aan hun plichten t.o.v. het kind te voldoen (Arbeidshof van Gent van 9 januari 2004). Oordelen ook in deze zin: arbrb. van Verviers van 28 mei 2004, arbrb. van Dendermonde van 1 juni 2004. De arbeidsrechtbank van Gent wijst op 16 januari 2004 een vraag tot steunverlening af omdat de door de eiser gevraagde steun in toepassing van het arrest van het Arbitragehof indruist tegen de invulling die de wetgever blijkbaar wil geven aan de door het Hof beoogde steunverlening. De eiser blijkt net dat te vragen wat het Hof uitsluit namelijk een financiële steun aan de ouders die hen ertoe in staat zal stellen verder in België te blijven. Bovendien kunnen de eisers niet aantonen dat zij hun onderhoudsplicht niet kunnen nakomen. De arbeidsrechtbank van Dendermonde wijst op 6 april 2004 twee keer een vraag tot steunverlening af omdat het niet redelijk is om personen met kinderen en zonder kinderen verschillend te behandelen, omdat het Kinderrechtenverdrag geen directe werking heeft en omdat de wijziging aan artikel 57, 2 OCMW-wet duidelijk spreekt van materiële opvang in een federaal centrum. De arbeidsrechter van Veurne veroordeelt het OCMW tot betaling van kosten van huisvesting, nutsvoorzieningen, school en dergelijke en tot de betaling van een financiële steun. Tot zover een standaardvonnis. Maar de rechter beperkt de steunverlening in de tijd. De kinderen moeten het lopende schooljaar kunnen afronden. Daarna wordt er nog één maand steun geboden om de terugkeer naar het land van herkomst voor te bereiden. Op die manier wil de rechter een evenwicht bereiken tussen de bescherming van de minderjarigen en het migratiebeleid van de overheid (arbrb. van Veurne van 6 mei 2004). De arbeidsrechtbank van Tongeren oordeelt dat de wetswijziging een voldoende basis is om een recht op steun te laten gelden voor minderjarigen die hier samen met hun ouders illegaal verblijven. De rechter moet de concrete invulling in afwachting van het uitvoeringsbesluit echter bijsturen. De richtlijn daarbij is volgens de rechter het in de grootst mogelijke mate eerbiedigen van de rechten van het kind. Dat betekent niet dat er recht is op financiële steun gelijk aan het leelfoon want dan zouden personen met en zonder kinderen verschillende behandeld worden, wat volgens de rechter niet de bedoeling kan zijn. De rechter stelt vervolgens vast dat er geen schulden zijn, dat er sprake is van zwart werk en dat de betrokkene niet meewerkt aan het sociaal onderzoek. Dan wijst de rechter de vordering af (arbrb. van Tongeren van 4 juni 2004). overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-3/7

3. Over de periode na het Koninklijk Besluit / de omzendbrief Er is geen eensgezindheid over de vraag vanaf wanneer de regeling voorzien in artikel 57, 2 OCMWwet nu effectief toegepast kan worden. Sommige rechters oordelen dat dit kan zodra het uitvoeringsbesluit in werking is getreden (11 juli 2004). Anderen nemen de datum van de omzendbrief als overgangsmoment (16 augustus 2004). Nog anderen nemen een latere datum omdat volgens hen op 11 juli resp. 16 augustus de Staat onmogelijk de nieuwe regeling al kon toepassen. De eerste groep rechters veroordeelt het OCMW op basis van de rechtspraak van het Arbitragehof desgevallend nog tot steunverlening in de vorm van het ten laste nemen van de ontstane schulden voor de periode van voor de nieuwe regeling in de OCMW-wet maar wijst de aanvraag tot steun voor de toekomst af en oordeelt dat de eisers zo snel mogelijk een aanvraag tot het bekomen van materiële opvang in de federale centra moet indienen bij het bevoegde OCMW. Zij aanvaarden de regeling van de materiële opvang. De regeling voorziet de mogelijkheid voor de ouders om hun kinderen te vergezellen en is dus niet per definitie strijdig met het EVRM of het Kinderrechtenverdrag (dat laatste heeft geen directe werking volgens deze rechters). Er is geen inbreuk op het stand still beginsel. Er kan enkel in concreto geoordeeld worden of er in een bepaald geval sprake is van een niet toegelaten scheiding van ouders en kinderen. Deze rechters willen niet het proces van de intenties van Fedasil voeren. Soms wordt ook gewoon naar de regeling materiële opvang verwezen voor de toekomst zonder in te gaan op het probleem van de scheiding van ouders en kinderen. Bijv.: arbrb. van Brussel van 23 juli 2004, arbh. Van Gent van 4 oktober 2004, arbrb. van Brussel van 7 oktober 2004, arbrb. van Tongeren van 8 oktober 2004, arbrb. van Brussel van 20 oktober 2004, arbrb. van Brussel van 25 oktober, arbrb. van Antwerpen van 6 december 2004, arbrb. van Brussel van 20 januari 2005, Arbh. van Antwerpen van 26 januari 2005, arbrb. van Dendermonde van 7 februari 2005, arbrb. van Oudenaarde van 28 februari 2005 Later vinden we in deze groep ook arbeidsrechters die wel uitdrukkelijk zeggen dat de materiële opvang die door Fedasil geboden wordt beantwoord aan de menselijke waardigheid (arbrb. van Brugge van 23 maart 2005). Een tweede groep rechters veroordeelt voor het verleden (de drie mogelijkheden zoals hierboven aangehaald blijven terugkomen) maar bevelen de heropening van de debatten m.b.t. de vraag of de regeling zoals voorzien in het gewijzigde art. 57, 2 OCMW-wet wel in overeenstemming is met de grondwet en de internationale verdragen in zoverre dat de regeling de fysieke scheiding van ouders en kinderen inhoudt. Bijv.: arbrb. van Bergen van 3 september 2004, arbrb. van Dendermonde van 8 september 2004 in kort geding, arbrb. van Dendermonde van 13 oktober 2004 in kort geding, arbrb. van Brussel van 21 oktober 2004, arbrb. van Brussel van 15 november 2004 (de rechter roept wel al heel wat vragen op in dit vonnis en wekt de indruk dat er ernstige problemen zijn met de regeling materiële opvang, Fedasil wordt in het geding betrokken), arbrb. van Brussel van 10 maart 2004 Een derde groep rechters gaat in op de vraag of er sprake is van een verboden scheiding van ouders en kinderen. Zij stellen dat een rechter een KB slechts kan toepassen in zover het met de wetten overenstemt. Het uitvoeringsbesluit lijkt de scheiding van ouders en kinderen te installeren. Elke inbreuk op het recht op respect voor het gezinsleven moet bij wet voorzien zijn, moet een toegelaten doel nastreven en moet het evenwicht tussen de genomen maatregel en de nagestreefde doelstelling garanderen. Deze rechters oordelen dat dit laatste evenwicht niet gegarandeerd wordt door het uitvoeringsbesluit. Dat is strijdig met internationale rechtregels die voorrang hebben op nationale rechtsregels. De regeling wordt dus niet toegepast. Ook het ontbreken van een federaal centrum in de onmiddellijke omgeving wordt aangehaald als argument tegen de regeling (voor West-Vlaanderen en Oostkantons). overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-4/7

Omdat de motivering die de Brugse arbeidsrechtbank ontwikkelde navolging vindt bij anderen, gaan we er even dieper op in. Samengevat zegt de Brugse rechter dat het recht op maatschappelijke dienstverlening voor minderjarige kinderen die hier samen met hun ouders illegaal verblijven zowel door het Arbitragehof als door de wetgever wordt erkend. De regeling van het Arbitragehof is praktisch niet werkbaar. De regeling van de wetgever is bij een strikte interpretatie niet verenigbaar met het EVRM en het Kinderrechtenverdrag. Dus: de regeling voorzien in artikel 57, 2 OCMW-wet en het uitvoeringsbesluit is enkel in overeenstemming met de internationale verdragsbepalingen indien ze in die zin geïnterpreteerd worden dat de maatschappelijke dienstverlening aan minderjarige kinderen die hier samen met hun ouders illegaal verblijven niet beperkt is tot de materiële hulp sensu stricto en dat, wanneer ze wordt toegekend in een federaal opvangcentrum, deze kinderen daar samen met hun ouders kunnen verblijven, die daar op hun beurt uiteraard de minimale voorzieningen ontvangen. Zolang deze toepassing niet zeker is, moet deze gezinnen verder maatschappelijke dienstverlening worden toegekend. Deze toepassing is niet gegarandeerd door de omzendbrief van 16 augustus 2004. In het beschikkend gedeelte van het vonnis wordt het gezin verder financiële steun gelijk aan het leefloon en de gewaarborgde kinderbijslag of alleen gelijk aan de gewaarborgde kinderbijslag toegekend tot dat het OCMW een nieuwe beslissing heeft genomen conform het vonnis. Die beslissing moet er binnen de maand zijn en moet duidelijk maken dat de ouders en de kinderen ingevolge een beslissing van Fedasil effectief samen in een centrum kunnen worden opgevangen. Bijv.: arbrb. van Brugge van 16 juli 2004, arbrb. van Brugge van 8 september 2004, arbrb. van Luik van 10 september 2004, arbrb. van Bergen van 8 november 2004, arbrb. van Brussel van 8 november 2004 (deze rechter eist ook de bekendmaking van het geïndividualiseerd opvangproject aan de ouders via het voorstel tot opvang dat het OCMW moet aanbieden), arbrb. van Brugge van 24 november 2004, arbrb. van Brugge van 8 december 2004 arbrb. van Dinant van 21 december 2004 (veroordeeld tot materiële steun aan de kinderen, werpt ook op dat de kinderen in de onmogelijkheid verkeren om het bevel uit te voeren), arbrb. van Brugge van 22 december 2004, arbrb. van Huy van 5 januari 2005 en van 19 januari 2005, arbrb. van Brugge van 9 maart 2005, arbrb. van Turnhout van 13 mei 2005 (meerdere vonnissen), arbrb. van Brugge van 29 juni 2005 Bijzondere uitspraken De arbeidsrechtbank van Brussel oordeelt op 5 augustus 2004 dat de aanwezigheid van een kind met de Belgische nationaliteit in het gezin de toepassing van art. 57, 2 OCMW-wet uitsluit. Toch veroordeelt de rechter niet tot financiële steun gelijk aan het leefloon maar wel tot een opsomming van hulp in natura. Bovendien stelt de rechter dat het feit dat de regeling van de materiële opvang nog niet op punt staat, de OCMW s niet het recht geeft om zijn taak te beperken. Indien het OCMW zijn opdracht beperkt tot het vaststellen van de behoeftigheid van het gezin en het feit dat het gezin de voorwaarden om in aanmerking te komen voor materiële opvang in een federaal centrum vervult terwijl er nog geen effectief aanbod mogelijk is, wordt afbreuk gedaan aan de rechten van de cliënt/het kind en aan de wil van de wetgever. Op 15 september oordeelt de arbeidsrechtbank van Brussel in dezelfde zin maar kent dan financiële steun gelijk aan het leefloon toe. Oordeelden in dezelfde zin: arbrb. van Brussel van 1 oktober 2004 en van 8 november 2004. De informatieplicht van het OCMW wordt ook bij de discussie betrokken. Indien het OCMW nalaat de betrokkenen te informeren over het bestaan en de draagwijdte van de regeling materiële opvang waardoor deze laatsten hun rechten niet kunnen uitoefenen, of indien het OCMW niet ambtshalve de steunvraag herziet, moet het OCMW de daaruitvoortvloeiende schade herstellen of verder steun verlenen (arbh. van Luik van 26 oktober 2004, arbrb. van Brussel van 15 november 2004, arbrb. van Brussel van 21 maart 2005). Door de arbeidsrechtbank van Brussel wordt op 21 oktober 2004 de vraag gesteld of de regeling van toepassing kan zijn als er enkel tussenkomst voor schoolkosten gevraagd wordt. Weegt de plaatsing in een centrum op tegen de gevraagde hulp? Is de tenlasteneming van de schoolkosten van die aard om de ouders ervan te weerhouden het bevel uit te voeren? overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-5/7

Indien de onmogelijkheid om uitvoering te geven aan het bevel wordt ingeroepen en in feite de grondslag is voor het verderzetten van de OCMW-dienstverlening, wordt de nieuwe regeling niet toegepast (arbrb. van Brussel van, 15 september 2004, arbrb. van Brussel van 30 september 2004). De POD MI bevestigde dat het inderdaad niet de bedoeling is om de nieuwe regeling toe te passen in deze situaties. Ze geldt enkel als enkel de aanwezigheid van de minderjarigen als grondslag wordt ingeroepen. De conclusie kan enkel luiden dat er geen vaste rechtspraak is en dus ook geen rechtzekerheid. Er werd een beroep tot vernietiging ingediend bij het Arbitragehof tegen de wijziging van artikel 57, 2 OCMW-wet. Tegen het uitvoeringsbesluit en de omzendbrief werd een beroep tot vernietiging ingediend bij de Raad van State. Het is dus nog afwachten. Fedasil vermeldt ondertussen de ouders in de fax aan het OCMW waardoor het OCMW de ouders kan vermelden in de beslissing. Het is afwachten of dit voor een aantal rechters volstaat om de regeling te aanvaarden. 4. Een interessant arrest van het Arbeidshof van Gent In een arrest van 24 juni 2005 herhaalt het Hof eerst een aantal uitgangspunten: - een regularisatieaanvraag op basis van artikel 9, derde lid Vreemdelingenwet heeft maar rechtsgevolgen vanaf het tijdstip waarop ze wordt verleend; - een gedoogbeleid doet geen rechten ontstaan en bovendien kan uit het enkele feit dat de Belgische Staat een uitwijzingsbevel niet uitvoert niet afgeleid worden dat er een gedoogbeleid is, in tegendeel zelfs, het afgeleverde uitwijzingsbevel bewijst net dat er geen gedoogbeleid is. Vervolgens maakt het Hof de volgende redenering. Het Kinderrechtenverdrag heeft geen directe werking. De bepalingen van dat verdrag kunnen echter wel nuttig zijn bij de interpretatie van andere teksten. De rechter moet nagaan of de wettelijke bepalingen dit verdrag niet op discriminerende wijze toepassen of miskennen. Kinderen waarvan het menswaardig bestaan in het gedrang komt door het onwettig gedrag van hun ouders, hebben dus recht op steun onder de door het Arbitragehof bepaalde voorwaarden. Deze rechtspraak heeft tot een nieuwe regelgeving geleid: nieuw artikel 57, 2 OCMW-wet, een uitvoeringsbesluit en een omzendbrief. Deze regeling is van toepassing vanaf 11 juli 2004 (inwerkingtreding uitvoeringsbesluit) en niet vanaf 10 januari 2004 (inwerkingtreding nieuw artikel 57, 2 OCMW-wet). Zonder uitvoeringsbesluit kon Fedasil de toevertrouwde taak immers niet uitvoeren. De omzendbrief was daartoe echter niet noodzakelijk. Bijgevolg is het OCMW minstens vanaf 11 juli 2004 niet meer bevoegd om op enigerlei wijze steun te verlenen. Voor 11 juli 2004 moest het OCMW het oude artikel 57, 2 OCMW-wet toepassen in samenhang met de rechtspraak van het Arbitragehof en dus in concreto enkel passende materiële hulp verlenen. Er is dus geen enkele rechtgrond om voor die periode financiële steun toe te kennen en bijgevolg is een dergelijke toekenning onrechtmatig. Het Arbeidshof gaat ook dieper in op enkele in de rechtspraak van de arbeidsrechtbanken aangehaalde knelpunten i.v.m. de regeling van de materiële opvang in de federale centra. De regeling is strijdig met de grondwet en internationale verdragen De regeling van de materiële opvang in de federale centra is eerst en vooral niet strijdig met de grondwet, het EVRM en het Kinderrechtenverdrag. Er is geen sprake van het op discriminerende wijze toepassen of miskennen van deze bepalingen. Het openbaar gezag mengt zich immers niet in de uitoefening van de bedoelde rechten maar geeft enkel de gelegenheid aan de kinderen en hun ouders om de ouderlijke plichten te laten vervullen door overheidsinstellingen indien de ouders zich er zelf niet toe in staat achten. Het is enkel om te vermijden dat de kinderen verwaarloosd zouden worden dat deze maatregel genomen kan worden in het belang van het kind. In vergelijkbare situaties worden de kinderen van wettig verblijvende personen ook opgevangen en in een instelling of bij een pleeggezin geplaatst. overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-6/7

Er is ook geen sprake van een georganiseerde scheiding van ouders en kinderen. De wet en het uitvoeringsbesluit sluiten nergens uit dat de ouders hun kinderen vergezellen en de omzendbrief voorziet zelfs uitdrukkelijk deze mogelijkheid. Een eventuele scheiding vloeit enkel en alleen voort uit de situatie en de houding van de ouders zelf. Uit de praktijk blijkt trouwens dat Fedasil de ouders steeds mee opgevangen heeft. Er zijn niet genoeg plaatsen in de federale centra en deze centra zijn niet overal te vinden (bijvoorbeeld niet in West-Vlaanderen) Wat de centra betreft, er is volgens het Hof geen enkele reden om aan te nemen dat de door Fedasil geboden opvang niet aan de menselijke waardigheid zou beantwoorden. De beschikbare plaatsen zijn misschien wel beperkt maar dat betekent nog niet dat de centra overvol zijn en dat Fedasil zijn taak niet naar behoren zou vervullen. Het kan ook niet verwacht worden dat de spreiding van de centra over het grondgebied zo is dat er steeds een opvangcentrum in de buurt is. De ouders die hun kinderen niet willen vergezellen, kunnen zich in de buurt van het centrum waar hun kinderen worden opgevangen gaan vestigen. Tot slot zegt het Hof dat het niet de Belgische Staat en zijn instellingen zijn die kinderen gebruiken als drukkingsmiddel om de illegaal verblijvende ouders te verplichten het land te verlaten, maar het zijn de ouders van die kinderen die, om het eufemistisch uit te drukken, een oneigenlijk gebruik maken van de theoretische rechten van hun kinderen om aldus financiële steun te bekomen wat hen in staat moet stellen hun onwettig verblijf te bestendigen. In twee andere arresten van 10 juni 2005 zegt het Arbeidshof nog dat het tijdelijk uitblijven van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van dit nieuwe artikel 57, 2 OCMW-wet desgevallend de aansprakelijkheid van de Belgische Staat wegens onbehoorlijke regelgeving in het gedrang kan brengen maar er niet toe kan leiden dat het OCMW er in strijd met artikel 57, 2 OCMW-wet toch toe gehouden zou zijn financiële of materiële steun toe te kennen. Fabienne Crauwels VVSG stafmedewerker 8 juli 2005 overzicht rechtspraak materiële opvang in federale centra voor illegaal verblijvende minderjarigen en hun ouders - S - 2 maart 2005-7/7