Toelichting over de behandeling van: HAMERSTUK Raadsvoorstel Brandbeveiligingsverordening (2012) Besluitronde 4 april

Vergelijkbare documenten
De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard.

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2013

GEMEENTERAAD. Onderwerp: Vaststellen gewijzigde Brandbeveiligingsverordening Registratienummer: De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

Brandbeveiligingsverordening niet- bouwwerken gemeente Aalten. Verordening

Brandbeveiligingsverordening Boxtel 2015

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 mei 2012, nr ;

Brandbeveiligingsverordening gemeente Overbetuwe 2012

Brandbeveiligingsverordening Montfoort 2012-I

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 mei 2012, nr. 21/7, reg.nr. INTB ;

CVDR. Nr. CVDR192433_1

gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio s en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676),

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 27 maart 2012 (kenmerk:bjz/2012/4442)

Brandbeveiligingsverordening Nieuwegein gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2010;

(070) Gewijzigd model ECGR/U februari 2012 brandbeveiligingsverordening Lbr 12/025

gelezen het voorstel van het college no van 22 juni 2010;

Jaar: 2012 Nummer: 80 Besluit: Gemeenteraad 6 november 2012 Gemeenteblad BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING HELMOND 2012

Tekstuitgave van de Brandbeveiligingsverordening

gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb 2010, 145 en 146);

CVDR. Nr. CVDR47498_1. Brandbeveiligingsverordening 2010

Brandbeveiligingsverordening Eijsden-Margraten 2012

RAADSBESLUIT. Brandbeveiligingverordening september

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lingewaal houdende regels omtrent brandpreventiemiddelen Brandbeveiligingsverordening Lingewaal

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de paragrafen 2.1, 2.2 en

Brandbeveiligingsverordening gemeente Olst-Wijhe

Brandbeveiligingsverordening Gouda 2010

in artikel 3 van de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676);

Voorgesteld besluit 1. De Brandbeveiligingsverordening 2010 in te trekken. 2. De Brandbeveiligingsverordening 2012 vast te stellen.

Onderwerp Brandbeveiligingsverordening, aanpassing in verband met het Bouwbesluit 2012.

Concept Raadsvoorstel

tvt* Raadsvoorstel stuknr. B. en W RA A 11 10/755 jaar stuknr. categorie/agendanr. Portefeuillehouder: C. Bijl

PARAGRAAF 3 HET VOORKOMEN VAN BRAND EN HET BEPERKEN VAN BRAND EN BRANDGEVAAR

Brandbeveiligingsverordening gemeente Leeuwarden 2014

GEMEENTE HOOGEVEEN. Brandbeveilingsverordening. Gelezen het voorstel van het college van.(datum en eventueel nummer)

Raadsvoorstel Vaststellen Brandbeveiligingsverordening 2012 en intrekken Brandbeveiligingsverordening 201 0

Jaar: 2009 Nummer: 49 Besluit: Gemeenteraad 12 mei 2009 Gemeenteblad BRANDVEILIGHEIDSVERORDENING HELMOND 2009

leder die brand of broei ontdekt of deze verrnoedt, is verplicht dit onrniddellijk aan de brandweer te melden.

Raadd.dS/'z/ Aan de gemeenteraad. Agendapunt: 5.3/ Documentnr: RV Roden,26 november 2014

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 26 juli 2010 Corr. nr.:

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, (t.a.v. D.S.H. Elzinga)

Ter besluitvorming door de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Brandbeveiligingsverordening (2011) BW-nummer

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 485 Zaaknummer:

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel

Stuknummer: Registratiedatum: 28/05/2010. ECGR/U Lbr. 10/055

Raadsvoorstel aanpassing brandbeveiligingsverordening

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALING

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Raadsvoorstel tot het uaststellen uan de Brandbeueiligingsuerordening

De raad van de gemeente Alblasserdam; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 november 1993, nr. 4955;

AANVRAAGFORMULIER VERGUNNING BRANDVEILIG GEBRUIK. Bouwverordening 1997, artikel Aanschrijving :

Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen. De gewijzigde Bouwverordening van de gemeente Terneuzen vast te stellen.

Raadsvoorstel Intrekken en opnieuw vaststellen van categorieën van gevallen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Raadsvoorstel Vaststellen Bouwverordening 2010 (Ie wijziging)

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Advies Datum Akkoord Niet akkoord Bijlage 0 Inwoners Afdelingshoofd: U Openbare Ruimte

Aanvraagformulier tentvergunning

Artikel 1.1 Begripsomschrijving Onder inrichting wordt verstaan een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats.

Aanvraag gebruiksvergunning inrichtingen Zandvoort

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 473 Zaaknummer:

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 3 juni 2009 (de Zeekant van 24 juni 2009)

Ter besluitvorming door de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Verordening elektronische publicatie BW-nummer

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

b Wettelijke taak Zie inleiding. a Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college a Onvermijdelijk

Zaaknummer:Z Onderwerp: Implementatie Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014

Erfgoedverordening gemeente Houten

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt : Aanpassing Algemene Plaatselijke Verordening aan de Wabo

gemeente roerdalen Raadsvoorstel - 1 Minuutversie

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Leegstandverordening Maassluis 2017.

Model Leegstandverordening

HAMERSTUK Raadsvoorstel Verordening bestuursrechtelijke geldschulden

ECGR/U Lbr. 11/059

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Portefeuillehouder: J. Hoekzema Behandelend ambtenaar J. van der Weij, (t.a.v. J. van der Weij)

Tubbergen o. gemeente. Aan de gemeenteraad. Vergadering: 8 september Nummer: Tubbergen, 28 augustus 2014

Besluit omgevingsvergunning (uitgebreide procedure)

Reclameverordening gemeente Utrecht 2017

RAADSVERGADERING. d.d. l 6 JAN z~ömng:-----:7"j-/----

Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 88 van de Huisvestingswet;

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25

Hoofdstuk 1. Algemeen

Erfgoedverordening Boxtel 2010

Parkeerverordening Valkenswaard 2016

Raadsvoorstel Pagina 1 van 5

Voorstel aan de raad. Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijk Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 19 november 2002 Nummer voorstel: 2002/173

Aanvraagformulier Gebruiksvergunning

ECGR/U Lbr. 10/045

De belangrijkste wijzigingen zijn het afschaffen van de wacht- en de anciënniteitlijst.

Toelichting over de behandeling van:

Verordening speelautomatenhallen 2017 gemeente Duiven

Betreft achtste serie wijzigingen van de Bouwverordening gemeente Stein 1999

Transcriptie:

Toelichting over de behandeling van: HAMERSTUK Raadsvoorstel Brandbeveiligingsverordening (2012) Besluitronde 4 april Van: Het college van B&W van 20 maart 2012 Doel: Toelichting: Besluiten Voorliggende besluitvorming De raad wordt voorgesteld te besluiten tot vaststellen van de Brandbeveiligingsverordening (2012) onder intrekking van de Brandbeveiligingsverordening (2011). Achtergrond Op 1 april 2012 treedt (naar verwachting) het Bouwbesluit 2012 in werking. Vanaf die datum komt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (kortweg Gebruiksbesluit) te vervallen. Gevolg is dat de Brandbeveiligings-verordening moet worden aangepast. De aanpassing betreft voornamelijk de artikelen waarin wordt verwezen naar het Gebruiksbesluit. Deze verwijzingen zijn omgezet naar verwijzingen naar afdelingen in het Bouwbesluit 2012. Daarnaast is ook de toelichting aangepast. De wijzigingen zijn gebaseerd op het voorstel van de VNG van 16 februari 2012. Voorzitter: n.v.t. Portefeuillehouder: W.J.A. Dijkstra Kamergriffier: n.v.t. Naam steller: E-mail steller: Eric Berkhout e.berkhout@brandweer.nijmegen.nl Tel. steller: 024 329 7596 Bijlagen: 1. Raadsvoorstel Brandbeveiligingsverordening (2012) 2. brandbeveiligingsverordening (2012) Ter inzage op de Raadsgriffie, Fractiekamers en de Informatiebalie 1. Ledenbrief van de VNG van 16 februari 2012 inzake Gewijzigd model brandbeveiligingsverordening

Voorstel aan de Raad Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 4 april 2012 / 40/2012 Fatale termijn: besluitvorming vóór: N.v.t. Onderwerp Brandbeveiligingsverordening (2012) Programma / Programmanummer Veiligheid / 1012 Portefeuillehouder W.J.A. Dijkstra Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 20 februari 2012 (regnr. 12.0004427) 20 maart 2012 Samenvatting Op 1 april 2012 treedt (naar verwachting) het Bouwbesluit 2012 in werking. Per die datum komt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (kortweg Gebruiksbesluit) te vervallen. Gevolg is dat de Brandbeveiligings-verordening moet worden aangepast. De aanpassing betreft voornamelijk de artikelen waarin wordt verwezen naar het Gebruiksbesluit. Deze verwijzingen zijn omgezet naar verwijzingen naar afdelingen in het Bouwbesluit 2012. Daarnaast zijn wat kleine wijzigingen aangebracht in de toelichting. Voorstel om te besluiten 1. Intrekken van de Brandbeveiligingsverordening (2011); 2. Vaststellen van de Brandbeveiligingsverordening (2012); 3. Deze besluiten treden in werking op het moment dat het Bouwbesluit 2012 in werking treedt. Ingeval het Bouwbesluit 2012 reeds in werking is getreden, treden deze besluiten in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail Eric Berkhout, 7596, e.berkhout@brandweer.nijmegen.nl Raadsvoorstel.doc

Voorstel aan de Raad Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1 Inleiding Op 1 april 2012 treedt (naar verwachting) het Bouwbesluit 2012 in werking. Per die datum komt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (kortweg Gebruiksbesluit) te vervallen. Gevolg is dat de Brandbeveiligingsverordening moet worden aangepast. De aanpassing betreft voornamelijk de artikelen waarin wordt verwezen naar het Gebruiksbesluit. Deze verwijzingen zijn omgezet naar verwijzingen naar afdelingen in het Bouwbesluit 2012. Daarnaast zijn wat kleine wijzigingen aangebracht in de toelichting. De wijzigingen zijn gebaseerd op het voorstel van de VNG van 16 februari 2012. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader Wet veiligheidsregio s De Wet veiligheidsregio s (Wv) betreft bepalingen met betrekking tot brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Deze wet is op 1 oktober 2010 in werking getreden. De gemeenteraad stelt op grond van artikel 3 lid 2 Wv in een brandbeveiligingsverordening regels vast omtrent de daar genoemde taak. In artikel 3 lid 3 staat vermeld dat bij algemene maatregel van bestuur met het oog op uniformiteit regels kunnen worden gesteld over de inhoud van de brandbeveiligingsverordening. Algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3 Wet veiligheidsregio s ontbreekt vooralsnog De Wet veiligheidsregio s vermeldt in artikel 3 derde lid, de mogelijkheid van een algemene maatregel van bestuur over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken (zgn. inrichtingen). Deze AMvB neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening. Deze AMvB zal echter niet vóór medio 2012 in werking treden waardoor het noodzakelijk is dat in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening, gebaseerd op de Wet veiligheidsregio s van kracht is. Meest relevante wijzigingen ten opzichte van de Brandbeveiligingsverordening (2011): Artikel 5 en artikel 6 zijn aangepast. De verwijzingen naar het Gebruiksbesluit zijn vervangen door verwijzigingen naar het Bouwbesluit 2012. 1.2 Relatie met programma Het betreft voorschriften inzake het brandveilig gebruik van inrichtingen. 2 Doelstelling De beschikking hebben over een brandbeveiligingsverordening die is gebaseerd op de meest actuele wet- en regelgeving. Raadsvoorstel.doc

Voorstel aan de Raad Vervolgvel 2 3 Argumenten Rechtsgeldigheid / correcte verwijzingen De Brandbeveiligingsverordening moet worden aangepast omdat de huidige Brandbeveiligingsverordening (2011) verwijst naar bepalingen in het Gebruiksbesluit. Op 1 april 2012 treedt (naar verwachting) echter het Bouwbesluit 2012 in werking en komt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (kortweg Gebruiksbesluit) te vervallen. 4 Risico s Er zijn thans geen risico s aan dit voorstel verbonden. 5 Financiën Er zijn geen financiële gevolgen verbonden aan dit voorstel. 6 Communicatie Publicatie in het Gemeenteblad van de Brandbeveiligingsverordening (2012) alsmede de intrekking van de Brandbeveiligingsverordening (2011). 7 Uitvoering en evaluatie -- College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. W.J.A. Dijkstra drs. B. van der Ploeg Bijlage(n): Brandbeveiligingsverordening (2012) inclusief bijlage en toelichting Raadsvoorstel.doc

Brandbeveiligingsverordening (2012) Paragraaf 1 Algemeen Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. een inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is; b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Paragraaf 2 Gebruiksvergunning Artikel 2 Verbodsbepaling 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin: a. meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn; b. aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; c. aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft. 2. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. 3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning. 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen). Artikel 3 Aanvraag gebruiksvergunning 1. Bij de aanvraag moeten de gegevens en bescheiden worden overgelegd als genoemd in bijlage 1 van deze verordening. 2. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager gebruik maken van de door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde formulieren. De bij deze aanvraag behorende gegevens en bescheiden moeten voldoen aan de eisen van de in het eerste lid genoemde bijlage. 3. De aanvraag en de daarbijbehorende bescheiden moeten in tweevoud worden ingediend. 4. De aanvraag en de daarbijbehorende bescheiden moeten in het Nederlands zijn gesteld. Artikel 4 Weigeringsgronden Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en dit door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt. Paragraaf 3 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar Artikel 5 Gebruikseisen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet-vergunningplichtige inrichtingen.

Paragraaf 4 Het bestrijden van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand Artikel 6 Brandveiligheidsvoorzieningen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet-vergunningplichtige inrichtingen. Artikel 7 Melden van brand en broei Iedereen die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden. Artikel 8 Bossen, heidevelden, venen De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand. Paragraaf 5 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 9 Intrekking oude regeling De brandbeveiligingsverordening van 30 maart 2011 (in werking getreden op 14 april 2011), en in het Gemeenteblad gepubliceerd onder GB2011-040 wordt ingetrokken. Artikel 10 Overgangsrecht 1. Vergunningen die zijn verleend onder werking van de Brandbeveiligingsverordening van 30 maart 2011 (in werking getreden op 14 april 2011) of daarvóór op grond van een eerdere brandbeveiligingsverordening, en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening. 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de brandbeveiligingsverordening van 30 maart 2011 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast. 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de brandbeveiligingsverordening van 30 maart 2011 wordt beslist met toepassing van deze verordening. Artikel 11 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening (2012). Artikel 12 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Met ingang van dezelfde dag wordt de brandbeveiligingsverordening (2011) van 30 maart 2011 ingetrokken. Ingeval het Bouwbesluit 2012 reeds in werking is getreden, treedt deze verordening in werking met ingang van de dag na bekendmaking daarvan. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van.. (datum). De voorzitter, De griffier, drs. W.J.A. Dijkstra mw. drs. M.M.V. Mientjes

Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning. Bijlage behorende bij artikel 3 De aanvraag voor een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 3 moet de volgende gegevens bevatten: Artikel 1 a De naam, voorletters, geslacht, het correspondentieadres in Nederland en telefoonnummer van de aanvrager; b indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam, voorletters, geslacht, correspondentieadres in Nederland en telefoonnummer en een door de aanvrager ondertekende machtiging; c een duidelijke omschrijving van de plaats, het gebruik en de bestemming van de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft; d het maximum aantal personen, dat gelijktijdig in de inrichting zal verblijven e het totale oppervlak aan verblijfsgebied. Artikel 2 Tekeningen a een situatietekening op een schaal van 1:1000; b een (bouwkundige) plattegrondtekening van de inrichting c.q. de inrichtingen op een schaal van ten minste 1:100 waarop staat aangegeven de indeling van de inrichting, de gebruiksfunctie van de verschillende ruimten inclusief bijbehorende oppervlakte en de aan te brengen brandveiligheidsvoorzieningen; c voor een inrichting waarin meer dan 50 personen aanwezig zullen zijn, daarenboven: een plattegrond op een schaal van tenminste 1:100, aangevende de vrij te houden gang- en looppaden en de overige voor het publiek beschikbare vrije vloeroppervlakte; d voor een inrichting waarin meer dan 50 personen aanwezig zullen zijn, voor zover daarin ten behoeve van de gebruikers zitplaatsen in rijen worden opgesteld, daarenboven: een plattegrondtekening op een schaal van tenminste 1:100, aangevende de opstelling van de zitplaatsen, de vrij te houden gang- en looppaden en de overige voor het publiek beschikbare vrije vloeroppervlakte; e Indien het niet-commerciële, kleinschalige buurtactiviteiten betreft, kunt u volstaan met de tekeningen zoals vermeld onder 2a en 2b hierboven. Artikel 3 Overige bescheiden Een document waarin staat omschreven (voor zover van toepassing): de wijze van verwarming; stoffering en versiering; bewaking, toezicht en controle; de aanwezigheid van brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen; de brandveiligheidsinstructie en het ontruimingsplan; eventuele overige gegevens die van belang zijn in het kader van brandveiligheid (bijv. draaiboek).

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening (2012) AIgemeen De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). Naar verwachting treedt deze amvb pas op zijn vroegst medio 2012 werking. Tot die tijd zal op de grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moeten zijn. Brandbeveiligingsverordening is vangnet De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio s als opdracht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk zijn er natuurlijk een aantal standaardgevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen. Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, een restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen. De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l. brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving. Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor is in elk geval het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'niet-bouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting

Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken en het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet oplegt, als hogere regeling, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein. Bouwwerk Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan: - bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet. Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie. Het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïtisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie kunt u vinden in de toelichting op de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag). Open erf en terrein Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening. Ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de Woningwet zijn namelijk in de bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening. De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 juli 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 September 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5). Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw af gelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is. Gebruiksvergunning voor een inrichting De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningsplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan.

Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing is, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Het Gebruiksbesluit geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet). In afwijking van het door het VNG voorgestelde model is in de brandbeveiligingsverordening artikel 3 opgenomen en is het aanvragen van een gebruiksvergunning niet vormvrij. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van door of namens B&W vastgestelde aanvraagformulieren en dienen de bescheiden aan bepaalde eisen te voldoen. Deze eisen zijn nader aangegeven in bijlage 1 van voornoemde verordening. Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden. Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld (niet-bouwwerk) kunnen dezelfde brandveiligheidseisen worden gesteld als aan een met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet). Wabo De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de brandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dienstenrichtlijn De brandbeveiligingsverordening is aangepast aan de Dienstenrichtlijn. Toezicht op de naleving Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 lid 3 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren. Burgemeester en wethouders dienen voor een afzonderlijk aanwijzingsbesluit toezichthouders zorg te dragen. Het aanwijzen van toezichthouders betekent niet dat deze personen ook belast zijn met de opsporing van strafbare feiten. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten. Strafbepaling Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied in de verordening zelf. Overgangsrecht In het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat het nodig kan zijn dat vergunningen op grond van de brandbeveiligingsverordening van vóór 2008 en die van 2010 nog van kracht moeten zijn. Intrekken regeling Brandbeveiligingsverordening (2011) De Brandbeveiligingsverordening (2011) trekken wij volledigheidshalve in met ingang van de inwerkingtreding van de Brandbeveiligingsverordening (2012). De intrekking moet worden bekendgemaakt op de in artikel 144 Gemeentewet genoemde wijze.

Bekendmaking De bekendmaking dient op een zodanig tijdstip plaats te vinden dat de verordening op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's in werking kan treden. Dit kan: a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad; b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Voor de wijze van elektronische bekendmaking zie: http://www.vng.nl/ecache/def/88/626.html. In casu treedt deze verordening in werking op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Intrekken vergunning De brandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkinggrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking.

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8020 betreft Gewijzigd model brandbeveiligingsverordening uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201200218 Lbr. 12/025 bijlage(n) 2 datum 16 februari 2012 Samenvatting Op 1 april 2012 treedt het Bouwbesluit 2012 in werking. Per die datum komt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (het zogenaamde Gebruiksbesluit) te vervallen. Gevolg is dat de brandbeveiligingsverordening moet worden aangepast. Hierbij treft u een voorstel tot wijziging van de brandbeveiligingsverordening aan.

Aan de leden informatiecentrum tel. (070) 373 8020 betreft Gewijzigd model brandbeveiligingsverordening uw kenmerk ons kenmerk STAF/INF/U201200218 Lbr. 12/025 bijlage(n) 2 datum 16 februari 2012 Geacht college en gemeenteraad, Op 1 april 2012 treedt het Bouwbesluit 2012 in werking. Per die datum komt het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (het zogenaamde Gebruiksbesluit) te vervallen. Gevolg is dat de brandbeveiligingsverordening moet worden aangepast. Hierbij treft u een voorstel tot wijziging van de brandbeveiligingsverordening aan. De aanpassing betreft voornamelijk die artikelen waarin wordt verwezen naar het Gebruiksbesluit. Deze verwijzingen zijn omgezet in verwijzingen naar afdelingen in het Bouwbesluit. Daarnaast zijn wat kleine wijzigingen in de toelichting aangebracht. De volledige tekst van de toelichting is te vinden in bijlage 2 bij deze ledenbrief. In de Wet veiligheidsregio s artikel 3, derde lid, kondigt de wetgever een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze AMvB neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening. Volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie zal deze AMvB niet vóór medio 2012 in werking treden. Dit betekent dat in alle gemeenten nog steeds een brandbeveiligingsverordening, gebaseerd op de Wet veiligheidsregio s, van kracht moet zijn. Brandbeveiligingsverordeningen die nog gebaseerd zijn op de Brandweerwet 1985 zijn als gevolg van het in werking treden van de Wet veiligheidsregio s met ingang van 1 oktober 2010 van rechtswege vervallen. Over de voorliggende wijziging is overleg gepleegd met de brandweer.

De modelverordening wordt aangeboden via www.modelverordeningen.nl Daarnaast zijn alle modelverordeningen op te vragen via het Informatiecentrum van de VNG. Ook zijn alle modelverordeningen beschikbaar gesteld in de CVDR (Centrale Voorziening Decentrale regelgeving). Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten mr. R.J.J.M. Pans voorzitter directieraad Deze ledenbrief staat ook op www.vng.nl onder brieven. onderwerp Gewijzigd model brandbeveiligingsverordening datum 31 januari 2012 02/02

Bijlage 1 bij de ledenbrief van 13 februari 2012 Wijziging Modelbrandbeveiligingsverordening 2010 De raad der gemeente. Gezien de ledenbrief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, kenmerk.., dd. Gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio s en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de brandbeveiligingsverordening. Artikel I Wijziging verordening A Betreft artikel 4 Artikel 4 wordt in zijn geheel vervangen door: Artikel 4 Gebruikseisen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. B Betreft artikel 5 Artikel 5 wordt in zijn geheel vervangen door: Artikel 5 Brandveiligheidsvoorzieningen De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen. C Betreft citeertitel Het jaartal van de citeertitel wordt gewijzigd in 2012. Artikel II Inwerkingtreding Deze wijziging treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012.

Bijlage 2 bij de ledenbrief van 13 februari 2012 Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2012 Algemeen De wetgever kondigt in de Wet veiligheidsregio's en de aanpassing daarop in artikel 3, derde lid, een algemene maatregel van bestuur aan over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7). Naar verwachting treedt deze amvb pas op zijn vroegst medio 2012 in werking. Tot die tijd moet op grond van de Wet veiligheidsregio's in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht zijn. Als een gemeente na het in werking treden van de Wet veiligheidsregio s (op 1 oktober 2010) nog geen nieuwe brandbeveiligingsverordening heeft vastgesteld is zij verplicht dit alsnog te doen. De op de Brandweerwet 1985 gebaseerde brandbeveiligingsverordening is namelijk van rechtswege bij de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's vervallen. De voorliggende modelregeling is, gezien het tijdelijk karakter (tot de inwerkingtreding van de amvb) terughoudend van aard. De regeling is aangepast aan de Wet veiligheidsregio's en de Dienstenrichtlijn. De verordening bevat tevens regels voor de bestuurlijke boete. Brandbeveiligingsverordening is vangnet De brandbeveiligingsverordening mag niet regelen voor zover daarin bij of krachtens enig ander (hoger) wettelijk voorschrift is voorzien. Hierop moet bij het stellen van regels nauwlettend worden toegezien. Feitelijk moet de gemeente zich telkens weer afvragen in hoeverre een wettelijk voorschrift al voorziet of mede (indirect) voorziet in de brandveiligheid die in de Wet veiligheidsregio's als opdracht aan het college is gegeven. In zo'n geval gaat dat wettelijk voorschrift voor op de brandbeveiligingsverordening. Met andere woorden: de brandbeveiligingsverordening is een vangnet voor brandveiligheidvoorzieningen die noodzakelijk zijn maar waarvoor geen wettelijke basis voorhanden is. Voordat een gemeente op basis van de brandbeveiligingsverordening eisen kan stellen moet er onderzoek plaatsvinden naar wettelijke voorschriften die mogelijk van toepassing zouden kunnen zijn en van rechtswege voorrang hebben. In de dagelijkse praktijk is er natuurlijk een aantal standaardgevallen waarbij van tevoren duidelijk is hoe zaken liggen. Onderwerp van de regeling: objecten die geen bouwwerk zijn De brandbeveiligingsverordening is een vangnet, restregelgeving, zij regelt de brandveiligheid die niet op een andere manier wettelijk is geregeld. Dit is weliswaar een beperking, maar wel van een onbepaald onderwerp. Bij het gebruiksvergunningensysteem van de brandbeveiligingsverordening gaat het namelijk om objecten die geen bouwwerken zijn: 'niet-bouwwerken'. Het kan gaan om bijvoorbeeld een los met de wal verbonden drijvend hotel, een drijvende discotheek of een tijdelijke tent. Het onderwerp is vooraf niet te bepalen. De omschrijving in de Wet veiligheidsregio's zelf kent een beperking van doel, n.l.

brandveiligheid, maar (behalve door andere wettelijke voorschriften) geen beperking van object. De omschrijving is van toepassing op de gehele omgeving. Voor een dergelijk object is het vanwege het feit dat niet van tevoren duidelijk is waarom het gaat, moeilijk concrete regels te maken. Veel objecten lijken echter op bekende bouwwerken. Overeenkomstig daaraan kunnen eisen worden gesteld, afhankelijk van de specifieke situatie. Als voorbeeld dient een bouwwerk dat op de grond staat. Hiervoor zijn in elk geval het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening ex de Woningwet van toepassing. Door de definitie van het begrip bouwwerk in de bouwverordening en de toepassing ervan in het Bouwbesluit 2012 is een constructie die drijft op het water meestal geen bouwwerk in de zin van de Woningwet en afgeleide regelgeving. Voor een met de grond verbonden object is de Woningwet het juridisch kader. Voor hetzelfde object dat drijft is de brandbeveiligingsverordening het juridisch kader (voor de brandveiligheid). Een ander voorbeeld: een tent die langdurig op dezelfde plaats staat kan een bouwwerk zijn (Woningwet van toepassing), terwijl diezelfde tent tijdens een kortdurende periode een 'nietbouwwerk' is, waarvoor op grond van de brandbeveiligingsverordening eisen moeten worden gesteld. Over de lastige vraag: wanneer is een object een bouwwerk volgt hieronder, mede aan de hand van staande jurisprudentie, een toelichting. Bouwwerk of geen bouwwerk, open erf en terrein De Woningwet heeft een grote invloed op de reikwijdte van de brandbeveiligingsverordening, deze wet bevat de wettelijke grondslag voor voorschriften betreffende het bouwen, de staat van bestaande bouwwerken en standplaatsen en het gebruik van bouwwerken. Het Bouwbesluit 2012 regelt ook het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden. De beperking die de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 opleggen, als hogere regelingen, zit in de begrippen bouwwerk, open erf en terrein. Bouwwerk Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Woningwet niet, de VNG houdt in de modelbouwverordening een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aan: bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk 1) constructie, 2) van enige omvang, 3) met de grond verbonden, 4) bedoeld om ter plaatse te functioneren wordt bepaald of een object een bouwwerk is of niet.

Over het begrip bouwwerk bestaat een uitgebreide jurisprudentie, het is niet zonder meer duidelijk wanneer aan de vier voorwaarden wordt voldaan om tot de conclusie te komen dat een object een bouwwerk is. De jurisprudentie is te omvangrijk en te casuïstisch om hier weer te geven. Een uitgebreide opsomming van jurisprudentie staat in de toelichting op de modelbouwverordening van de 'Standaardregelingen in de bouw' (Sdu uitgevers bv, Den Haag). Open erf en terrein Bouwwerken vallen niet onder de werking van de brandbeveiligingsverordening, ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de verordening. Het Bouwbesluit 2012 voorziet hierin. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de brandbeveiligingsverordening. De begripsomschrijving van erf is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Die omschrijving is afgeleid uit de jurisprudentie (zie ABRvS 15 september 1997, LJN: AA3601, AB 1998, 5). Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Echter uit de systematiek van een bestemmingsplan of beheersverordening kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden. Dit zal in beginsel uitsluitend het geval kunnen zijn bij percelen van een aanzienlijke omvang, veelal gelegen buiten de bebouwde kom. Bij dergelijke omvangrijke percelen geven bestemmingsplannen of beheersverordeningen soms regels die het perceel onderverdeelt in een bouwblok of bestemming, waarbinnen het hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen gebouwd kunnen worden en waar een verdere inrichting kan plaatsvinden als buitenruimte behorende bij het hoofdgebouw. Onder een terrein wordt verstaan een bij een bouwwerk behorend onbebouwd perceel, of gedeelte daarvan, niet zijnde een erf. Om als terrein in de zin van de bouwverordening te kunnen worden aangemerkt, moet dus aan vier voorwaarden zijn voldaan: 1) het is een perceel grond, 2) dat onbebouwd is, 3) dat bij een bouwwerk hoort en 4) dat geen erf is. Gebruiksvergunning voor een inrichting De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht i.p.v. vergunningplicht, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan. Voor het stellen van eisen via een vergunning of via de directe werking van de verordening is het nodig dat de situatie waarop de vergunning of eisen van toepassing zijn, is afgebakend: een ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is. Kortheidshalve is gekozen voor een begrip: inrichting. Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen. Om dezelfde reden is het aanvragen van een vergunning vormvrij. Het Bouwbesluit 2012 geeft richtlijnen voor de te stellen voorwaarden.

Aan een los aangemeerde drijvende hotelboot bijvoorbeeld (niet-bouwwerk) kunt u dezelfde brandveiligheidseisen stellen als aan een vast met de wal verbonden drijvende hotelboot (bouwwerk in de zin van de bouwverordening en de Woningwet). Wabo De zo grote verscheidenheid aan situaties die kunnen voorkomen is de reden dat er voor gekozen is de modelbrandbeveiligingsverordening niet aan te haken aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dienstenrichtlijn De modelbrandbeveiligingsverordening is aangepast aan de Dienstenrichtiijn. Toezicht op de naleving Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren. De minister van Veiligheid en Justitie wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten. Bestuurlijke boete De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maatregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet artikel 34, vierde lid onder 1. Het bedrag dat daar is genoemd, bedraagt in 2011 9.000. De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden. Een alternatief artikel is aan het model van de verordening toegevoegd. Strafbepaling Overtreding van de regels van deze verordening wordt op grond van artikel 64 eerste lid van de Wet veiligheidsregio's gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. De wetgever heeft hier een sluitende regeling beoogd, zodat er geen ruimte is voor een regeling op dit gebied in de verordening zelf. Overgangsrecht In het artikel is twee keer de brandbeveiligingsverordening genoemd, omdat het nodig kan zijn dat vergunningen op grond van de brandbeveiligingsverordening van voor 2008 en die van 2010 nog van kracht moeten zijn.

Intrekken, vervallen regeling De brandbeveiligingsverordening die nog gebaseerd is op de Brandweerwet 1985, is van rechtswege vervallen op het moment van inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's (1 oktober 2010). De intrekking moet worden bekendgemaakt op de in artikel 144 Gemeentewet genoemde wijze. Bekendmaking De bekendmaking van deze wijzigingsverordening dient op een zodanig tijdstip plaats te vinden dat de verordening op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 in werking kan treden. Dit kan: a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad; b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op de gemeentesecretarie of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Voor de wijze van elektronische bekendmaking zie: http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=68223&it=2#tocbk_37 Intrekken vergunning De modelbrandbeveiligingsverordening kent geen bepaling om een vergunning in te trekken. De reden hiervoor is dat een intrekkingsbepaling de gemeente onnodig beperkt, immers in een bepaling liggen de gronden vooraf vast. De aard van de verordening brengt met zich mee dat van te voren niet duidelijk is welke gronden voldoende zullen zijn. Bij een verordening die geen intrekkingsgrond kent is er sprake van een geïmpliceerde bevoegdheid: de bevoegdheid om de beschikking te geven brengt ook de bevoegdheid mee om deze weer in te trekken of te wijzigen mits daarvoor valide redenen bestaan. Dit hangt af van de omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan onjuistheid van de beschikking.