Wethouder van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Economie Henk Kool Gemeente Den Haag Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Aan: de Commissie Sociale zaken, Werkgelegenheid, Economie en Internationale zaken Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk HGR/2009.1 - RIS 162107 Doorkiesnummer 070-35 32651 E-mailadres Onderwerp stand van zaken rapport 'Werken naar Vermogen' (Cie. De Vries, herbezinning Wsw) Aantal bijlagen 4 Datum 10 maart 2009 Geachte voorzitter, Hierbij informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot het rapport Werken naar vermogen van de Commissie De Vries en het kabinetsstandpunt over dit rapport. De brief van de staatssecretaris en het integrale kabinetsstandpunt voeg ik hierbij. Inleiding De overheid wil meer mensen met een arbeidsbeperking aan een baan helpen. Om te onderzoeken hoe dit mogelijk kan worden gemaakt, is de Commissie fundamentele herbezinning Wet sociale werkvoorziening in het leven geroepen. De commissie moest nagaan hoe de participatie van mensen met een arbeidsbeperking kan worden vergroot zonder dat dit meer geld kost. De commissie heeft 9 oktober 2008 advies uitgebracht. Kernthema van het advies is Werken naar vermogen. De commissie stelt werk boven uitkering en adviseert voor iedereen, ongeacht de uitkering, dezelfde reïntegratiemiddelen beschikbaar te stellen. Mensen met een arbeidsbeperking moeten volgens de commissie zo veel mogelijk bij een gewone werkgever werken tegen een loon dat in overeenstemming is met hun daadwerkelijke productiviteit. De werkgever krijgt toestemming om minder te betalen dan het wettelijke minimumloon als de productiviteit van de werknemer daaronder ligt. De werknemer ontvangt dan een aanvulling van de overheid. Werknemers die meer gaan werken, gaan in dit systeem ook meer verdienen. Inlichtingen bij Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Telefoon: 070-35 32651 Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Fax: 070-35 32479 Internetadres: www.denhaag.nl
HGR/2009.1 2 Reactie van het Kabinet Staatssecretaris Klijnsma is van mening dat iedereen het perspectief moet hebben om door te groeien naar het volledige minimumloon. Uitgangspunten en randvoorwaarden Voorop staat dat een vorm van beschutte arbeid altijd nodig zal blijven. Echter, in beginsel is het streven om bij een reguliere werkgever te werken. Dit vraagt om een fundamentele wijziging ten opzichte van het huidige stelsel. Voordat het kabinet hierover besluiten neemt, moet eerst worden nagegaan of de voorstellen in de praktijk werken. Daarom komen er pilots om te onderzoeken of zonder extra kosten meer arbeidsgehandicapten duurzaam aan de slag kunnen worden geholpen. Het kabinet onderschrijft het advies van de commissie dat vrijblijvendheid niet (meer) past in de benadering van mensen met een arbeidsbeperking en dat het niet in het belang van de emancipatie van deze mensen is om voor hen een uitzonderingspositie te handhaven: gelijke rechten en plichten voor een ieder. Haalbaarheidsonderzoeken Alvorens te kunnen besluiten over wijzigingen in het huidige stelsel, wil het kabinet meer duidelijkheid over haalbaarheid van de voorstellen van de commissie. Daarom wil het kabinet op experimentele basis de systematiek die de commissie voorstaat in de praktijk nader onderzoeken. De onzekerheden hebben met name betrekking op: de afbakening (onder meer door de wijze van indiceren) de omvang van de potentiële doelgroep (de beheersbaarheid van het stelsel) de budgettaire neutraliteit het vaststellen van de loonwaarde de opnamecapaciteit van de arbeidsmarkt het werken met loondispensatie. Het kabinet stelt drie thema s centraal bij het verkrijgen van meer helderheid over de haalbaarheid van de randvoorwaarden: 1. Afbakening doelgroep Het instrument loondispensatie moet, om onterecht gebruik ervan te voorkomen, in eerste instantie toegankelijk zijn voor personen voor wie op basis van objectiveerbare criteria snel kan worden vastgesteld dat werken zonder structurele ondersteuning niet mogelijk is (toegangstoets).
HGR/2009.1 3 Loondispensatie komt wat het kabinet betreft pas in beeld nadat alle andere reïntegratiemiddelen gericht op reguliere uitstroom zijn beproefd en nadat duidelijk is dat reguliere arbeid voor die persoon werkelijk niet mogelijk is. Loonwaardebepaling kan volgens het kabinet het beste in de praktijk kan worden uitgevoerd en dient periodiek te worden geëvalueerd. De wijze waarop de loonwaardebepaling zo uniform en objectief mogelijk kan worden vastgesteld is een belangrijk onderwerp in de pilots. 2. Budgetneutraliteit Het kabinet vindt het gewenst om aan de kosten van ondersteuning en begeleiding grenzen te stellen om deze beheersbaar te houden. Wil het systeem budgettair neutraal zijn, dan zullen de ondersteunings- en uitvoeringskosten gemiddeld niet hoger mogen zijn dan de gemiddelde besparingen op de uitkeringen van betrokkenen. 3. Vraag en opnamecapaciteit van de arbeidsmarkt De bereidwilligheid van werkgevers om ook mensen met een beperking aan de slag te helpen, is voor het welslagen van het voorgestelde systeem noodzakelijk. In de pilots zal worden bezien op welke wijze werkgevers het beste kunnen worden geprikkeld om mensen met een arbeidsbeperking een kans te bieden. Pilots Beoogde doelgroep Voor deelname aan de pilots komen wat het kabinet betreft twee groepen in aanmerking: Personen met een WWB-uitkering die momenteel op de Wsw-wachtlijst staan en dus al over een Wsw-indicatie beschikken. Personen met een WWB-uitkering zonder Wsw-indicatie voor wie de inzet van het reguliere reïntegratieinstrumentarium geen perspectief biedt en voor wie enkel het instrument loondispensatie zicht geeft op arbeidsparticipatie. Onderwerpen pilots Beloningssystematiek en prikkels voor de werknemers: In de pilots zal een beloningssysteem worden gehanteerd dat technisch nauw aansluit bij het systeem dat in de Wajong zal worden ingevoerd. Hierbij staat voorop dat meer werken moet lonen en dat voor iedereen uit de doelgroep het perspectief bestaat om naar 100% WML toe te kunnen groeien. Financieringssystematiek en prikkels voor de uitvoering: In de pilots zal voorts meer kennis ten aanzien van de omvang en de kenmerken van deze meest kwetsbare groep moeten worden vergaard, zodat er een gefundeerd oordeel kan worden geveld over de vraag of een baangarantie voor deze groep al dan niet op zijn plaats is.
HGR/2009.1 4 Ook zullen eventuele alternatieven om ervoor zorg te dragen dat deze groep in ieder geval niet buiten de boot valt, nader worden bestudeerd. Mijn reactie op het kabinetsstandpunt Ik ben tevreden dat het kabinet de visie van Commissie De Vries op hoofdlijnen onderschrijft om tot een sluitende aanpak voor de onderkant van de arbeidsmarkt te komen. Ik onderschrijf het uitgangspunt dat vrijblijvendheid niet meer past en dat zoveel mogelijk mensen - ook zij die niet zonder ondersteuning in staat zijn het WML te verdienen - aan het werk moeten, en wel zo regulier mogelijk. Dit zijn overigens ook al uitgangspunten binnen mijn bestaande beleid. Daarbij benadruk ik nog eens het standpunt van de G4 dat - ook bij de pilots - maximale ruimte moet worden geboden aan lokale invulling passend bij de lokale omstandigheden en behoeften. Er moet wat mij betreft ook geen sprake zijn van onnodige bureaucratie en gedetailleerde regelgeving vanuit de rijksoverheid. Het standpunt van het kabinet heeft tot gevolg dat de WSW in zijn huidige vorm in beginsel voorlopig zal blijven bestaan. Dit betekent dat er nog steeds nieuwe instroom op de wachtlijst zal blijven plaatsvinden en dat de bestaande wachtlijstproblematiek dus voorlopig nog niet is opgelost. Als gemeente spannen wij ons maximaal in om met eigen middelen de wachtlijst zoveel mogelijk als mogelijk te bekorten en de wachtduur zo kort mogelijk te laten zijn. Het is desondanks onvermijdelijk dat er toch een wachtlijst is en dat betreur ik. Het voorlopig ongewijzigd blijven van de huidige wetgeving betekent ook dat de bestaande scheve volumetoedeling ten nadele van de grote gemeenten voorlopig in stand blijft. De commissie De Vries heeft zich hierover helaas niet uitgesproken. Meer specifiek De zorg van het kabinet dat het niet bij voorbaat zeker is dat het voorgestelde stelsel garandeert dat mensen zo regulier mogelijk gaan werken, deel ik. Duidelijkheid vooraf (toegang) en voldoende prikkels om door / uit te stromen, zijn van belang om te voorkomen dat een groep onnodig van loondispensatie gebruik blijft maken. Nogmaals: dit betekent niet dat alles landelijk moet worden (dicht)geregeld. Het kabinet volgt het advies om de wettelijke regelingen te laten bestaan en richt zich bovendien nu op WSW en onderkant WWB; van échte ontschotting zoals de G4 bepleitten, is daardoor helaas nog geen sprake. Ik begrijp de zorg voor verdringing, met name ten tijde van recessie. Maar dit mag geen reden zijn om terughoudend te zijn in de ambities om mensen naar regulier werk te bewegen. Ik ondersteun de benadering dat loondispensatie ook ingezet moet kunnen worden voor de groep waarvoor is gebleken is dat gebruikelijke reïntegratiemiddelen niet werken (WWB-ers).
HGR/2009.1 5 Wat betreft een toegangstoets: ik wil graag op zijn minst voor de doelgroepen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is voor het budget (WWB, SW) zélf kunnen bepalen voor wie het instrument wordt ingezet. Wat betreft de wijze van loonwaardebepaling ben ik geen voorstander van een landelijke systematiek. Bovendien wil ik niet het risico lopen dat een landelijke loonwaardesystematiek tevens de basis gaat vormen voor de verdeling van de beschikbare middelen over de gemeenten. Het kabinet wil bezien in hoeverre inzet van reïntegratiemiddelen vanuit de WWB nodig is. Wat mij betreft is er echter geen ruimte om uit het huidige W-deel hiervoor middelen beschikbaar te stellen. Er moet meer duidelijkheid komen over de financiële effecten van de voorstellen. Het kabinet wil dit nader onderzoeken. Dat vind ik belangrijk, want het is een wezenlijke pijler onder het stelsel. De opnamecapaciteit en -bereidheid bij werkgevers is van doorslaggevend belang. Ik vind daarom dat het kabinet moet streven naar convenanten met werkgevers en vakbonden, zoals reeds in G4-verband is voorgesteld. Ik ben blij dat het kabinet wil toewerken naar één loonstrook en één overmaking aan het eind van de maand. Er moet één partij worden aangewezen als werkgever én de betrokken partijen moeten niet worden belast met ingewikkelde onderlinge verantwoordingsstructuren. Voor uw informatie voeg ik bij deze commissiebrief de reactie van Cedris (de brancheorganisatie van SW-bedrijven), evenals de reactie van de VNG. Vervolgstappen 1. De beoogde aanpak met pilots onderschrijf ik: het model eerst beproeven in de praktijk en daarna nadere uitwerking richting wetgeving. Maar ik zou daarbij wel enige spoed willen betrachten om te voorkomen dat het vernieuwingsproces te lang gaat duren en - zoals gezegd - ruimte voor lokale invulling. Deze boodschap zal ik in mijn contacten met de staatssecretaris benadrukken. 2. De gemeente Den Haag opteert, eventueel in G4 verband, voor deelname aan genoemde pilots. Bij de elementen die in de pilots worden getoetst, mis ik de werkgevers; ook de prikkels voor werkgevers moeten naar mijn mening worden getoetst.
HGR/2009.1 6 Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Zodra er sprake is van nieuwe ontwikkelingen zal ik u daarvan op de hoogte stellen. Met vriendelijke groet, de wethouder van Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Economie, H.P.M. Kool Bijlagen: Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Aanbiedingsbrief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer Integrale kabinetsreactie commissie fundamentele herbezinning Wsw Reactie Cedris - brancheorganisatie voor sw- bedrijven) Reactie VNG