1. Eisen aan het onderwijs 1. Er wordt opgeleid tot beginnend beroepsbeoefenaar manschap A en/of bevelvoerder. 2. Er is sprake van beroepspraktijkvorming: - er is sprake van een stevige integratie tussen theorie en praktijk; - er wordt uitgegaan van het concept duaal leren: de onderwijsdeelnemer leert afwisselend in de beroepspraktijk (werkend leren bij de werkgever) en binnen een onderwijsinstituut. 3. De onderwijsdeelnemer kan per kerntaak van de leergang werken aan het voor die kerntaak benodigde gedrag, in samenhang met de benodigde kennis, vaardigheden en houdingsaspecten. 4. Het onderwijs is situationeel en activerend van karakter. 5. Het concept werkend leren is ingericht in de regio: de deelnemer heeft een aanstelling bij de werkgever en voldoet aan de gestelde instroomeisen; ingevuld door: pagina 1 van 7
de regio is verantwoordelijk voor het werkend leren; het opleidingsinstituut is verantwoordelijk voor het verzorgen, ondersteunen en evalueren van het onderwijs; de trajectbegeleider en de leerwerkplekbegeleiders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding en het inrichten van de werkplek. 2. Eisen aan de leeromgeving 2.1 Afstemming met de beroepscontext 1. De leeromgeving is per leerdoel afgestemd op de bij dat leerdoel horende beroepscontext: leergang manschap A - leerdoel 1 (taken gericht op inzicht in de brandweerkunde): leerbijeenkomsten en zelfstudie, leeropdrachten; - leerdoel 2 (motorische taken): praktijkdemonstraties en -oefeningen; - leerdoel 3 (taken gericht op samenwerking): klassikaal, praktijkoefeningen, simulatie; - leerdoel 4 (geïntegreerde taken): praktijkoefeningen (realistische oefeningen). leergang bevelvoerder - uitrukfase: klassikaal; - verkenningsfase: simulatie (virtueel/praktijk). 2.2 Rollen in de leeromgeving ingevuld door: pagina 2 van 7
De onderwijsdeelnemer 1. Beschikt over een actieve werkhouding. Bereidt zich zelfstandig voor op bijeenkomsten, bestudeert zelfstandig relevante leerstof en voert leeropdrachten uit op de werkplek. Neemt zelf de verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en reflecteert hierop. De instructeur 1. Voldoet aan het landelijke kwalificatieprofiel Instructeur. Vervult verschillende rollen: docent, trainer, coach, assessor. Beschikt over coachingsvaardigheden. aanvullend voor de leergang manschap A: Is repressief actief als bevelvoerder of beschikt over minimaal 3 jaar ervaring als manschap A. Neemt actief deel aan professionaliseringsactiviteiten: volgt didactische en inhoudelijke (bij)scholing met betrekking tot de kerntaken van de leergang manschap A. aanvullend voor het onderdeel levensreddend handelen: Is actief als verpleegkundige niveau 4 met SEH of SOS-ambulancezorg. Is in het bezit van de certificaten BLS, PBLS en AED-instructeur. Heeft bijscholing voor kaderinstructeurs gevolgd. aanvullend voor de leergang bevelvoerder: Is voldoende didactisch geschoold. Beschikt over ervaring/diepgang met ingevuld door: pagina 3 van 7
betrekking tot het vakgebied (leiderschap en incidenttypen). De leerwerkplekbegeleider 1. Voldoet aan het landelijke functieprofiel. 2. Fungeert als rolmodel en coach. Beschikt over voldoende coachingsvaardigheden. 3. Heeft voldoende kennis van en ervaring met de functie waarvoor hij/zij onderwijsdeelnemers begeleidt. 4. Heeft regelmatig overleg met de instructeur(s) (afstemming werkend leren met leren opleidingsinstituut). 5. Is werkzaam in het korps van de onderwijsdeelnemer. 6. Is gemiddeld minimaal 3 uur per week beschikbaar. 7. Is op de hoogte van de uitgangspunten van functie- en competentiegericht opleiden, de inrichting en opbouw van de leergang(en) waarin hij/zij begeleidt en de proeve(n) van bekwaamheid die de onderwijsdeelnemer moet afleggen. 8. aanvullend voor de leergang manschap A: Heeft minimaal 3 jaar ervaring in de werkzaamheden die een manschap A verricht. Beschikt over VMBO+ /MBO werk- en denkniveau. ingevuld door: pagina 4 van 7
aanvullend voor de leergang bevelvoerder: Beschikt over het Rijksdiploma Brandmeester. Is een ervaren bevelvoerder (heeft voldoende en recente ervaring als bevelvoerder). De trajectbegeleider 1. Voldoet aan het landelijke functieprofiel. 2. Richt zich vooral op de leerorganisatie. 3. Bewaakt de voortgang van het werkend leren. 4. Is aanspreekpunt bij problemen. 5. Draagt er zorg voor dat onderwijsdeelnemers effectief kunnen leren. 6. Begeleidt de samenwerking tussen de onderwijsdeelnemer en de leerwerkplekbegeleider. 7. Is goed op de hoogte van de uitgangspunten van functie- en competentiegericht opleiden, de inrichting en opbouw van de diverse leergangen, de proeven van bekwaamheid die de onderwijsdeelnemers moeten afleggen. 2.3 Faciliteiten van het brandweeropleidingsinstituut 1. Er zijn afspraken gemaakt met korpsen over het werkend leren (voorlichting over werkend leren is verzorgd, verwachtingen van opleidingsinstituut met betrekking tot leerwerkplekbegeleiding zijn helder, samenwerking tussen opleidingsinstituut en leerwerkplekbegeleiders is geborgd). ingevuld door: pagina 5 van 7
2. Er zijn afspraken gemaakt met de trajectbegeleider en er vindt regelmatig overleg plaats tussen opleidingsinstituut en trajectbegeleider. 3. Er worden eisen gesteld aan instructeurs (zie ook onder 2.2). 4. De opleidingslocatie is in overeenstemming met de leeractiviteiten die daar plaatsvinden. 5. Het is mogelijk om theorie- en praktijkonderwijs in één cursusbijeenkomst te combineren (benodigde locaties liggen dicht bij elkaar en indien nodig kunnen meerdere instructeurs ingezet worden). 6. Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld aan de opleidingsmiddelen: leergang manschap de onderwijsdeelnemer moet voldoende kunnen oefenen met de standaardbepakking van een tankautospuit (waar nodig aangevuld met ondersteunende voertuigen). leergang bevelvoerder de onderwijsdeelnemer moet voldoende kunnen oefenen met een tankautospuit met bemanning en standaardbepakking (waar nodig aangevuld met ondersteunende voertuigen). ingevuld door: pagina 6 van 7
7. Het opleidingsprogramma is in overeenstemming met de leeropdrachten en biedt voldoende ruimte en flexibiliteit om de opdrachten daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. 3. Eisen aan de leermiddelen 1. Tijdens de opleiding worden de voorgeschreven leermiddelen gebruikt, daar waar nodig aangevuld met regionaal materiaal. ingevuld door: pagina 7 van 7