Samenvatting van de belangrijkste wijzigingen aan de algemene voorwaarden 1. Vereffening van de uitkering bij leven Sinds 1 januari 2016 kan in het stelsel van de loontrekkende werknemers het aanvullend pensioen enkel nog uitgekeerd worden op het moment dat het wettelijk pensioen (al dan niet vervroegd) effectief aanvangt. In de algemene voorwaarden werd bijgevolg een definitie van de term «pensionering» toegevoegd. De wet voorziet echter een uitzondering en twee overgangsmaatregelen. Uitzondering Wanneer de aangeslotene zijn (al dan niet vervroegd) pensioen niet opneemt op de datum waarop hij voldoet aan deze voorwaarden, kan hij de uitkering van zijn aanvullend pensioen vragen op deze datum, voor zover het pensioenreglement dit toelaat. Indien u wenst dat de personeelsleden die aangesloten zijn bij uw groepsverzekering kunnen genieten van deze uitzondering, vragen wij u vriendelijk om ons te contacteren zodat deze uitzondering kan voorzien worden in een bijlage aan de bijzondere voorwaarden van uw groepsverzekering. Overgangsmaatregelen - voor de werknemers geboren vóór 1962 kan het aanvullend pensioen vereffend worden vanaf een bepaalde leeftijd die afhangt van de leeftijd die de aangeslotene in 2016 bereikt heeft (cf. de tabel hieronder). Dit moet echter voorzien zijn in de bijzondere of algemene voorwaarden van uw groepsverzekering die van kracht waren vóór 1 januari 2016. Geboortejaar Leeftijd vanaf dewelke het aanvullend pensioen uitgekeerd mag worden 1958 of eerder 60 jaar 1959 61 jaar 1960 62 jaar 1961 63 jaar - de werknemers die, ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar, ontslagen worden met het oog op de aanvang van een werkloosheidsstelsel met bedrijfstoeslag in het kader van een herstructureringsplan dat meegedeeld werd aan de minister van werkgelegenheid vóór 1 oktober 2015, mogen eveneens hun aanvullend pensioen vragen vanaf de leeftijd van 60 jaar. Ook hier geldt dat dit voorzien moet zijn in de bijzondere of algemene voorwaarden van uw groepsverzekering die van kracht waren vóór 1 januari 2016. 1
2. Minimum rendementsgarantie ten laste van de werkgever De wet legt aan de werkgever een minimum rendementsgarantie op voor de persoonlijke bijdragen enerzijds, en voor de patronale bijdragen in de pensioentoezeggingen van het type «vaste bijdragen» of van het type «cash balance» anderzijds. Vóór de wet van 18 december 2015 bedroeg dit minimum rendement ten laste van de werkgever 3,75% voor de persoonlijke bijdragen en 3,25% voor de patronale toelagen. Deze wet heeft de minimum rendementsgarantie herzien. Vanaf 2016 bestaat deze uit éénzelfde intrestvoet die zowel op de persoonlijke als de patronale bijdragen van toepassing is. Deze intrestvoet wordt elk jaar bepaald op basis van een wettelijke formule met een minimum (1,75%) en een maximum (3,75%). De intrestvoet die vanaf 1 januari van toepassing is wordt vóór 1 december van het voorafgaande jaar gepubliceerd. Voor de jaren 2016 en 2017 werd de minimum intrestvoet vastgesteld op 1,75%. De manier waarop de evolutie van de intrestvoet van toepassing is op de bijdragen die in het verleden gestort zijn en op de toekomstige bijdragen, hangt af van de methode die van toepassing is, met name de horizontale of verticale methode. Deze laatste hangt af van het feit of de pensioeninstelling wel of niet een rendement op de pensioentoezegging garandeert: - wanneer de pensioeninstelling contractueel een resultaat garandeert dat bepaald is in functie van de bijdragen die gestort worden tot aan de pensioenleeftijd vastgelegd in de bijzondere voorwaarden, dan wordt de horizontale methode gebruikt: de nieuwe intrestvoet (op dit moment 1,75%) is van toepassing op de bijdragen die gestort worden vanaf 1 januari 2016. De bijdragen die voordien gestort werden, blijven onderworpen aan de intrestvoeten die vóór 1 januari 2016 gegarandeerd waren (met name 3,25% op de patronale toelagen in pensioentoezeggingen van het type «vaste bijdrage» en «cash balance» en 3,75% op de persoonlijke bijdragen). Dit is het geval voor quasi alle bestaande pensioentoezeggingen bij Integrale, met uitzondering van de toezeggingen van het type «collectieve kapitalisatie»; - in alle andere gevallen is de verticale methode van toepassing: de nieuwe intrestvoet (1,75%) is niet alleen van toepassing op de bijdragen die verschuldigd zijn vanaf 1.1.2016, maar eveneens op het bedrag van de kapitalisatie aan de vroegere intrestvoet, d.w.z. de intrestvoet die van toepassing was vóór 1 januari 2016. Deze principes (horizontale of verticale methode) zijn van toepassing op de bestaande pensioentoezeggingen vóór 1 januari 2016. De nieuwe algemene voorwaarden bevatten een definitie van de begrippen «minimum rendementsgarantie», «horizontale methode» en «verticale methode». Vanaf 1 januari 2016 kan u de methode kiezen wanneer u een pensioentoezegging invoert. De gekozen methode zal in de bijzondere voorwaarden vermeld worden. 3. Het begrip uittreding en nieuwe keuzemogelijkheid in geval van uittreding Begrip uittreding Het begrip uittreding is niet langer exclusief verbonden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden of pensionering). Het begrip wordt uitgebreid naar werknemers van wie de arbeidsovereenkomst niet beëindigd wordt (anders dan door overlijden of pensionering), maar die niet meer aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel voldoen. Dit soort uittreding betreft onder meer de verandering van personeelscategorie van een aangeslotene. In de nieuwe algemene voorwaarden wordt dit soort uittreding een «uittreding light» genoemd. De werkgever moet Integrale binnen de 30 dagen schriftelijk informeren over de uittreding light van een werknemer. 2
In dit geval worden de gevolgen die normalerwijze verbonden zijn aan een uittreding (aanzuivering door de werkgever van de tekorten op het niveau van de verworven reserves en de minimum rendementsgarantie, alsook de verschillende keuzemogelijkheden) uitgesteld tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door overlijden of pensionering). Er bestaat echter een uitzondering op dit principe: de werknemer heeft het recht om te kiezen voor de nieuwe keuzemogelijkheid, zijnde een overlijdensdekking gelijk aan het bedrag van de verworven reserves (cf. hierna). Dit is de enige keuzemogelijkheid in geval van uittreding light: een overdracht van de reserves is bijgevolg niet mogelijk. Nieuwe keuze in geval van uittreding In geval van uittreding heeft de aangeslotene voortaan recht op een nieuwe keuzemogelijkheid, zijnde een overlijdensdekking gelijk aan het bedrag van de verworven reserves zonder een andere wijziging van de pensioentoezegging. Deze mogelijkheid moet enkel voorzien worden indien de bijzondere voorwaarden van uw groepsverzekering geen overlijdensdekking voorzien na de uittreding. Deze dekking vereist geen medische formaliteiten en de kosten hiervan worden door de aangeslotene gedragen (de verworven prestaties, die aan de aangeslotene vereffend zullen worden bij pensionering indien hij nog in leven is op dat moment, zouden bijgevolg kunnen verminderen). In principe beschikt de aangeslotene over 30 dagen om zijn keuze bekend te maken. De wetgever heeft echter een bijkomende periode van 11 maanden voorzien (hetzij een totaal van 12 maanden) voor de nieuwe keuzemogelijkheid. Bij gebrek aan keuze binnen deze termijn van 30 dagen wordt de aangeslotene verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling zonder wijziging van de pensioentoezegging. De mogelijkheid om de reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling of naar de onthaalstructuur blijft ten allen tijde bestaan. Voor deze dekking overlijden zal bij ontstentenis dezelfde volgorde van begunstiging toegepast worden als deze die voorzien is in de algemene voorwaarden voor de verzekerde prestatie in geval van overlijden voor de eindleeftijd. Ter bescherming voorzien de nieuwe algemene voorwaarden dat wanneer een aangeslotene niet langer geniet van een overlijdensdekking op het moment van zijn uittreding, er automatisch een tijdelijke en kosteloze overlijdensdekking van toepassing zal zijn ter hoogte van zijn wiskundige reserves zolang hij zijn keuze in verband met zijn verworven reserves niet meegedeeld heeft binnen een termijn van maximum 90 dagen na zijn uittreding. Wij onderstrepen tenslotte dat wij vanaf 1 januari 2016 geen pensioenfiche meer moeten opmaken voor de aangeslotenen die uitgetreden zijn. Deze laatsten zullen de informatie over hun aanvullend pensioen voortaan ontvangen via de Databank voor Aanvullende Pensioenen (DB2P) die beheerd wordt door de VZW Sigedis. 4. Eindleeftijd, pensioenleeftijd en verlenging De eindleeftijd is de pensioenleeftijd die in het reglement moet vastgelegd worden. Voor de nieuwe pensioentoezeggingen mag de pensioenleeftijd niet lager liggen dan de wettelijke pensioenleeftijd die in voege is op het moment van het invoeren van deze toezegging. Momenteel is de wettelijke pensioenleeftijd 65 jaar, maar deze zal geleidelijk opgetrokken worden naar 66 jaar vanaf februari 2025 en naar 67 jaar vanaf februari 2030. Indien de aangeslotene in dienst blijft bij de werkgever na de eindleeftijd (of na de pensioenleeftijd), dan wordt de eindleeftijd verlengd zolang hij in dienst blijft bij de werkgever. De eindleeftijd wordt eveneens verlengd voor de aangeslotenen die in het kader van hun uittreding hun verworven reserves in de groepsverzekering bij Integrale hebben gelaten, zolang zij niet aan de voorwaarden voldoen om hun aanvullend pensioen uitgekeerd te krijgen. 3
Vanaf 1 januari 2016 mogen de werknemers die gepensioneerd zijn maar die een beroepsactiviteit blijven uitvoeren, niet langer aangesloten blijven bij de groepsverzekering, met uitzondering van de personen die al aangesloten waren voor deze datum. 5. Gunstige vervroegingsmaatregelen Bepalingen in de bijzondere voorwaarden die aanzetten tot de vervroegde opname van het wettelijk pensioen zullen vanaf 1 januari 2016 nietig en bijgevolg verboden zijn, behalve voor de aangeslotenen die geboren zijn vóór 1962. Het betreft hier onder andere gunstige actualisatieregels, het storten van een eenmalige premie die een gedeelte of het geheel van de periode die nog gepresteerd moet worden tot aan de eindleeftijd dekt (zogenaamde future service), In het geval de rechten die voortvloeien uit gunstige vervroegingsregels deel uitmaken van de verworven reserves mag dit verbod echter niet leiden tot een vermindering van deze verworven reserves. Voor de werknemers die uitgetreden zijn voor de inwerkingtreding van de wet werd het recht op een «future service» definitief toegekend op het moment van de uittreding van de werknemer. De nietigheid (zelfs al is deze in principe absoluut) is dus niet van toepassing op deze werknemers en de gunstige vervroegingsmaatregel zal worden toegepast. De eventuele verhoging van de verworven reserves en/of van de verworven prestaties die het gevolg is van het in acht nemen van de periode die gedekt wordt door een opzeggingsvergoeding valt niet onder de beperking zoals voorzien in de eerste alinea. Het storten van deze premie moet echter expliciet voorzien worden in de bijzondere voorwaarden van de groepsverzekering. 6. Multi-inrichterspensioenstelsel Een multi-inrichterspensioenstelsel is een identiek pensioenstelsel ingevoerd door meerdere inrichters waarvan de uitvoering toevertrouwd wordt aan dezelfde pensioeninstelling(en). In de bijzondere voorwaarden van de groepsverzekering moet aangegeven worden dat het om zulk een pensioenstelsel gaat. In dat geval is het mogelijk (maar niet verplicht) om een uittredingsovereenkomst af te sluiten om de mobiliteit van de werknemers van de verschillende werkgevers die deelnemen aan het multiinrichterspensioenstelsel te bevorderen. Het feit dat zulk een overeenkomst bestaat of niet moet eveneens vermeld worden in de bijzondere voorwaarden en een kopie van deze overeenkomst wordt bij het reglement gevoegd. Behalve bovenstaande aanpassingen werden nog een aantal andere wijzigingen aangebracht: **** - de bijlage voor het wijzigen van de volgorde van de begunstigden van de uitkering bij overlijden zoals voorzien in de algemene voorwaarden en de bijlage voor de aanvaarding of de opheffing van de aanvaarding van begunstiging moeten niet langer getekend worden door werkgever; - in de wijzigingsclausule die aan de werkgever de mogelijkheid geeft om - mits respect van de procedures die bij wet voorzien zijn het reglement te wijzigen, werd de invoering van een sectoraal plan waaraan de werkgever verplicht moet deelnemen, toegevoegd; - de bepalingen betreffende de overname van de werkgever, het faillissement, het stopzetten van activiteiten of de ontbinding van de werkgever werden verduidelijkt; - een bepaling betreffende het weder in werking stellen van de groepsverzekering werd toegevoegd. *** 4
Wij wijzen U er verder op dat zowel dit document als de algemene voorwaarden een algemene draagwijdte hebben. Deze houden dus geen rekening met de specifieke kenmerken van uw aanvullend pensioenstelsel die opgenomen zijn in de bijzondere voorwaarden van uw groepsverzekering. De bijzondere voorwaarden blijven voorrang hebben op de algemene voorwaarden, voor zover deze bijzondere voorwaarden de WAP respecteren. Tenslotte wijzen wij u er op dat deze verduidelijkingen enkel ter informatieve titel gegeven worden. Wij kunnen dan ook geen garantie geven wat betreft de manier waarop de wettelijke bepalingen door de rechtbank en de FSMA geïnterpreteerd zullen worden. 5