Aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Tweede Kamer Postbus EA DEN HAAG

Vergelijkbare documenten
Reactie BVMBO op Internetconsultatie lerarenregister

Het register. van, voor en door de leraar

HET LERARENREGISTER - waarom willen we dit eigenlijk?

Spreektekst Leraar register

Het register. van, voor en door de leraar

De AOb krijgt veel vragen over de Wet Beroep Leraar. Wij hebben de meest gestelde vragen voor jullie onder elkaar gezet.

REGISTERLERAAR.NL. Factsheet. Datum: 14 februari 2012 Versie: extern Status: definitief Auteur: Frank Jansma

REGISTERLERAAR.NL. Factsheet. Datum: 14 februari 2012 Versie: 1.0 Status: definitief Auteur: Frank Jansma

Wat moet de PMR met de Wet beroep leraar en het Lerarenregister?

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus EA..DEN HAAG

Roler Academie. Roler maakt werk van professionaliteit

Laat zien wat je waard bent. Sta in het register. Van, voor en door de leraar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Beroepsnorm Deskundigheidsbevordering verpleegkundigen & verzorgenden

REGISTERLERAAR.NL. Reglement van Registratie en Herregistratie Ingangsdatum: 25 augustus 2015 versie 3.0

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 5 juli 2019 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap De staatssecretaris, de heer drs. S. Dekker Postbus BJ Den Haag. Datum: 15 maart 2017

Toelichting bij brief aan Stas Klijnsma dd. 14 maart 2014, P.C./MVE/ Mag een pensioenfonds gewogen stemverhoudingen hanteren in het bestuur?

de Algemene Onderwijsbond, gevestigd te Utrecht, te dezen statutair of krachtens volmacht vertegenwoordigd door de heer G.J.W.M.

Datum Betreft Bestuursakkoord PO-Raad-OCW Geacht schoolbestuur,

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

REGISTERLERAAR.NL. Reglement van registratie vrijwillige lerarenregister Ingangsdatum: 4 april 2017 versie 4.0

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Protocol PDG en educatieve minor

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CONCEPT Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Onderwerp en positionering van de beleidsdoorlichtingen In de beleidsdoorlichtingen van de ADR staan de volgende beleidsdoelstellingen centraal:

Aan de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & verzorgenden. Laat zien wat je waard bent!

Bijlage bij brief AOb WD/AK

Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten

Aan de minister voor Medische Zorg en Sport De heer mr. drs. B.J. Bruins Postbus EJ DEN HAAG. Geachte heer Bruins,

Ring 1 met de Inspectie van het onderwijs

PROFESSIONEEL STATUUT

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Samenvatting onderzoek Medewerkers in het MBO

Zoetermeer, 24 juni 2015

Professionele ontwikkeling in de lift: de gezamenlijke agenda. Juni 2012

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG. Datum Betrokkenheid Onderwijscoöperatie bij Lerarenregister

Willem de Zwijger College

Datum Bevoegdheden beroepsgerichte vakken vmbo. Geachte heer/mevrouw,

Taken en competenties getrainde secretarissen en coördinatoren

Protocol van de Centrale Raad van Stichting Nederlands Register Vastgoed Taxateurs

Leergang mbo Programma

Landelijke Cliëntenraad Oranjestraat JB Den Haag

Werkdocument 1 Opleidingsconcept

ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Datum Uitnodiging subsidieaanvraag Regeling versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Directiestatuut van de stichting Voortgezet Montessori Onderwijs Nijmegen en Groesbeek e.o. Herziene versie, 1 februari 2018

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & verzorgenden

Taken en competenties gecertificeerde secretarissen en coördinatoren

REGLEMENT PERMANENTE EDUCATIE

Opzet voor een plan van aanpak. Tweedegraads PLUS. doorscholing van tweedegraads bevoegde docenten

KWALITEITSKADER BEKWAAMHEIDSEISEN VOOR INSTRUCTEURS

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Certificering HR Professional

Datum 11 februari 2015 Vragen van het lid Bisschop (SGP) over de samenwerking tussen ROC Amsterdam en ROC Flevoland

REGLEMENT PERMANENTE EDUCATIE REGISTER OPERATIONAL AUDITORS

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'DE KAJUIT'

De voorzitter van de commissie Wolbert. Adjunct-griffier van de commissie Arends

Waarnemend voorzitter van de commissie Van Tellegen. Adjunct-griffier van de commissie Bošnjaković. Vragen en opmerkingen uit de fracties

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum

ECSD/U

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Bijlage 2. Uitwerking zorgplicht

podium _ februari 2014

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG. Datum 4 oktober 2013 Betreft Hoofdlijnenbrief lerarenregister

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon Telefax

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Namens V&VN afd. Wondconsulenten. Participatie in Kwaliteitsregister V&V : Edwige Strippe Tonny de Groot

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Leergang mbo Programma

STAP IN. Register MZ-Opleiders. Registreer je nu op

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

Politieke Barometer Onderwijs Meting september 2013

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

GEDRAGSREGELS VOOR ZELFSTANDIGE JURISTEN 2006

Beschrijving in hoofdlijnen van de proeve van bekwaamheid Chauffeur

Vier in Balans-tool. Rapportage Teamlid

Aan de. Datum. In de brief over de. dat wordt beheerd (KNB), van. waarde. Rechtspleging en Rechtshandhaving

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bekwaamheidsdossier. februari 2006 O. OC0602_p8_12 Personeelsbeleid2.i :29:26

Flexibel en vraaggericht hoger onderwijs voor werkenden

Akkoord bereikt over CAO PO 2013 met technische aanpassingen

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Datum 1 maart 2016 Antwoord op schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) over scholen die geld oppotten.

Strategische noodzaak om te differentieren

Strategisch HRM in het voortgezet onderwijs. Peter Leisink

Transcriptie:

Aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Tweede Kamer Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Woerden, 20 november 2013 Ons kenmerk: JZI/EWE/230102/2013 Doorkiesnummer: 0348-75 35 72 Onderwerp: lerarenregister Uw brief van: Geachte leden van de Vaste Kamercommissie 1. Inleiding Op 27 november zal in een Algemeen Overleg in Uw Kamer de voortgang van het lerarenregister worden besproken, mede naar aanleiding van de voorstellen van de bewindspersonen van OCW uit de Hoofdlijnenbrief lerarenregister, de Lerarenagenda en het Nationaal Onderwijs Akkoord. De MBO Raad is verheugd over de toegenomen aandacht voor de kwaliteit en de professionaliteit van de docent en de beleidsinitiatieven van achtereenvolgende ministers van OCW om het onderwerp op de agenda te krijgen en te houden. Daarmee wordt uitgedrukt dat de Minister van OCW een belangrijke verantwoordelijkheid draagt en neemt voor de kwaliteit van het onderwijs. Met de introductie van een register wordt beoogd dat aan docenten niet alleen eisen worden gesteld in de vorm van een bevoegdheid die een bepaalde mate van bekwaamheid garandeert, maar juist ook dat die bekwaamheid zichtbaar gedurende de beroepsuitoefening moet worden bijgehouden. Dit is een manier van werken die we in veel beroepen aantreffen en die bijdraagt aan maatschappelijk vertrouwen in de kwaliteit van de dienstverlening. Een-leven-lang-leren voor elke docent in Nederland om ervan verzekerd te zijn dat hij/zij op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen in bijvoorbeeld de didactiek of ontwikkelingspsychologische kennis van de leeftijdsgroep waaraan wordt lesgegeven. Een ideale gelegenheid om de al jaren bepleite versterking tussen nationale en internationale onderwijsresearch en de individuele leraar te versterken. Met deze nadrukkelijk aandacht voor de kwaliteit en de professionaliteit van de leraar via het register, wordt op instrumentele wijze tot uitdrukking gebracht dat het in hoge mate de docent is die beslissend is voor de kwaliteit van het onderwijs. Versterking van de kwaliteit van de docent is dan ook vrijwel altijd een versterking van de kwaliteit van het onderwijs.

2. Het idee van het register De MBO Raad beschouwt in dat kader de ontwikkeling van het lerarenregister als een belangrijk instrument om tot versterking van de professionaliteit van docenten te komen. Registratie in een landelijk register als voorwaarde tot het mogen uitoefenen van het beroep van onderwijsgevende stelt het bestuur van een onderwijsinstelling in staat om nog veel gerichter te sturen op de kwaliteit van de docent. Want het instellingsbestuur blijft, met of zonder register, krachtens haar wettelijke taak verantwoordelijk van de bewaking van de kwaliteit van de (individuele) docent en voert daarvoor een eigen personeelsbeleid. Het register kan het instellingsbestuur door het stellen van de juiste eisen bij (her)registratie, helpen het instellingspersoneelsbeleid scherper te sturen in de richting van de specifieke behoefte van de school gezien vanuit de leerlingenpopulatie. Die te stellen eisen voor (her)registratie van leraren in het register moeten leiden tot een systeem van permanente educatie voor docenten (afgekort PE) waarop ons onderwijs lang heeft gewacht. Te lang zijn dit type eisen op hun beloop gelaten in de verwachting dat de beroepsgroep dit, al dan niet in samenwerking met de bestuurders van de instellingen, zelf zou oplossen. Alhoewel daarin de afgelopen jaren grote vorderingen zijn geboekt, mede door de vele programma s en aparte subsidiestromen voor dit onderwerp, heeft het er door de uiteindelijke vrijblijvendheid in onvoldoende mate geleid tot de garantie dat de professionaliteit van alle docenten in voldoende mate wordt onderhouden. Het register, met een daaraan verbonden doordacht PE systeem, in combinatie met het interne personeelsbeleid van de instellingen, moet ertoe leiden dat die garanties wel gaan ontstaan. En daarmee schaart het onderwijs zich volgens velen eindelijk - in de systematiek die voor vele beroepen in onze samenleving geldt: permanente en controleerbare garanties van de bekwaamheid tot het uitoefenen van het beroep. Voor de notaris vinden we volstrekt normaal dat deze de laatste regelgeving tot in de puntjes beheerst; van een chirurg verwachten we dat de laatste operatietechnieken worden toegepast, van een hypotheekadviseur verwachten we de vaardigheid om te kunnen inschatten wat de juiste polis is en van elke automonteur verwachten we dat deze geschoold is in de laatste technische snufjes van de auto. De ouder, leerling, deelnemer, student zou van zijn/haar onderwijs mogen verwachten dat ook elke docent op allerlei relevante aspecten kennis heeft genomen van de laatste kennis, ervaring en inzichten en deze kan toepassen. 3. Evenwicht In het onderwijs wordt tot nu toe slechts voor de toetreding tot het beroep gestuurd op entree eisen. Aan de hand een diploma en/of eisen die door het bestuur worden gesteld in die sectoren waarvoor weinig formele bevoegdheden bestaan, zoals in het MBO, vindt toegang tot het beroep plaats. Handhaving en uitbreiding van beroepsvaardigheden is daarna een zaak van de individuele docent en zijn/haar werkgever. De MBO Raad ziet voor de realisatie van het register twee benaderingswijzen die van invloed zijn op de keuze van het arrangement. Ten eerste de lijn vrijblijvend versus verplicht. De MBO Raad kiest daarbij, in lijn met de afspraken in het Nationaal Onderwijs 2/8

Akkoord, voor het register voor de verplichte lijn. Er is geen behoefte aan een instrument waaraan geen afdwingbare garanties kunnen worden verbonden. Dan kunnen we ons de moeite, de kosten en de bestuurlijke inspanning besparen. De tweede lijn is die van het beleggen van de verantwoordelijkheid. Leggen we die uitsluitend bij de docent of kiezen we voor een systeem en organisatie waarbij vanuit een breder belegde verantwoordelijkheid wordt gewaarborgd dat de samenleving kan rekenen op beroepsbeoefenaren in het onderwijs die permanent bekwaam zijn. De MBO Raad kiest ook hier voor de bredere garanties. In het huidige systeem is de docent al in hoge mate verantwoordelijk voor de eigen ontwikkeling en dat heeft tot nu toe onvoldoende resultaat gehad. Het versterkt doorzetten van die lijn ligt dan ook niet voor de hand. Als we dit, zonder de complexe werkelijkheid in alle dimensies te willen vervatten, in een schema plaatsen, dan kunnen de volgende vier scenario s worden onderscheiden: 3/8

De MBO Raad kiest voor wat betreft het register voor het vierde scenario. Daarin worden de meeste garanties geboden of succes en het gemeenschappelijk kunnen dragen van de kwaliteitsgaranties voor het onderwijs door de individuele docent in combinatie met zijn/haar bestuur. 4. Zorgen Het is tegen deze achtergrond dat de MBO Raad haar zorgen uitspreekt over de ontwikkeling van het register op dit moment. Doorgaan op de huidige weg zal ons niet brengen bij het doel, namelijk een goed werkend register in 2017, zoals in het Nationaal Onderwijsakkoord is afgesproken. Een koerswijziging is noodzakelijk. Met dit schrijven wil de MBO Raad bijdragen aan een constructieve diagnose van het proces en de inhoud. 5. Geschiedenis In de ontstaansgeschiedenis van het register zit een deel van de huidige problemen. De vorige Minister van Onderwijs besloot tot het ontwikkelen van het register en richtte daarvoor de Onderwijscoöperatie op met een door haar gekozen samenstelling. Als ontwikkelstrategie werd een open benadering gekozen (geen vooraf uitgebreid uitgediscussieerd concept van aard en inhoud van het register) en dat leek in die tijd een verstandige keuze. De MBO-Raad heeft deze keuzes weliswaar kritisch benaderd, maar geaccepteerd en is gestart met constructief overleg met de Onderwijscoöperatie. In goed overleg met de Onderwijscoöperatie zijn experimenten (pilots) georganiseerd om diverse aspecten van het register met betrokkenheid van de beroepsgroep op deze MBO-instellingen in de praktijk te onderzoeken. Met de kennis van nu, moeten wij constateren dat beide basiskeuzes, zowel wat betreft de samenstelling van de Onderwijscoöperatie als de open benadering van het register, de verdere ontwikkeling blokkeren. De merkwaardige samenstelling van de Onderwijscoöperatie staat breed commitment van werkgevers/bestuurders in de weg. Sterker: er lijkt een steeds manifestere, bijna, anti werkgevers houding te ontstaan. Maar het staat ook commitment van de beroepsgroep zelf (de docenten) in de weg. Men zou verwachten dat voor het MBO de Beroepsvereniging voor docenten in het MBO (de BVMBO) een belangrijke stem heeft bij de ontwikkeling van het register, naast de beroepsverenigingen die er in het VO bestaan. In de praktijk blijkt dat niet het geval. Het zijn andere partijen binnen de Onderwijscoöperatie die zich verrassenderwijs als vertegenwoordiger van de beroepsgroep opwerpen. Het is dan ook de overtuiging van de Raad dat we op dit punt voor een belangrijke keuze staan. Wil het register van de grond komen, dan moeten we het proces anders inrichten. Dat betekent zo snel mogelijk voor de invoering voor het MBO deel van het register een gewijzigde samenstelling van de Onderwijscoöperatie zoals ook in de hoofdlijnenbrief al wordt gesuggereerd: de beroepsgroep (voor het MBO: de BVMBO), de werkgevers/bestuurders en de vakorganisatie(s). Voor het MBO geldt daarnaast in het bijzonder dat ernstig rekening moet worden gehouden met 4/8

de grote variëteit aan beroepen waarvoor het MBO opleidt. Hoe die vertegenwoordiging in de Onderwijscoöperatie voor het MBO moet plaatsvinden is een zaak van nadere doordenking. Maar uiteindelijk zal het MBO-deel van het register moeten worden getrokken door een vier partijen organisatie: de BVMBO, de werkgevers/bestuurders, de vakorganisatie(s) en een representatie vanuit het beroepenveld waarvoor wordt opgeleid. Het is van belang dat er een onafhankelijk orgaan komt dat verantwoordelijk is voor het register. Zo'n orgaan moet gebaseerd zijn op deskundigheid die boven de partijen staat. Dat laat onverlet dat docenten een grote inbreng hebben maar een orgaan dat allerlei scholingen gaat goedkeuren zonder dat er echt naar kwaliteit wordt gekeken zal het register van binnenuit uithollen. De MBO Raad spreekt zich niet uit over de organisatie van de Onderwijscoöperatie voor het PO en VO, maar constateert dat in de huidige samenstelling voor het MBO het draagvlak in de sector nagenoeg geheel ontbreekt. 6. One size fits all? De Onderwijscoöperatie is van het begin af aan uitgegaan van één register voor alle leraren ongeacht of zij uit het PO, VO of MBO komen. Deze start van het denkproces is begrijpelijk: het ontwikkelen van een werkzaam register is al complex genoeg. Maar nu we naar een volgende fase gaan, moet de MBO-Raad constateren dat het huidige register op tenminste twee belangrijke punten niet voldoende past op de praktijk van het MBO. Ten eerste betreft het de primaire aandacht voor de registratie van pedagogisch didactische vaardigheden, terwijl in het MBO de actuele kennis van de bedrijfstak waarvoor wordt opgeleid minstens 50% belang vertegenwoordigt van de professionaliteit van de docent. De verandersnelheid en dynamiek in de beroepen waarvoor in het MBO wordt opgeleid is indrukwekkend en onvergelijkbaar met de verandersnelheid van bijvoorbeeld een vak als Frans, Duits of Aardrijkskunde. Dit aspect behoeft een plek binnen het register en binnen een aantal MBOinstellingen wordt thans geëxperimenteerd om te bezien op welke wijze dat efficiënt en betrouwbaar zou kunnen gebeuren. Het tweede punt betreft de arbeidsdifferentiatie binnen het MBO. Naast de docent zijn er andere functionarissen die een belangrijke rol spelen in het onderwijs, zoals de instructeur. De MBO Raad benadrukt de wenselijkheid en het belang van de opname van instructeurs in het register, zoals ook is afgesproken in het Nationaal Onderwijs akkoord. 7. Doordenking van de basisprincipes: wat zijn de doelstellingen Zoals opgemerkt wordt er binnen het MBO door een groot aantal instellingen thans geëxperimenteerd om te bezien met welke inhoud en functie het register in het MBO het meeste effect kan hebben. Het feit dat zo n klein percentage docenten zich tot nu toe heeft geregistreerd en dat van de geregistreerde docenten maar weinigen daadwerkelijk daarmee iets hebben gedaan, was voor de Raad aanleiding om via het netwerk van experimenterende instellingen de 5/8

afgelopen maand de vraag te stellen waarom zo weinig docenten zich hebben geregistreerd. Het antwoord was even onthullend als onthutsend in deze fase van het proces. Voor de grote meerderheid van de docenten is het, ondanks de voorlichting en wervingscampagnes op de instellingen, nog steeds onduidelijk wat nu precies het nut is van het register. Dit brengt ons bij de kernvraag: wat is nu eigenlijk de bedoeling van het huidige register? En het is zorgwekkend dat deze vraag nu twee jaar na de start van het proces nog steeds gesteld moet worden. Over het hoe en waarom van het register bestaan te veel tegenstrijdige opvattingen en de MBO Raad acht het absoluut noodzakelijk dat op korte termijn daarover het finale debat wordt afgerond. 8. Soorten registers De Raad heeft de afgelopen tijd verschillende onderzoeken laten doen naar registers in andere beroepssectoren. Daarbij zijn twee soorten registers te onderscheiden. Het eerste type register waarin slechts wordt geregistreerd of een beroepsbeoefenaar bevoegd is tot het verrichten van bepaalde handelingen en werkzaam is in de sector, zoals het BIG register. Het tweede type is het kwalitatieve register waarin de reeds bevoegde beroepsbeoefenaar registreert of hij of zij zich naast de directe beroepsuitoefening ook nog bekwaamd heeft in de laatste inzichten in het vakgebied, door middel van een systeem van permanente educatie (PE). Zoals al eerder opgemerkt kennen veel beroepen PE systemen; in allerlei soorten en maten. Gemeenschappelijk karakteristiek is dat experts uit de beroepsgroep de PE eisen formuleren waaraan moet worden voldaan. Soms gaat het om vrijwillige deelname (bijvoorbeeld door zg. keurmerkorganisaties), in andere gevallen gaat het om verplichtingen. Het niet voldoen aan die verplichting leidt er dan toe dat het beroep, al dan niet tijdelijk, geheel of gedeeltelijk niet mag worden uitgeoefend. De MBO Raad is een nadrukkelijk voorstander van het kwalitatieve register gekoppeld aan een systeem van permanente educatie. Dit in aanvulling op het Nationaal Onderwijsakkoord, waar een wettelijke verankering van het register is afgesproken. De combinatie van de wettelijke verankering met een borging van de kwaliteit in het register, maakt een keuze tussen privaat of publiek rechtelijk minder relevant om te komen tot een betekenisvol register. En om het niet al te complex te maken, opteert de MBO Raad voor een register waarin voorlopig alleen bij herregistratie is opgenomen of aan de PE eisen is voldaan. Voorlopig, want het register zal zich de komende jaren kunnen ontwikkelen. Uit de ervaring bij de ontwikkeling van registers in andere beroepsgroepen wordt duidelijk dat zoiets tijd en doordenking nodig heeft. De belangrijkste vraag die in dat kader moet worden beantwoord is dan ook wat zijn dan die eisen van de permanente educatie? En dat is helaas een vraag die in de discussies tot nu toe is ontweken. Want de Onderwijscoöperatie heeft gekozen voor het adagium van, voor en door de docent. Dat klinkt sympathiek, maar blijkt in de uitvoering te leiden tot een register dat nog het meest lijkt op een landelijk georganiseerd portfolio voor docenten. En dat terwijl het merendeel 6/8

van dit soort gegevens al lang door de docent zelf en/of door de HR administraties van de afzonderlijke scholen wordt bijgehouden. Het ontgaat de MBO Raad wat de toegevoegde waarde is van een register dat in hoge mate een kopie is van gegevens die op schoolniveau al geregistreerd zijn. Het is naar onze waarneming ook één van de redenen waarop docenten hier niet warm voor lopen: het heeft geen toegevoegde waarde en het bijhouden daarvan is bureaucratisch en arbeidsintensief. Binnen de MBO-sector zijn al stemmen opgegaan om een ICT tool te ontwikkelen om ten behoeve van de vermindering van de bureaucratische lasten van de docent de gegevens vanuit de schooladministraties direct naar het landelijke lerarenregister te zenden. Maar een belangrijker probleem dan deze bureaucratische omzwervingen is dat door de huidige opzet het doel van een systeem van permanente educatie met daaraan vanuit experts uit de beroepsgroep geformuleerde eisen uit het zicht lijkt te verdwijnen. En dat is nu juist de reden om een landelijke registratie op te zetten: is aan de eisen vanuit de PE voldaan of niet? 9. Naar werkbare toekomst De richting waarin het register zich nu inhoudelijk heeft ontwikkeld is naar het oordeel van de Raad dan ook een verkeerde. Het wordt nu een soort landelijke portfolio van individuele docenten, een digitaal CV, door de docent zelf ingevuld. Dat gaat voor docenten noch voor instellingsbestuurders betekenis krijgen. En zelfs als het wettelijk verplicht wordt gesteld, dan zal het in de huidige vorm van marginale toegevoegde waarde zijn, tegen hoge kosten en een hoop administratieve rompslomp voor docenten. De MBO Raad pleit voor een serieuze heroriëntatie, waarin de partijen die hiervoor de echte verantwoordelijkheid moeten dragen zoals hierboven beschreven, zich beraden over de vraag wat een systeem van permanente educatie in het onderwijs moet omvatten, welke eisen daaraan moeten worden gesteld, wie daarvoor verantwoordelijk is en hoe aan de verplichtingen kan worden voldaan. Als we ons voorlopig beperken tot het registreren of aan die eisen is voldaan, dan kan in een later stadium worden bezien of allerlei andere aspecten van de professionaliteitversterking waarvoor de docent zelf heeft gekozen eraan toegevoegd kunnen worden. Maar de essentie moet hem zitten in de eisen vanuit de PE. De MBO Raad realiseert zich dat beantwoording van genoemde vragen omtrent de PE complex en veelomvattend zijn. De benaderingswijze wijkt sterk af van de nogal op vrijwilligheid gerichte manier van denken die in het onderwijs traditie is: een op zichzelf goede Wet op de beroepen in het onderwijs zonder sancties en nu weer een register waarin de docent zijn/haar eigen activiteiten landelijk kan opslaan. Door de open manier van werken (geen discussie vooraf over de bedoeling van het register) lijkt nu kostbare tijd verloren te zijn gegaan en de serieuze vragen naar de achtergrond geschoven. De MBO Raad dringt er op aan op dit punt het tij te keren en de bakens te verzetten voordat we een kostbaar en bureaucratisch instrument in het leven hebben geroepen waar het onderwijs niet veel meer opschiet en kansen worden gemist. 7/8

10. De volgende stappen De MBO Raad is een groot voorstander van een lerarenregister als een landelijk vehikel waarin geregistreerd kan worden of leraren aan hun PE verplichtingen hebben voldaan. Voorlopig niet meer en niet minder; vergelijkbaar met vele beroepsregisters in andere sectoren. De vragen wat die PE eisen moeten zijn, zijn de vragen die de komende maanden moeten worden beantwoord. Wij onderschatten de complexiteit en ingrijpendheid daarvan niet. Maar als we het register en rol willen geven in de versterking van de professionaliteit van onze leraren, dan is dat de route die gevolgd moet worden. Het beantwoorden van die vragen zal voor het MBO moeten geschieden door de partijen die daarvoor inhoudelijk en bestuurlijk verantwoordelijkheid moeten en kunnen dragen: de BVMBO, de werkgevers/bestuurder, de vakorganisatie(s) en nader te bepalen vertegenwoordiging vanuit het beroepenveld waarvoor wordt opgeleid. De MBO Raad pleit ervoor om deze aanpassingen in inhoud en organisatie snel en efficiënt door te voeren. Het spreekt voor zich dat de MBO-Raad van harte bereid is om Uw Kamer desgevraagd nadere informatie te geven. Met vriendelijke groet, J.P.C.M van Zijl voorzitter 8/8