Culemborg, 27 augustus 2017 Tekst: Lucas 18: 9-14 Thema: Het hoogste recht Voorganger: ds. Henri Veldhuis Gemeente van onze Heer, Jezus Christus, Laat ik deze preek over de farizeeër en de tollenaar beginnen met een verbeeldingsoefening, zoals ik die wel vaker met jullie heb gedaan. Stel, ik vraag jullie te kiezen op wie je het meest lijkt: of je gaat in die zuider-zijbeuk staan bij de Farizeeër, of bij de tollenaar in de andere zijbeuk. Ik zal nog even citeren uit hun gebeden. De Farizeeër zegt tegen God: "God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af." De tollenaar daarentegen bidt als volgt: "God, wees mij zondaar genadig." Bij wie zou je nu gaan staan? Op wie lijk je het meest? Misschien is de keuze moeilijker dan je op het eerste gezicht denkt. Natuurlijk, we lijken liever niet op die Farizeeër, die zo zelfingenomen in de tempel staat. Aan de andere kant: hij is een trouw kerkganger, geeft veel aan Kerkbalans, heeft geen strafblad en is trouw aan zijn vrouw. Dat zijn toch mooie dingen. Mag je daar niet blij mee zijn? Mag je ook niet blij zijn, dat je geen landverrader bent geworden, zoals die tollenaar, die werkt voor de Romeinse bezetter? Mag je niet blij zijn dat je niet bezweken bent voor geld en macht als meeloper van de Romeinse heersers? Veel tollenaars en Sadduceeën hebben dat wel gedaan. En ja, die tollenaar. Mooi dat hij schuldbesef heeft. Maar om in die zijbeuk gezien te worden als een landverrader, die ook nog een deel van het geld in z n eigen zak steekt. Misschien blijf je liever in de banken zitten, in het grijze midden. Misschien lijken we allemaal een beetje - hopelijk niet teveel - op de Farizeeër, en misschien ook wel op de tollenaar. Hoewel, hebben we ooit een zo eerlijk schuldbesef gehad als de tollenaar? Onzeker over onszelf blijven we veilig in het midden. Maar dat is natuurlijk niet de bedoeling van Jezus. Want hij houdt ons een spiegel voor en stelt weer die vraag: Waar in dit verhaal herken jij jezelf, als tollenaar of als Farizeeër? De Farizeeër staat fier en dankbaar in de tempel. Mooi gezicht kan dat zijn, als gelovigen met een sterk gevoel van eigenwaarde voor Gods aangezicht durven staan, als ze weten dat ze er mogen zijn voor Hem. Ook heel mooi dat de Farizeeër God dankt voor alle goede eigenschappen van zijn geloof en moraal. Mooi wanneer wij God ervoor danken, dat wij op het goede pad zijn gebleven, want zo vanzelfsprekend is dat niet. Je hoeft maar om je heen te kijken. Er lijkt dus weinig mis met die Farizeeër, zeker niet op het eerste gezicht. Maar de hele toonzetting van zijn woorden blijkt natuurlijk uit die éne tussenzin, waarin hij neerkijkt op die
verachtelijke tollenaar. De Farizeeër voelt zich superieur boven die landverrader die ook nog in de tempel durft te komen. Aan de andere kant: Mag je niet neerkijken op zulke mensen? Het is toch verachtelijk wat ze doen? Mag je niet neerkijken op de terroristen van Barcelona, op mannen die vrouwen misbruiken, op jongens die s nachts auto s in brand steken in Culemborg? Zó neerkijken op anderen doen wij toch ook? Dus waarom hebben wij zo n negatief beeld van de Farizeeër? Alleen omdat Jezus Hem zo neerzet? Zo n Farizeeër zijn wij toch ook in de veroordeling van zoveel andere mensen die erge dingen doen? Nu is het zeker wel goed en nodig dat we kritisch en veroordelend zijn als het gaat om zulke vormen van kwaad. Alle zonde en kwaad mogen we streng afwijzen, dat doet God ook, en Jezus niet minder. Maar zo n veroordeling alleen is niet genoeg. Jezus kijkt namelijk vèrder dan alle kwaad dat wij of anderen doen. Hij kijkt trouwens ook verder dan alle góeds dat wij of anderen doen, al goeds waarop wij misschien trots zijn, zoals die Farizeeër. Wat Jezus ons als Farizeeër kwalijk neemt, is dat we in ons oordeel over andere mensen vaak niet verder kijken dan hun kwade daden en intenties, alsof er verder niets meer is; - dat we niet willen zien en geloven dat ook die tollenaar, en ook die terrorist en ook die aanrander of brandstichter, een schepsel van God is en blijft achter alle verkeerds dat hij doet, een mens voor wie God altijd liefde blijft houden; een mens die door berouw en inkeer terug kan komen in de ruimte van Gods liefde en vergeving. De Farizeeër kijkt niet alleen neer op het foute gedrag van de tollenaar, maar ook op de mens zelf, die in zijn ogen verloren is als een hopeloos geval, een mens waar je nooit meer van houden kunt. Voor hem heeft die tollenaar eigenlijk geen recht meer van bestaan, zoals wij misschien ook denken van bepaalde criminelen of terroristen. Wanneer heb je volgens die Farizeeër dan wèl recht van bestaan? Nou, als je goede dingen doet en hebt gedaan, zoals hij. Veel kerkenwerk, geen overspel, leven volgens alle normen en waarden. Als je dat allemaal doet, dan mag je best wel trots zijn op jezelf, en daarvoor mag je God best wel dankbaar zijn; - toch? Het lijkt voor de hand te liggen om daar ja op te zeggen, maar wat betekent het dan als je God daarvoor dankt in je gebed? Danken betekent dat je iemand bedankt voor iets dat je gekregen hebt van hem of haar. In je gebed dank je voor wat je van God hebt gekregen, als geschenk, - niet als prestatie van jezelf, ook al heb je er zelf misschien aan bijgedragen. En wat is dan het eerste en meest belangrijke dat we gekregen hebben? Ons leven, dat we er mógen zijn, en dat we gewenst zijn door God en andere mensen. Dát we er zijn is in geen enkel opzicht aan onszelf te danken, en dat we gewenst zijn is een geschenk van God en hopelijk van onze ouders en veel andere mensen. Het belangrijkste van ons leven is, dat het ons gegéven is, dat we er mógen zijn, van harte. Ons leven heeft recht van bestaan dankzij de Schepper. Op die bodem van zijn eerste en onherroepelijke Ja-woord mogen we ons leven opbouwen in vrijheid en verantwoordelijk, en 2
dan valt er ook veel te doen. Die bodem hebben we zelf niet gelegd, ons bestaan hebben we zelf niet gerechtvaardigd. We leven uit geschónken leven. In dat geschonken leven krijgen we dan ruimte om goed of verkeerd te doen, om te werken en te rusten, om ons in te zetten of lui te zijn, om kansen goed te gebruiken of te misbruiken. Gepaste trots,op alle goeds dat we zelf tot stand hebben gebracht, is daarom altijd verankerd in dankbaarheid voor alle kansen die ons daarvoor gegeven zijn. En dat lijkt die Farizeeër niet te beseffen. Ondanks veel vrome praat leeft hij in het besef dat zijn recht van bestaan gebaseerd is op al zijn eigen vrome prestaties, alleen daarop. En als je zo denkt heeft zo n tollenaar, die zoveel verkeerds heeft gedaan, natuurlijk geen recht bestaan, zoals veel andere mensen eigenlijk ook weinig recht van bestaan hebben. Iets van een Farizeeër schuilt vast ook wel in onszelf, wanneer wij uit boosheid, verontwaardiging of minachting iemand afschrijven. Je bent zo gekwetst of zo verontwaardigd, dat je achter het kwaad dat die ander gedaan heeft - dat jou misschien is aangedaan - niet meer een mens van God kunt zien. Soms is dat ook wel héél moeilijk om die mens van God nog te zien en te bereiken achter zijn kwaad; daar moet je wel God voor zijn, denk ik dan. Maar als we daarin niet blijven geloven, dat niet blijven oefenen: in elk mens een mens van God zien die altijd bij Hem terug kan komen, - en later misschien ook bij jou -, dan zullen we dat geloof tenslotte ook verliezen voor onszelf. Als we het leven van èlk mens niet kunnen zien als een geschenk van Gods onherroepelijke liefde, zullen we dat geloof ook verliezen voor ons zelf. Dan gaan we zelf ook geloven dat ons eigen bestaan alleen gerechtvaardigd is op basis van eigen prestaties, eigen vroomheid en succes. En dan móet je wel neerkijken op anderen die zover niet komen. En dan heb je weinig oog voor tragische omstandigheden waardoor anderen eerder in de positie komen kwaad te doen dan jij. Als we niet beseffen dat alle goeds dat wij doen mogelijk is door zoveel goeds dat ons geschonken is, zullen we nooit dankbaar kunnen zijn, - zullen we nooit beseffen dat ons bestaan al op voorhand gerechtvaardigd is door de liefde van God, en door de liefde van mensen die ons onvoorwaardelijk lief hebben. Welk mens heeft een gerechtvaardigd bestaan? Een ieder die gelooft dat het leven in de eerste plaats geschonken is, onvoorwaardelijk. Welk mens leeft als een rechtvaardige? De mens die leeft uit dankbaarheid dáárvoor, dankbaarheid als diepste bron van een rechtvaardig leven. Waarom komt de tollenaar in de tempel, bescheiden en boetvaardig, met een gebed van slechts één regel? Omdat hij durft te erkennen dat zijn leven niet betekenis krijgt door samenwerking met de bezetter, niet door geld, laat staan door gestolen geld. Omdat hij eindelijk durft geloven dat Hij van af den beginne gewenst was door de Schepper; dat Hij bij die Schepper vol schuldbesef mag terugkomen om dat Ja-woord over zijn leven opnieuw te horen. Een Ja-woord dat Hij niet hoeft te verdienen, maar alleen in dankbaarheid kan ontvangen. Een geschenk - en zeker het grootste van je leven - kun je alleen maar ontvangen, ontvangen van de grootste Ander in je leven. Ontvangen, dat is alles, al vraagt het wel grote kwetsbaarheid. 3
Wanneer ben je een rechtvaardig mens? Wanneer je dankbaar staat op de bodem van liefde en goedheid, waarmee God jouw leven al gerechtvaardigd heeft, - zodat zelfrechtvaardiging niet nodig is. Wanneer ben je en leef je als rechtvaardig mens? Wanneer je leeft uit een leven dat jouw in liefde geschonken is, en uit vergeving die jou dat leven teruggeeft. Wanneer moet je en mag je streng zijn op die tollenaar? Als je ook van die tollenaar kunt houden. Wanneer mag je kritisch zijn op de ander? Als je ook kritisch kunt zijn op de tollenaar in jezelf, op je eigen bange streven naar zelfhandhaving. Wanneer kun je kritisch zijn op de tollenaar in je zelf? Wanneer jij - evenals God - ook van die tollenaar in jou zelf kunt houden en niet blijft steken in zelfafwijzing.. De tollenaar gaat gerechtvaardigd naar huis, zo staat er. Hij heeft een proces van rechtvaardiging doorgemaakt, een proces van bevrijding waarin hij al zijn zonde en kwaad voor God heeft neergelegd, zich daarvan heeft los gemaakt en zich heeft overgegeven aan Gods Ja-woord, een Ja-woord wat altijd al beschikbaar was, een Ja-woord van vergeving waarmee God op hem bleef wachten, - een Ja-woord waarin hij nu is thuisgekomen. De Farizeeër gaat voldaan naar huis, maar hij is níet rechtvaardig en níet gerechtvaardigd, omdat hij ten onrechte denkt dat hij zichzelf kan rechtvaardigen. De tollenaar gaat naar huis als een rechtvaardige, want Hij is vrijgesproken door Gods hoogste Ja-woord. Genade, noemen we dat, een ander woord voor Gods onvoorwaardelijke liefde. Als iemand kwaad heeft gedaan kan het terecht zijn, dat je daarvoor een straf krijgt. Maar als je binnen of buiten de gevangenis tot zelfinzicht komt en berouw, is er ook vrijspraak mogelijk. Vrijspraak en vergeving van God, en soms - als zij dat kunnen - vergeving van slachtoffers en andere betrokkenen. Dat is vergeving van God en mensen die verder kunnen kijken dan het kwaad dat jij hebt gedaan, kwaad waarvan je nu zoveel spijt hebt. Door berouw en vergeving kan de mooie mens in jou weer voor de dag komen, gerechtvaardigd en rechtvaardig, binnen en later ook buiten de gevangenis. Het maakt niet uit welke zijbeuk we kiezen, die van de Farizeeër of die van de tollenaar. Al zou de oefening wel goed zijn. Want aan die éne kant ontdekken we in onszelf ook de andere kant, de tollenaar en de farizeeër vaak in elkaar verborgen. Het mooiste is als we Jezus ontdekken, de verteller van de gelijkenis, - verborgen in elke gelijkenis maar ook zó aanwezig - zodat we naar huis kunnen gaan als een bevrijd en rechtvaardig mens. Amen 4
Gebed van de zondag Goede God, Als we op zondag onder uw Woord komen, zijn we niet alleen op zoek naar U, maar ook naar onszelf. Want vaak weten we niet wie we zijn: goed of toch niet zo, geliefd bij anderen of misschien toch niet, eerlijk en rechtvaardig, of ergens ook wel hebzuchtig en soms een beetje oneerlijk. God, voor uw aangezicht zoeken we naar U en uw liefde maar ook naar onszelf. Bang zijn we misschien dat er verkeerde dingen van onszelf aan het licht komen. Maar ook in de hoop dat we kunnen veranderen en groeien, en we onszelf bij U en in de kring van deze gemeente mogen zien als mooie mensen, - mensen die houden van elkaar. Amen 5