Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlage: 2 antwoordpapieren

Vergelijkbare documenten
Woensdag 21 mei, uur

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Woensdag 30 augustus, uur

Woensdag 24 mei, uur

Vrijdag 8 juni, uur

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELUK ONDERWIJS IN 1979 , I. Dit examen bestaat uit 4 opgaven. " '"of) r.. I r. ',' t, J I i I.

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.0.

TENTAMEN NATUURKUNDE

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

2 V-14 EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Woensdag 24 mei, uur

Woensdag 11 mei, uur

1. Een karretje op een rail

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlagen: 2 antwoordpapieren

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Maandag 15 juni, uur

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Woensdag 30 augustus, uur

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 NATUURKUNDE. Vrijdag 25 mei, uur

Y rijdag 14 mei, uur

Woensdag 24 mei, uur

Naam: examennummer:.

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1975 (GYMNASIUM EN ATHENEUM) Vrijdag 22 augustus, uur NATUURKUNDE

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Voortgangstoets NAT 4 HAVO week 11 SUCCES!!!

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2016 TOETS APRIL :15 12:15 uur

Practicum complexe stromen

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

De snelheid van de auto neemt eerst toe en wordt na zekere tijd constant. Bereken de snelheid die de auto dan heeft.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Elektro-magnetisme Q B Q A

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

TENTAMEN NATUURKUNDE

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Opgave 1 Waterstofkernen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eindronde theorietoets. 13 juni beschikbare tijd: 2x2 uur. Deel 1

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

Opgave 1 Millenniumbrug

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen vwo natuurkunde pilot 2014-II

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

Dit examen bestaat uit 4 opgaven

****** Deel theorie. Opgave 1

NATUURKUNDE. Figuur 1

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

koper hout water Als de bovenkant van het blokje hout zich net aan het wateroppervlak bevindt, is de massa van het blokje koper gelijk aan:

Opgave 1 Golven op de bouwplaats ( 20 punten, ) Een staalkabel met lengte L hangt verticaal aan een torenkraan.

Eindexamen havo natuurkunde pilot 2013-I

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

Brede opgaven bij hoofdstuk 2

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2003-II

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 12. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:


Naam: Klas: Repetitie Golven VWO (versie A) Opgave 2 Leg uit wat het verschil is tussen een transversale golf en een longitudinale golf.

T G6202. Info: auteur: Examencommissie Toelatingsexamen Arts en Tandarts, bron: Juli 2015, id: 11941

Examen VWO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Examen vwo. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs. Tijdvak 2 Vrijdag 19 juni uur _,

Transcriptie:

HAVO 11 EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1980 Maandag 9 juni, 9.00-12.00 uur NATUURKUNDE Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlage: 2 antwoordpapieren Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. '

.."; 2 Bij het beantwoorden van de vragen dient men, waar nodig, gebruik te maken van de gegevens uit deze tabel. g val versnelling 9,8 m s- 2 1r getal pi 3,14 h constante van Planck 6,6.10-34 J s e elementair ladingsquantum 1,6.10-19 C c lichtsnelheid in vacuüm 3,0.10 8 m ç1 geluidssnelheid in lucht 3,40-10 2 m S-1 geluidssnelheid in water 15,0.10 2 m s- I dichtheid van water 1,0 103 kg m - 3 dichtheid van kiezelsteen 2,5.10 3 kg m- 3 soortelijke weerstand constantaan 0,45 n mm 2 m- I (onafuankelijk van de temperatuur)

1. De uiteinden van een ringvormige spoel met 25 koperen windingen zijn verbonden door een gloeilampje (6,0 V; 1,7 A). Parallel aan het lampje is (als shunt) een constantaandraadje met een doorsnede van 0,40 mm 2 geschakeld. Zie figuur 1. De massa van het geheel is 150 g. a.i. Bereken de weerstand van het lampje wanneer het fig. 1 aangesloten zou worden op een spanning van 6,0 V. 3 2. Waarom is de weerstand van het lampje kleiner, als het aangesloten is op een spanning kleiner dan 6,0 V? De weerstand van de shunt bedraagt 3,5.10-2 Q. b. Bereken de lengte van het constantaandraadje. We leggen de ringvormige spoel nu op een grote spoel met 500 windingen die voorzien is van een lange ijzeren kern. Deze spoel kan op een wisselspanningsbron worden aangesloten via een schakelaar S. We sluiten S en voeren de wisselspanning over de grote spoel op. Als de wisselspanning groot genoeg is, zweeft de ringvormige spoel en brandt het lampje. Zie de foto van figuur 2. Op de meter lezen we af dat de spanning over de grote spoel 140 V bedraagt. fig. 2 f Beredeneer hoe de ringvormige spoel vanaf dat moment beweegt. Op de zwevende spoel werken twee krachten die elkaar opheffen. c. Bereken de grootte van deze krachten. d. Bereken welke spanning maximaal over het lampje zou staan als de transformatorwerking ideaal zou zijn. Omdat de transformatorwerking niet ideaal is, brandt het lampje niet op volle sterkte. We vergelijken zijn lichtsterkte met die van een identiek lampje. Dit lampje brandt even fel als we het aansluiten op 3,0 V. De stroomsterkte door dit lampje bedraagt dan 1,0 A. e. Bereken de stroomsterkte in de ringvormige spoel. Even later brandt het constantaandraadje door, terwijl het lampje blijft branden. We vervangen nu de wisselspanningsbron door een gelijkspanningsbron. De shunt IS inmiddels gerepareerd. Ook als we S nu sluiten, beweegt de ringvormige spoel. g. Beredeneer wat voor beweging de ringvormige spoel nu uitvoert.

2. Deze opgave bestaat - na een inleiding - uit drie onderdelen I, 11 en 111, die onafhankelijk van elkaar zijn op te lossen. 4 Op een kar is een statief bevestigd. Aan een as hangt draaibaar in A een latje. Het zwaartepunt van het latje is Z. De massa ervan is m. Zie figuur 3. We geven de kar een versnelling a. Hierdoor gaat het latje schuin hangen onder een hoek ex. Zie figuur 4. 4 a Kar in rust fig. 3 Kar in versnelde beweging fig. 4 I. Op het latje werken twee krachten: de zwaartekracht FZ en de kracht FA die de as op het latje uitoefent. Wrijvingskrachten worden buiten beschouwing gelaten. Tijdens de beweging van de kar met constante versnelling a gaat de resultante van FZ en FA door Z en is horizontaal gericht. In de figuur op het bijgevoegde antwoordpapier is de zwaartekracht FZ reeds getekend. a. Construeer in de figuur op het antwoordpapier de kracht FA, die de as tijdens de versnelde beweging uitoefent op het latje. b. Leid de relatie af die bestaat tussen ex, a en g. 11. Indien we ex kunnen meten, is a te berekenen. Om de hoek ex te bepalen wordt bij A op het latje een spiegeltje bevestigd. Op dat spiegeltje valt horizontaal een lichtstraal afkomstig uit een laser. Tijdens de versnelde beweging van de kar word t die straal teruggekaatst onder een hoek {3. Zie figuur 5. c. Druk {3 uit in ex. q p A la s er i fig. 5

5 '; Tijdens het rijden veranderen de afstanden p en q. Zie figuur 5. Daardoor is het lastig om de hoek {3 direct te bepalen. Om dit probleem te ondervangen worden een lens en een liniaal zodanig neergezet, dat de teruggekaatste straal tijdens het rijden enige tijd op de lens valt. Zie figuur 6. De liniaal staat in het brandvlak van de lens. liniaal lens,..----f.,, fig. 6 d. I. Construeer op het bijgevoegde antwoord papier de plaats, waar de twee getekende stralen de liniaal treffen. 2. Geef in de figuur van het antwoordpapier aan, welke metingen men aan het stelsel van lens en liniaal moet verrichten om {3 te bepalen. r lil. De kar heeft ee n massa van 620 gram. Door een gewicht je wordt deze kar via ee n draad over ee n gladde pen versneld. Zie fi guur 7. De massa van het gewicht je is 55 gram. Met de hierboven beschreven methode wordt een versnelling van 0,65 m/s2 gemeten. e. Toon met deze gegevens aan, dat de kar een wrijvingskracht van 0,10 N ond ervind t. Vanuit stilstand beweegt het gewicht je 1,00 m naar beneden. De kar rijdt daarna nog een eindje ve rder. flo ----.- ----- --===~&~Wi~..,,..,...,,..,...,...,,.-------- - - ',00 m fig. 7 f Bereken de snelh eid van de kar op het moment dat het ge wicht je de grond bereikt. g. Schets de stand van het latje tijdens het rijden na het moment waa rop het ge wicht je de grond bereikt. 919317 F - ll

6 '. 3, Vanaf een hoogte van 0,40 m laten we een kiezelsteentje in water vallen. Er ontstaan cirkelvormige golven. Bovendien maakt zich een druppel los uit het water. Deze druppel beweegt verticaal omhoog. We nemen aan dat de druppel hetzelfde volume heeft als het steentje. a. Bereken de hoogte die deze druppel bereikt als 50% van alle energie van het steentje aan deze druppel ten goede komt. De amplitude van een trillend waterdeeltje op het golffront is des te kleiner naarmate het verder van de bron ligt. Dit effect zou ook zonder demping optreden. b. Verklaar dit. Een waarnemer ligt in het water met één oor onder en één oor boven water. Hij hoort het geluid van de plons twéé keer. De afstand van beide oren tot de trefplaats bedraagt 6,00 m. c. Bereken het tijdsverschil tussen beide waarnemingen. Een verzwaarde plastic bus houden we verticaal. Het midden van de bus bevindt zich 0,40 m boven het wateroppervlak. We laten de bus los waardoor hij in het water valt en daarin - in verticale stand - op en neer gaat dobberen. In figuur 8 is de afstand van het midden van de bus tot het wateroppervlak als functie van de tijd weergegeven. hrm;t 0,40.. _- :':t':+'... 0,20-0,20-0,5 fig. 8 d.i. Op welk moment treft de onderkant van de bus het wateroppervlak? 2. Bepaal of bereken de snelheid die de bus op dat moment heeft. 3. Hoe lang is de bus? Vanaf t = 0,8 s lijkt de beweging van de bus op een (gedempte) harmonische trilling. e. Bepaal de frequentie van de trilling. f Schets op het antwoordblad de totale kracht op de bus als functie van de tijd vanaf t = 0,8 s, uitgaande van de veronderstelling dat deze gedempte trilling harmonisch is. -Us;

7 f- 4. Van het helium atoom zijn onder andere de volgende energieniveaus bekend: 1. 19,82 ev; 11. 20,61 ev; lil. 20,96 ev; IV. 21,21 ev. Verder is bekend dat het heliumspectrum de spectraallijn met de golflengte van 1,08.10-6 m bevat. a. Met welke overgang correspondeert deze spectraallijn? In figuur 9 is een buis getekend die gebruikt wordt om het bestaan van energieniveaus van helium aan te tonen. In de buis bevindt zich helium onder lage druk. Tussen de verhitte kathode K en de holle anode A worden elektronen versneld. De.elektronen die de anode verlaten kunnen vervolgens heliumatomen aanslaan. b. Waarom is het voor de werking van deze buis noodzakelijk de kathode te verhitten? De binnenkant van de bol is bedekt met een doorschijnende geleidende laag die met de anode is verbonden. In de bol is (loodrecht op het vlak van tekening) een ring aangebracht, de collector C. De potentiaal van de collector is een paar volt hoger dan die van de anode. Zie figuur 9. fig. 9 c. Leg uit, dat elektronen die een heliumatoom hebben aangeslagen meer kans hebben om op de collector terecht te komen, dan elektronen die géén heliumatoom hebben aangeslagen. De elektronen die op de collector terecht komen, veroorzaken een stroompje in de collectorleiding. De sterkte van dat stroompje is met een gevoelige stroommeter te meten. Men laat VAK (zie figuur 9) toenemen vanaf volt. Het blijkt dat de collectorstroomsterkte dan langzaam toeneemt. Bij ongeveer 20 V treedt opeens een sterke stijging op. d. Welke conclusie kan hieruit worden getrokken?

8-0 IC) IC) ~ IC). IC) IC). IC). en, C'l C'l C'l C'l C'l...... ; IC) M",.. en" fig. 11 919317F - ll

9 Het meten van aanslagpotentialen blijkt handiger te gaan met de schakeling van figuur 10. De collectorstroom word t door een weerstand R van 1,0 Mn geleid, zodat de spanning V R ontstaat. De spanningen V R en VAK worden nu toegevoerd aan de twee ingangen van een dubbelstraaloscilloscoop. Dat is een oscilloscoop waarop tegelijkertijd twee spanningen kunnen worden gemeten. In figuur 11 is een schermbeeld te zien, dat gefotografeerd is tijdens het variëren van VAK. Naast de figuur zijn twee schalen weergegeven: links de schaal voor V R en rechts de schaal voor VAK. De pijl correspondeert met een aan- ~ slag van helium. + e. Bepaal het energieniveau van helium (in ev) dat bij die pijl hoort. f Bepaal de sterkte van de collectorstroom die bij die pijl hoort. fig. 10 [iinde *