Dorien Manting en Corina Huisman

Vergelijkbare documenten
Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

DRIE. De stad als magneet. Dorien Manting & Corina Huisman

Vanuit het principe van gebundelde

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

De achterkant van de stad

Ruim een op de drie gemeenten is sinds 2010 gekrompen

Migratiestromen en inkomensontwikkelingen in de provincie Groningen

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkelingen

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

VVG Voorjaarscongres Demografie en de woningmarkt Dorien Manting, UVA/PBL

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Kwartaalbericht Woningmarkt

De bevolking in de nieuwe steden vergrijst, al is dat vooral een perspectief van

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015

Grote steden en studentensteden

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

Bevolkingsprognose Deventer 2015

Uit huis gaan van jongeren

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen


Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Gemiddeld kindertal per vrouw, 2014

Krimp in Woerden? Gemeenteraad Woerden 11 april Frits Oevering. Kennis & Economisch Onderzoek

Fact sheet. Bevolkingsprognose. Jaarlijks Amsterdammers erbij. Amsterdam blijft groeien. nummer 4 mei 2014

Verschillend patroon in bevolkingsontwikkeling in 2014 in Limburgse regio s

Verhuisgedrag van jongeren

Bevolkingsprognose 2016

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

1.1 Bevolkingsontwikkeling Bevolkingsopbouw Vergrijzing Migratie Samenvatting 12

Krimp in Fryslân. Inwonertal

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Bevolkingsprognoses Deventer 2013

Hypotheek Index Q1 2018

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Hypotheek Index Q2 2017

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Regionale woningmarktgebieden: verschillen en overeenkomsten. Andries de Jong, Lia van den Broek, Stephaan Declerck, e.a.

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040:

Gemiddeld kindertal per vrouw,

Bevolkingsgroei in steden. Structureel en conjunctureel

Bevolkingsprognose 2017

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Neimed Krimpbericht. Buitenlandse migratie vertraagt bevolkingskrimp JUNI 2015

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Hypotheek Index Q1 2017

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Woningbehoefte onderzoek

Demografische ontwikkeling in Noord-Holland. Een verkenning ten behoeve van een mogelijke beleidsvisie

Geen eigen huis, maar wel een plek onder de zon?

Demografische ontwikkelingen in Curaçao in 2015

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno Grote steden in demografisch perspectief

Hoogopgeleide jongeren willen grootstedelijk wonen, de rest niet

Hypotheek Index Q3 2017

De triomf van de stedelijke voorkeur

Woningmarktmonitor provincie Utrecht: de staat van de woningmarkt medio 2016

Demografische ontwikkelingen : onzekerheid en regionale diversiteit

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Verhuisonderzoek Drechtsteden

Gemeente Valkenswaard

Neimed Krimpbericht. Minder geboorten in het verleden, minder jongeren voor de toekomst APRIL 2015

SAMENVATTING

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose voor provincies

Krimp én groei PRIMOS BEVOLKINGSPROGNOSE Op basis van deze factsheet trekken we de volgende conclusies: 2 Bevolkingsomvang

Jg. 43 / Nr. 2 / 2010 Starters of doorstromers in het nauw? Carola de Groot, Dorien Manting en Gijs Beets Starters of doorstromers in het nauw?

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker

Inwoners en huishoudens per gemeente, provincie en in de Randstad,

Gent in cijfers reeks

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Anticipeer op honkvastheid ouderen

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Dordrecht in de Atlas 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

P. 420 P. 421 Nadat steden zich jarenlang zorgen maakten over bevolkingsdaling als gevolg van de massale uitstroom uit de stad, zijn de vier grote gemeenten van Nederland (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) nu druk bezig met bevolkingsgroei. Het bijzondere aan de huidige ontwikkelingen is dat waar de stad vroeger alleen door buitenlandse migratie en door de natuurlijke aanwas groeide, nu ook de binnenlandse migratie een motor van de bevolkingsgroei van de steden is geworden. Voor de eeuwwisseling was de trek uit de stad vele malen groter dan de trek naar de stad. Dat kwam omdat jongeren vaak naar de stad trokken om daar te studeren of te werken, terwijl jonge gezinnen de stad juist vervingen voor de groeikernen voor meer ruimte en goedkopere woningen. Als de verhuisstromen van jongvolwassenen veranderen, dan heeft dat dus veel invloed op de groei van steden en op die van de groeikernen. Dat is de reden dat we in dit artikel de verhuisstromen van jongeren tussen de vier grote gemeenten en de groeikernen zullen bekijken. Al decennialang zijn de verhuispatronen van én naar de grote steden vrijwel hetzelfde gebleven: vooral jonge mensen trekken naar de stad en als men wat meer te besteden heeft of de gezinsvormende levensfase intreedt, trekt men naar buiten, meestal op zoek naar een passende woning en woonomgeving. Dit patroon van instroom, sociaal-economische stijging en bijbehorende uitstroom wordt het roltrapmechanisme genoemd (Fielding, 1992) en blijkt al jaren goed te passen bij de verhuispatronen van Europese grootstedelijke regio s. Figuur 1 laat zien dat de in- en uitstromen in de vier grote gemeenten in Jongeren en stedelijke groei Figuur 1 Binnenlands migratiesaldo voor de G4 naar leeftijdsgroepen en jaar (2001-2011) 20.000 15.000 10.000 Dorien Manting en Corina Huisman 5.000 0-5.000 5-12 -10.000-15.000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

P. 422 P. 423 Nederland ook nog steeds door dit mechanisme kunnen worden beschreven. Omdat de patronen tussen de vier grote gemeenten slechts weinig van elkaar verschillen, laten we hier alleen de patronen voor de vier gemeenten gezamenlijk zien. Voor de vier grote gemeenten geldt namelijk dat het binnenlands migratiesaldo van 18- tot en met 24- jarigen en van 25- tot en met 29-jarigen positief is, maar van de dertigers negatief. Voor de eerste twee leeftijdsgroepen geldt dus dat er meer mensen naar de stad gaan dan dat er vertrekken. De dertigers zitten vaker midden in de gezinsvormende fase, terwijl de eersten vaker in opleiding zijn of hun eerste baan gevonden hebben. Opvallend is dat het positieve migratiesaldo voor de 18- tot en met 29-jarigen sinds de eeuwwisseling steeds groter geworden is, terwijl het negatieve migratiesaldo van andere leeftijdsgroepen steeds kleiner is geworden. Dat de steden groeien door de veranderingen in de binnenlandse migratie komt dus niet alleen door veranderingen bij jongvolwassenen. Trek én vertrek stijgt Uit de migratiesaldi kunnen we niet precies afleiden of de groei van de steden nu komt doordat minder mensen vertrekken, of doordat er meer mensen naar toe trekken. En omdat absolute cijfers minder zicht geven op gedragsveranderingen dan relatieve cijfers, tonen we hierna verhuiskansen per leeftijdsgroep (figuur 2 en 3). De vestigingskansen worden berekend door het aantal mensen dat zich gedurende een jaar vestigt in één van de vier grote gemeenten te delen door de bevolking van Nederland minus de bevolking van de vier Figuur 3 Aandeel verhuisde personen uit de vier grote gemeenten (vertrek) per leeftijdsgroep, 2001-2011 0,100 0,090 0,080 0,070 0,060 0,050 0,040 0,030 0,020 5-12 Figuur 2 Aandeel verhuisde personen naar de vier grote gemeenten (vestiging) per leeftijdsgroep, 2001-2011 0,035 0,030 0,025 0,020 0,015 0,005 5-12 grote gemeenten per 1 januari van dat jaar. De vertrekkansen worden berekend door het aantal vertrekkers uit de vier grote gemeenten gedurende een jaar te delen door de bevolking van die vier gemeenten per 1 januari van dat jaar. Ook dan blijkt dat de grootste dynamiek zich voordoet onder de 18- tot en met 29-jarigen. De verhuiskansen onder deze groepen zijn vele malen groter dan onder andere leeftijdsgroepen. De vier grote gemeenten zijn het meest aantrekkelijk onder de jongvolwassenen en de verhuiskansen hier naar toe nemen bovendien toe in de tijd. Zo neemt die kans bij een 18- tot 24- jarige tussen 2001 en 2011 toe van 2 naar 3 procent. Daarnaast is de verhuiskans van dertigers naar de stad ook een beetje gestegen. Dat de steden groeien, komt nog steeds doordat veel jongeren naar de stad trekken. Dat is in de loop der tijd zelfs nog sterker geworden. Maar ook de vertrekkans onder 18- tot 24-jarige stedelingen naar een andere plek in Nederland neemt in de loop van de tijd iets toe in tegenstelling tot stedelingen in andere leeftijdsgroepen. Jongeren zijn en blijven verhuisgeneigd, ondanks de crisis. En dat lijkt eerder groter dan kleiner te worden, zowel als het om de trek naar de stad als uit de stad gaat. Daarnaast groeien de steden doordat dertigers en hun kleine kinderen (de 0- tot 4-jarigen), niet meer vertrekken: de vertrekkans is flink gedaald. Dat het vertrek van dertigers en kleine kinderen zo is afgenomen komt natuurlijk door de ontwikkeling van de stedelijke vinex-locaties, die een goede woonplek zijn voor jonge gezinnen. Bovendien trekken vinex-locaties niet alleen gezinnen van buiten de stad, maar ook jonge gezinnen vanuit andere delen van de stad. Al met al werkt het roltrapmechanisme voor de vier grote gemeenten nog steeds als

P. 424 P. 425 het gaat om de instroom van jongvolwassenen, maar stokt het roltrapmechanisme een beetje als het gaat om de uitstroom van jonge gezinnen. Stokt de uitstroom naar groeikernen dan ook? Overloopfunctie groeikernen Voor jonge stellen en gezinnen waren de groeikernen lange tijd een goed alternatief voor de grote steden, omdat er veel meer goedkope en ruime eengezinswoningen beschikbaar waren dan in één van de vier grote gemeenten. Groeikernen zijn indertijd ook met dat oogmerk ontwikkeld om als overloopregio voor de grote steden te dienen. Het groeikernenbeleid werd al in de jaren zeventig ontwikkeld. Een dertiental (toen nog) kleine of niet bestaande kernen als Haarlemmermeer, Houten, Spijkenisse, Zoetermeer of Almere werden aangewezen als overloopgebied (Reijndorp e.a, 2012). Hoewel het groeikernenbeleid eind jaren tachtig al werd stopgezet, ging het bouwen door. Ook nu zijn er nog grote bouwambities voor enkele groeikernen, bijvoorbeeld in Almere. Tegelijkertijd is er steeds meer gebouwd in en aan de rand van steden. Denk aan IJburg bij Amsterdam, Ypenburg bij Den Haag, Nesselande bij Rotterdam of Leidsche Rijn bij Utrecht. Uit de groei in de woningvoorraad blijkt dat de balans zelfs zo verschoven is, dat er nu meer gebouwd wordt in de vier grote gemeenten dan in de groeikernen in plaats van andersom (figuur 4). Omdat in en rond de vier grote steden veel schaarste is, blijkt het woningaanbod hier van groot belang te zijn voor de binnenlandse migratiestromen (Planbureau voor de Leefomgeving, 2011). We zagen hiervoor al dat de extra woningbouw in de vier grote steden gepaard ging met een sterk verminderde uitstroom uit de stad. Hierna willen we bekijken of juist de groeikernen dan ook minder belangrijk zijn geworden voor de overloop van de stedelingen. Figuur 4 Netto uitbreiding van de woningvoorraad in de vier grote gemeenten en in de dertien groeikernen 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2000-2005 2006-2011 Figuur 5 Aandeel verhuisde personen van vier grote gemeenten naar de 13 groeikernen per leeftijdsgroep, 2001-2011 0,016 0,014 0,012 0,008 0,006 0,004 0,002 De aandelen verhuisde personen in figuur 5 zijn berekend door alle vertrekkers van één van de vier grote gemeenten naar de bijbehorende groeikernen te delen door de bevolking van de vier grote gemeenten. We hebben ervoor gekozen om de cijfers te presenteren voor het totaal van alle dertien groeikernen die rondom de vier gemeenten liggen, omdat we bij de bestudering van de verhuisstromen en de nieuwbouwaantallen tussen elke stad en elke groeikern in grote lijnen dezelfde ontwikkelingen zagen. Als we kijken naar de ontwikkelingen in de stromen van en naar de dertien groeikernen die voor de vier grote gemeenten van belang zijn, dan blijkt dat de groeikernen al meteen na de eeuwwisseling minder in trek waren voor stedelingen, ondanks het feit dat er daar toen meer werd gebouwd. De trek naar de groeikernen is in de tweede helft van het decennium echter wel veel sterker gedaald. Ook blijkt dat met een halvering van de verhuiskans de daling onder dertigers en kinderen veel sterker is geweest. De groeikern is dus uit de gratie voor jonge gezinnen uit de grote stad. De vertrekkansen van jongeren uit de grote gemeenten naar de groeikernen zijn nu zelfs groter dan die voor jonge gezinnen! We concluderen dat de veranderingen in de bouwprogramma s van steden en groeikernen (figuur 4) samengaan met een dalende trek naar de groeikernen (figuur 5) maar dat dat niet de enige reden kan zijn. Naast veranderingen in bouwprogramma s in de steden en de groeikernen, zijn er natuurlijk ook allerlei andere verkla- G4 groeikernen

P. 426 P. 427 Figuur 6 Reden om naar de G4 te verhuizen voor drie leeftijdsgroepen, 2012 (bron: eigen bewerking van WoON 2012) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% ringen voor stedelijke bevolkingsgroei, zoals veranderingen in de economische structuur, leefstijlveranderingen of andere relatie- en gezinspatronen. Een groeiende groep stedelingen kiest er bewust voor om in de stad te blijven wonen ook als zij kinderen krijgen. Bijvoorbeeld omdat zij vinden dat de dagelijkse afstemming tussen vrije tijd, wonen, werken, zorg voor kinderen en het onderhouden van sociale contacten makkelijker is in de stad (Karsten, 2003). Waarom naar de grote steden? De belangrijkste reden om als 18- tot en met 24 jarige naar de stad te verhuizen is omdat men zelfstandig wil gaan wonen (figuur 5). Op iets oudere leeftijd ( jaar) meent men dat samenwonen of trouwen de belangrijkste reden was om naar de stad te verhuizen. En pas als men dertig jaar of ouder is, zijn de kwaliteitseisen aan woning of woonomgeving de belangrijkste anders familie reden om naar de stad te verhuizen. Dat past heel goed bij het idee dat pas als er kinderen komen, de woning en woonplek belangrijk worden. We vermoeden dat het aanbod in de vinex-locaties in de vier grote steden daarbij een grote aantrekkingskracht hebben gehad. Zo is bekend dat Ypenburg veel mensen uit de omgeving van Den Haag aantrok. Voor deze drie leeftijdsgroepen geldt dat zelfstandig wonen, al dan niet samen of juist zonder partner veel belangrijker is dan werk of opleiding. Dat is opvallend, aangezien economen er juist van uitgaan dat werk en opleiding het allerbelangrijkste zijn voor de verklaring van de trek naar steden. Voor een deel zullen jongeren dat niet noemen, omdat ze al een paar jaar eerder begonnen zijn met de studie en pas later (kunnen) verhuizen. Zij zullen dan ook niet zo snel de verhuizing aan de studie koppelen, ook al kiest men juist voor deze stad om zelfstandig te wonen omdat men er studeert. woning/woonomgeving werk studie gezondheid of zorg zelfstandig gaan wonen break-up huwelijk of samenwonen De verhuismotieven in de steekproef van WoonOnderzoek Nederland (WoOn) geven alleen de belangrijkste verhuisredenen aan en zijn daarom slechts een grove indicatie. Op grond van figuur 6 denken we dat jongeren vooral op zoek zijn naar een plek om te wonen, terwijl eindtwintigers en vooral de dertigers op zoek zijn naar een geschiktere woning of woonomgeving. Duidelijk is ook dat dertigers de grote gemeenten steeds positiever waarderen, omdat zij woning of woonomgeving zo vaak noemen als belangrijkste reden om naar de stad te verhuizen. Omdat het dertigers zijn, denken we dat het vaak om jonge stellen gaat die anticiperen op het krijgen van kinderen of die net een kindje hebben gekregen. Dat klopt immers ook met de scherpe daling van de trek uit de stad naar de groeikernen; als reactie op veranderingen in woonwensen en mogelijk gemaakt door de verschuiving in woningbouwprogrammering tussen stad en groeikern. Jongeren en stedelijke groei De groei van de vier grote gemeenten wordt naast buitenlandse migratie en natuurlijke aanwas tegenwoordig ook aangewakkerd door de binnenlandse migratie. Die wordt op zijn beurt vooral beïnvloed door wat twintigers en dertigers doen. Aan de ene kant groeit de binnenlandse migratie vooral doordat zowel in absolute als in relatieve zin steeds meer jongvolwassenen naar de stad trekken, aan de andere kant verlaten zowel in relatieve als in absolute zin steeds minder mensen, jong en oud, de vier grote gemeenten. Steden zijn dus eigenlijk gegroeid door veranderingen van jong én oud. Jongeren trekken steeds vaker naar de stad, maar ook steeds vaker uit de vier grote gemeenten. Deze groep lijkt zich dan ook weinig aan te trekken van de economische crisis of van de woningmarktomstandigheden in de vier grote gemeenten of in de groeikernen rondom de steden. Omdat vrouwen steeds later kinderen krijgen, blijft een grote groep twintigers langer in de stad wonen dan voorheen. Jonge gezinnen (dertigers plus 0- tot 4-jarige kinderen) verhuizen bovendien steeds minder vaak naar buiten. Groeikernen hebben nog wel een kleine functie als overloop van de vier grote gemeenten, maar in de loop van de jaren is deze sterk afgenomen. Dat deed zich bovendien ook al voor de crisis voor, wat vermoedelijk inhoudt dat er meer aan de hand is dan slechts een tijdelijk afstel vanwege de crisis. De ontwikkeling van vinex-locaties nabij de grote steden hebben aan deze daling bijgedragen. Terwijl de bouwprogrammering in en om de stad en in de groeikernen vooral de stromen van dertigers lijkt om te buigen, lijkt dat minder invloed te hebben op de jongvolwassenen. Voor jongeren zijn demografische motieven nu eenmaal belangrijker voor het verhuizen naar de stad dan veranderingen in de woningvoorraad. Zij laten zich niet sturen door het aanbod van woningen en vinden andere oplossingen. Voor dertigers is het aanbod mogelijk veel meer sturend. Voor deze groep lijkt ook de veranderende waardering van de stedelijke woonomgeving een rol te spelen in verhuisstromen. Andere mogelijke oorzaken zijn waarschijnlijk de economische crisis en de woningmarktomstandigheden. Maar duidelijk is ook dat veranderingen in verhuisstromen soms al voor de crisis zijn begonnen. Aan de andere kant leidt de crisis soms ook tot verder uitstel van het krijgen van kinderen. Het uitstel valt

P. 428 P. 429 vermoedelijk ook deels samen met het nog vaker uitstellen van het zoeken naar een ruime, betaalbare eengezinswoning. De spannende vraag of de binnenlandse migratie de komende decennia als aanjager van stedelijke groei zal blijven functioneren, is niet zo maar te beantwoorden. Aan de ene kant hebben immers niet alleen woningbouwplannen in de stad zelf, maar ook de woningbouwplannen in de omgeving invloed. Deze ontwikkelingen zijn op dit moment zeer onzeker en moeilijk te voorspellen. Aan de andere kant lijkt de trek van dertigers uit de stad al ruim voor de crisis in gang gezet te zijn. En bovendien groeit de trek naar de stad onder jongeren harder dan het vertrek en lijkt het tamelijk structureel; het positieve migratiesaldo onder jongeren groeit al jaren. De vraag of jonge gezinnen die de afgelopen jaren de stad niet hebben verlaten, op gegeven moment toch vertrekken als de economie aantrekt of de woningmarkt weer op stoom komt, is ook niet meteen te beantwoorden. Sommigen zullen vertrekken als de omstandigheden verbeteren. Veel hangt ook af van de ontwikkelingen van koopkracht en huizenprijzen. Maar aan de andere kant gaat uitstel vaak ook samen met het definitief afzien van verhuizen. Dat geldt nog sterker voor gezinnen, omdat zij meestal minder snel vertrekken vanwege allerlei redenen, zoals de gehechtheid aan de school en de vriendjes van hun kinderen in de buurt. Wat wel structureel van aard lijkt te zijn is de afnemende trek van jonge gezinnen van de vier grote gemeenten naar de groeikernen. De populariteit van groeikernen neemt volgens onze analyse al vele jaren af voor mensen uit de grote steden. Dorien Manting (dorien.manting@pbl.nl) is sectordirecteur Verstedelijking en Mobiliteit bij het Planbureau voor de Leefomgeving en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Corina Huisman (corina.huisman@pbl. nl) werkt bij het Planbureau voor de Leefomgeving als onderzoeker aan de regionale bevolkingsprognose. Literatuur Fielding, A.J. (1992) Migration and social mobility: South East England as an escalator region, Regional Studies, jg. 26, nr. 1, p. 1-15 Karsten, L. (2003) Family gentrifiers: challenging the city as a place simultaneously to build a career and to raise children, Urban Studies, jg. 40, nr. 12, p. 2573-2584 PBL (2011) Nederland in 2040 een land van regio s. Ruimtelijke Verkenning 2011. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag Reijndorp, A., L. Bijlsma, I. Nio en R. van der Wouden (2012) Nieuwe steden in de Randstad. Verstedelijking en suburbaniteit, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag