ECLI:NL:RBNNE:2014:3952

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675


ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBGRO:2007:BD6812

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBROT:2017:2113

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBROT:2015:1306

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2015 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBNHO:2013:9209

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:CBB:2014:387. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven

1 van :55

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RBGEL:2016:4672

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RBMNE:2014:107

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RBAMS:2014:3035

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBGEL:2013:6000

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBZWB:2016:2606

ECLI:NL:RBGEL:2015:4920

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:RBAMS:2016:8771

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RBMID:2012:BY0806

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBAMS:2011:BV7178

ECLI:NL:RBMNE:2016:7377

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBGRO:2009:BL7193

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:25827, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBLIM:2017:466

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:7104

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RBOBR:2014:6506

ECLI:NL:RBDOR:2002:AF2276

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9565

ECLI:NL:RBNNE:2016:4039

Transcriptie:

ECLI:NL:RBNNE:2014:3952 Instantie Datum uitspraak 16-07-2014 Datum publicatie 12-08-2014 Zaaknummer AWB 13/862 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2015:1024, Bekrachtiging/bevestiging Bestuursrecht Eerste aanleg - meervoudig Overtreding artikel 4.1 Wet Luchtvaart. Geen AOC. Aanbieden en uitvoeren van vluchten tegen vergoeding voldoende aannemelijk gemaakt. Verweerder bevoegd tot opleggen last onder dwangsom. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Zittingsplaats Groningen Afdeling bestuursrecht zaaknummer: AWB 13/862 uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2014 in de zaak tussen Stichting Aero Eelde, gevestigd te Yde, eiseres, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger 1], en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 21 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. De stichting Aero Eelde (de stichting) is hierbij opgedragen zich te onthouden van het in strijd met artikel 4.1, eerste lid van de WL aanbieden en/of uitvoeren van vluchten met een

luchtvaartuig. Aan de stichting is een dwangsom opgelegd van 25.000,- voor iedere overtreding, tot een gezamenlijk maximum van 200.000,-, voor de periode van twee jaar. Bij besluit van 24 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. De stichting is opgedragen zich te onthouden van het in strijd met artikel 4.1 WL uitvoeren van vluchten met een luchtvaartuig. Aan de stichting is een dwangsom opgelegd van 10.000,- voor iedere overtreding, tot een gezamenlijk maximum van 200.000,- voor de periode van twee jaar. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft bij brief van 26 juli 2013 beroep ingesteld tegen dit besluit. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014. Namens eiseres zijn [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Kops en R. de Wal, ambtenaren ten departemente. Overwegingen 1.1. Eiseres is op 12 november 2008 opgericht. Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 7 februari 2014 blijkt dat de activiteiten van eiseres het volgende inhouden: SBIcode: 5110, personenvervoer door de lucht. Het behoud van de kleine luchtvaart op vliegveld Eelde, onder meer door het op niet-commerciële basis tegen kostprijs aanbieden en organiseren van vliegtochten aan en voor donateurs. 1.2. Bij brief van 3 februari 2012 heeft verweerder aan eiseres bericht het voornemen te hebben een last onder dwangsom op te leggen. Volgens verweerder handelt eiseres in strijd met artikel 4.1 van de WL door rondvluchten tegen betaling te organiseren, zonder over een daartoe door de minister afgegeven Air Operator Certificate (AOC) te beschikken. Verweerder verwijst hierbij naar de internetpagina http://www.aeroeelde.nl/rondvluchten, waar tegen betaling of vergoeding door de stichting rondvluchten worden aangeboden. Verder heeft verweerder vastgesteld dat de stichting een overeenkomst heeft met onderwijsinstelling Noorderpoort om rondvluchten uit te voeren in het kader van aanmeldingen voor Open Dagen. 1.3. Op 10 februari 2012 heeft eiseres in een zienswijze gereageerd op dit voornemen. Eiseres stelt dat zij geen overeenkomst heeft met Noorderpoort om rondvluchten te organiseren in het kader van Open Dagen. Voorts voert eiseres aan dat zij niet AOC-plichtig is omdat de AOC-plicht slechts van toepassing is op commercieel vervoer door de lucht. Eiseres wijst op de organisatie Meevliegen.nl en stelt dat dit bedrijf waarschijnlijk betalingen ontvangt voor de rondvluchten. Eiseres vraagt zich af waarom er geen einde wordt gemaakt aan deze oneigenlijke praktijken. 1.4. Bij het primaire besluit heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd.

1.5. Bij brief van 29 maart 2012 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Eiseres voert aan dat geen vergoeding wordt ontvangen voor de vluchten. Donateurs vliegen volgens eiseres kosteloos mee. Voorts hanteert verweerder volgens eiseres een onjuiste uitleg van het begrip vergoeding als iedere op geld waardeerbare tegenprestatie. Eiseres is in tegenstelling tot hetgeen verweerder beweert, geen exploitant. De stichting opereert immers zonder winstoogmerk. In dit verband vermag eiseres niet in te zien waarom verweerder verwijst naar Verordening 216/2008. Eiseres is van mening dat zij slechts gebonden is aan de Nederlandse wet. De donateurs van de stichting zijn volgens eiseres geen contractanten, er is geen sprake van mondelingen of schriftelijke contracten. Er is voorts geen sprake van onveiligheid. Ook bestrijdt eiseres de uitleg van de inspecteur van het in artikel 16 van de WL opgenomen begrip beroepsmatig. De uitleg van de inspecteur is niet terug te vinden in de wet. 1.6. Naar aanleiding van het bezwaar heeft een hoorzitting plaatsgehad. Eiseres is daarbij in de gelegenheid gesteld nadere stukken ter onderbouwing van haar standpunt in te dienen. Van deze gelegenheid heeft eiseres geen gebruik gemaakt. 2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder komt in dit besluit tot de conclusie dat eiseres commercieel vervoer door de lucht verricht of pleegt te verrichten door het uitvoeren van rondvluchten tegen vergoeding. De stichting overtreedt hiermee artikel 4.1 van de WL aangezien zij niet over het daartoe vereiste AOC beschikt. Verweerder acht de verklaring van eiseres dat zij slechts bemiddelt tussen donateurs en zelfstandige vliegeniers, en dat zij slechts een vrijwillige bijdrage zou ontvangen, ongeloofwaardig. Handhavend optreden ten opzichte van eiseres is gerechtvaardigd. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar de stichting Hoogvliegers, die verantwoordelijk is voor de website meevliegen.nl, is verweerder van mening dat dit geen gelijke gevallen betreft. Bij stichting Hoogvliegers bestaat in het geheel geen verband tussen de donateurs en de personen die uiteindelijk worden rondgevlogen. Dit rechtstreekse verband tussen donateurs en diegenen die uiteindelijk worden rondgevlogen is bij eiseres wel aanwezig. Bij het bestreden besluit handhaaft verweerder niet het verbod om vluchten tegen vergoeding aan te bieden (het maken van reclame voor deze vluchten). Gelet op de zwaarte van het geschonden belang past verweerder de hoogte van de last onder dwangsom aan. 2.2. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Eiseres is van mening dat verweerder ongefundeerde beweringen doet ten aanzien van websites, telefoonnummers, vergoedingen, overeenkomsten etc. De voorstelling van zaken is onjuist. Volgens eiseres geeft het verslag van de hoorzitting een onjuiste weergave van hetgeen is gezegd. Eiseres voert nogmaals aan dat het gaat om hobbymatige vluchten, waarbij noch de stichting noch de vlieger een vergoeding krijgt. Vanwege de aard en de kleinschaligheid van de activiteiten is stichting Aero Eelde niet btw-plichtig. Eiseres is van mening dat zij is uitgezonderd van het AOC-vereiste, in welk verband zij verwijst naar de Regeling houdende vaststelling van bepaalde soorten van vervoer welke zijn uitgezonderd van de in artikel 16 Luchtvaartwet vervatte verplichting (de Regeling). Voorts stelt eiseres dat overtreding van artikel 4.1 van de WL gesanctioneerd wordt in artikel 62 Luchtvaartwet, waarbij de luchtvaartpolitie de toezichthoudende instantie is. Voor het overige verwijst eiseres naar de gronden van bezwaar. 3. Op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de WL is het, voor zover bij internationale overeenkomst of besluit van een volkenrechtelijke organisatie niet anders is bepaald, verboden met luchtvaarten vluchten tegen vergoeding uit te voeren zonder een daartoe door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat afgegeven AOC. Ingevolge artikel 11.15, aanhef en onder a van de WL is onze Minister van Verkeer en Waterstaat

bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, met uitzondering van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8.25d tot en met 8.25h; Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. 4.1. Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder in redelijkheid een last onder dwangsom aan eiseres heeft kunnen opleggen omdat eiseres in strijd met het bepaalde in artikel 4.1 van de WL vluchten tegen vergoeding uitvoert. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet beschikt over een AOC. 4.2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij op grond van de Regeling is uitgezonderd van de verplichting om in het bezit te zijn van een AOC. De rechtbank volgt deze stelling echter niet. In artikel 16 van de Luchtvaartwet wordt geregeld dat vervoer door luchtvaartmaatschappijen slechts mag geschieden door die maatschappijen die daarvoor een vergunning hebben. Deze bepaling heeft geen betrekking op het vereiste van de AOC, welk vereiste is neergelegd in artikel 4.1 van de WL. Op grond van de Regeling kan dan ook geen vrijstelling voor eiseres bestaan. Deze beroepsgrond faalt. 4.3. De rechtbank begrijpt de beroepsgronden van eiseres voorts zo, dat zij van mening is dat geen AOC-verplichting bestaat omdat er geen sprake is van commerciële vluchten. De rechtbank stelt vast dat artikel 4.1 van de WL verbiedt zonder AOC vluchten tegen vergoeding uit te voeren. Gelet op deze omschrijving is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk waarmee de vluchten worden uitgevoerd, of dit hobbymatig is of commercieel, niet ter zake doet. Beoordeeld moet worden of een vergoeding voor de vluchten wordt gekregen. Dat verweerder hierbij uitgaat van het begrip vergoeding zoals dit in het algemeen spraakgebruik wordt gehanteerd, acht de rechtbank juist. 4.4. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat eiseres in strijd met artikel 4.1 van de WL heeft gehandeld. Uit de statuten, zoals deze op 7 februari 2014 nog golden, blijkt dat de activiteiten van eiseres bestonden uit personenvervoer door de lucht. Als doelstelling heeft eiseres omschreven: het behoud van de kleine luchtvaart op vliegveld Eelde, waarbij eiseres dit onder meer tracht te bevorderen door het op niet-commerciële basis tegen kostprijs aanbieden en organiseren van vliegtochten aan en voor donateurs. Zoals in 4.3 reeds is overwogen is niet van belang dat eiseres een niet-commercieel oogmerk zou hebben; van belang is dat de vluchten tegen kostprijs, en derhalve tegen vergoeding, worden aangeboden. In het bestreden besluit zijn meerdere voorbeelden gegeven van het tegen vergoeding verrichten van rondvluchten. Weliswaar heeft eiseres gesteld dat deze voorbeelden onjuist zijn, maar deze enkele ontkenning is onvoldoende ter weerlegging van de bevindingen van de veiligheidsinspectie. Verweerder heeft de conclusie dat eiseres ook daadwerkelijk vluchten tegen vergoeding heeft uitgevoerd, terecht mede gebaseerd op het feit dat eiseres met de onderwijsinstelling Noorderpoort een overeenkomst is aangegaan voor het verzorgen van rondvluchten. Hetgeen eiseres daartegen heeft ingebracht, overtuigt de rechtbank niet. De rechtbank acht in dit verband verder van belang dat eiseres, hoewel daartoe in de fase van bezwaar nog uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld, geen enkel inzicht heeft gegeven in het aantal donateurs van de stichting en daarmee evenmin in de constructie die er volgens eiseres toe leidt dat de donateurs niet tegen vergoeding worden rondgevlogen. Evenmin heeft eiseres inzicht gegeven in de financiële stukken van de stichting. 4.5. In verband met bovenstaande overweging merkt de rechtbank nog het volgende op. Eiseres heeft aangegeven bezwaar te maken tegen de inhoud van het verslag van de hoorzitting.

Ter zitting bij de rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat er geen sprake is van een onjuiste verslaglegging, maar dat hij wil terugkomen op hetgeen hij tijdens de hoorzitting heeft verklaard. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het verslag een juiste weergave bevat van hetgeen is verklaard, zodat de rechtbank bij haar oordeelsvorming ook van de inhoud van het verslag kan uitgaan. 4.6. In het beroepschrift heeft eiseres opgemerkt dat bezwaar wordt gemaakt tegen al hetgeen verweerder doet zeggen ten nadele van eiseres. Nu dit een vage en ongeconcretiseerde stelling betreft, gaat de rechtbank daar niet nader op in. 4.7. Nu eiseres artikel 4.1 van de WL heeft overtreden, kon verweerder op grond van artikel 11.15, aanhef en onder a, van de WL en artikel 5:32, eerste lid, van de Awb, in redelijkheid overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom. 4.8. Het beroep is gelet op bovenstaande overwegingen ongegrond. 4.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. R. Baluah, voorzitter, en mrs. K. Wentholt en K.J. de Graaf, leden, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014. De griffier De voorzitter Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag.