Nota Universiteitsraad

Vergelijkbare documenten
Nota Universiteitsraad

Nota Universiteitsraad

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Besluit van tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met een andere bekostigingswijze van de Open Universiteit

Bijlage 3 Denkrichtingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

namens Onze Minister van Landbouw, Nat uur en Voedselkwaliteit;

Nota Universiteitsraad

Regeling collegegeld

Onderzoeksrapport allocatiemodellen Nederlandse universiteiten

VOORSTEL AAN: ALGEMEEN BESTUUR. Onderwerp. Voorstel

Ons kenmerk Uw kenmerk Datum UR/JB/ maart 2012

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [-] 2013, No.[]);

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Aan de voorzitters van het College van Bestuur van de universiteiten en hogescholen cc HBO-raad, VSNU

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2 Chinese Borden Elizabeth Koier, Barend van der Meulen, Edwin Horlings, Rosalie Belder. Rathenau Instituut

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Chinese borden Universiteiten in en uit balans

Regeling collegegeld

Aangenomen en overgenomen amendementen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Ministerie van Onderwijs, Cultuuren Wetenschap


Wij, Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Factsheet resultaatafhankelijk beloning Studiewaarde

Brief van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

De wijzigingen in dit besluit hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

Visie op de bekostiging van het hoger onderwijs

REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT

Welkom bij DUO. Johannes Bos Servicekantoor Enschede

REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT

Flexstuderen FAQ voor studenten

Nota Universiteitsraad

ONDERZOEK NAAR DE RECHTMATIGE BEKOSTIGING VAN NIET-EER-STUDENTEN AAN DE HANZE HOGESCHOOL GRONINGEN

Visie op de bekostiging van het hoger onderwijs

ONDERZOEK NAAR DE RECHTMATIGE BEKOSTIGING VAN NIET-EER-STUDENTEN AAN DE VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM

Nota Universiteitsraad

1. Begripsbepalingen In het kader van deze regeling worden de volgende begrippen gehanteerd: CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling inschrijving, collegegeld en examengeld Vastgesteld door het College van Bestuur op 24 mei 2011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Besluit van 2018 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de Wet invoering associate degree-opleiding

Onderwerp : Onderzoek naar afschaffing toeristen- en hondenbelasting 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling inschrijving, collegegeld en examengeld

Basisgegevens opleidingsbeoordelingen Indicatoren en definities. 19 februari 2015

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Wet- en regelgeving. Rosa Becker, Nuffic Guido van Leerzem, Tilburg University. Hogeschool Utrecht, 6 juli 2017

Selectie en numerus fixus. Frank Peters, studentendecaan

Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Utrecht

Nota Universiteitsraad

Nota van B&W. Onderwerp Financiële afwikkeling wetswijziging voortgezet onderwijs

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Factsheet resultaatafhankelijk beloning Studiewaarde Tweede versie september 2015

Raadsvoorstel. Inleiding. Feitelijke informatie Zaaknummer OLOGWB10. Onderwerp Tarieven rest- en GFT-afval 2012

Nota aan burgemeester en wethouders

Artikel 2.3 Instellingscollegegeld voor EER-studenten Artikel 2.4 Instellingscollegegeld voor niet-eer-studenten

m UNIVERSITEIT VAN.AMSTERDAM

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool van Amsterdam

Wijziging Regeling bekostiging hoger onderwijs 2002

Achtergrondinformatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Toelichting op de veranderingen in de kengetallen van samenwerkingsverbanden primair onderwijs

Collegevoorstel. Inleiding. Feitelijke informatie. Zaaknummer: OLOGWB10. Onderwerp Tarieven rest- en GFT-afval 2012

1. De verordening op het beheer en gebruik van de begraafplaatsen 2011, incl. bijbehorende tarieventabel;

Het nieuwe Studentprognosemodel.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Status Vertrouwelijk Werkdocument Finaal document

Raadsinformatiebrief. Onderwerp Septembercirculaire 2014 algemene uitkering

m UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Raadscommissievoorstel

Jaarverslag 2011/2012 1

STUDENTEN EN NEVENACTIVITEITEN: (voorheen studentactivisme) DE VISIE VAN DE UNIVERSITEIT TWENTE

Masterclass nieuwe bekostiging en Regeling collegegelden

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden

OPLEGGER. Algemeen. Verspreiden Ja Contactpersoon Saloua Chaara. Kenmerk Datum 28 september Voorstel 2.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Rotterdam

ALLOCATIEMODEL VERDELING RIJKSBIJDRAGE 2017 CREATING TOMORROW

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Doorstuderen? Manage nu al je toekomst! Cas van der Sande, Cora Noorloos

Technische berekening van het tarief en de rioolheffing

Bespreeknota wijziging Besluit Begroting en Verantwoording

Cris van Osch 30 november Opleiden van leerlingen Scholingsconferentie AFNL

Diploma behaald. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Regeling financiële ondersteuning 2012

Raadsvoorstel. 1. Samenvatting. Agenda nr. 5

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Topstructuur Faculteit Bètawetenschappen

Artikel 2.3 Instellingscollegegeld voor EER-studenten Artikel 2.4 Instellingscollegegeld voor niet-eer-studenten

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Regeling Profileringsfonds RUG

het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college van bestuur), verweerder.

Transcriptie:

Nota Universiteitsraad UR nummer Corsanummer 11/049 FCA/11.30144 Aan : Universiteitsraad Van : College van Bestuur Opsteller : Michel de Bekker Onderwerp : Uitgangspunten aanpassing onderwijsbekostiging in het universitair verdeelmodel UU Status : ter advisering Behandeling in : commissie FHI universiteitsraad met CvB d.d. 18 april 2011 d.d. 9 mei 2011 Kern van de inhoud Voorgesteld wordt in verband met de doorgevoerde wijzigingen in de onderwijsbekostiging in het landelijke rijksbijdrage-verdeelmodel van OCW ook het interne universitair verdeelmodel aan te passen. Een door het CvB ingestelde Task Force heeft onlangs daarover advies uitgebracht dat werd besproken in het Bestuursoverleg met decanen op 23 maart jl. Het College van Bestuur heeft de conclusies van die bespreking verwerkt in het bijgevoegde voorstel. Het betreft een voorstel m.b.t. de te hanteren uitgangspunten. Bij de kaderbrief 2012 e.v. zullen de daaruit voortvloeiende berekeningen zichtbaar worden gemaakt. Verzoek aan de universiteitsraad Ter advisering

Aan: Universiteitsraad Van: College van Bestuur d.d. 05042011 Uitgangspunten aanpassing onderwijsbekostiging in het Universitair Verdeelmodel UU. 1. Inleiding. Naar aanleiding van de recent doorgevoerde wijzigingen in het onderwijscompartiment van het OCW bekostigingsmodel voor de bepaling van de rijksbijdrage van de universiteiten is door het College van Bestuur een Task Force Verdeelmodel ingesteld met de opdracht een advies op te stellen voor aanpassing van het interne Universitaire Verdeelmodel (UVM) van de UU. Het advies van de Task Force (bestaande uit: prof. dr. H. Amman (vz.), prof. dr. W.J van den Akker, prof. dr. A. Pijpers, prof. dr. G.J. van der Zwaan, dr. C. Marcelis, drs. C. Henstra en drs. M. de Bekker) is op 23 maart j.l. in het Bestuursoverleg (BO) besproken met de decanen. Naar aanleiding daarvan heeft het College van Bestuur het voorliggende voorstel opgesteld ter bespreking met en advisering door de universiteitsraad. In deze notitie wordt een voorstel gedaan voor de te hanteren uitgangspunten. Daarbij wordt aangesloten bij de algemene uitgangspunten welke in 2005 door de universiteit zijn vastgesteld voor de inrichting van het huidige verdeelmodel. Bij de opstelling van de kaderbrief 2012 zal vervolgens de doorrekening van het aangepaste UVM worden gepresenteerd voor de universiteit als geheel en op het niveau van de faculteiten. Een belangrijk uitgangspunt is dat de effecten van het nieuwe model in het basisjaar 2011 budgettair neutraal worden verwerkt. Landelijk zijn door OCW deze aanpassingen doorgevoerd in de hoogte van het budgetdeel vaste voet onderzoek om deze budgettaire neutraliteit te bewerkstelligen. Voor de hoogte van deze vaste voet bestaat zowel landelijk als intern bij de UU geen duidelijke grondslag. In overleg met de decanen heeft het College van Bestuur in verband hiermee besloten om, na de invoering van het aangepaste UVM per 2012, de interne verdeling van de vaste voet nader te bespreken en daarbij tevens de historisch ontstane specifieke toewijzingen in het UVM te betrekken. De budgettair neutrale inregeling vindt in verband hiermee vooralsnog plaats binnen de totale lump sum van een faculteit zonder specifieke aanpassing van de vaste voet onderzoek. Het resultaat van de bespreking m.b.t. de hoogte van de vaste voet en de specifieke toewijzingen zal worden betrokken bij de opstelling van de kaderbrief 2013. 2. Algemene uitgangspunten. De algemene uitgangspunten, vastgesteld in 2005 en van toepassing voor het huidige UVM zijn als volgt (zie UR-nota 06/255): a. Het verdeelmodel is financieel gezien, kaderstellend voor de omvang en aard van de activiteiten van onderdelen; b. Het model moet aansluiten bij het landelijk verdeelmodel; c. Transparant en controleerbaar; d. Robuust en eenvoudig; e. De lumpsum benadering blijft van kracht: faculteiten verdelen zelf intern de middelen; f. Het model stimuleert rendement en efficiënt onderwijs; en het zo goed mogelijk gebruik maken van landelijke bekostiging, faciliteert vernieuwing. Vervolgens is, gebruik makend van deze uitgangspunten, voor de onderwijsbekostiging bij de UU in 2007 het studiepuntbekostigingssysteem ingevoerd. Het College stelt voor de algemene uitgangspunten ongewijzigd te laten.

3. Specifieke uitgangspunten bij aanpassing van het universitair verdeelmodel. Hieronder worden de recente wijzigingen in het OCW-model benoemd en wordt voorgesteld op welke wijze deze wijzigingen kunnen worden doorgevoerd in het interne universitair verdeelmodel UVM. 1. Studiepuntbekostiging vs. bekostiging op basis van inschrijvingen. In het OCW-model worden de inschrijvingen als variabele bekostigingsparameter gebruikt. Het College is van mening, in aansluiting op het hierboven genoemde algemene uitgangspunt sub f, dat alleen het feit dat een student is ingeschreven geen juiste grondslag is voor de beschikbaarstelling van onderwijsmiddelen. Daarom wordt voorgesteld in het UVM het aantal behaalde studiepunten als bekostigingsparameter te handhaven, zodat er een relatie is tussen bekostiging en de daarvoor door de faculteit geleverde inspanning. V.w.b. de collegegelden zie punt 4. Omdat voor geneeskunde en diergeneeskunde nog geen volledige ba/ma-invoering heeft plaatsgevonden zal voor deze opleidingen in overleg een normatief aantal te hanteren studiepunten worden berekend dat in het UVM vervolgens tijdelijk zal worden toegepast tot aan het moment dat voor deze opleidingen een volledige ba/mastudiepuntregistratie beschikbaar is. 2. 2 e Studies. In het OCW-model worden 2 e studies niet meer bekostigd. Voorgesteld wordt ook bij het UVM 2 e studies niet mee te tellen. Het betreft hier volgtijdelijk gevolgde 2 e studies. Indien twee studies parallel worden gevolgd is deze beperking niet van toepassing. 3. Het aantal te bekostigen studiejaren. In het OCW-model worden de inschrijvingen voor zowel de bachelor- als de masterfase alleen gedurende de nominale cursusduur C bekostigd. Voorts wordt door OCW een langstudeerders-maatregel voorbereid, met de intentie een langere studieduur dan C+1 jaar in de bachelor- en masterfase te ontmoedigen. Na C+1 moet de langstudeerder een hoger wettelijk collegegeld betalen. Voor wat betreft het aantal te bekostigen studiejaren, waarbij de in die jaren behaalde studiepunten worden meegeteld in het UVM zijn er drie varianten: - geteld wordt het aantal studiepunten behaald tijdens de nominale studieduur C (cf. het OCW-model); - geteld wordt het aantal studiepunten behaald tijdens de studieduur C+1 (cf. de langstudeerdersregeling); - geteld wordt het totaal aantal behaalde studiepunten (cf. huidige situatie vanwege de juridische onderwijsplicht, ongeacht het aantal studiejaren van de student). De conclusie uit de bespreking in het Bestuursoverleg was dat de C+1 variant de voorkeur geniet. De belangrijkste overwegingen zijn daarbij: - OCW gaat uit van inschrijvingen, waarbij 3 inschrijvingsjaren voor de bachelor gelijk kunnen worden gesteld aan 180 studiepunten. In de periode C worden die punten gemiddeld genomen niet gehaald. Als alleen de studiepunten gedurende C zouden worden geteld laat je veel extern bekostigde punten buiten beschouwing. - Bij de C-variant wordt de druk sterk opgevoerd dat docenten alles op alles moeten zetten om de studenten tijdens de nominale studieperiode C alle studiepunten te laten behalen. Naar analogie van de langstudeerdersmaatregel, waarmee studenten een jaar uitloop krijgen voor zowel bachelor als master, is het beter uit te gaan van C+1 in plaats van C, waarmee deze druk wordt verminderd. Uiteraard blijft het uitgangspunt dat studenten en docenten zich overigens blijven inspannen om de opleiding binnen de nominale duur af te ronden. - Indien alle behaalde studiepunten worden geteld, zonder rekening te houden met de studieduur van een student, wordt op geen enkele wijze rekening gehouden met de beleidsmatig gewenste prikkel om sneller te studeren.

Ter indicatie: volgens de recente voorlopige bekostigingsfoto 2012 van OCW/DUO wordt van het totaal aantal geregistreerde inschrijvingen (32.527) slechts 58 % (d.i. 18.948; in 2011 is dit: 18.698) bekostigd in het OCW-model. Niet bekostigd zijn in totaal 13.579 inschrijvingen vanwege: overschrijding van de nominale opleidingsduur (8.565); reeds eerder een graad behaald (2.202); geen opleiding van 1 e inschrijving (2.236); overige redenen (576). 4. Doorgifte collegegelden. In het OCW-model spelen de collegegelden geen rol. Deze gelden worden door de universiteiten rechtstreeks geïnd bij de studenten. In het oude UVM is de opbrengst van de wettelijk vastgestelde collegegelden opgeteld bij het rijksbijdragedeel dat intern voor de onderwijsbekostiging wordt gebruikt. In verband hiermee moesten in het UVM de bekostigingsgewichten voor bèta en medisch worden verlaagd ten opzichte van de in het OCW-model gehanteerde gewichten. Immers: de collegegelden zijn voor alle studenten gelijk (bekostigingsfactor 1), terwijl voor bèta en medisch voor het rijksbijdragedeel bekostigingsfactoren 1,5 en 1,9 van toepassing waren. De optelsom van de gewichten leidde tot een intern afwijkende (i.c. lagere) bekostigingsfactor voor bèta en medisch ten opzichte van het OCW-model. Voorts waren er nog andere redenen voor de afwijkende gewichten (bij bèta het gegeven dat OCW slechts 4 studiejaren bekostigde bij een nominale studieduur van 5 jaren, bij medisch heeft de UU al in een ver verleden besloten intern een lagere top-factor te hanteren dan extern). Waar de UU intern streeft naar een verdeelmodel dat zo veel mogelijk aansluit op het externe model leidde de afwijkingen in de bekostigingsniveaus tot onduidelijkheid en discussie. Het College van Bestuur stelt voor in het nieuwe UVM deze onduidelijkheid weg te nemen door de doorgifte van de wettelijke collegegelden t.b.v. de onderwijsbekostiging los te koppelen van de doorgifte van het rijksbijdragedeel voor de onderwijsbekostiging. Concreet wordt voorgesteld de reële collegegeldopbrengst (de ontvangen wettelijke collegegelden verminderd met de restituties) aan de faculteiten door te geven op basis van het aantal ingeschreven studenten x het collegegeldtarief. Deze aanpak maakt de weg vrij voor het leggen van een 1 op 1 relatie met de gewichten en factoren in het OCW-model. Bij de introductie van het wettelijk verhoogd collegegeldtarief voor langstudeerders ( 3000 boven het regulier tarief) zal het verhoogde deel niet worden doorgegeven omdat dit moet worden afgedragen aan OCW (in feite zal OCW een deel van de rijksbijdrage verlagen i.v.m. de verhoogde collegegeldopbrengsten van langstudeerders). De afspraken m.b.t. het instellingscollegegeldtarief blijven ongewijzigd. Deze worden, na aftrek van 20 % voor centrale overhead en huisvesting, doorgegeven aan de desbetreffende faculteiten. 5. Bekostigingsfactoren studiepunten. In het OCW-model is de bekostigingsverhouding tussen alfa/gamma, bèta en medisch/farmacie in het nieuwe model vastgesteld op 1: 1,5: 3,0. Het College stelt voor, e.e.a. in aansluiting op punt 4, deze verhouding op gelijke wijze toe te passen in het UVM bij de studiepuntbekostiging. 6. Diplomagewichten. In het OCW-model is de bekostiging van 1 diploma gelijk gesteld aan de bekostiging van 1 inschrijfjaar. Dat betekent dat bij een 3-jarige bachelor het diploma-aandeel in de bekostiging 25 % bedraagt, bij een 1-jarige master 50 %, bij een 2-jarige master 33 %, bij een 3-jarige master 25 % en bij een 4 jarige master (i.c. de Summa-master medisch) 20 %. Het College stelt voor in het UVM deze diplomagewichten op gelijke wijze toe te passen door ieder diploma een waarde van 60 studiepunten toe te kennen. In het oude UVM was het diplomagewicht generiek 15 %. Bij de nieuwe gewichten neemt de waarde van een diploma dus in belangrijke mate toe. 7. Opheffing specifieke bekosting NF-uitbreiding geneeskunde. In verband met de verhogingen van de numerus fixus voor geneeskunde in de periode 1997-2003 heeft OCW t/m de begroting 2010 een specifieke post aan de rijksbijdrage toegevoegd ter compensatie van de meerkosten van deze van deze uitbreiding. In het

oude UVM is deze specifieke post ad 13,2 miljoen euro overgenomen. In het nieuwe OCW-model is de specifieke post vervallen. Tegelijkertijd is het bekostigingsgewicht verhoogd naar 3,0. Het College stelt voor ook in het UVM de specifieke post NFbedrag GNK te laten vervallen en het bedrag te verdelen over de compartimenten studiepunten en graden en vaste voet onderzoek 1 8. Werkplaatsmiddelen diergeneeskunde. In het OCW-bekostigingsmodel is sprake van een separate bekostigingsafspraak voor de werkplaats van geneeskunde binnen de kliniek van het UMCU. Het betreft hier een wettelijk vastgelegde en geoormerkte rijksbijdrage, welke onverwijld door de universiteit moet worden doorgegeven aan het UMCU. Voor diergeneeskunde is een soortgelijke bekostiging van toepassing voor de werkplaatsfunctie van de dierkliniek. Deze middelen zijn evenwel niet gesepareerd en daarmee onderdeel van het OCWbekostigingsmodel. Tot 2011 waren deze middelen als specifieke post herkenbaar in het OCW-model. In het nieuwe OCW-model zijn deze middelen nog steeds ongewijzigd beschikbaar, maar OCW heeft de specifiek herkenbare aanduiding weggelaten. De UU heeft hiertegen bezwaar aangetekend omdat daarmee in de toekomst risico wordt gelopen op het weglekken van deze middelen naar andere onderdelen in het landelijke model. Het College stelt voor de werkplaatsmiddelen voor diergeneeskunde in het UVM als geoormerkte post te handhaven. 9. Onderwijs Gebonden Onderzoek. In het OCW-model wordt een procentuele opslag toegepast boven op de tarieven voor een behaalde bachelorgraad en een behaalde mastergraad t.b.v. het onderwijs gebonden onderzoek (OGO). Deze opslagen zijn 65 % voor de bachelorgraad en 130 % voor de mastergraad. In het oude UVM is eveneens sprake van een opslag voor Onderwijs Gebonden Onderzoek. Deze opslag bedraagt 24 % boven het onderwijscompartiment, m.u.v. DGK en GENK. Deze component is ca. 10 jaar geleden de component in het UVM geïntroduceerd (op verzoek van faculteiten die de studentenaantallen sterk zagen stijgen maar het niet meegroeien van de onderzoeksbekostiging als een probleem ervoeren). Dit is gebeurd door 20% van de vaste voeten van de faculteiten over te hevelen naar het nieuwe compartiment onderwijs gebonden onderzoek en dit compartiment te verdelen naar rato van de onderwijsparameters. De faculteiten DGK en GNK zijn als numerus-fixusfaculteiten van deze aanpassing uitgezonderd. De vaste voeten van DGK en GNK zijn bij deze operatie dan ook ongewijzigd gebleven Het College stelt voor in het nieuwe UVM de OGO voor alle faculteiten toe te passen conform de systematiek van het nieuwe OCW-model. 10. Budgettair neutrale invoering wijzigingen UVM. De effecten van het nieuwe OCW-model zijn in het startjaar 2010 landelijk budgettair neutraal afgeregeld in de component vaste voet onderzoek. M.i.v. 2011 is vervolgens de dynamiek van het nieuwe OCW-model van toepassing. Het College stelt voor de invoering van het nieuwe UVM het jaar 2011 als startjaar te hanteren en in dat jaar de uitkomsten budgettair neutraal door te voeren. In verband met de afspraak in het BO om de discussie over de hoogte van de vaste voet en enkele specifieke toewijzingen de komende periode te voeren wordt de budgettair neutrale inregeling vooralsnog niet verwerkt in de vaste voet onderzoek. De afwijkingen + en -/- van de uitkomst van het onderwijsdeel en het OGO-deel van het nieuwe UVM in 2011 ten opzichte van het oude UVM in 2011 zullen in plaats hiervan per faculteit tijdelijk worden verrekend met de lump sum van de faculteit. 1 In het NF-bedrag GNK was tevens de werkplaatscomponent verdisconteerd, behorend bij de ophoging van de NF. In overleg met GNK wordt het bedrag ad 13,2 miljoen verdeeld in 35 % t.b.v. studiepunten en graden en 65 % t.b.v. de vaste voet onderzoek.