Jaarrapport "Studeren met een functiebeperking 2017"

Vergelijkbare documenten
Aantal ingeschreven studenten per universiteit naar onderwijstaal, studiejaar

Jaarrapport 2018 Studeren met een functiebeperking

"Studeren met een handicap" Gebruikerstoets 2016

Factsheet. Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe.

1,4% ten opzichte van studiejaar

Gebruikerstoets "Studeren met een handicap 2012"

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s

Enquêteresultaten QSK & studiekeuzetevredenheid

"Studeren met een handicap" De twaalfde gebruikerstoets, 2015

HET BEHOUDEN VAN EEN OPLEIDING. Symposium Participatie door Educatie 11 november 2014 Jolanda Kroes

"Studeren met een handicap" De tiende gebruikerstoets, 2013

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

Gebruikerstoets "Studeren met een handicap 2011"

HET BEHOUDEN VAN EEN OPLEIDING

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Rapportage Enquête StudieKeuze 2015

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Juni 2016

"Studeren met een handicap" De elfde gebruikerstoets, 2014

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2009

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2010: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2011

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2010

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2011: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2012

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Detailplanning aansluiting ontkoppelpunt 2018 v10.0

Bijlage 9. Ongewijzigd Wet.vaardigheden_02 Het kritisch beoordelen van wetenschappelijk werk

Vragenlijst Nationale Studenten Enquête 2019

JOB-monitor 2016 Vragenlijst

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nieuws uit t decanaat 6 oktober 2017

Vragenlijst Nationale Studenten Enquête 2017

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

JOB-monitor 2018 Vragenlijst

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

WERKENBIJHOGESCHOLEN.NL

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2008: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. november 2009

Tweede studies Doorrekening maximering instellingscollegegelden

Gebruikerstoets "Studeren met een handicap 2010"

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

Nieuws uit t decanaat 18 september 2018

Bindend Studieadvies. Rapportage kwantitatieve resultaten

Hoe scoren onderwijsinstellingen op social? Onderzoek naar het gebruik van Twitter onder MBO-, HBO- en WO-instellingen.

Onderwijs op social media. Industry Report

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo werkenbijhogescholen.nl vernieuwd & geoptimaliseerd

Revisie Keuzegids Universiteiten 2015

Hogeschool der Kunsten Den Haag, Codarts, HKU (als toehoorder), Artez (onder voorbehoud), Designacademy

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2009: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2010

Het hbo ontcijferd 2006

INDUSTRY REPORT ONDERWIJS

Profileringsfondsen in het hoger onderwijs Een advies over de bereikbaarheid en kenbaarheid

Wat doet C.H.O.I. met de resultaten van de NSE? Slotbijeenkomst Nat Stud Enquête (NSE) 2013 Utrecht, 6 juni 2013 Frank Steenkamp

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Memo NSE resultaten 2018

Highlights Nationale Studenten Enquête 2015

Vragenlijst NSE 2016 Voorstel NSE 2017

NSE-specials. 2014: sterke en zwakke punten Avans

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Overzicht opleidingen

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Postbus MB AMSTERDAM. ArtEZ Postbus AA ARNHEM

Studeren met een functiebeperking

Regionale arbeidsmarktanalyse primair onderwijs 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bezoldigingscode. Bestuurders Hogescholen. Maart 2013

Vragenlijst Nationale Studenten Enquête 2015

Het hbo ontcijferd 2005

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Overzicht fixusopleidingen met selectie studiejaar Hogescholen. d.d. 1 december 2017

GEBRUIKERSTOETS "Studeren met een handicap 2008"

Voorlopige opgave lotingstudies HBO Studiejaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse).

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse).

Studeren met een functiebeperking

Het Friese hbo in de Keuzegids: Spijkers op laag water, of weeralarm? staat Hoe sterk staan de opleidingen ervoor?

CMHF is een van die Centrales en deze vertegenwoordigt de FvOv-verenigingen in het IGO.

Benchmark Axisopleidingen

Bijlage 1 bij artikel 2, tweede lid

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Herbestemming in het onderwijs

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Postbus EA..DEN HAAG

GEBRUIKERSTOETS "Studeren met een handicap 2005"

SIXTAT. Statistiek Marktonderzoek. Rapport Effect melding gebruik ID in de NSE juni 2012 Prof. Dr. D Sikkel

LAKS-monitor 2016 vragenlijst

TUSSENBERICHT SELECTIE VAN VOLTIJD MASTEROPLEIDINGEN IN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS EN STUDENTENSTROMEN

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2009

Voorlopige opgave lotingstudies HBO Studiejaar

Als je op een site bent, klik dan op vorige en vervolgens op openen om terug te gaan naar het bestand interessante sites.

Transcriptie:

Jaarrapport "Studeren met een functiebeperking 2017" Een rapport voor Expertiscentrum handicap + studie Centrum Hoger Onderwijs Informatie Postbus 2054 2301 CB Leiden tel: 071-5231341 e-mail: www.choi.nl 1

Voorwoord Dit veertiende jaarrapport voorheen gepubliceerd als Gebruikerstoets studeren met een Handicap - gaat over de oordelen van studenten met een functiebeperking, aandoening of ziekte over de wijze waarop zij worden opgevangen, begeleid en gefaciliteerd door hun opleiding. De oordelen zijn verzameld in het kader van de Nationale Studenten Enquête (NSE), een grootschalig landelijk onderzoek bij alle universiteiten en hogescholen. Het percentage studenten dat zich meldt met één van de dertig onderscheiden beperkingen is verder gegroeid. Het gaat inmiddels om één op de zeven voltijdstudenten. Deze grote groep studenten heeft, afhankelijk van het type beperking, belang bij passende begeleiding en/of flexibiliteit in de inrichting van onderwijs en tentamens. Op deze vlakken valt nog veel te verbeteren, blijkt opnieuw uit de oordelen van deze studenten. Op papier is er vaak het nodige mogelijk, maar de communicatie hierover schiet bijna even vaak tekort. De mate waarin studenten met een functiebeperking adequaat worden herkend, begeleid en gefaciliteerd kan wel aanzienlijk verschillen per opleiding en instelling. Een groot deel van deze rapportage is eraan gewijd om deze verschillen zichtbaar te maken. Daarmee wordt aan de instellingen een eerste globaal kader geboden voor evaluatie van de inspanningen op dit terrein. Voor universiteiten en hogescholen die preciezer hun vinger achter de knelpunten in dit beleid willen krijgen, is er dit najaar de mogelijkheid om een meer gedetailleerd benchmarkrapport te laten opstellen, met uitsplitsingen naar faculteit of per type functiebeperking. Op deze manier kan de stem van de studenten met een functiebeperking optimaal benut worden bij het verhogen van hun studiesucces. En daar ligt ook het belang van de instellingen. Frank Steenkamp Leiden, 10 oktober 2017 Inhoud 1. Enquête en onderzoekspopulatie p 2-3 2. De oordelen: hbo en wo landelijk p 4-6 3. Verschillen tussen vakgebieden p 7-8 4. Oordelen per hogeschool p 9-11 5. Oordelen per universiteit p 12-13 6. Verschillen per type functiebeperking p 14 7. Conclusies p 15-16 Bijlagen p 17-20 1

1. Enquête en onderzoekspopulatie 1.1. De aantallen In het kader van de Nationale Studentenenquête (NSE) 2017 is aan meer dan 280 duizend studenten gevraagd of ze een functiebeperking 1 hebben, of deze hen belemmert bij het studeren en in welke mate hun opleiding hen bijstaat met passende opvang, begeleiding en voorzieningen. Van deze enorme groep studenten zeggen ruim 39 duizend studenten, of precies 14 procent, dat ze één of meer functiebeperkingen hebben. Hier plaatsen we deze grote aantallen in perspectief. Mede vanwege de analyses in het vervolg van dit rapport ligt daarbij de focus op voltijdstudenten in het hoger onderwijs: de bachelors in hbo en wo, en de masters in het wo. Samen omvatten deze groepen meer dan negentig procent van alle in de NSE ondervraagde studenten met een beperking. Het percentage studenten dat één of meer beperkingen zegt te hebben, ligt het hoogst in het hbo (16,3%) en het laagst bij de masters in het wo (9,7%). Zowel in het hbo als in het wo nemen de percentages nog steeds licht toe 2. 1.2. Duiding van de toename Hoe moeten we die toenemende percentages nu beoordelen? De statistische basis is stevig genoeg: de NSE kent een respons van bijna veertig procent en er zijn geen aanwijzingen dat studenten met een beperking hierin oververtegenwoordigd zijn. Het gaat weliswaar slechts om zelfrapportage, maar deze is niet geheel vrijblijvend. Studenten moeter bijvoorbeeld expliciet toestaan dat hun antwoorden gedeeld worden met hun onderwijsinstelling. Ook wordt gevraagd of ze een medische verklaring hebben, of bezig zijn die aan te vragen. Bijna 90% zegt hier ja op. De indruk van een stijgend aantal studenten dat zich meldt met fysieke, psychische of andere beperkingen sluit ook aan bij andere waarnemingen, zoals de toenemende drukte bij de spreekuren van studentenpsychologen. Over de oorzaken van deze groei loopt een kip-ei-discussie. Ligt het aan de huidige generatie studenten of aan de toenemende studiedruk dat er nu meer studenten in problemen raken? Of is het eerder zo dat studenten tegenwoordig makkelijker de medische uitweg ontdekken als ze in problemen dreigen te komen? In dit rapport zullen we deze verklaringsvraag niet beantwoorden; daarvoor is anderssoortig onderzoek nodig. Wij rapporteren vooral over de samenstelling van de groep studenten met een functiebeperking en de oordelen die ze hebben over hun opleiding en instelling. 1 De NSE spreekt steeds van Functiebeperking, Aandoening of Ziekte. Wij gebruiken in dit rapport de term functiebeperking, of kortweg beperking. We bedoelen hetzelfde. 2 In onze rapportages van 2015 en 2016 werd een cleaning toegepast, zodat de percentages ongeveer een kwart lager uitkwamen. Dit jaar geven we in dit eerste overzicht de complete aantallen. Het algehele trendbeeld en de verhoudingen hbo/wo veranderen hierdoor niet. In hoofdstuk 2 t/m 5 is wel cleaning toegepast. Voor meer uitleg zie Bijlage 2. 2

1.3. Om welke functiebeperkingen gaat het? De term functiebeperking is een containerbegrip, waarachter een brede variatie schuil gaat. Binnen de NSE worden in totaal 30 functiebeperkingen onderscheiden. Een student mag er meer dan één noemen. En omdat de categorieën ook inhoudelijk overlappen, kruist elke student gemiddeld twee categorieën aan. Om enig overzicht te bieden, zijn voor dit rapport alle functiebeperkingen ingedeeld in zeven bredere groepen. De samenstelling ervan wordt beschreven in de bijlage. De grafiek laat zien welke beperkingen het meest voorkomen 3 in de voltijd opleidingen van hbo en wo. We zien dat dyslexie/dyscalculie in het hele hoger onderwijs de meest voorkomende beperking is en dat het aandeel ervan het hoogste is in het hbo. Daar tegenover staat in het wo een hoger aandeel psychische aandoeningen. ADHD en een brede verzameling chronische ziektes betreffen zowel in het hbo als het wo elk ruim een kwart van de aangetroffen beperkingen. Fysieke beperkingen (gehoor, gezicht, beweging) zijn in percentages gerekend kleine groepen, maar staan toch voor ruim tweeduizend voltijdstudenten in de enquête of meer dan vijfduizend op de totale studentenpolutatie. 3 Ook bij de grovere indeling in zeven groepen zijn er studenten die meer dan één beperking melden. Het totaal van alle vermeldingen telde daarom op tot gemiddeld 135%. In deze grafieken zijn de percentages teruggerekend naar een zodat ze samen optellen tot 100%. 3

2. De oordelen: hbo en wo landelijk 2.1. De meting Alle studenten die zich binnen de NSE melden met één of meer functiebeperkingen, krijgen een aantal onderwerpen voorgelegd waarover ze een oordeel over hun opleiding kunnen geven. In totaal betrof het dit jaar 10 van zulke oordeelsvragen. Twee van deze vragen werden voor het eerst gesteld. Van de overige vragen zijn er de afgelopen jaren zes steeds gebruikt om trends en verschillen in de tevredenheid van studenten met een functiebeperking in beeld te brengen. We rapporteren daarom eerst over deze harde kern van 6 items. Het betreft oordelen over: a. Voorlichting: De voorlichting en informatievoorziening over studeren met een functiebeperking. b. Intake: De opvang die de opleiding aan studenten met jouw handicap bij de start van hun studie biedt. c. Aanpassing onderwijs: De aanpassingen in het onderwijs die de opleiding biedt. d. Docenten begrip: De mate waarin de docenten en overige medewerkers begrip hebben voor studenten met een functiebeperking. e. Docenten kennis: De mate waarin de docenten en overige medewerkers kennis van zaken hebben, zodat (..) f. Begeleiding: De speciale begeleiding die je tijdens je studie krijgt. Bij de berekening van de scores zijn de oordelen van studenten die minder dan zes uit negen vragen onbeantwoord lieten, niet meegeteld. De studenten geven hun oordelen op een vijfpuntsschaal; deze scores zijn volgens een vaste formule omgerekend naar een beter herkenbaar rapportcijfer van 1 tot 10. In onderstaande grafieken zijn de recente oordelen samengevat. Zowel in het hbo als in het wo blijken voorlichting, intake en nu ook begeleiding van studenten met een functiebeperking de grootste knelpunten. Het meest positief zijn de oordelen over de Oordelen Hbo-Bachelors Oordelen WO-Bachelors Oordelen WO-Masters begripvolle houding Voorlichting Voorlichtin Voorlichting 6,8 g 6,8 6,8 van docenten. 6,6 6,6 6,6 6,4 Verder valt op dat de 6,4 Begeleiding Intake 6,4 Begeleiding Intake 6,2 Begeleiding Intake wo-masterstudenten 6,2 6,2 6,0 6,0 6,0 tot vorig jaar duidelijk 5,8 5,8 5,8 kritischer oordeelden Docenten Aanpass. Docenten Aanpass. dan de bachelors, Docenten Aanpass. kennis v.z. Onderwijs kennis v.z. Onderwijs kennis v.z. Onderwijs maar dat deze kloof in 2015 2014 2015 2015 2017 een stuk kleiner 2016 2016 Docenten 2016 Docenten Docenten 2017 begrip 2014 begrip 2017 is geworden. begrip 4

2.2. Trends in de oordelen van bachelorstudenten In het algemeen zijn de studenten met een functiebeperking kritisch over de zes onderwerpen die we hier monitoren. Maar er zijn wel verschillen. In het hbo werden de studenten de afgelopen jaren gemiddeld iets positiever, terwijl er in het wo vooral stagnatie was. Het wo heeft daardoor de laatste jaren geen voorsprong meer. In 2017 zien we vergeleken met vorig jaar enkele opvallende veranderingen: Gestegen waardering, vooral in het hbo, voor de aanpassingen die er voor deze studenten mogelijk zijn in het onderwijsprogramma. Gedaalde waardering voor de voorlichting en vooral begeleiding die opleidingen aan deze studenten bieden. Vooral laatstgenoemde daling is opmerkelijk en zorgwekkend. Hij versterkt het beeld dat er voor studenten met een functiebeperking op papier best het nodige is geregeld, maar dat het ondanks redelijk welwillende docenten vaak nogal wat tijd en moeite kost om hier achter te komen en gebruik van te maken. Al met al zijn de bachelorstudenten met een beperking in 2017 nog steeds weinig tevreden. In het hbo is er recent weinig vooruitgang te bespeuren en bij de wo-studenten zien we dit jaar de tevredenheid zelfs iets dalen. Er is nog veel ruimte voor verbetering. 5

2.3. De oordelen van wo-masterstudenten Enkele jaren geleden oordeelden masterstudenten met een beperking nog een stuk kritischer dan hun studiegenoten in de bachelorfase. Dat verschil zien we nu niet meer. Dit betekent nog niet dat het met de masterstudenten nu opeens enorm goed gaat. Ze vinden de docenten redelijk begripvol, maar geven nog steeds een matige waardering voor met name de voorlichting, intake en begeleiding. Dat zijn zaken die niet zozeer bij de individuele docent liggen, maar meer bij de opleiding en instelling. Ook in de bachelorfase zijn dit de drie grootste knelpunten. Dat het wel degelijk beter kan, bewijzen enkele grote economische faculteiten. Zie de passage hierover in hoofdstuk 3. 2.4. De oordelen over álle Sfb-oordeelsvragen Naast de zes hierboven behandelde kernthema s konden studenten over nog vier andere onderwerpen hun oordeel geven. Dit betrof de geschiktheid van gebouwen, het begrip van de kant van medestudenten, de digitale toegankelijkheid en aanpassingen in tentamens. De laatste twee vragen zijn nieuw en nog niet geschikt om trends te signaleren. De eerste twee worden al langer gesteld, maar zijn om andere redenen geen deel van onze Sfb-benchmark: aanpassing van gebouwen is slechts voor een minderheid een issue, en het begrip van medestudenten is geen prestatie van de opleiding of instelling. Hiernaast is te zien hoe studenten in 2017 over deze vier onderwerpen oordelen, ook in relatie tot de kernthema s van deze rapportage. De tien onderwerpen zijn in volgorde van hoge naar lage oordelen naast elkaar gezet. Zowel in het hbo als het wo blijken de gebouwen en de houding van medestudenten de meest positieve factoren voor studenten met een beperking. Ook de twee andere onderwerpen krijgen een redelijk gunstige waardering. Gemarkeerd met ster (*) zijn de zes kernthema s die wij al meerdere jaren gebruiken op zoek naar knelpunten, of successen. 6

3. De situatie per vakgebied ( sector ) 3.1. Aandeel Sfb verschilt per sector Hiernaast is te zien dat het percentage studenten 4 met een beperking (Sfb) flink verschilt tussen de vakgebieden. We gebruiken hiervoor de officiële indeling van het hoger onderwijs in zogenaamde croho-sectoren. In het hbo varieert dit percentage van 12 procent bij recht en economie tot 22 procent in de sector landbouw en bij de kunstopleidingen ( taal & cultuur ). In het wo liggen de verhoudingen anders. Hier halen de socale studies de hoogste aantallen (ba 13% en ma 10%), terwijl naast economie vooral de gezondheidsstudies erg weinig studenten met een beperking tellen (ba 6% en ma 4,5%). Dit laatste roept vragen op over de toegankelijkheid van deze opleidingen voor studenten met een beperking. 3.2. De tevredenheid per sector in het hbo Nog meer dan voorheen is er een tweedeling te zien tussen de meer praktische doe -vakgebieden en de studies waar het meer aankomt op taal en communicatie. De sectoren techniek en landbouw blijken studenten met een beperking meer dan ooit een relatief gunstig studiekimaat te bieden. Het tegendeel geldt recent vooral voor de juridische en sociale studies in het hbo. Verbeterd zijn de laatste jaren de studieomstandigheden bij de economische studies en de lerarenopleidingen (sector onderwijs ). Bij de kunstopleidingen is er nogal een contrast tussen de grote instroom van studenten met een beperking en hun tevredenheid over het studieklimaat dat ze aantreffen. 4 Het totale percentage ligt hier iets lager dan in hoofdstuk 1, omdat onvolledig ingevulde enquêtes niet zijn meegeteld. 7

3.3. De tevredenheid per sector in het wo De bachelors. Nog steeds zijn de studenten met een beperking in de wo-sector landbouw verreweg het meest tevreden. Op flinke afstand volgen de sectoren natuur en techniek, waar de studenten nog wel duidelijk tevredener zijn dan bij de alfa- en gammastudies. Duidelijk het meest kritisch over hun studieklimaat zijn de studenten in de sector recht. De positieve trend die hier tot 2015 te zien was, heeft niet doorgezet. De masters. We zien vergelijkbare verhoudingen, alleen zorgen de kleinere studentenaantallen voor meer ruis : de schommelingen zijn groter. Ook hier staat de sector landbouw op één en doen de technische opleidingen het per traditie beter dan de rest. Daarna zijn er wel verschillen: - De sector natuur heeft in de masterfase een wisselend succes bij deze groep studenten; dit jaar valt het oordeel wel weer vrij gunstig uit. - De economiestudies hebben, net als in 2014, een opmerkelijke opleving 5. De studenten zijn er nu bijna even positief als in de sector techniek. - Zeer kritisch zijn de studenten in de sector gezondheidszorg. Kennelijk krijgen zij het extra moeilijk in de masterfase. 5 Dit succes komt vooral van drie grote economische faculteiten: de EUR, UvA en VU. Bij deze faculteiten steeg de totaalscore van onze Sfb-benchmark met 0,48 tot 0,82 punten 8

4. Oordelen per hogeschool 6 4.1. De grote hogescholen Bij de grote hogescholen heeft Windesheim de meest tevreden studenten met een functiebeperking. De hogeschool in Zwolle en Almere houdt daarmee de vorig jaar veroverde koppositie vast: op alle onderdelen scoort de instelling duidelijk hoger dan gemiddeld. Avans blijft ondanks lagere scores voor voorlichting en begeleiding nummer twee, direct gevolgd door Hs Rotterdam. Deze instelling biedt volgens de studenten vooral goede voorlichting over de mogelijkheden voor studenten met een functiebeperking. Achterblijvers zijn opnieuw vooral Inholland, de HU en de HvA. De laatste staat nu voor het derde jaar stijf onderaan de lijst. De studenten zijn hier het meest ontevreden over de voorlichting, intake en begeleiding. Op deze onderdelen is het contrast met Windesheim ook het grootst. Oordelen Sfb 2017 grote hogescholen (bachelorstudenten voltijd) Noot N Steekproef Voorlichting Windesheim 1005 6,43 6,62 6,75 7,01 6,66 6,52 6,66 1 Avans 1767 6,22 6,47 6,73 6,89 6,51 6,28 6,52 2 Hs Rotterdam 1595 6,42 6,50 6,59 6,75 6,39 6,33 6,50 4 Saxion 1278 6,08 6,23 6,65 6,93 6,49 6,29 6,45 3 Fontys Hogescholen 2004 5,89 6,14 6,53 6,85 6,46 6,23 6,35 8 Hanzehogeschool 1393 5,95 6,09 6,49 6,72 6,46 6,15 6,31 5 Hs Arnhem en Nijmegen (HAN) 1832 5,80 6,12 6,50 6,85 6,46 6,12 6,31 6 Haagse Hogeschool 1181 6,04 6,18 6,44 6,49 6,23 6,11 6,25 7 Hs Inholland 1096 5,87 5,97 6,32 6,65 6,35 5,92 6,18 10 Hs Utrecht (HU) 1620 5,84 5,98 6,23 6,57 6,16 5,81 6,10 9 Hs van Amsterdam (HvA) 1665 5,52 5,68 6,12 6,42 6,06 5,63 5,90 11 Landelijk gemiddelde hbo 6,04 6,23 6,53 6,78 6,41 6,17 6,36 GROEN = oordeel duidelijk boven / ORANJE = duidelijk onder landelijk gemiddelde CHOI 2017 Intake Aanpass onderwijs Docenten 'begrip' Docenten 'kennis' Begeleiding Totaalscore Rangnr 2016 6 De indeling groot/ middelgroot/ klein in dit rapport is een pragmatische, op basis van (netto) responsaantallen. De scheidslijn ligt bij 800 en 150 studenten. 9

4.2. De middelgrote hogescholen Bij de middelgrote hogescholen zijn de verschillen in tevredenheid kleiner, maar zien we dit jaar wel een wisseling van de wacht. De agrarische HAS Hogeschool in Den Bosch en Venlo is de nieuwe koploper; deze school krijgt vooral veel lof voor aanpassinngen in het onderwijs. Verder zet Hogeschool Leiden de positieve lijn voort: vier jaar geleden stond de HL nog vrijwel onderaan. De prijs voor de meest begripvolle docenten gaat intussen naar de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK), die vorig jaar als kleine hogeschool nog duidelijk lager scoorde. De HZ University in Vlissingen zakt dit jaar in de waardering van studenten met een beperking. Ze zijn vooral ontevreden over de voorlichting en vinden hun docenten minder begripvol dan in 2016. Ten slotte valt op dat ook Zuyd, de laatste school op deze lijst, nog niet onder het algehele hbo-gemiddelde scoort. Dat bevestigt het beeld dat de middelgrote hogescholen in het algemeen meer waardering van deze groep studenten krijgen dan de groep echt grote hbo-instellingen. Oordelen Sfb 2017 middelgrote hogescholen (bachelorstudenten voltijd) Noot N Steekproef Voorlichting HAS Hogeschool 209 6,60 6,94 7,22 6,96 6,55 6,72 6,83 4 NHTV 342 6,54 6,87 6,68 6,72 6,48 6,61 6,65 2 Hogeschool Leiden 556 6,46 6,57 6,66 6,95 6,62 6,39 6,61 6 AHK Amsterdam 210 6,18 6,58 6,67 7,32 6,46 6,40 6,60 nw HZ Univ of Applied Sciences 248 5,98 6,50 6,82 7,06 6,63 6,60 6,60 1 Stenden 435 6,26 6,47 6,75 7,04 6,58 6,36 6,58 5 Christelijke Hogeschool Ede 195 6,00 6,26 6,77 7,26 6,74 6,40 6,57 3 HKU Utrecht 320 6,24 6,49 6,61 7,01 6,50 6,36 6,54 9 Van Hall Larenstein 369 6,29 6,54 6,62 6,73 6,32 6,47 6,49 7 ArtEZ Hs vd. Kunsten 299 5,97 6,28 6,64 7,05 6,59 6,36 6,48 12 Aeres Hogeschool 243 6,19 6,43 6,55 6,84 6,49 6,25 6,46 8 NHL Hogeschool 636 6,20 6,17 6,57 6,87 6,49 6,25 6,43 11 Zuyd 575 6,07 6,26 6,56 6,76 6,40 6,11 6,36 10 Landelijk gemiddelde hbo 6,04 6,23 6,53 6,78 6,41 6,17 6,36 GROEN = oordeel duidelijk boven / ORANJE = duidelijk onder landelijk gemiddelde CHOI 2017 Intake Aanpass onderwijs Docenten 'begrip' Docenten 'kennis' Begeleiding Totaalscore Rangnr 2016 10

4.3. De kleine hogescholen Opnieuw krijgt een aantal kleinere hbo-scholen duidelijk de hoogste waardering van studenten met een beperking. Zeer positief blijft de waardering bij de particuliere school TIO en bij de christelijke lerarenopleider Driestar. Tussen deze twee nestelt zich de gereformeerde hogeschool Viaa. Deze scholen scoren op alle onderdelen significant hoger dan het hbo-gemiddelde. Ook de katholieke pabo de Kempel en kunsthogeschool Codarts vallen op met gunstige scores. Gedaald, maar nog steeds positief, is de waardering voor de particuliere school IVA. Deze blijft nog een fractie voor op buurtgenoot TMO, waar de studenten dit jaar juist positiever oordelen. Ook de Design Academy en de Marnix Academie scoren overigens veel beter dan vorig jaar. Bij deze kleinere hogescholen zijn er toch ook enkele die zwak blijven scoren. Dat geldt allereerst voor het deeltijdonderwijs van Saxion Next en vooral NTI. Ook drie zelfstandige pabo s krijgen weer een kritisch oordeel. Nieuw in dit onderste rijtje is de Hotelschool. Vorig jaar stond die nog in de middenmoot, maar nu is er stevige kritiek op de voorlichting, intake en begeleiding. Oordelen Sfb 2017 kleine hogescholen (bachelorstudenten voltijd) Noot N Steekproef Voorlichting Hogeschool TIO (p) 129 7,70 7,64 7,69 7,70 7,24 7,60 7,60 1 Viaa 67 7,37 7,53 7,16 8,01 7,55 7,37 7,40 7 Driestar educatief 30 7,38 7,34 7,11 7,65 7,19 7,43 7,34 3 De Kempel 63 6,43 6,72 7,41 7,40 7,39 7,66 7,15 8 Codarts Hs vd Kunsten 1 49 6,87 6,95 6,96 7,36 7,42 6,92 7,07 6 IVA Driebergen (p) 32 6,52 6,68 6,82 7,40 6,65 7,23 6,78 2 TMO Fashion Business Sch. (p) 46 5,97 6,37 6,79 7,33 6,80 6,89 6,72 11 Design Academy 31 6,11 6,44 6,63 7,40 6,97 6,42 6,71 15 Marnix Academie 72 6,34 6,50 6,57 6,79 6,51 6,77 6,57 16 Kath. Pabo Zwolle 46 6,18 6,22 6,29 6,70 6,63 6,53 6,41 13 IPABO A'dam Alkmaar 44 5,67 5,81 6,56 6,90 6,58 6,40 6,29 12 Thomas More Hs 26 5,56 5,69 5,93 6,98 6,51 6,44 6,19 14 Iselinge Hs. 2 39 5,69 5,79 5,80 7,03 6,68 5,95 6,14 nw Hotelschool The Hague 96 5,88 5,88 6,19 6,73 6,21 6,49 6,13 9 Saxion Next (p) 3 29 5,71 5,82 5,82 6,46 6,62 5,99 6,13 17 NTI Hogeschool (p) 3 31 5,50 5,17 5,71 6,51 5,62 6,01 5,70 Landelijk gemiddelde hbo 6,04 6,23 6,53 6,78 6,41 6,17 6,36 1) Oordeel uit 2016. 2) Gecombineerde cijfers 2016-2017. 3) Alleen deeltijdstudenten (p) = particuliere instelling GROEN = oordeel duidelijk boven / ORANJE = duidelijk onder landelijk gemiddelde CHOI 2017 Intake Aanpass onderwijs Docenten 'begrip' Docenten 'kennis' Begeleiding Totaalscore Rangnr 2013-15 11

5. Oordelen per universiteit 5.1. De bachelorfase Net als de afgelopen jaren krijgt Wageningen Universiteit weer de meeste lof van studenten met een beperking. Maar anders dan in 2016 melden zich nog twee andere instellingen met gunstige waarderingscijfers. Universiteit Twente keert na vier jaar terug op de tweede plek en scoort nu net als Wageningen op alle onderdelen bovengemiddeld. Daarnaast is ook de Open Universiteit met haar afstadsonderwijs nu in de vergelijking opgenomen. Dit resulteert in een fraaie derde positie; alleen over de begeleiding zijn de studenten hier wat minder positief. Licht gedaald is dit jaar de waardering van deze studenten voor Rijksuniversiteit Groningen. Vooral de voorlichting en de begeleiding worden veel kritischer beoordeeld dan vorig jaar. Onderaan de lijst is weinig veranderd. De UvA krijgt nog steeds duidelijk de meeste kritiek, meer ook dan andere grote instellingen in de Randstad. Verder blijft het opvallend dat de Universiteit Maastricht, die in de algemene Nationale Studentenenquête steeds gunstig scoort, beduidend lager scoort bij de studenten met een beperking. Er is vooral meer onvrede dan elders over het (geringe) begrip van de kant van docenten. Oordelen Sfb 2017 per universiteit: bachelors voltijd Noot N Steekproef Voorlichting Wageningen University 243 6,59 6,78 7,25 7,59 7,01 6,93 7,02 1 Universiteit Twente 232 6,73 6,87 6,83 7,12 6,80 6,73 6,85 3 Open Universiteit 1 66 6,79 6,46 7,09 7,39 6,67 6,32 6,79 nw Radboud Universiteit 452 6,06 6,46 6,83 6,96 6,55 6,55 6,57 2 TU Eindhoven 278 6,25 6,47 6,69 6,90 6,60 6,36 6,54 5 Tilburg University 202 6,21 6,22 6,64 6,77 6,38 6,51 6,46 4 TU Delft 374 6,34 6,35 6,42 6,66 6,39 6,11 6,38 7 Universiteit Leiden 699 6,12 6,16 6,52 6,75 6,24 6,29 6,35 8 Universiteit Utrecht 770 5,86 6,14 6,43 6,78 6,33 6,20 6,29 9 RU Groningen 538 5,95 6,11 6,42 6,79 6,31 6,13 6,28 6 VU Amsterdam 420 5,83 6,08 6,25 6,58 6,25 6,01 6,17 12 Universiteit Maastricht 318 5,80 6,00 6,40 6,41 6,27 6,08 6,16 10 Erasmus Universiteit 280 6,02 5,97 6,21 6,58 6,17 5,94 6,15 11 UvA Amsterdam 494 5,61 5,78 5,97 6,46 6,05 5,72 5,93 13 Landelijk gemiddelde wo 6,02 6,18 6,45 6,74 6,34 6,19 6,32 GROEN = oordeel duidelijk boven / ORANJE = oordeel duidelijk onder landelijk gemiddelde 1) Bij deze instelling betreft het deeltijdstudenten CHOI 2017 Intake Aanpass onderwijs Docenten 'begrip' Docenten 'kennis' Begeleiding Totaalscore Rangnr 2016 12

5.2. De masterfase Bij de wo-masteropleidingen zijn de verhoudingen in tevredenheid net even anders dan bij de bachelors. Aan de top zijn de verschillen kleiner, met dit jaar Eindhoven nipt boven Wageningen. Vooral de intake en begeleiding krijgen bij de WUR-masters wat minder waardering dan bij de bacheloropleidingen. De Open Universiteit en de Universiteit Twente scoren net als in de bachelorfase bovengemiddeld. Bij de OU komt dat door de geboden flexibiliteit (zie aanpassingen ) en begripvolle docenten. De voorlichting en begeleiding valt niet in positieve zin op. In de middenmoot blijken de masterstudenten minder kritisch dan vorig jaar. Zo kan het dat de Radboud Universiteit wat hogere cijfers haalt dan in 2016, maar toch vier plaatsen daalt. Vergeleken met de bachelorfase blijven de studenten hier wel kritisch. Voor de Universiteit Maastricht en de Vrije Universiteit geldt het omgekeerde: kritiek van de bachelorstudenten, maar duidelijk gestegen waardering van masterstudenten met een beperking. De UM scoort vooral met de intake en begeleiding, maar de voorlichting kan nog wel een stuk beter. In Leiden en Utrecht lijken studenten met een beperking het net als voorheen in de masterfase extra moeilijk te Oordelen Sfb 2017 per universiteit: masters voltijd hebben. Datzelfde geldt zeker ook voor de Erasmus Universiteit. Deze instelling scoort nu iets lager dan de UvA, waar de masterstudenten dit jaar wat mildere kritiek hebben dan voorheen. Noot N Steekproef Voorlichting TU Eindhoven 96 6,27 6,55 6,75 7,22 6,90 6,62 6,72 2 Wageningen University 179 6,33 6,36 7,00 7,33 6,79 6,46 6,71 1 Open Universiteit 1 45 6,24 6,31 6,99 7,32 6,88 6,29 6,67 nw Universiteit Twente 106 6,34 6,68 6,69 7,17 6,65 6,35 6,65 4 TU Delft 223 6,48 6,38 6,51 6,84 6,45 6,36 6,51 5 Tilburg University 65 6,48 6,43 6,82 6,66 6,38 6,27 6,51 3 Universiteit Maastricht 125 6,07 6,47 6,41 6,81 6,60 6,52 6,48 10 VU Amsterdam 209 6,12 6,16 6,56 6,92 6,52 6,22 6,42 9 Radboud Universiteit 194 5,95 6,25 6,43 7,01 6,51 6,24 6,40 6 RU Groningen 246 5,90 5,97 6,45 6,88 6,39 6,07 6,28 7 Universiteit Leiden 247 5,88 5,90 6,28 6,75 6,23 5,91 6,16 8 Universiteit Utrecht 346 5,53 5,63 6,26 6,73 6,30 5,78 6,04 12 UvA Amsterdam 196 5,41 5,46 5,87 6,78 6,27 5,74 5,92 13 Erasmus Universiteit 123 5,61 5,74 6,02 6,35 5,97 5,63 5,89 11 Landelijk gemiddelde wo 5,94 6,04 6,39 6,85 6,41 6,09 6,29 GROEN = oordeel duidelijk boven / ORANJE = oordeel duidelijk onder landelijk gemiddelde 1) Bij deze instelling betreft het deeltijdstudenten CHOI 2017 Intake Aanpass onderwijs Docenten 'begrip' Docenten 'kennis' Begeleiding Totaalscore vgl 2016 13

Oordelen per type functiebeperking, aandoening of ziekte 5.3. Zijn er verschillen in tevredenheid? (gemiddeld oordeel over zes kernthema's) Aandeel Hbo Ba Wo Ba Wo Ma In hoofdstuk 1 viel te lezen welke functiebeperkingen onder studenten het meest Dyslexie/-calculie 28-38% 6,58 6,59 6,55 voorkomen. Een vervolgvraag is dan natuurlijk of de tevredenheid van studenten niet ADHD 16-19% 6,09 6,03 5,95 verschilt naar gelang het type functiebeperking(en) dat ze hebben. Chronische ziekten 16-22% 6,12 6,19 6,16 In het kader van dit rapport, dat gericht is op het benchmarken van hogescholen en Psychische aand. 15-22% 5,93 5,86 5,83 universiteiten, was het niet haalbaar om tegelijk steeds een uitsplitsing naar type Autisme 5-7% 6,44 6,51 6,42 functiebeperking te maken. In veel gevallen zouden de aantallen studenten dan te laag Fysieke beperking 4-5% 6,58 6,71 6,39 worden voor een statistisch betrouwbaar resultaat. Maar een landelijk overzicht kan wel Overig 1-2% 6,17 6,24 6,05 een beeld geven van mogelijke verschillen in tevredenheid. Totaal 100% 6,36 6,32 6,30 Zulke verschillen blijken er inderdaad te zijn, zoals de eerste tabel laat zien: - Studenten met dyslexie of dyscalculie (de meest voorkomende beperking) hebben relatief de minste klachten, samen met studenten met autisme. Kennelijk bestaan er voor deze beperkingen duidelijke protocollen en slagen opleidingen erin om die met enig succes toe te passen. - Studenten met psychische klachten zijn het meest ontevreden over hoe hun opleiding met ze omgaat. - Ook studenten met ADHD zijn duidelijk kritischer dan gemiddeld; in het hbo geldt dat eveneens voor studenten met chronische ziektes en bij de wo-masters is de kleine groep studenten met overige beperkingen duidelijk kritisch. Bij studenten met fysieke beperkingen wijkt de tevredenheid weinig af van het algehele gemiddelde van studenten met een beperking. Een vervolgvraag is of er tussen de zeven groepen ook een verschil is in de aard van de knelpunten. Wij zochten dit uit voor de hbo bachelors voltijd. De patronen van (on-) tevredenheid blijken dan weinig uiteen te lopen. Als een groep studenten in het algemeen kritisch is, is ze dat ook op de meeste onderdelen. Alleen bij de mate waarin docenten begripvol zijn, lopen de oordelen minder uiteen. Het is zeker van belang om te beseffen dat de ene groep studenten met een beperking moeilijker herkenbaar is dan de andere en mede daardoor ook moeilijker te faciliteren. Juist in de voorlichting, intake en begeleiding van deze groepen valt winst te boeken. Tevredenheid per type beperking Bachelors Hbo: detailoordelen per type beperking Voorlichting Intake Aanpas. Ows Docenten begrip Docenten Kennis Bege- leiding Dyslexie/-calculie 6,34 6,45 6,71 6,72 6,57 6,28 ADHD 5,80 5,95 6,25 6,59 6,17 5,95 Chronische ziekten 5,65 5,90 6,29 6,81 6,17 5,93 Psychische aand. 5,46 5,75 6,08 6,71 6,07 5,89 Autisme 6,29 6,46 6,50 7,01 6,33 6,50 Fysieke beperking 5,98 6,21 6,54 7,08 6,40 6,21 Overig 5,68 6,03 6,36 6,86 6,09 6,10 Totaal 6,04 6,23 6,52 6,78 6,41 6,17 14

6. Conclusies 1. Stijgende aantallen Het aantal studenten dat in de Nationale Studenten Enquête melding maakt van één of meer functiebeperkingen, is ook dit jaar weer licht toegenomen. Het gaat inmiddels om 16,3 procent van de hbo-bachelors, 11,5 procent van de wo-bachelors en 7,9 procent van de wo-masters. Dat betekent dat dit onderzoek betrekking heeft op een populatie van ongeveer honderdduizend studenten. Dyslexie en dyscalculie zijn de meest voorkomende beperkingen. Daarna zijn er grote groepen studenten met ADHD, psychische aandoeningen en verschillende chronische aandoeningen en ziektes. 2. Nog steeds veel onvrede over voorlichting, intake en begeleiding Er is gestegen waardering voor aanpassingen in het onderwijs. Maar zulke voorzieningen voor studenten met een functiebeperking kunnen op papier nog zo goed zijn, het werkt alleen als studenten én docenten er goed over geïnformeerd worden. Alleen dan kunnen ze hun weg vinden en actie ondernemen. Juist deze informatieketen blijft tekortschieten. Zowel de voorlichting als de intake krijgt van de studenten opnieuw kritiek. De onvrede over de begeleiding groeit zelfs, zowel in het hbo als het wo. Docenten tonen volgens de studenten wel redelijk begrip, maar missen vaak kennis van zaken. Positiever zijn de studenten over de aanpassing van gebouwen, de digitale toegankelijkheid en het begrip van medestudenten. 3. Vakgebieden landbouw en techniek scoren beter In het hbo vinden we de meeste studenten met een functiebeperking in de agrarische en kunstopleidingen. Veel lager is hun aandeel in de sectoren recht en economie. In het wo trekken de sociale studies de meeste studenten met een beperking. Opvallend zeldzaam zijn ze in de medische en gezondheidsrichtingen; daar vormen ze slechts 4,5 procent van de populatie. Ook wat betreft tevredenheid van deze groep studenten scoren de medische wo-opleidingen laag, overigens samen met opleidingen rechten en economie én de sociale studies. Veel gunstiger is het oordeel over de landbouwstudies. In het hbo scoren de sectoren landbouw en techniek het hoogst en zijn de studenten het meest kritisch bij de juridische en de sociale studies. 4. Kleine hogescholen scoren gunstig Bij de grote hogescholen voelen studenten met een functiebeperking zich het vaakst verloren. In de Randstad scoren HvA, HU en Inholland zelfs op meerdere punten lager dan een zes; Hogeschool Rotterdam doet het beter, met een gemiddeld cijfer van 6,5 over zes enquêtevragen. De relatief hoogste waardering krijgt Windesheim (6,66), met Avans op twee (6,52). Bij de middelgrote hogescholen is het beeld al wat positiever. Hier onderscheidt de HAS in Den Bosch zich dit jaar positief (6,88), gevolgd door de NHTV in Breda (6,63). Er zijn geen echte achterblijvers. Enkele kleine hogescholen halen opnieuw zeer gunstige scores, rond de 7,5. Dat geldt voor de particuliere opleider TIO en de streng christelijke scholen Viaa en Driestar. Het NTI, bekend van de thuisstudies scoort met een gemiddelde van 5,7 opvallend laag. 15

5. Universiteiten: Wageningen, TU s en Open Universiteit beter Bij de universiteiten blijft Wageningen in de bachelorfase het hoogste scoren (7,02), met minder voorsprong dan voorheen. Twente is tweede (6,85). In de masterfase scoort de TU Eindhoven nu nipt hoger dan Wageningen (6,72 om 6,71). De Open Universiteit valt op met twee derde plaatsen. Het flexibele onderwijs en de begripvolle docenten krijgen hier bovengemiddelde waardering; voor de begeleiding geldt dat alleen niet. Van de brede universiteiten scoort alleen de Radboud in Nijmegen in de bachelorfase nét bovengemiddeld (6,57); in de masterfase lukt dat echter niet. Hekkensluiters bij zowel de bachelors als de masters zijn de UvA (5,93) en de Erasmus Universiteit (5,89). 6. Studenten met psychische en/of chronische aandoeningen het minst tevreden Studenten met psychische aandoeningen zoals depressie, psychose of een burn-out zijn op alle onderdelen het meest kritisch over hun opleiding. Bijna even ontevreden zijn de studenten met chronische ziektes zoals reuma, astma, ernstuige darmklachten of hartafwijkingen. Ook studenten met ADHD zijn bovengemiddeld ontevreden. Deze drie groepen vormen samen ruim de helft van de studenten met beperkingen. De twee andere grote groepen (studenten met dyslexie/dyscalculie en studenten met autisme) zijn relatief milder in hun kritiek op de opleiding. 16

Bijlage 1: De oordeelsvragen uit de enquête De studentenoordelen die in dit rapport worden gepresenteerd, komen uit een aparte module binnen de Nationale Studentenenquête (NSE). Deze enquête wordt jaarlijks georganiseerd door Stichting Studiekeuze123. Het betreft een apart blok met vragen voor diegenen die aangeven dat zij een functiebeperking, aandoening of ziekte ( beperkingen ) hebben die hen in meer of mindere mate belemmert bij hun studie. Eerst worden vragen gesteld over wélke beperkingen de student heeft; deze bespreken we in bijlage 2. Hier noemen we eerst de oordeelsvragen. V40. Geef aan hoe tevreden je bent over de volgende aspecten ten aanzien van studeren met een beperking aan je opleiding. <1 t/m 5; 1=zeer ontevreden; 5=zeer tevreden; 6=n.v.t.> In 2017 werden bij deze vraag 10 thema s genoemd: a. De voorlichting en informatievoorziening over studeren met een beperking. b. De opvang die je opleiding aan studenten met jouw beperking bij de start van hun studie biedt. d. De geschiktheid van de gebouwen van je opleiding of instelling voor mensen met een beperking. e. De aanpassingen in het onderwijs die je opleiding biedt. f. De mate waarin de docenten en overige medewerkers begrip voor jou hebben. g. De mate waarin de docenten en overige medewerkers voldoende kennis van zaken hebben, zodat zij op een geschikte wijze met jouw beperking omgaan. h. De mate waarin medestudenten begrip voor jou hebben. i. De speciale begeleiding die je tijdens je studie krijgt. j. De digitale toegankelijkheid van je opleiding of instelling (nieuw in 2017). k. De aanpassingen in de toetsing die je opleiding biedt (nieuw in 2017). Tot vorig jaar werd ook nog een andere vraag gesteld. Deze is in 2017 echter geschrapt: c. De beschikbare hulpmiddelen en faciliteiten, voor zover je die nodig hebt? In dit rapport worden de zes onderstreepte vragen gebruikt als kernthema s voor de getoonde grafieken en tabellen. We noemen ze: - Voorlichting = a - Intake = b - Aanpassing onderwijs = e - Docenten - begrip = f - Docenten kennis = g - Begeleiding = i - TOTAAL = Gemiddelde van deze zes. De overige onderwerpen vallen in 2017 buiten de kernthema s: c is niet gemeten, d geldt slechts voor een kleine groep studenten. h (begrip medestudenten) zien wij niet als een prestatie van de opleiding. En de twee nieuwe onderwerpen van 2017 (j en k) lenen zich nog niet voor trendanalyse. 17

Bijlage 2: Van 30 opties naar 7 groepen beperkingen Binnen de NSE wordt aan studenten gevraagd of ze één of meer beperkingen hebben. Zo ja, dan worden er dertig opties genoemd, waarvan ze er meerdere mogen aankruisen. De categorieën vertonen flink wat overlap (gemiddeld kruisen studenten met beperkingen twee opties aan). Voor deze rapportage (zie hfdst 2 en 6) hebben we deze beperkingen in zeven groepen ingedeeld: V35. Heb je een of meer van onderstaande functiebeperkingen, aandoeningen of ziektes? Je kunt meerdere antwoorden aankruisen. Wie geen nee zegt, kan 30 verschillende beperkingen aankruisen. Voor dit rapport zijn ze in 7 groepen gebundeld. Vervolgens worden er over steeds dezelfde beperkingen nog enkele vervolgvragen gesteld: V36. Heb je voor deze beperking een medische verklaring of diagnose? (ja / nee / mee bezig / weet niet) V37. In welke mate belemmert deze beperking je bij de studie? (niet / nauwelijks / een beetje / veel / heel veel) V38. Zijn er voorzieningen bij de instelling waar je studeert om het studeren met deze beperking te vergemakkelijken? (ja/nee) V38.b Indien ja, hoe vaak maak je hier gebruik van? (altijd/ soms/ nooit) V39. In hoeverre ben je tevreden over (deze) voorzieningen? (Zeer ontvreden / ontevreden / neutraal / tevreden / zeer tevreden) Categorie in dit rapport De deelcategotieën uit de NSE-vragenlijst 1 ADHD 1 AD(H)D] 1 ADHD 7 Concentratieproblemen 2 Autisme 3 Autisme of verwante stoornis (bijv. Asperger, PDD-NOS) 3 Dyslexie/Dyscalculie 8 Dyscalculie 3 Dyslexie/Dyscalculie 9 Dyslexie 4 Chronische ziekte 2 Artrose, reuma of andere gewrichtsklachten 4 Chronische ziekte 5 Chronisch vermoeidheidssyndroom (ME) 4 Chronische ziekte 6 Chronische pijnklachten 4 Chronische ziekte 10 Een vorm van kanker 4 Chronische ziekte 12 Epilepsie 4 Chronische ziekte 13 Ernstige darmstoornis (bijv. ziekte van Crohn, colitis) 4 Chronische ziekte 14 Hart- en vaatziekte (bijv. hartaandoening, hoge bloeddruk, v 4 Chronische ziekte 15 Huidaandoening (bijv. eczeem, psoriasis) 4 Chronische ziekte 16 Long- en ademhalingsprobleem (bijv. cara, astma, chronische 4 Chronische ziekte 17 Migraine / ernstige hoofdpijn 4 Chronische ziekte 19 Neurologische aandoening (bijv. MS) 4 Chronische ziekte 24 Spierdystrofie, spasme of andere spierziekte 4 Chronische ziekte 27 Suikerziekte / diabetes 4 Chronische ziekte 28 Vermoeidheid / energietekort 5 Psychische aandoening 11 Eetstoornis (boulimie, anorexia) 5 Psychische aandoening 21 Psychisch probleem / aandoening (bijv. depressie, psychose, 6 Fysieke beperking 4 Auditieve beperking (doof, slechthorend) 6 Fysieke beperking 18 Motorische beperking (lopen, bewegen, gebruik van armen) 6 Fysieke beperking 22 Rolstoelgebonden 6 Fysieke beperking 23 RSI (pijn / tintelingen in armen, nek en rug door veelvuldig 6 Fysieke beperking 25 Andere Stoornis aan bewegingsapparaat (bijv. hernia, verlamm 6 Fysieke beperking 26 Spraak en/of taalproblemen (bijv. stotteren, afasie) 6 Fysieke beperking 29 Visuele beperking (blind, slechtziend) 7 Overige aandoeningen 20 Obesitas (BMI boven de 30) 7 Overige aandoeningen 30 Anders, namelijk [ Studenten kunnen dus bij 30 verschillende beperkingen zes verschillende antwoorden op bovenstaande vragen geven. Dit levert een enorm databestand op, met 180 kolommen. Deze zeer gedetailleerde gegevens zijn echter niet geschikt voor deze samenvattende landelijke rapportage. In dit rapport wordt daarom vooral gebruik gemaakt van vraag 40 (zie bijlage 1). 18

Bijlage 3: De aantallen studenten met een beperking Afgaand op wie de eerste vraag ( Heb je één of meer? ) met JA beantwoordt, zijn dit de aantallen studenten met een beperking. Deze aantallen hebben om verschillende redenen een stevige basis. Eén daarvan is dat studenten als ze JA zeggen, er expliciet mee instemmen dat hun antwoorden - vertrouwelijk met hun opleiding gedeeld kunnen worden. Dit werpt zeker een drempel op. Daarnaast wordt gevraagd of studenten een doktersverklaring of officiële diagnose hebben. Ongeveer 90% van de respondenten heeft die en nog een aantal procenten is daarmee bezig. De groep wordt alleen kleiner als men bepaalde beperkingen niet meetelt (daarvoor zien wij geen basis), of als men alleen de studenten selecteert die expliciet aangeven dat ze door hun beperking(-en) worden belemmerd bij het studeren. Op basis van een diepteboring bij één hogeschool geven we hier twee indicaties voor het effect van zo n selectie naar ernst van de belemmering: - 84% van de studenten met een beperking voelde zich tenminste enigszins belemmerd bij het studeren - 44% van deze groep studenten voelde zich veel of heel veel belemmerd. Voor hoofdstuk 2 en 6 van dit rapport hebben wij gewerkt met de gehele populatie van studenten met een beperking (zie de tabel rechts). Voor de andere hoofdstukken zijn net als vorige jaren de oordelen van een iets kleinere groep studenten gebruikt. Dat zijn de studenten die minstens 6 van 9 vragen uit het enquêteblok hebben beantwoord. Dit betreft in het hbo 80 procent en in het wo 75 procent van de gehele groep. Omdat de samenstelling van de vragenlijst in 2017 gewijzigd is, pakte deze cleaning dit jaar overigens iets minder streng uit dan in andere jaren. Dit heeft echter een zeer geringe invloed op de berekende gemiddeldes. Aantal studenten Aantal met beperking Aandeel absoluut Aandeel gewogen Hbo-bachelors (vt) 2013 142131 20020 14,1% 14,0% 2014 134322 17669 13,2% 13,0% 2015 160523 23449 14,6% 14,5% 2016 169176 26085 15,4% 15,3% 2017 158494 25993 16,4% 16,3% Wo-bachelors (vt) 2013 56778 6018 10,6% 10,4% 2014 43970 4216 9,6% 9,3% 2015 54874 6003 10,9% 10,7% 2016 66092 7491 11,3% 11,2% 2017 59637 6967 11,7% 11,5% Wo-masters (vt) 2013 30210 2498 8,3% 8,2% 2014 24653 1810 7,3% 7,3% 2015 29900 2522 8,4% 8,4% 2016 37884 3455 9,1% 9,1% 2017 33715 3310 9,8% 9,7% 19

Bijlage 4: Relatie 5- en 10-puntsschaal Sinds 2010 wordt binnen de NSE aan studenten gevraagd oordelen te geven volgens een 5-puntsschaal in plaats van rapportcijfers. Voor een begrijpelijke presentatie en een goede historische vergelijking worden al deze oordelen hier alsnog vertaald in rapportcijfers. De conversieformule luidt als volgt: Tienpunts = 1,6 * Vijfpunts + 1,25 Dit leidt tot de volgende omzettingsreeks: Vijfpunts Rapportcijfer 2,4 5,09 2,5 5,25 2,6 5,41 2,7 5,57 2,8 5,73 2,9 5,89 3,0 6,05 3,1 6,21 3,2 6,37 3,3 6,53 3,4 6,69 3,5 6,85 3,6 7,01 3,7 7,17 3,8 7,33 3,9 7,49 4,0 7,65 4,1 7,81 4,2 7,97 Ter vergelijking: Bij de meeste thema s geven studenten in het algemene deel van de Nationale Studenten Enquête scores tussen 3,5 en 3,8. Dit correspondeert volgens bovenstaand conversieschema met rapportcijfers tussen 6,85 en 7,33. 20