ECLI:NL:CRVB:2005:AU2384

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:CRVB:2008:BC1875

ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8776

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863

ECLI:NL:CRVB:2006:AV4219

ECLI:NL:CRVB:2015:4258

ECLI:NL:CRVB:2007:BB1200

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:CRVB:2005:AT1842

ECLI:NL:CRVB:2006:AX1256

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2010

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

ECLI:NL:CRVB:2014:39. Uitspraak. Centrale Raad van Beroep. Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2011:BU3222

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:CRVB:2006:AY8235

ECLI:NL:CRVB:2005:AU7243

ECLI:NL:CRVB:1998:ZB7914

ECLI:NL:CRVB:2017:1859

ECLI:NL:CRVB:2013:1511

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743

ECLI:NL:CRVB:2008:BD7626

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

ECLI:NL:CRVB:2014:3069

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2014:3289

ECLI:NL:CRVB:2014:1620

ECLI:NL:CRVB:2015:501

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2005:AU1806

ECLI:NL:CRVB:2009:BI3465

ECLI:NL:CRVB:2005:AU3585 Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2006:AV2007

ECLI:NL:CRVB:2005:AU0927

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2010:BL9855

ECLI:NL:CRVB:2017:1850

ECLI:NL:CRVB:2017:221

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:CRVB:2005:AT4666

ECLI:NL:CRVB:2017:1883

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:CRVB:2016:766

ECLI:NL:CRVB:2017:2531

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:CRVB:2014:1613

ECLI:NL:CRVB:2015:196

ECLI:NL:CRVB:2017:2739

ECLI:NL:CRVB:2014:2994

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3477

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:CRVB:2009:BI3599

ECLI:NL:CRVB:2011:BP5667

ECLI:NL:CRVB:2005:AT6654

ECLI:NL:CRVB:2015:2164

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2013:1386

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2786

ECLI:NL:CRVB:2010:BM7336

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:CRVB:2008:BC6184

ECLI:NL:CRVB:2015:872

ECLI:NL:CRVB:2016:218

ECLI:NL:CRVB:2010:BM4336

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:2013:2664

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:CRVB:2007:BA0263

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil, omdat sprake zou zijn van een nieuw primair besluit.

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

ECLI:NL:CRVB:2017:2863

ECLI:NL:CRVB:2006:AY9201

ECLI:NL:CRVB:2012:BW7913

ECLI:NL:CRVB:2015:2828

ECLI:NL:CRVB:2006:AV0842 Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2014:430

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3386

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2016:4008

ECLI:NL:CRVB:2010:BL0861

ECLI:NL:CRVB:2017:2617

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2010:BN2061

ECLI:NL:CRVB:2017:95. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1769

ECLI:NL:CRVB:2017:1436

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:CRVB:2012:BX1183

Transcriptie:

ECLI:NL:CRVB:2005:AU2384 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 06-09-2005 Datum publicatie 12-09-2005 Zaaknummer 03/1783 en 03/1898 WAO Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie Schatting WAO. Geschiktheid bij de schatting geselecteerde functies. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak 03/1783 en 03/1898 WAO U I T S P R A A K in de gedingen tussen: [betrokkene], wonende te [woonplaats], betrokkene, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv. Bij besluit van 24 november 1999 heeft het Uwv geweigerd aan betrokkene in aansluiting op de zogeheten wachttijd, die was verstreken op 2 december 1999, uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen omdat betrokkene minder dan 15 % arbeidsongeschikt werd geacht in de zin van de WAO. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit op bezwaar van 2 mei 2000 ongegrond verklaard. Bij haar uitspraak van 26 juli 2001, reg. nr: SBR 00/1058, heeft de rechtbank Utrecht het tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Daarnaast heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten. Partijen hebben in deze uitspraak berust. Het Uwv heeft vervolgens de bezwaren van betrokkene opnieuw ongegrond verklaard bij besluit op

bezwaar van 21 juni 2002, hierna: het bestreden besluit. De rechtbank Utrecht heeft het ingestelde beroep tegen het bestreden besluit bij haar uitspraak van 11 maart 2003, reg. nr: SBR 02/1602, gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten en tot vergoeding van het griffierecht. Namens betrokkene heeft mr. P.A.M. Staal, advocaat te Woerden, op de bij het aanvullend beroepschrift vermelde gronden hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Namens het Uwv is eveneens op de in het aanvullend beroepschrift vermelde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het Uwv heeft bij brief van 11 november 2004 desgevraagd nadere stukken ingediend. Bij brieven van 2 en 31 maart 2005 heeft het Uwv vragen van de Raad beantwoord en diverse stukken ingezonden. De gedingen zijn vervolgens behandeld op de zitting van de Raad van 14 juni 2005 waar namens betrokkene is verschenen mr. P.A.M. Staal voornoemd. Namens het Uwv is verschenen mr. A.H. Rebel. II MOTIVERING Betrokkene heeft zijn werkzaamheden als programmeur/databasebeheerder voor 40 uur per week moeten staken wegens diverse klachten, waaronder klachten aan zijn armen. Blijkens het rapport van 30 september 1999 acht de verzekeringsarts M.M. Stienstra betrokkene met zijn beperkingen aan bovenarm en schouder in staat werk te verrichten waarbij betrokkene frequent pauzes kan nemen en niet zwaar hoeft te tillen. In zijn rapport heeft hij voorts vermeld: Belanghebbende is doof voor 77% bdz vanaf zijn geboorte. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd en is het in rubriek I van deze uitspraak genoemde besluit van 24 november 1999 genomen. Naar aanleiding van het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft bezwaarverzekeringsarts I.L. Hoornstra in verband met de slechthorendheid van betrokkene aanvullende beperkingen vastgesteld ten aanzien van de communicatie en het aspect lawaai (aspect 28I op het FIS-formulier). Zo is op het FIS-formulier van 23 maart 2000 door de bezwaarverzekeringsarts aangegeven dat communicatie alleen goed mogelijk is in een stille omgeving. Voorts is op dat formulier aangegeven dat er niet voortdurend eisen aan het gehoor dienen te worden gesteld. Volgens het rapport van 17 april 2000 van bezwaararbeidsdeskundige G. Huisman, mede ondertekend door bezwaarverzekeringsarts Hoornstra, kan betrokkene goed communiceren in een één op één situatie, kan hij goed liplezen en kan hij met een telefoon met regelbare geluidsterkte overweg. Naar aanleiding van het aangepaste belastbaarheidspatroon zijn betrokkene de functies van planner/werkvoorbereider, functiebestandscode (hierna: fb-code) 0283, apparatenbouwer (fb-code 8526) en opbouwer (fb-code 8462) voorgehouden. Bij het besluit op bezwaar van 2 mei 2000 is het primaire besluit gehandhaafd. De rechtbank Utrecht heeft het beroep tegen genoemd besluit op bezwaar gegrond verklaard en dit besluit vernietigd bij haar uitspraak van 26 juli 2001, kenmerk SBR 00/1058. De functies van planner/werkvoorbereider (fb-code 0283) en van opbouwer (fb-code 8462) konden naar het oordeel van de rechtbank niet (zonder meer) aan de schatting ten grondslag worden gelegd. Ten aanzien van de functie van apparatenbouwer (fb-code 8526) heeft de rechtbank ten overvloede overwogen dat zij betwijfelt of betrokkene aan de daaraan gestelde opleidings- en ervaringseisen voldoet.

Aan het thans betreden besluit ligt het standpunt ten grondslag dat betrokkene gezien zijn beperkingen in staat moet worden geacht de voor hem door de bezwaararbeidsdeskundige D. Klazema blijkens het - tevens door de bezwaarverzekeringsarts I.L. Hoornstra ondertekende - rapport van 26 oktober 2001 nader geselecteerde functies van rayonmanager/artsenbezoeker (fb-code 4611), apparatenbouwer (fb-code 8526), kostprijscalculator (fb-code 3391) en commercieel medewerker (fbcode 3936) te vervullen, waarmee hij een inkomen kan verwerven op basis waarvan een verlies aan verdiencapaciteit resulteert van minder dan 15%. De rechtbank Utrecht heeft in haar uitspraak van 11 maart 2003 geoordeeld dat de functie rayonmanager/artsenbezoeker (fb-code 4611) in medisch opzicht niet passend kan worden geacht voor betrokkene. De rechtbank achtte gelet op de mate van de schriftelijke en telefonische contacten in de functie van commercieel medewerker binnendienst onvoldoende gemotiveerd dat die functie aan betrokkene zou kunnen worden voorgehouden. Daarmee kan de functie commercieel medewerker (fbcode 3936), waarvan de functie van commercieel medewerker binnendienst deel uit maakt, naar het oordeel van de rechtbank niet aan de schatting ten grondslag worden gelegd. De overige twee functies achtte de rechtbank in medisch en arbeidskundig opzicht passend voor betrokkene. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de eis dat de schatting gebaseerd dient te zijn op tenminste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Het Uwv is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de functie van commercieel medewerker (fb-code 3936) niet geschikt is voor betrokkene. Naar aanleiding van vragen van de Raad heeft het Uwv zich op basis van het rapport van 23 februari 2005 van P. Kars, bezwaararbeidsdeskundige, nader op het standpunt gesteld dat gelet op de beperkingen van betrokkene deze functie in medisch opzicht niet passend is te achten voor betrokkene. In de plaats daarvan heeft het Uwv de functie van werkvoorbereider bouwkundig (fb-code 0333) aan de schatting ten grondslag gelegd. Het Uwv baseert de schatting aldus uiteindelijk op de functies van apparatenbouwer (fb-code 8526), kostprijscalculator (fb-code 3391) en werkvoorbereider bouwkundig (fb-code 0333). Betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de functies van apparatenbouwer (fb-code 8526) en kostprijscalculator (fb-code 3391) in medisch en arbeidskundig opzicht passend zijn te achten voor betrokkene. De functie van werkvoorbereider bouwkundig (fb-code 0333) acht betrokkene evenmin geschikt. De Raad overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit en ook de Raad gaat daarvan uit. De Raad overweegt het volgende met betrekking tot de aan betrokkene voorgehouden functies. Uit de verkorte functieomschrijving van de functie apparatenbouwer (fb-code 8526) blijkt dat onder leiding van een marktgroepleider op één van de vier ontwikkelafdelingen met 5 à 150 medewerkers zo zelfstandig mogelijk binnen zelfsturende teams wordt gewerkt. Het werk bestaat onder meer voor 35% uit het samen bouwen van proto-typen en nul series en voor 15% uit het ontwerpen van en het hebben van overleg over apparatuur. Gelet op de combinatie van het zelfsturend zijn van de teams en het samen bouwen van de producten acht de Raad het onvoldoende aannemelijk dat binnen deze functie steeds kan worden voldaan aan de uit de gehooraandoening van betrokkene voortvloeiende beperking die met zich brengt dat communiceren voor betrokkene alleen goed mogelijk is in een stille ruimte in een één op één situatie. Daargelaten de grief inzake de opleidings- en ervaringseisen, is de Raad van oordeel dat de functie reeds om de hiervoor vermelde redenen niet aan betrokkene kan worden voorgehouden. Wat betreft de functie van kostprijscalculator (fb-code 3391) heeft betrokkene naar voren gebracht dat bij aspect 28H op de verwoording functiebelasting als toelichting is vermeld: Onjuiste offerte

geeft groot financieel verlies of geen werk. Betrokkene acht het afbreukrisico in verband met het gegeven dat 40% van de tijd wordt besteed aan objecten opnemen bij potentiële opdrachtgevers, gelet op zijn gehoorbeperking een te groot risico. De Raad is met betrokkene van oordeel dat deze functie hem niet kan worden voorgehouden nu uit beide bij voormelde fb-code behorende functieomschrijvingen blijkt dat overleg met de eventuele opdrachtgever van belang is voor het verkrijgen van de opdracht en het afbreukrisico daarmee samenhangt. Zo is in de verkorte functieomschrijving (bij functienummer 9821-0239-004) onder meer vermeld: Neemt het werkprogramma met de opdrachtgever door. Moet hierbij goed de wensen van de klant kunnen onderkennen en deze vertalen naar de mate van dienstverlening, mede i.v.m. inzet personeel en schoonmaakfrequentie. Daarbij maakt bezoek aan allerlei locaties onderdeel uit van deze functie zodat niet vast staat of steeds in een stille omgeving gecommuniceerd kan worden, hetgeen met het oog op het afbreukrisico te meer van belang is. De Raad komt gezien het voorgaande tot de conclusie dat de functie niet passend is te achten voor betrokkene. In de functie van werkvoorbereider bouwkundig (fb-code 0333) ziet de Raad geen omstandigheden waardoor de communicatie niet zou kunnen plaatsvinden in een stille omgeving in een één op één situatie. Er vindt volgens de verkorte functieomschrijving enkel overleg plaats met de projectleider. Wat betreft de overschrijding op het aspect reiken acht de Raad de gegeven motivering aanvaardbaar. Betrokkene is volgens het belastbaarheidspatroon in staat om 150 maal 60 cm te reiken. Nu 70 cm reiken slechts 20 tot 30 maal voor komt binnen de functie en overigens 50 cm wordt gereikt, acht de Raad deze functie passend voor betrokkene. De Raad komt tot de slotsom dat de onderhavige schatting niet voldoet aan de in artikel 4, eerste lid, van het Schattingsbesluit WAO, WAZ en Wajong (Stb. 1997, 801), zoals dat luidde ten tijde in geding, gestelde eis dat de arbeid nader dient te worden omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies, welke tezamen 30 arbeidsplaatsen dienen te vertegenwoordigen, waarmee het hoogste inkomen per uur kan worden verworven. Gezien het voorgaande faalt het hoger beroep van het Uwv en slaagt het hoger beroep van betrokkene, hetgeen tot de conclusie leidt dat de aangevallen uitspraak waarbij het bestreden besluit is vernietigd voor bevestiging in aanmerking komt, zij het met verbetering van gronden nu ook de functies van apparatenbouwer (fb-code 8526) en kostprijscalculator (fb-code 3391) niet aan betrokkene kunnen worden voorgehouden. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op 644,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. III. BESLISSING Bevestigt de aangevallen uitspraak; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag groot 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een griffierecht van 414,- wordt geheven. Aldus gegeven door mr. C.W.J. Schoor in tegenwoordigheid van mr. J.E. Meijer als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2005. (get.) C.W.J. Schoor.

(get.) J.E. Meijer. BKH