1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

Vergelijkbare documenten
x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Arbeidsdeelname van paren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Beroepsbevolking 2005

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Meer ouderen langer werkzaam

8. Werken en werkloos zijn

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Eindexamen maatschappijleer vwo 2006-I

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Meer ouderen aan het werk. Hendrika Lautenbach en Marc Cuijpers

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Jongeren op de arbeidsmarkt

Werkzaam als zzp er. huishoudensprognose

M Opleidingsniveau in MKB stijgt

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

9. Werknemers en bedrijfstakken

Werkgelegenheid en arbeidsmarkt

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

M Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Weinig mensen sociaal aan de kant

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Monitor Economie 2018

Hoge werktevredenheid geen garantie voor doorwerken tot pensioen

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Uit huis gaan van jongeren

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Mei 2007

Trends in arbeidsomstandigheden, 2004

Meer of minder uren werken

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

De arbeidsmarkt: crisistijd en trends

Ouders op de arbeidsmarkt

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

Gebruik van kinderopvang

Arbeidsmarkt in vogelvlucht

Dordrecht in de Atlas 2013

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Bijlage B3. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Ans Merens

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Vacatures in de industrie 1

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Aanbod van arbeid 2012

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2008

Werkgelegenheidscijfers gemeente Geldermalsen

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2013

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Maart 2013

VROUWEN EN MANNEN BIJ AKZO NEDERLAND

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Februari 2008

Kortetermijnontwikkeling

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei vergelijkbaar met tweede helft jaren negentig

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Overzichtsrapport SER Gelderland

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Participatie in arbeid

Artikelen. Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, Wilmie Weltens

12. Vaak een uitkering

Diversiteit binnen de loonverdeling

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Transcriptie:

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse man iedere doordeweekse dag s morgens de deur achter zich dicht om voor zijn gezin de kost te gaan verdienen. Zijn vrouw bleef thuis om het huishouden te doen en voor de kinderen te zorgen. Als de man s avonds weer thuis kwam, was het huis aan kant en stond het eten klaar, zodat hij van zijn welverdiende rust kon genieten en de volgende ochtend weer fit aan het werk kon. Dertig jaar later is deze traditionele mannelijke kostwinner met een regelmatige voltijdbaan en een vrouw die voor het huishouden en de kinderen zorgt, zeker niet uitgestorven. Maar representatief als hij rond 1975 was voor de beroepsbevolking, neemt hij thans een minderheidspositie in. Tegenwoordig bestaat minder dan een kwart van de huishoudens met een arbeidsinkomen uit eenverdieners; in ruim driekwart van de gevallen hebben beide partners een eigen arbeidsinkomen. In dertig jaar tijd heeft de arbeidsmarkt een ware metamorfose doorgemaakt. In dit inleidende hoofdstuk worden in vogelvlucht de belangrijkste verschillen tussen de arbeidsmarkt van 1975 en die in het eerste decennium van de 21 e eeuw geschetst. Paragraaf 1.1 vergelijkt de beroepsbevolking van 1975 met die van het jaar 2003. In paragraaf 1.2 wordt de aard van de werkgelegenheid in beide jaren vergeleken. 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 Deze paragraaf gaat over de personen op de arbeidsmarkt, de beroepsbevolking. In de volgende paragraaf komt het werk dat zij doen aan de orde.

12 Perspectief op de arbeidsmarkt Vrouwen op de arbeidsmarkt Tabel 1.1 laat zien hoe de beroepsbevolking in 1975 en in 2003 verdeeld was naar sekse, leeftijd, herkomst en opleidingsniveau. Onder beroepsbevolking vallen alle personen van 15-64 jaar die betaald werk hebben of op zoek zijn naar betaald werk. In 1975 ging het om iets minder dan vijf miljoen personen, in 2003 om 7,5 miljoen personen. De beroepsbevolking is in deze periode dus met meer dan de helft gegroeid. Een eerste opvallende verschil als men de beroepsbevolking van 1975 vergelijkt met die van 2003, is dat de arbeidsparticipatie van vrouwen enorm is toegenomen. In 1975 maakten vrouwen iets meer dan een kwart van de beroepsbevolking uit; in 2003 was dit 42 procent. Anders gezegd: in 1975 stonden tegenover twee vrouwen op de arbeidsmarkt meer dan vijf mannen; in 2003 waren dit minder dan drie mannen. Een tweede opvallende verschil betreft de ontgroening van de beroepsbevolking: het aandeel van jongeren onder 25 jaar is gehalveerd van een op de vier tot een op de acht. In de periode tussen Tabel 1.1 Samenstelling van de beroepsbevolking (% van totaal) in 1975 en 2003. 1975 2003 totaal (x 1.000) (= 100%) 4.927 7.510 mannen 73 58 vrouwen 27 42 15-24 jaar 24 12 25-49 jaar 57 67 50-64 jaar 19 21 Nederlands/autochtoon* 96 83 niet-nederlands/allochtoon 4 17 Turks/Marokkaans 2 3 Surinaams/Antilliaans. 3 overig allochtoon 2 11 laag opgeleid 74 28 middelbaar opgeleid 15 43 hoog opgeleid 11 29 *Cijfers over etnische achtergronden in kolom 1975 hebben betrekking op 1979. Bron: cbs (Statline: Beroepsbevolking)

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 13 1975 en 2003 was er echter nauwelijks sprake van vergrijzing van de beroepsbevolking. Het aandeel 50-plussers nam slechts heel licht toe. De sterkste groei deed zich derhalve voor in de leeftijdsgroep van 25-49 jaar. Een derde verschil is de groei van het aandeel allochtonen: in 1979 (voor het jaar 1975 zijn geen gegevens beschikbaar) had slechts een op de 25 werkenden een andere dan de Nederlandse nationaliteit; in 2003 was een op de zes werkenden allochtoon. Hierbij dient opgemerkt te worden dat allochtonen met de Nederlandse nationaliteit (waaronder Surinamers en Antillianen) in 1979 nog niet apart werden geteld; het cijfer voor 1979 is dus een onderschatting van het werkelijke aantal. Het vierde grote verschil tussen de beroepsbevolking van 1975 en van 2003 in tabel 1.1 betreft de sterke stijging van het opleidingsniveau. In 1975 bestond liefst driekwart van de beroepsbevolking uit laagopgeleiden, met ten hoogste een diploma op het niveau van lager secundair onderwijs, dat overeen komt met het huidige vmbo-niveau. In 2003 was dit nog maar iets meer dan een kwart. Het aandeel hoogopgeleiden, met een hbo-diploma of academische titel, is in dezelfde periode verdrievoudigd van 11 naar 29 procent. Samengevat bestond de beroepsbevolking in 1975 hoofdzakelijk uit autochtone laagopgeleide mannen tussen 25 en 49 jaar. In 2003 is dit nog steeds een van de grootste groepen op de arbeidsmarkt, maar vormen ook vrouwen en allochtonen een belangrijk deel van de beroepsbevolking. Het gemiddelde opleidingsniveau is aanzienlijk hoger geworden. Verkleuring beroepsbevolking Waarmee vulden mannen en vrouwen in 1975 en aan het begin van de 21 e eeuw hun tijd? Tabel 1.2 geeft een beeld van de tijdsbesteding van werkenden en huisvrouwen in 1975 en aan het begin van de 21 e eeuw. De veranderingen die zich hierin hebben voorgedaan Tabel 1.2 Tijdsbesteding, 1975 en 2000/2003 1975 2000/2003 arbeidsuren per jaar: voltijdwerknemers 1.876 1.721 alle werknemers 1.653 1.317 uren per week: arbeid voltijdwerknemers 40,0 38,4 huishouden werkenden 12,6 15,9 huishouden huisvrouwen 35,2 31,2 Bron: cbs (Statline: Beroepsbevolking); scp (Tijdsbestedingsonderzoek)

14 Perspectief op de arbeidsmarkt zijn betrekkelijk klein. In 1975 werkte iemand met een volledige baan gemiddeld 40 uur per week en 1.876 uur per jaar. In 2003 was de werkweek slechts iets korter geworden, namelijk 38,4 uur, terwijl het aantal uren in een jaar iets sterker was verminderd, maar toch niet bijzonder veel. Alleen als men ook de werkenden met een deeltijdbaan in het beeld betrekt, is de afname van de jaarlijkse arbeidsduur fors te noemen: van 1.653 uur in 1975 naar 1.317 uur in 2003. Dit komt echter niet zozeer doordat men korter is gaan werken, maar eerder doordat er veel mensen met een deeltijdbaan zijn bijgekomen (zie hierna). Ook de tijd die men aan het huishouden besteedt, laat geen al te grote verschuivingen zien. In 1975 besteedde een werkende, naast het betaalde werk, gemiddeld bijna dertien uur per week aan het huishouden; in 2000 was dit toegenomen tot bijna zestien uur. Huisvrouwen zijn daarentegen minder tijd aan het huishouden gaan besteden: 35 uur in 1975 en 31 uur in 2000. Hierbij dient men wel te bedenken dat het aantal huisvrouwen (zonder betaalde baan) in deze kwart eeuw sterk is afgenomen, terwijl zich onder de werkenden steeds meer (gehuwde) vrouwen bevinden. Gelijkblijvend aandeel werknemers Sterke groei deeltijdwerk 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 Wat is tussen 1975 en 2003 veranderd in de aard van het werk dat de werkenden doen? Tabel 1.3 geeft hiervan een indruk. Allereerst blijkt het percentage van werkenden met een dienstverband (d.w.z. werknemers) in deze periode niet te zijn veranderd. In beide jaren ging het om 85 procent. Dit wil zeggen dat slechts een op de zes à zeven als zelfstandige werkt. Onder de werkenden in loondienst is het percentage dat geen vaste aanstelling heeft echter bijna verdubbeld. Toch ging het ook in 2003 nog altijd om minder dan een op de tien werkenden. De meest opvallende verandering is de sterke toename van het aandeel deeltijdbanen. In 1975 had ongeveer een op de zes werknemers een deeltijdbaan, in 2003 waren dit er meer dan twee op de vijf. Hierbij past wel de opmerking dat in 1975 alleen de vaste banen werden ingedeeld in voltijd- en deeltijdbanen, terwijl dit in 2003 voor alle banen in loondienst gold. Als we inzicht willen krijgen in de aard van het werk, dan ligt het voor de hand allereerst te kijken naar de economische sector waarin men werkt. In 1975 hadden twee op iedere vijf werkenden een baan in een traditionele productiesector, zoals de landbouw, de industrie en de bouwnijverheid. In 2002 was dit nog slechts een op de vier werkenden. Steeds meer werkenden hebben een baan in de financiële of zakelijke dienstensector, in de quartaire sector (onderwijs, zorg en welzijn) of bij de overheid: in 1975 een op de

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 15 Tabel 1.3 Aard van de werkgelegenheid (in % van totaal), rond 1975 en 2003 A. Dienstverband 1975 2003 banen in loondienst 85 85 vaste banen 81 76 flexibele banen 5 9 voltijdbanen 67 46 deeltijdbanen 14 39 zelfstandigen 15 15 B. Sector 1975 2002 landbouw en visserij 6,2 3,4 industrie, delfstoffenwinning, nutsbedrijven 25,0 15,1 bouwnijverheid 9,7 7,4 handel, horeca, reparatie 19,1 19,2 vervoer, opslag, communicatie 6,5 6,3 financiële en zakelijke diensten 10,6 19,9 overheid en quartaire dienstverlening 23,0 28,6 C. Functieniveau 1977 2002 elementair 8 7 lager 28 23 middelbaar 39 39 hoger + wetenschappelijk 25 30 D. Arbeidsomstandigheden 1977/1980 2003 lichamelijk zwaar werk 21 20 vuil werk 22 19 stank 12 8 gevaarlijk werk 10 6 lawaai 29 18 in hoog tempo werken 36 41 eentonig werk 12 7 zich kunnen ontplooien 67 75 Bron: cbs (Statline: Tijdreeksen nationale rekeningen; Arbeidsrekeningen; Beroepsbevolking; Arbeidsomstandigheden); Huijgen et al., 1989 drie en in 2002 bijna de helft van de werkenden. Het werkgelegenheidsaandeel van alle dienstverlenende sectoren samen nam toe van 59 procent naar 74 procent. Van iedere vier werkenden zijn er tegenwoordig dus drie in de dienstensector te vinden. Een tweede indicator voor de aard van het werk is het functieniveau. In de tabel is te zien dat het gemiddelde functieniveau tussen 1977 en 2002 is gestegen, maar de verandering is minder groot dan Verschuiving van productiesector naar dienstensector

16 Perspectief op de arbeidsmarkt Toename werkdruk men wellicht zou denken. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat de indeling van functies in 1977 verschilde van die in 2002, zodat de cijfers voor beide jaren niet geheel vergelijkbaar zijn (zie hoofdstuk 2). Het aandeel van de twee laagste functieniveaus is teruggelopen van 36 naar 30 procent en het aandeel van de hogere en wetenschappelijke functies is gestegen van 25 naar 30 procent. Als men dit vergelijkt met de zeer sterke stijging in het opleidingsniveau van de beroepsbevolking (zie par. 1.1) mag deze stijging van het functieniveau zeer bescheiden worden genoemd. Een derde indicator voor veranderingen in de aard van het werk betreft de arbeidsomstandigheden. Bij alle beoordelingsaspecten op een na waren de arbeidsomstandigheden in 2003 beter dan een kwart eeuw daarvoor. Toch zijn bij de meeste aspecten de veranderingen niet bijzonder groot. Het aandeel van de werkenden dat te maken heeft met lichamelijk zwaar werk, vuil, stank of gevaarlijk werk is met hooguit vier procentpunten afgenomen. Bij lawaai en eentonig werk was de afname wat groter, maar bij lawaai is dit grotendeels het gevolg van een wijziging in de vraagstelling. In dezelfde periode is het aandeel dat zegt zich in zijn werk te kunnen ontplooien duidelijk groter geworden. Bij een van de aspecten is sprake van een verslechtering: het percentage dat in een hoog tempo moet werken, is gestegen. Wordt rekening gehouden met de wijziging in de vraagstelling, dan is deze stijging bovendien aanzienlijk groter dan in de tabel aangegeven, namelijk meer dan 20 procentpunten. Zie voor de ontwikkelingen in de arbeidsomstandigheden ook paragraaf 2.2.3. In de aard van het werk hebben zich tussen de jaren zeventig en nu drie belangrijke veranderingen voorgedaan. Er zijn veel meer deeltijdbanen en flexibele banen gekomen, een steeds groter deel van het werk bevindt zich in de dienstensector, en de kwaliteit van het werk is verbeterd, zowel afgemeten aan het functieniveau als aan de arbeidsomstandigheden. Dit is wel samengegaan met een stijging van het werktempo. Samenvatting» In dit hoofdstuk is een aantal belangrijke veranderingen in de arbeidsmarkt sinds het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw de revue gepasseerd.» In 1975 bestond de beroepsbevolking hoofdzakelijk uit autochtone laagopgeleide mannen tussen 25 en 49 jaar. In 2003 is het aandeel van deze groep sterk verminderd en is hun gemiddelde opleidingsniveau beduidend gestegen. Daarnaast maken ook vrouwen en allochtonen tegenwoordig een belangrijk deel van de beroepsbevolking uit. De oververtegenwoordiging van de

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 17 leeftijdsgroep 25-49 is echter nog groter geworden, doordat het aandeel van jongeren in de beroepsbevolking is gehalveerd.» Veel minder veranderingen hebben zich voorgedaan in de tijdsbesteding. Zowel de wekelijkse als de jaarlijkse arbeidsduur van werkenden met een volledige baan is tussen 1975 en 2003 niet veel korter geworden. Wie betaald werk heeft, besteedt thans gemiddeld drie uur per week meer aan het huishouden, tegenover huisvrouwen die vier uur minder zijn gaan besteden.» In de aard van het werk hebben zich tussen de jaren zeventig en nu drie grote veranderingen voorgedaan. Een eerste verandering is dat er veel meer deeltijdbanen en flexibele banen zijn gekomen; het aandeel zelfstandigen is echter niet veranderd. Een tweede verandering is dat het aandeel van de dienstensector in de totale werkgelegenheid is gegroeid tot 74 procent. Een derde verandering is de verbetering van de kwaliteit van het werk, vooral tot uitdrukking komend in de stijging van het gemiddelde functieniveau en in mindere mate in de afname van het aandeel werkenden met ongunstige arbeidsomstandigheden (fysieke belasting, vuil, lawaai, stank, gevaar en eentonigheid). Dit is wel samengegaan met een stijging van het werktempo.