Uitwerking examen 2016 1 e tijdvak Let op: het is noodzakelijk om de formule op te schrijven en duidelijk aan te geven welke grootheid er wordt uitgerekend!! Vraag 1. (vanaf een frequentie van) 20000 Hz of 20 khz aangezien de vraag fout is gesteld kreeg iedereen hier 1 punt Vraag 2. D 1 aangezien de vraag fout is gesteld kreeg iedereen hier 1 punt Vraag 3. B 1 Vraag 4. s = 0,60 m; op het display 0,3 m ingekleurd v geluid 288K = 340 m/s t = 1,76 ms = 0,00176 s s = v x t 340 x 0,00176 = 0,5984 m (heen en terug) dus s = 0,5984 / 2 = 0,3 m Het lampje van 0,3 m moet daarom worden ingekleurd. Maximumscore 5 noteren van de geluidssnelheid bij 288 K 1 omrekenen van ms naar s 1 gebruik van de formule s = v x t 1 inkleuren van de helft van de berekende afstand op het display 1 Vraag 5. (T =) 15 ( C) 1 Vraag 6. groter, korter, te klein 3 Als de kandidaat kiest voor: - kleiner, langer, te groot 2 scorepunten toekennen - groter, langer, te groot 2 scorepunten toekennen - kleiner, korter, te klein 1 score punt toekennen - groter, korter, te groot 1 scorepunt toekennen Vraag 7. - indien drie rijen juist 2 - indien twee rijen juist 1 - indien een of geen rijen juist 0
Vraag 8. snelheidsafname = 7,7 km/h methode 1 eerste plaatje: v = s / t = 20 / 1,4 = 14,29 m/s tweede plaatje: v = s / t = 17 / 1,4 = 12,14 m/s het snelheidsverschil is 14,29 12,14 = 2,15 m/s = 7,7 km/h (2,15 x 3,6) methode 2 het verschil in afstand is 3 m in 1,4 s v = s / t = 3 / 1,4 = 2,14 m/s = 7,7 km/h gebruik van de formule v = s / t 1 omrekenen naar km/h 1 Vraag 9. De stopafstand is 14 (m korter) stopafstand bij 50 km/h: 32 m stopafstand bij 34 km/h: 18 m De stopafstand is hierdoor 32 18 = 14 m korter juist aflezen van de stopafstanden bij 50 km/h en 34 km/h 1 berekenen van het afstandsverschil 1 Vraag 10. A 1 Vraag 11. spoel en (electro)magneet spoel 1 (electro)magneet 1 Opmerking Stator en rotor goed rekenen Vraag 12. E = P x t P = E / t = 2,7 x 10 9 / 60 = 45000000= 45 MW gebruik E = P x t 1 juist omrekenen van de tijd 1 Vraag 13. P af = 18 MW n = P af / P op x 100% 40 = P af / 45 x 100% P af = 0,40 x 45 = 18 MW gebruik van de formule n = P af / P op x 100% 1
Vraag 14. C 1 2 x 10 8 x 0,10 = 20 miljoen euro 500 / 20 = 25 jaar, dus antwoord C Vraag 15. 1 voorbeelden van goede antwoorden zijn: - deze energie is altijd aanwezig - er zijn geen fossiele brandstoffen nodig - er is geen uitstoot van verbrandingsgassen Vraag 16. traagheid 1 Vraag 17. v = 60 (m/s) E bew = 0,5 x m x v 2 39 x 10 6 = 0,5 x 21900 x v 2 v 2 = 39 x 10 6 / 10950 = 3561,6 v = 3561,6 = 60 m/s gebruik van de formule E bew = 0,5 x m x v 2 1 Vraag 18. F A = 240 kn (met een marge van 20 kn) juist ontbinden van de remkracht 1 juist opmeten van de vector 1 bereken en noteren van F A 1 Opmerking Als de kandidaat geen juiste constructie heeft gemaakt, voor deze vraag geen scorepunten toekennen. Vraag 19. B 1
Vraag 20. voorbeelden van juiste combinaties: - koolstofdioxide, (versterkt) broeikaseffect - stikstofoxiden, zure regen / smog - zwaveloxiden, zure regen Het scorepunt alleen toekennen als beide antwoorden juist zijn. Als de kandidaat als verbrandingsgas roet noemt, voor deze vraag geen scorepunt toekennen. Vraag 21. Voorbeelden van juiste antwoorden: - Bij het opwekken van elektrische energie (met conventionele energiecentrales) komen verbrandingsgassen vrij. - Er is alleen een milieuvoordeel als de benodigde energie duurzaam wordt opgewekt. Vraag 22. C 1 Vraag 23. m = 213 kg aluminium = 2,7 g/cm 3 79 dm 3 = 79000 cm 3 = m / V m = x V = 2,7 x 79000 = 213300 g opzoeken en noteren van de dichtheid van aluminium 1 gebruik van de formule = m / V 1 Vraag 24. 1 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: - corrosiebestendig / weersbestendig / onderhoudsvrij - gemakkelijk te vormen / te bewerken - krasbestendig - vormvast Vraag 25. t = 1,2 h v = s / t t = s / v = 120 / 100 = 1,2 uur gebruik van de formule t = s / v 1 Vraag 26. F = m. a 1 rolwrijving 1
Vraag 27. Voorbeeld van een juist antwoord: juiste symbolen voor LED, batterij en weerstand 1 de symbolen in serie aangesloten met de LED in de juiste oriëntatie 1 Als de kandidaat geen gesloten circuit tekent, maximaal 1 scorepunt toekennen. Als de kandidaat een lampje in plaats van een LED tekent, voor deze vraag maximaal 1 scorepunt toekennen. Vraag 28. Sluit Donna de LED andersom aan, dan zal de LED geen stroom doorlaten en dus geen licht geven. juist inzicht dat de LED maar in één richting stroom doorlaat 1 juiste conclusie Vraag 29. 1 Voorbeelden van juiste antwoorden: - De weerstand zorgt ervoor dat de stroomsterkte niet te groot is. - De weerstand verdeelt de spanning (over de LED en de weerstand) Vraag 30. A 1 Vraag 31. eerste rij juist 1 tweede rij juist 1 Vraag 32. P = 0,0675 W P = U x I = 4,5 x 0,015 = 0,0675W gebruik P = U x I 1 Vraag 33. R = 300 Ω R = U / I = 4,5 / 0,015 = 300 Ω gebruik R = U / I 1
Vraag 34. A 1 de verhouding R weerstand : R Led = 2 : 1 deze verhouding geldt dan ook voor de spanning U weerstand : U Led = 2 : 1 U Led = 1/3 x 4,5 Volt = 1,5 Volt Vraag 35. n = 13 (windingen) n p / n s = U p /U s 500 / n s = 230 / 6 n s = 13 gebruik van de formule n p / n s = U p /U s 1 Vraag 36. even groot als, kleiner dan 1 Opmerking Het scorepunt alleen toekennen als beide keuzes juist zijn. Vraag 37. C 1 Vraag 38. Voorbeeld van een goede grafiek juist indelen van de beide assen 1 juist uitzetten van de meetpunten 1 een rechte tussen (0,0;18) en (10,0;78) en een rechte tussen (10,0;78) en (15,0;78) 1 Het eerste scorepunt alleen toekennen als beide assen een juiste indeling hebben. Als minder dan 2/3 van de verticale en/of horizontale as is gebruikt het eerste scorepunt niet toekennen. Als één meetpunt niet juist is ingetekend, hier geen scorepunt voor aftrekken. Als de kandidaat bij t = 10 minuten de grafiek in een boogje laat lopen, dit niet fout rekenen.
Vraag 39. Na 10 minuten is de alcohol aan het koken. Bij koken gaat de vloeistof over in gasvorm. Dit is een faseovergang, wat een natuurkundig proces is. notie dat er sprake is van koken / een faseovergang 1 dit is een natuurkundig proces 1 Vraag 40. C 1 E = P x t = 20 x (15 x 60) = 18000 J Vraag 41. schaal 1 cm ^ 750 N 1 2,5 cm ^ 1875 N 1 cm ^ 1875 / 2,5 = 750 N Vraag 42. M links = M rechts F x l 1 = F x l 2 1875 x 62 = F x 135 F = (1875 x 62) / 135 = 861 N gebruik van de formule M = F x l 1 toepassen van de momentenwet (M links = M rechts ) 1 Vraag 43. W = 69 Nm of W = 69 J W = F x s W = 861 x 0,08 = 69 Nm gebruik W = F x s 1