Verslag van reakties uit de zaal tijdens het seminar 6-11-2003 Nationaal Seminarie ESF-EQUAL Introductie Pieter Stroink, directeur Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Dhr. Van Wijk (CFI) vroeg aandacht voor de aanzienlijke uitvoeringslast, waar met name de scholen mee te maken hebben. De financiële verantwoordingssystematiek sluit niet aan op de systematiek zoals de scholen gebruiken. Bovendien wees hij op het grote aantal controles waar projecten mee te maken hebben. Presentatie Jos Mevissen, directeur onderzoeksbureau Regioplan. Desgevraagd meldde dhr. Mevissen dat de aanbevelingen op basis van een breed onderzoek tot stand zijn gekomen. Interviews waren hier een deel van. Mw. Beimers (BZK) vroeg of uit het onderzoek is gebleken hoe Doelstelling 2 in de Doelstelling 3 is neergeslagen. Dhr. Mevissen gaf aan dat de match tussen de regio s en ESF3 moeilijk is geweest. Beide programma s zijn weinig met elkaar opgelopen. Dhr. Gravenmaker stelde de vraag of het personeelsbeleid waar dhr. Mevissen op doelde ook gericht is op het ouderenbeleid. Dhr. Mevissen bevestigde dat het behouden van mensen voor de arbeidsmarkt (vrouwen, ouderen etc.) een doel is dat met ESF gesubsidieerd kan worden. Dit moet echter niet alleen door opleiding van de doelgroep worden bewerkstelligd, maar ook door het scholen van het management in het omgaan met oudere werknemers. Dhr. Stroink voegde daaraan toe dat in het kader van de Wet SAMEN op een zelfde manier afspraken worden gemaakt over de positie van allochtonen in de bedrijven. Tevens gaf hij aan dat de regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid een rol kunnen spelen in het samenbrengen van vraag en aanbod. Dhr. R. Dirkse van directie AVB, ministerie SZW, stelde de vraag of ook is onderzocht welke geldstromen de gemeenten gebruiken als ze geen ESF aanvragen? Dhr. Mevissen gaf aan dat het onderzoek niet zo ver is gegaan. Presentatie Jaap de Koning van het onderzoeksbureau SEOR, Erasmus Universiteit Rotterdam. Naar aanleiding va n de gesignaleerde problemen rond de definitie van innovatie vroeg dhr. Pluckel (IPO) zich af of de oorzaak hiervan bij EC, SZW of AG lag. Dhr de Koning gaf aan dat de EC enige vrijheid heeft gelaten in het vormgeven van de innovatie-eis. Over de innovatie en de selectieprocedure die daarbij hoort had de EC wellicht iets meer duidelijkheid kunnen geven. Het is echter aan Nederland om de precieze procedure vorm te geven. Dhr. Geelhoed vroeg vervolgens hoe dit in andere landen wordt vormgegeven. Dhr. De Koning gaf aan dat het probleem niet alleen in Nederland speelt, maar ook in andere landen. Een aantal landen heeft wel een betere selectieprocedure
Dhr. Op de Beke informeerde of onderzocht is of de afgewezen projecten wellicht innovatiever waren. Dhr. De Koning gaf aan dat die suggestie niet uit het onderzoek is gekomen. Aanbevolen wordt wel om meer een top-down benadering te volgen. Dhr. Koolen stelde vast dat een strikt format enerzijds en de wens voor innovatie anderzijds niet samengaan. Dhr. Stroink gaf aan dat de NTN s in dit opzicht zouden kunnen helpen, vanwege hun beleidsmatige expertise en zicht op het gehele beleidsterrein. Presentatie Jan-Willem Weehuizen Dhr. Weehuizen gaf aan dat de problemen van het verleden nog steeds in zekere mate drukken op de uitvoering van ESF3. Het nodige is en wordt echter gedaan om ESF3 goed uit te voeren. ESF3 is inmiddels goed op stoom gekomen. Ten aanzien van EQUAL wordt voor de tweede tranche goed gelet op de lessen die in de eerste tranche zijn geleerd. In het Equalprogramma is innovativiteit een belangrijk criterium, dat bij de tweede tranche meer accent zal krijgen. Een mogelijkheid daartoe is om indien het programma overtekend wordt (het is het voornemen een bepaalde mate van overtekening toe te staan, teneinde een maximale uitputting van de 2 e tranche te bereiken), projecten primair te selecteren op innovativiteit. In het kader van deze selectie spelen de Nationale Thematische Netwerken (NTN s) een belangrijke rol. De ervaring heeft geleerd dat het moeilijk is om een idee in een EQUAL project om te zetten. Het AG is daarom van plan de aanvragers uit te nodigen een beknopte aanvraag in te dienen en de aanvragers vervolgens te ondersteunen door middel van een workshop. De geplande verbeteringen bij ESF3 zijn onder meer: Goede informatie voorziening door het onverkort inzetten van een groot aantal communicatiemiddelen. Voorbeelden zijn specials voor bepaalde groepen aanvragers, een nieuwe internetsite, strooifolders, e-mail newsflashes, een ESF-3 projectenbunde l en het organiseren van electronic events (e-events). Ten aanzien van de ondersteuning van aanvragers door het Agentschap zal een afweging gemaakt moeten worden tussen intensieve begeleiding/advisering enerzijds en stroomlijning van de projectaanvraag en een meer zakelijke opstelling als beschikker anderzijds. Het werken met gebruikersgroepen zal worden uitgebreid. De resultaten hiervan worden uitgedragen op de website. Begin 2004 zal er een nieuwe handreiking projectadministratie uitkomen. Hierin worden ook de meest recente inzichten op het gebied van het correct uitvoeren van aanbestedingen meegenomen. Desgevraagd meldt dhr. Weehuizen dat er met betrekking tot de 3-offerten eis een herhaaldelijk verzoek tot vereenvoudiging wordt gedaan aan SZW. Aanbesteden is echter niet iets dat alleen voor ESF geldt. Aanpassing van de regels alleen op grond van de uitvoering van ESF zou derhalve op een veel breder terrein precedentwerking hebben. Zeker is in ieder geval dat de EC groot belang hecht aan het duidelijk en ruim publiceren van de aanbestedingsvraag en het transparant verlopen van de gehele aanbestedingsprocedure. Ten aanzien van het herroepen van einddeclaraties kan het volgende gezegd worden. Het AG stelt einddeclaraties vast op basis van de EC richtlijnen ( Brusselproof ) en de Nederlandse
regelgeving. Er is daarin weinig ruimte voor interpretatie. Wijzigingen in de wet- en regelgeving die als een verzwaring voor de aanvrager gelden, worden nooit met terugwerkende kracht ingevoerd. Er zijn slechts twee voorbeelden waarbij de gelden toch van de aanvrager teruggevorderd zouden kunnen worden. Hierbij gaat het om enerzijds fraude bij aanvrager/uitvoerder en anderzijds een evidente vergissing van het Agentschap (voorbeeld: u had kunnen weten dat het gouden sieraad in de etalage bij vergissing op 10 i.p.v.1000 euro geprijsd is). Met betrekking tot de controle dichtheid merkt de heer Weehuizen op dat het aantal controles of bezoeken dat een project in theorie kan ondergaan inderdaad groot is. Dit hangt samen met het aantal controle instanties en de verschillende controle invalshoeken. In de praktijk komt de stapeling van controles echter slechts bij een heel klein aantal projecten voor. Dhr. Van Wijk wijst erop dat de beeldvorming negatief beïnvloed wordt door deze controles. Beter is het om de controleurs te controleren. Tevens wijst hij op de administratieve belasting die gepaard gaat met de aanbestedingsprocedure. Dhr. Weehuizen wijst er op dat juist daarom ook systeemcontroles bestaan. Tevens stelt hij dat het correct uitvoeren van de aanbestedingsprocedure de marktconformiteit moet garanderen en derhalve in het vervolgtraject de risico s beperkt. Dhr. Stroink geeft aan dat de procedure de garantie moet bieden dat alle aanbieders op de hoogte zijn. Verder stelt Dhr. Op de Beke dat er overigens altijd de mogelijkheid is om te declareren op basis van daadwerkelijke kosten. Dhr. Hazekamp geeft aan dat de twee rollen van het AG, enerzijds voorlichter/adviseur en anderzijds beschikker niet goed samengaan. De heer Weehuizen ziet geen probleem zolang de medewerkers van het Agentschap en de aanvrager zich maar scherp bewust blijven van hun respectievelijke verantwoordelijkheden. Wel zal het Agentschap een meer zakelijke benadering gaan hanteren, mede met het oog op het vlot doorlopen van het aanvraagproces. Dhr. Romunde merkt op dat de gemeenten het op dit moment het druk hebben met de veranderingen door de invoeringen van de Wet Werk en Bijstand. Presentaties best practices van mw. Irma van der Veen, projectleider EQUAL-project IMPACT en mw. J. Roemeling, adviseur bij de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) ministerie SZW. De presentaties treft u bijgaand per mail. Presentatie dhr Geelhoed, afdelingshoofd Europese Subsidie Maatregelen, Ministerie van Soc iale Zaken en Werkgelegenheid Dhr. Pluckel vraagt of er mogelijkheden zijn voor provincies om als aanvrager op te treden. Dhr. Stroink geeft aan dat de provincies een belangrijke faciliterende functie kunnen bekleden ten behoeve van andere aanvragers. Dhr. van der Pol merkte op dat ook al moet worden nagedacht over de periode na 2006. De nadruk zou in die periode gelegd moeten worden op een Leven Lang Leren. Tevens moet nu echt wat gedaan worden met Erkenning Verworven Competenties (EVC). Loopbaanontwikke ling is daarbij het uitgangspunt. Daarbij moet niet alleen aan startkwalificaties gedacht worden, maar ook aan het stimuleren van de kenniseconomie. Te denken valt aan het oprichten van een
loopbaangericht centrum. Helaas zal wel eerst de staatssteundiscussie moeten worden opgelost, om de middelen van de ge-avv-de O&O fondsen te kunnen gebruiken. Dhr. Licher stelde voor ook sleutelpersonen te subsidiëren, die de relatie kunnen maken tussen allochtone groepen en de arbeidsmarkt. Dhr. Van Wijk wees op het belang van vereenvoudiging van de Europese regelgeving ter vermindering van de administratieve lasten. Dhr. Stroink gaf aan dat de Europese regelgeving in deze periode niet meer te wijzigen is, maar dat de nationale regelgeving nogmaals wordt bekeken. Met het oog op de nieuwe periode zal gekeken worden naar mogelijke flexibilisering. Vanuit de zaal werd tevens ingegaan op de centrale aanvrager. Hoe is dit een vereenvoudiging? Dhr. Stroink lichtte toe dat voor kleine organisaties de administratieve last te hoog is. Grotere organisaties kunnen deze rol dan op zich nemen. Tevens is het hierdoor mogelijk dat SZW als centrale aanvrager fungeert voor zaken die haar aangaan, zoals kinderopvang. Dhr. Van der Pol gaf aan dat zijns inziens het onderscheid tussen werkende en werkloze zou moeten worden opgeheven, omdat het contraproductief werkt. Toespraak Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dhr. M. Rutte De Staatssecretaris benadrukte dat lering getrokken moet worden uit de evaluaties voor bijsturing en ten volle benutting van ESF en EQUAL. Vereenvoudig regels zoveel als past binnen EUregelgeving. Ook zal de uitvoering meer actie ondernemen op gebied van begeleiding, advies en voorlichting. Een beleidsmatige verbreding is noodzakelijk voor bijsturing, de Staatssecretaris gaf aan blij te zijn met ondersteuning van de voorstellen door het Monitor Comité ESF3. Daarbij zijn deze voorstellen ook een ondersteuning van kabinetsbeleid. De Staatssecretaris hoopte ondermeer op een toekomstige inzet van ESF voor de nieuwe Wet Werk en bijstand, de taskforce jeugdwerkloosheid en het vacature-offensief, en het tegengaan van ziekteverzuim en minder mensen in de WAO. Verder deed de Staatssecretaris een oproep aan de Europese Commissie om zich maximaal in te zetten voor een oplossing rondom inzet van de Opleidings- en ontwikkelingsfondsen. Deze fondsen zijn een belangrijke pijler onder de arbeidsverhoudingen in Nederland, verweven met onze overlegeconomie. Zij zijn ook van belang om het kwalificatieniveau van de beroepsbevolking te verhogen. Met betrekking tot EQUAL pleitte de staatssecretaris voor flexibiliteit in budgetten, omdat nu veel partijen teleurgesteld en afgewezen moesten worden. Dit terwijl er wel geld was, helaas niet meer in de eigen pijler. Ook is meer flexibiliteit wenselijk voor de administratieve verplichtingen, want innovatie smoort in regels en verplichtingen. Toespraak plv. DG Employment and Social Policy, Europese Commissie, Hr. K.J. Lönnroth Dhr. Lönnroth ging onder meer in op het belang van het ESF-instrument voor de Lissabonstrategie en de Europese Werkgelegenheidsstrategie. In Nederland zijn al 400.000 mensen geholpen. Hij wees er tevens op dat het structuurbeleid niet alleen voor de armste lidstaten van belang is maar dat ook rijke landen zoals Nederland baat hebben bij het structuurbeleid. Met name sprak hij zijn zorg uit over het grote aantal WAO ers en de
armoedeval in Nederland. Zijn waardering ging uit naar de nieuwe beleidsvoorstellen, die zijns inziens vrijwel allen positief kunnen worden beoordeeld. Afsluiting door Pieter Stroink, directeur Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Concluderend kan gezegd worden dat het ESF een robuust programma is waar me mee door kunnen gaan. Meer dan in het verleden zal aansluiting worden gezocht met de kabinetsbeleid speerpunten. Met name gaat het dan om maatregelen rondom de arbeidsomstandigheden en het voorkomen van instroom in de WAO, maar ook zijn er verwachtingen van de initiatieven vanuit een centraal niveau, zoals het vacature offensief en initiatieven ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Tevens zal het ESF de implementatie van de Wet werk en bijstand kunnen gaan ondersteunen. Dhr. Stroink dankt tot slot de aanwezigen voor hun bijdragen, en de open en constructieve wijze waarop de discussie heeft plaatsgevonden.