MINDERJARIG SLACHTOFFERSCHAP VAN MISBRUIK IN VLAANDEREN: PREVENTIE, AANPAK EN NAZORG.

Vergelijkbare documenten
INHOUDSOPGAVE. DANKWOORD... v. LIJST VAN VERKORT GECITEERDE WETTEN... vii LIJST VAN VERKORT GECITEERDE WERKEN... AFKORTINGEN... VERWIJZINGEN...

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

UNICEF België vraagt...

Rolnummers 4559, 4647, 4655 en Arrest nr. 167/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Sociaal werk en Beroepsgeheim

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Beroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek

Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten

Boekbespreking Book review Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting

FACULTEIT RECHTEN master in de rechten: rechtsbedeling

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.

Hoger, Lager? Evoluties inzake criminaliteit. Stefaan Pleysier Hoofddocent Leuvens Instituut voor Criminologie KU Leuven

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

Hof van Cassatie van België

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Strafrecht Seksualiteit, reproductie, fysiek en psychisch geweld

HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling)

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Voorstel van resolutie. betreffende een meer doeltreffende preventie van vrouwelijke genitale verminking in Vlaanderen

Masterproef Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen en mensen met een psychische handicap

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE VAN 8 FEBRUARI 2019

Wetboek van Strafrecht

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

EUROPEES PARLEMENT. ONTWERPVERSLAG - Klamt (PE ) over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van mensenhandel

Kwaliteitsvol (proces-verbaal) van verhoor

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

14279/10 mak/ngs/rb 1 DG H 2B

Hof van Cassatie van België

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T

Het dossier Wet en seksualiteit

Datum 19 december 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het strafbaar stellen van wraakporno

Hof van Cassatie van België

Inhoudstafel. Lijst figuren 13. Lijst tabellen 17. Rechtbank onder invloed 25

AFDELING III DE AANLEIDING VOOR EEN SOCIALE CONTROLE 13 DE VOORBEREIDING VAN EEN AANGEKONDIGDE SOCIALE CONTROLE 15

INHOUDSOPGAVE. III. Drugwet: 24 februari 1921 A. Inleiding Algemeen Afbakening B. Wat is strafbaar? Algemeen...

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Masterproef Actuele grenzen van de strafbaarstelling inzake aanranding van de eerbaarheid en verkrachting

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Hof van Cassatie van België

EUROPEES PARLEMENT. Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen

Jeugd gezond heids zorg jaar

Publicatieblad van de Europese Unie

Procedure seksueel grensoverschrijdend gedrag

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

MELDCODE HUISELIJK GEWELD

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Annet Kramer Inzet van het strafrecht bij kindermishandeling

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

De (herziene) Europese Overeenkomst inzake adoptie van kinderen

Bibliotheek Strafrecht Larcier... Voorwoord...

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Les 3. Misbruik L O V E D

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

Ontucht voor de rechter

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2009 (OR. en) 8150/09 ADD 2 LIMITE DROIPEN 16 MIGR 36 CRIMORG 50

uitgave december 2007

DPENBAAR MINISTERIE. College van procureurs-generaal. 2595AJ Den Haag

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

DEEL I DE GEVOLGEN VOOR SLACHTOFFERS VAN VERKEERSONGEVALLEN, DE REGELGEVING EN DE VOORZIENINGEN

De Derde Kamer van de Commissie, samengesteld uit:

EVALUATIE ANTIRACISMEWET ANTIDISCRIMINATIEWET

De concrete voorstellen in dit pamflet dragen in de optiek van de VVD bij aan het verwezenlijken van deze doelstellingen.

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Inleiding. 1 Strafrecht

Hof van Cassatie van België

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Een Aanpak Seksueel Geweld voor elke regio!

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans

Het Belgisch beleid/nap inzake seksueel geweld? Geschiedenis, heden en toekomst?

2017 SV vragen naar. fax

Hof van Cassatie LIBERCAS

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

De EU-lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme gelden

Inhoudstafel - Memorie van toelichting

Richtlijn ongewenste intimiteiten

Hof van Cassatie van België

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

Hof van Cassatie van België

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Rolnummers 4767 en Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009 MINDERJARIG SLACHTOFFERSCHAP VAN MISBRUIK IN VLAANDEREN: PREVENTIE, AANPAK EN NAZORG. Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Heleen Deblauwe (studentennummer: 20041607) (major: burgerlijk recht en strafrecht) Promotor: Prof. dr. Gert Vermeulen Commissaris: Prof. dr. Freya Van der Laenen

Woord vooraf Deze Masterproef is het sluitstuk op mijn studies en kon slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van vele mensen. Ik wil daarom bij de aanvang van mijn Masterproef de volgende mensen bedanken. Mijn bijzondere dank gaat uit naar Prof. dr. Gert Vermeulen, omdat hij als promotor voor mijn Masterproef wilde optreden en voor zijn onontbeerlijke informatie, goede begeleiding en hulp. Mijn dank gaat ook uit naar mijn commissaris, Prof. dr. Freya Van der Laenen. Ik zou eveneens alle mensen die wilden meewerken aan mijn onderzoek of die ik mocht interviewen en ook de mensen die me begeleid hebben tijdens mijn stage aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk speciaal willen bedanken. Tot slot rest me nog een dankwoordje te richten aan mijn ouders die het voor mij mogelijk maakten deze studies te volgen. Mijn dank gaat ook uit naar mijn familie, mijn vrienden en mijn vriend voor hun onvoorwaardelijke steun en luisterend oor. 2

Inhoudsopgave WOORD VOORAF... 2 INHOUDSOPGAVE... 3 INLEIDING.... 7 DEEL 1: THEORETISCHE AFBAKENING EN DEFINIËRING VAN DE KERNWOORDEN... 10 HOOFDSTUK 1: MINDERJARIGHEID... 10 Afdeling 1: Algemeen... 10 Afdeling 2: Maar wat betekent dan het begrip seksuele meerderjarigheid?... 10 Afdeling 3: Visualisatie... 10 Afdeling 4: Bijzonderheden... 11 Afdeling 5: Discrepantie door de Wet van 4 juli 1989... 11 Afdeling 6: Actualiteit... 14 HOOFDSTUK 2: SLACHTOFFER(SCHAP)... 16 Afdeling 1: Plaats in het grote geheel... 16 Afdeling 2: Primo opsporing en vervolging?... 16 Afdeling 3: Effecten van de straftoemeting voor het slachtoffer... 17 Afdeling 4: Strafuitvoering... 18 HOOFDSTUK 3: MISBRUIK... 18 Afdeling 1: Indeling... 18 1: Aanranding van de eerbaarheid (art. 372-374 Sw.)...18 A: Korte historische evolutie...18 B: Onderscheid tussen aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (algemeen)...18 C: Ontwikkeling...19 2: Verkrachting (art. 375-376 Sw.)...21 A: Korte historische evolutie...21 B: Bestanddelen...21 C: Quid de toestemming?...22 D: Opmerking bij de kwalificatiekeuze...23 E: De aandacht voor de seksuele integriteit en het denken over seksualiteitsbeleving...24 3: Bederf van de jeugd, ontucht, prostitutie en reclame voor seksuele diensten (art. 379-382ter Sw.)...26 A: Verduidelijking van de begrippen...26 B: Verboden handelingen...27 C: Sinds de wet van 28 november 2000...28 D: De toestemming...30 4: Openbare schennis van de goede zeden (artikel 383 389 Sw.)...31 Afdeling 2: Enkele procesrechtelijke bijzonderheden... 32 1: Verzwarende omstandigheden....32 2: Extra-territorialiteit...33 3: Verjaring...34 4: Bewijs en het audiovisueel verhoor...34 Afdeling 3: Kleine rechtsvergelijking... 36 1: Nederland...36 2: Frankrijk...37 3: Verenigde Naties...37 4: Europa...38 A: Schets...38 B: Het EU-beleid inzake seksuele exploitatie van kinderen....39 3

DEEL 2: PREVENTIE.... 42 HOOFDSTUK 1: INLEIDING... 42 HOOFDSTUK 2: PREVENTIE VANUIT DE OVERHEID... 42 Afdeling 1: Sensibiliseringscampagnes en signaliseren... 42 Afdeling 2: Onderzoeken... 44 Afdeling 3: Federaal Veiligheids- en Detentieplan... 44 Afdeling 4: Federale wetsvoorstellen... 45 Afdeling 5: Vlaamse beleidsdocumenten... 45 1: Preventie en vroegtijdige detectie van kindermishandeling...46 2: Vertrouwenscentra...47 3: Gedegen vorming en opleiding...47 4: Centraal meldpunt Kindermishandeling...48 5: Digitaal registratiesysteem...49 6: Observatorium...50 7: Vlotte samenwerking hulpverlening en justitie...50 Afdeling 6: Interne ideeën... 51 HOOFDSTUK 3: OPMAAK EN GEBRUIK VAN DADERPROFIELEN EN SLACHTOFFERKENMERKEN... 53 Afdeling 1: Globaal profiel misbruikgedrag... 54 Afdeling 2: Sociodemografisch profiel daders... 54 Afdeling 3: Slachtofferkenmerken... 55 Afdeling 4: Modus operandi van de daders... 55 Afdeling 5: Samenvatting... 56 Afdeling 6: Eigen conclusies uit deze studie... 56 HOOFDSTUK 4: UITWISSELING GEGEVENS... 57 Afdeling 1: Uitwisseling binnen de politiële diensten... 57 Afdeling 2: Het strafregister als heet hangijzer!... 58 Afdeling 3: Uitwisseling bij private instellingen... 60 1: Persoonsgegevens...60 2: Child Focus...60 3: Internationale bestanden betreffende minderjarigen...61 Afdeling 4: Kleine rechtsvergelijking met Canada... 63 Afdeling 5: Actualiteit... 64 HOOFDSTUK 5: ZELFREGULERING VIA CODES OF CONDUCT... 66 Afdeling 1: Inleiding... 66 Afdeling 2: Kwaliteitslabels... 66 1: Theoretische aanpak...66 2: Concrete aanpak...68 A: De pornosector...68 B: Prostitutiesector...69 3: Conclusie...70 HOOFDSTUK 6: CONCREET TOEPASSINGSGEVAL: DE SCHREEUW OM EEN BETER SCHOLENBELEID... 71 HOOFDSTUK 7: EIGEN ONDERZOEK... 72 Afdeling 1: Inleiding... 72 Afdeling 2: Vraagstelling... 72 Afdeling 3: Antwoorden... 72 Afdeling 4: Conclusies... 75 DEEL 3: AANPAK... 76 HOOFDSTUK 1: TERMINOLOGIE EN ACTOREN VAN NADERBIJ BEKEKEN... 76 Afdeling 1: Terminologie... 76 4

Afdeling 2: Actoren in directe confrontatie... 77 1: Voorafgaande opmerkingen...77 2: Wie zijn dit in de praktijk?...77 HOOFDSTUK 2: OPVANG DOOR POLITIE EN JUSTITIE: EEN SCHETS... 79 Afdeling 1: Justitie (algemeen)... 79 Afdeling 2: Politie... 80 Afdeling 3: Slachtofferonthaal op parket en rechtbank (specifiek)... 82 1: Het samenwerkingsakkoord...82 2: En verder?...83 3: Opmerkelijk...84 4: Kleine rechtsvergelijking met Nederland...84 4: Conclusie...85 HOOFDSTUK 3: HULPVERLENING... 85 Afdeling 1: Slachtofferhulp en slachtoffertherapie (algemeen)... 85 Afdeling 2: Overzicht van de verschillende hulpverleningsorganisaties.... 86 1: Het vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK)...86 A: Werking....86 B: VK en justitie....87 C: Samenwerking....89 2: Child Focus...89 A: Werking...89 B: Samenwerkingsakkoorden tussen Child Focus en de gerechtelijke overheden...90 C: Cijfers...91 C.1: De Noodlijn 116000...91 C.2: Child Focus net alert...92 C.3: Dossiers seksuele uitbuiting en verdwijning van minderjarigen...93 3: Het Kinderrechtencommissariaat...93 4: Andere organisaties...94 Afdeling 2: Relatie tussen justitie en hulpverlening... 95 DEEL 4: NAZORG... 96 HOOFDSTUK 1: DADERBEGELEIDING- EN BEHANDELING... 96 Afdeling 1: Probleemstelling... 96 Afdeling 2: Indeling seksuele delinquenten... 97 Afdeling 3: Visualisatie tot slot... 99 HOOFDSTUK 2: STAND VAN ZAKEN: WETTELIJKE MIDDELEN OP EEN RIJTJE... 100 Afdeling 1: Ter Beschikkingstelling van de Regering (T.B.R.)... 100 Afdeling 2: Voorwaardelijke en Voorlopige Invrijheidstelling... 101 1: Voorwaardelijke invrijheidsstelling...101 2: Voorlopige Invrijheidsstelling...102 Afdeling 3: Beroepsverbod... 104 Afdeling 4: Elektronisch toezicht... 104 Afdeling 5: Probatie... 107 1: Algemeen...107 2: Bijzonder...108 Afdeling 6: Penitentiair verlof... 109 HOOFDSTUK 3: BEHANDELING... 110 Afdeling 1: Intramuraal... 110 Afdeling 2: In de algemene psychiatrische ziekenhuizen... 111 Afdeling 3: Ambulante behandeling... 113 5

Afdeling 4: Het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik... 114 Afdeling 5: Kleine rechtsvergelijking... 116 HOOFDSTUK 4: ACTUALITEIT... 117 Afdeling 1: Wetsvoorstel Els Van Hoof... 117 219. Intussen is er een nieuw wetsvoorstel dat het vorige deels overneemt....119 Afdeling 2: Wetsvoorstel Renaat Landuyt... 119 DEEL 5: EVALUATIE EN SLOTBESCHOUWINGEN... 122 BIBLIOGRAFIE... 127 6

Inleiding. 1. Seksueel misbruik van minderjarigen is een fundamenteel vreselijk misdrijf dat, vooral qua lange termijn gevolgen voor het slachtoffer, onze prioritaire aandacht verdient. We worden zo nu en dan wel in media bericht over dergelijke misdrijven, maar de dagelijkse misbruiken die zo vele kinderen ondergaan worden niet onder onze aandacht gebracht. Het is pas als je in je eigen (ruime) leefwereld wordt geconfronteerd met kinderen die het slachtoffer van seksueel misbruik zijn geworden, dat er mogelijks bij sommigen van ons een lichtje gaat branden. In mijn geval was dat er eentje van pure afschuw en een drang om ergens mijn steentje bij te dragen tot oplossingen, al was het maar een druppel op deze hete plaat. 2. Abdallah Ait-Oud en Dutroux zorgden ervoor dat we met dit kleine landje op tien jaar tijd wereldwijd in opspraak kwamen. Als daders niet (genoeg) verplicht worden een behandeling te volgen of streng worden gestraft en opgevolgd, zorgt dit voor problemen van herhaling achteraf, zo bleek. In het eerste geval bijvoorbeeld werd Ait-Oud ontoerekeningsvatbaar verklaard maar een tijdje later werd deze beslissing tenietgedaan waardoor hij vrijkwam. Er sluimert dus een fundamenteel probleem in ons systeem. Hoe zit het met de opvolging van zulke dossiers? Dergelijke situaties moeten toch voorkomen kunnen worden! Focussen op behandeling en opvolging en een doorgedreven preventiestrategie lijken me nu aan het begin van mijn onderzoek essentieel, maar misschien zijn er nog pistes waar we nu nog niet onmiddellijk aan denken. Het is daarom nuttig om na te gaan hoe het effectief en concreet zit met de opvolging van dergelijke dossiers in Vlaanderen en wat de uitkomst daarvan finaal is. 3. Rond seksueel misbruik bestaat al eeuwen een taboe en net dat zorgt ervoor dat de impact ervan zo groot is. Daarom is preventie zo cruciaal en moet het onze absolute prioriteit worden. Als we kijken naar de jaarlijkse cijfers moet dat alleen al ons doen inzien dat preventie in Vlaanderen serieuze veranderingen impliceert. In het totaal spreken we over 6 op 1000 kinderen die jaarlijks als slachtoffer van een vorm van kindermishandeling gemeld worden in Vlaanderen. In 2003 werd 22,4% daarvan seksueel misbruikt. Daarmee zouden wij in Vlaanderen aan een incidentie komen van 0,12 % van alle kinderen per jaar. We mogen er echter van uitgaan dat niet alle gevallen van seksueel misbruik gemeld worden aan de hulpverlening. Omdat uit eerdere onderzoeken blijkt dat slecht 1/3 van de vrouwen seksueel misbruik ooit heeft gemeld, zal het werkelijke aantal slachtoffers wellicht hoger liggen. Via extrapolatie 1 komt men in verschillende landen op incidenties van 0,57 (Engeland) tot 2,2 (Verenigde 1 Extrapoleren is het uitbreiden van een reeks getallen met punten die buiten die reeks liggen. Hierbij wordt dus een voorspelling of schatting gemaakt. 7

Staten) per 1000 kinderen. In Nederland schat men het voorkomen van seksueel misbruik op 0,3 per 1000 kinderen per jaar. Het aantal gemelde kinderen voor seksueel misbruik bij de Vertrouwenscentra Kindermishandeling vertoont een dalende trend, die vooral te wijten is aan een daling van de incestgevallen. Naast lichamelijke mishandeling en melding van risicosituaties, is incest echter nog steeds de meest voorkomende vorm van kindermishandeling (14,4%) en seksueel misbruik (64% van het seksueel misbruik zijn incestsituaties). Bij meisjes is incest de vaakst gemelde problematiek (meisjes 20%, jongens 9%). 2 4. In de Wet betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen van 28 november 2000 staat in de Memorie van Toelichting te lezen dat strafrecht de ultimum remedium moet zijn: preventie, voorlichting, informatie en opvoeding dienen voorrang te krijgen. Er wordt beklemtoond dat het verkeerd is te denken dat aanrandingen van kinderen kunnen voorkomen worden via het strafrecht alleen. Hoewel de strafwet ertoe strekt de nadruk te leggen op de rechten en waarden die fundamenteel door de maatschappij moeten worden nageleefd en voorziet in gepaste straffen voor de inbreuken op die rechten en waarden, is uit ervaring gebleken dat het niet nuttig is alles via het strafrecht te willen regelen. Het gerecht kan en mag niet de enige plaats van sociale regulering zijn. Vandaar dat, niettegenstaande het hoofdzakelijk repressieve karakter van deze wet, in de Memorie van Toelichting duidelijk wordt geopteerd voor een multidisciplinaire aanpak van de problematiek van de seksuele delinquentie ten aanzien van kinderen, en gewezen wordt op het belang van preventie, voorlichting, informatie en opvoeding die zowel op jongeren als op volwassenen zijn gericht. 3 We kunnen ons afvragen wat hiervan al gerealiseerd is in de praktijk? Ook in de nazorg loop het zo vaak mank. Er is zeker veel werk aan de winkel en via mijn opleiding in de rechten hoop ik met de juridische instrumenten die we hebben tot goeie ideeën te komen of minstens gevaarborden te kunnen plaatsen op cruciale punten. 5. Deze Masterproef bestaat uit 5 grote delen. In deel 1 zullen we de kernwoorden uit de titel theoretisch afbakenen en definiëren. We wijzen hierbij op de meest opmerkelijke aandachtspunten en/of veranderingen. Deel 2 bestrijkt het woord Preventie. Hierbij gaan we alle actoren na die preventie kunnen bieden en hoe ze dat doen, en wordt ook aangegeven waaruit preventie allemaal kan bestaan. In deel 2 gaat het over de Aanpak bij seksueel misbruik, waarbij onze focus op het slachtoffer ligt. Deel 3 behandelt de Nazorg, waarbij vooral de begeleiding en behandeling van daders centraal staat. We vergeten ook nooit de recente actualiteit en maken soms een kleine 2 Jaarrapport Kind en Gezin 2003. 3 G., VERMEULEN en F., DHONT, Bescherming van minderjarigen via het strafrecht. Verdiensten en beperkingen van de Wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, T.Strafr. 2002, afl. 3, (124) 125. 8

rechtsvergelijking indien dit relevant is. Het is ook altijd van belang hulpverlening en justitie naast elkaar te plaatsen en te kijken hoe deze twee zijn afgestemd op elkaar. Tot slot evalueren we dit alles in deel 5. 9

Deel 1: Theoretische afbakening en definiëring van de kernwoorden. Hoofdstuk 1: Minderjarigheid Afdeling 1: Algemeen 6. In artikel 100ter Sw. wordt bepaald dat in het Strafwetboek en in de bijzondere wetten en regelgevingen onder minderjarige elke persoon wordt verstaan die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt. Deze definitie strekt ertoe iedere verwijzing te voorkomen naar het personeel statuut van een jongere met een vreemde nationaliteit om te bepalen of hij minderjarig is. 4 Afdeling 2: Maar wat betekent dan het begrip seksuele meerderjarigheid? 7. Jongeren worden vanaf hun zestiende verjaardag bekwaam geacht om toe te stemmen tot het stellen of ondergaan van seksuele handelingen (cf. artikel 372 Sw.). Wie zestien jaar of ouder is kan dus geldig toestemmen met seksuele handelingen. Een min-zestienjarige daarentegen kan niet rechtsgeldig toestemmen omdat hij daar wettelijk niet bekwaam wordt toe geacht. Wanneer iemand jonger dan zestien jaar betrokken raakt bij een seksuele handeling, maakt diens seksuele partner zich per definitie schuldig aan een misdrijf. Zelfs wanneer het initiatief van de min-zestienjarige uitging, pleit dit de seksuele partner niet vrij. 5 Dit neemt niet weg dat de toestemming tot seks gegeven door een minderjarige ouder dan 16 jaar in twijfel kan worden gesteld, zeker wanneer de seksualiteit door de minderjarige wordt beleefd met een meerderjarig iemand die bijvoorbeeld een gezagsrelatie heeft ten aanzien van de minderjarige waardoor de vrijheid van toestemming in vraag kan worden gesteld. De toestemming dient derhalve volledig en vrij te zijn. 6 Afdeling 3: Visualisatie 7 4 G., VERMEULEN, Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in België, in G., VERMEULEN en I., DE SCHRIJVER, Jongeren criminaliteit: jongeren als slachtoffer van criminaliteit, Gent, Gandaius Permanente Vorming, 2002, (7) 9. 5 Zie ook www.jeugdensekualiteit.be 6 Zie ook D., MERCKX, Verkrachting Het misdrijf, Commentaar met overzicht rechtspraak en rechtsleer, OSS, afl. 46 (1 april 2004), 110-126. 7 Dit schema is hier te situeren als het aanduiden van de verschillen met betrekking tot de leeftijd en de toestemming, en het al dan niet bestaan van een misdrijf. Uiteraard kan bv. een 15-jarige verkracht worden maar dit wordt infra uiteengezet. 10

jonger dan 14 jaar 14 of 15 jaar 16 jaar of ouder zonder penetratie Aanranding Aanranding geen misdrijf met penetratie Verkrachting aanranding geen misdrijf Afdeling 4: Bijzonderheden 8. Er zijn echter ook andere grenzen. Sinds 1912 ligt de grens voor de handelingsbekwaamheid om geldig toe te stemmen met seksuele handelingen met een bloedverwant in de opgaande lijn voor niet door het huwelijk ontvoogde personen op de leeftijd van de meerderjarigheid (18 jaar). Dit werd ook gedaan voor seksuele handelingen met een adoptant, met een broer of zus, met een persoon die in het gezin een gelijksoortige positie heeft als broer of zus of met een persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en over hem of haar gezag heeft. Er werd dus in het seksueel strafrecht uitdrukkelijk erkend dat ook de bijzondere vertrouwensrelatie tot bepaalde personen in de familiale sfeer een invloed heeft op de bekwaamheid om geldig met seksuele handelingen toe te stemmen. 8 Ten tweede ligt ook de bekwaamheid om ontuchtige seksuele handelingen te beleven of om tegen betaling seksuele handelingen te verrichten of te verkrijgen op de grens van de meerderjarigheid. Hetzelfde geldt voor de bekwaamheid om in ruil voor de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel tot seksuele handelingen over te gaan of om in fysieke aanwezigheid van derden seksuele handelingen te stellen of te ondergaan. Als derde bijzonderheid ligt de bekwaamheid om kennis te nemen van oneerbare afbeeldingen of voorwerpen of om als acteur of actrice aan de productie van pornografische afbeeldingen of voorwerpen mee te werken, eveneens op de grens van de meerderjarigheid. 9 Afdeling 5: Discrepantie door de Wet van 4 juli 1989 9. De artikels aangaande de toestemmingsleeftijd van de minderjarige inzake aanranding van de eerbaarheid en verkrachting zijn ontoereikend. Zo bepaalt artikel 375 Sw. sinds deze wet in haar zesde lid dat als verkrachting met behulp van geweld wordt beschouwd elke daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, gepleegd wordt op de persoon van een kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt. Dit betekent dat een kind beneden de veertien jaar niet 8 L., STEVENS, Strafrecht en seksualiteit: de misdrijven inzake aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, ontucht, prostitutie, seksreclame, zedenschennis en overspel, Antwerpen, Intersentia, 2002, 566-567, nr. 527; zie ook Sensoa, Feiten en cijfers voor professionals, http://www.sensoa.be/pdf/feiten_en_cijfers/feiten_cijfers_seksueel_misbruik_kinderen_en%20_jongeren_2004.p df. 9 L., STEVENS, Strafrecht en seksualiteit: de misdrijven inzake aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, ontucht, prostitutie, seksreclame, zedenschennis en overspel, Antwerpen, Intersentia, 2002, 566-567, nr. 527. 11

geldig kan instemmen met seksuele penetratie: voor zover de andere voorwaarden inzake verkrachting vervuld zijn, zal de seksuele penetratie van een minderjarige jonger dan veertien jaar steeds beschouwd worden als verkrachting. De wet voorziet in hoofde van deze categorie minderjarigen een onweerlegbaar vermoeden van afwezigheid van toestemming 10. In het eerste lid van artikel 372 Sw. daarentegen wordt bepaald dat elke aanranding van de eerbaarheid, zonder geweld of bedreiging gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar, gestraft wordt met opsluiting van vijf tot tien jaar. Deze bepaling gaat met andere woorden uit van het wettelijk vermoeden dat een kind jonger dan zestien jaar niet geldig kan instemmen met de immorele handeling waarvan deze het voorwerp uitmaakt. Het gaat om een vermoeden juris et de jure dat niet weerlegd kan worden. 11 Deze discrepantie die het gevolg is van het feit dat de wet de artikelen inzake de aanranding van de eerbaarheid onveranderd heeft gelaten, leidt tot een bijzonder merkwaardige, dubbelzinnige en allesbehalve coherente situatie: terwijl een meisje van veertien jaar kan instemmen met seksuele penetratie, kan zij geen toestemming geven voor seksuele handelingen zonder penetratie. In dat geval maakt de partner zich immers schuldig aan aanranding van de eerbaarheid. 12 10. In het oorspronkelijke wetsontwerp van de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen werd wel degelijk voorgesteld de leeftijd waarop een minderjarige kan toestemmen met seksuele handelingen zonder penetratie, terug te brengen van zestien naar veertien jaar. De Nationale Commissie tegen Seksuele Uitbuiting van Kinderen had zulks onder meer geadviseerd. 13 Daaraan lag de gedachte ten gronde dat de maatschappelijke evoluties op het gebied van seksualiteit de grens van zestien jaar hadden achterhaald. 14 Op die manier zouden de leeftijdsgrenzen in de bepalingen aangaande aanranding van de eerbaarheid en verkrachting op elkaar afgestemd worden en zou de anomalie die met de inwerkingtreding van deze wet was ontstaan, uit het Strafwetboek worden weggewerkt. Boven de leeftijd van veertien jaar zou dan enkel misbruik 10 G., VERMEULEN, Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in België, in G., VERMEULEN en I., DE SCHRIJVER, Jongeren criminaliteit: jongeren als slachtoffer van criminaliteit, Gent, Gandaius Permanente Vorming, 2002, (7) 10-11. 11 G., VERMEULEN, Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in België, in G., VERMEULEN en I., DE SCHRIJVER, Jongeren criminaliteit: jongeren als slachtoffer van criminaliteit, Gent, Gandaius Permanente Vorming, 2002, (7) 11. 12 G., VERMEULEN, Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in België, in G., VERMEULEN en I., DE SCHRIJVER, Jongeren criminaliteit: jongeren als slachtoffer van criminaliteit, Gent, Gandaius Permanente Vorming, 2002, (7) 11. 13 Het eindverslag van de commissie werd op 23 oktober 1997 voorgesteld op het Koninklijk Paleis. Het wetsontwerp betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen werd op 17 maart 2001in het BS gepubliceerd; zie ook G., DECOCK en J., DE WINTER, De strafrechtelijke bescherming van minderjarigen: de bescherming nog niet voorbij, T.J.K. 2001, 58-61. 14 Zie A., DIERICKX, Hoe ver reikt de bescherming van de strafbepalingen van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting?, N.C. 2006, afl. 2, (95) 106. 12

strafbaar worden gesteld, zowel wat seksuele penetratie als minder verregaande aantastingen van de seksuele integriteit betreft. Het ontwerp voorzag bovendien nog in een tussenstelsel dat enerzijds een referentieleeftijd van veertien jaar vooropstelde, doch anderzijds ook voorzag in een bijkomende voorwaarde die erin bestond dat beide partners niet meer dan vijf jaar in leeftijd mochten verschillen. Zo zouden jongeren tussen veertien en zestien jaar geen geldige toestemming hebben kunnen geven tot seksueel handelen indien het leeftijdsverschil met hun partner meer dan vijf jaar bedroeg. Men oordeelde dat in dergelijke situaties immer sprake zou zijn van misbruik van leeftijdsverschil. De idee om de leeftijd waarop een minderjarige volwaardig toestemming kan geven tot een seksuele handeling te verlagen van zestien tot veertien jaar, gaf opnieuw aanleiding tot heel wat discussie en bleek nog steeds een heikel punt te zijn. 15 Reeds in de onmiddellijke aansleep van de Dutroux-affaire had minister M. Smet, in die periode bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid en Gelijke Kansenbeleid, al voorgesteld de leeftijdsgrens inzake aanranding van de eerbaarheid terug te brengen op veertien jaar. Politiek gezien was haar voorstel in de toenmalige context onhaalbaar en hij werd dus afgevoerd. Men zou denken dat na verloop van ruim vier jaar één en ander zou bespreekbaar zijn. De voorbereidende werkzaamheden van de wet van 28 november 2000 tonen echter aan dat dit niet het geval was, en politici lieten zich verlammen door koudwatervrees. 16 Noch het oorspronkelijke voorstel, noch het zinnige tussenvoorstel om de referentieleeftijd terug te brengen op veertien jaar én een maximaal leeftijdsverschil van vijf jaar als voorwaarde daaraan toe te voegen, werden aanvaard. Men vreesde dat de voorgestelde leeftijdsverlaging de indruk zou wekken dat boven de leeftijd van veertien jaar op seksueel vlak alles toegelaten is. Bovendien argumenteerde men dat de voorgestelde verlaging indruiste tegen een maximale bescherming van de minderjarige, die uiteindelijk in de nieuwe wet moest worden gerealiseerd. De wetgever heeft er uiteindelijk voor geopteerd helemaal géén keuze te maken en het onwerkbare en onlogische status quo de referentieleeftijd werd op zestien jaar gehouden te behouden. De anomalie dat voor verkrachting een lagere referentieleeftijd blijft bestaan dan voor aanranding, wordt met deze wet in stand gehouden, en de Strafwet werd niet aangepast aan de gewijzigde maatschappelijke realiteit. De maatschappelijke evolutie heeft de leeftijdsgrens van zestien jaar voor gewilde seksuele handelingen immers sterk achterhaald: in de huidige maatschappelijke context kan immers nog moeilijk worden beweerd dat het merendeel van de jongeren pas vanaf zestien jaar in staat is om bewust gewilde seksuele handelingen te (laten) stellen. Op dit punt is de wet van 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van 15 G., VERMEULEN en F., DHONT, Bescherming van minderjarigen via het strafrecht. Verdiensten en beperkingen van de Wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, T. Strafr. 2002, afl. 3, (124) 126. 16 G., VERMEULEN en F., DHONT, Bescherming van minderjarigen via het strafrecht. Verdiensten en beperkingen van de Wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, T. Strafr. 2002, afl. 3, (124) 126. 13

minderjarigen zonder meer een gemiste kans. 17 Wanneer de leeftijd van veertien jaar ten tijde van de opstelling van het Strafwetboek misschien nog overeenstemde met de seksuele rijpheid van het meisje, is dat vandaag niet langer het geval. Vandaag zit het meisje doorgaans een paar jaar vroeger in haar puberteit dan enkele decennia geleden; meer bepaald omstreeks de leeftijd van twaalf jaar. Ook geestelijk is de jongere vandaag veel vroeger rijp; dit vooral door toedoen van maatschappelijke invloeden. Wel is het zo dat de jongere vandaag veel langer maatschappelijk afhankelijk blijft. De onervarenheid van de hedendaagse jongere situeert zich derhalve op een ander niveau dan eertijds; daarbij komt dat de jongere in weerwil van voornoemde strafbepalingen op een vroegere leeftijd seksueel actief is. 18 Afdeling 6: Actualiteit 11. Bij het Grondwettelijk Hof zijn momenteel twee zaken hangende met betrekking tot bovenstaande problematiek. In de eerste zaak stelde het Hof van beroep te Antwerpen in haar arrest van 25 juni 2008 aan het Hof volgende prejudiciële vragen: «1. Schenden de artikelen 372 en 375 Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een meerderjarig mannelijk persoon die voltrokken geslachtsbetrekkingen (een daad van seksuele penetratie) heeft met een meisje, ouder dan 14 en jonger dan 16 jaar, én dat met haar toestemming, niet kan gestraft worden op basis van artikel 375 Sw., terwijl een meerderjarige persoon wel kan gestraft worden op basis van artikel 372 Sw. voor het stellen van bepaalde seksueel getinte aanrakingen (betasten borsten en schaamstreek) op hetzelfde meisje, die ook met haar toestemming gebeuren, welke laatste handelingen objectief als minder verregaand te beschouwen zijn? 2. Schenden de artikelen 372 en 375 Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een meerderjarig persoon die een daad van seksuele penetratie stelt op een minderjarige, ouder dan 14 jaar doch jonger dan 16 jaar én met toestemming van deze laatste, niet kan gestraft worden op basis van artikel 375 Strafwetboek, terwijl een meerderjarig persoon die louter seksuele aanrakingen stelt zonder penetratie op een minderjarige, ouder dan 14 jaar doch jonger dan 16 jaar én met de toestemming van deze laatste, wel kan gestraft worden terwijl de seksuele penetratie objectief als een 17 Zie G., VERMEULEN, Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen in België, in G., VERMEULEN en I., DE SCHRIJVER, Jongeren criminaliteit: jongeren als slachtoffer van criminaliteit, Gent, Gandaius Permanente Vorming, 2002, (7) 9; zie ook L., STEVENS, Strafrecht en seksualiteit: de misdrijven inzake aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, ontucht, prostitutie, seksreclame, zedenschennis en overspel, Antwerpen, Intersentia, 2002, 489; zie ook G., VERMEULEN, Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen en verhoogde internationale bescherming van kinderen tegen seksuele exploitatie, in Jongeren en criminaliteit. Lezingen in het kader van de Inaugurele Postuniversitaire Vormingscyclus Criminologie, Gandaius 2003, Kluwer, Mechelen, (193) 193-198. 18 A., DIERICKX, Hoe ver reikt de bescherming van de strafbepalingen van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting?, N.C. 2006, afl. 2, (95) 106. 14

meer verregaande daad te beschouwen is?». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4497 van de rol van het Hof. 19 Op 11 maart van dit jaar is er terechtzitting geweest maar er is nog geen uitspraak. 12. In een tweede zaak stelde het Hof van beroep te Gent in haar arrest van 13 oktober 2008 aan het Hof volgende prejudiciële vragen: «1. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, inzoverre zij stellen dat minderjarigen van veertien tot zestien jaar dewelke seksuele handelingen stellen wel bekwaam worden geacht om rechtsgeldig toe te stemmen in een daad van seksuele penetratie, doch daarentegen niet bekwaam worden geacht om rechtsgeldig toe te stemmen met (minder verregaand) gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid? 2. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, inzoverre zij stellen dat de beoordeling van de strafwaardigheid van een daad van seksuele penetratie door een meerderjarige geschiedt in het kader van de al dan niet aanwezigheid van toestemming van een minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud en daarentegen bij de beoordeling van de strafwaardigheid van (minder verregaand) gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid door een meerderjarige deze toestemming van een minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud irrelevant is? 3. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, inzoverre zij tot gevolg hebben dat een meerderjarige die seksuele handelingen stelt met een minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud en waarbij deze minderjarige in de betrekkingen toestemt - feit dat niet als verkrachting beteugeld wordt - principieel op identieke wijze bestraft wordt als een meerderjarige die zich, insgelijks met toestemming beperkt tot onwelvoegelijke aanrandingen op de persoon van een minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud? 4. Schendt (schenden) artikel 372 (en 373) van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 375 van het Strafwetboek [het bij] de artikelen 12 en 14 van de Grondwet gewaarborgde wettigheidsbeginsel in strafzaken, door te bepalen dat de beoordeling van de strafwaardigheid van een daad van seksuele penetratie door een meerderjarige geschiedt in het kader van de al dan niet aanwezigheid van toestemming van een minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud en daarentegen bij de beoordeling van de strafwaardigheid van (minder verregaand) gekwalificeerd gedrag inzake aanranding van de eerbaarheid door een meerderjarige deze toestemming van een minderjarige tussen de veertien en zestien jaar oud irrelevant is?». 19 GwH, nr. 4497, in zake het openbaar ministerie tegen M.P. en H.M.; zie ook V., BEEL, Vanaf welke leeftijd kan een tiener instemmen met seks?, De Standaard, 14 oktober 2008, online. 15

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4559 van de rol van het Hof. 20 Er is nog geen terechtzitting geweest en dus wachten we ook nog op een uitspraak. Maar indien het Hof hier op ingaat, zou er dus wel veel kunnen veranderen. Hoofdstuk 2: Slachtoffer(schap) Afdeling 1: Plaats in het grote geheel 13. De laatste jaren is aan de positie van slachtoffers van criminaliteit heel wat gesleuteld. Vroeger stond het slachtoffer voornamelijk in de schaduw van de dader en de maatschappij. In de huidige opvattingen staat het slachtoffer op dezelfde trede als de dader. Zowel bij de opsporing, de vervolging, de straftoemeting als bij de strafuitvoering is de aandacht voor het slachtoffer sterk toegenomen. 21 In België is deze verandering zeker doorgedrukt sinds de hele Dutroux-affaire die het slachtoffer onder de grote aandacht van het publiek bracht. Maar ook op internationaal niveau werd dit een wezenlijk aandachtspunt. In uitvoering van één van de conclusies van de Tampère-top van 15 en 16 oktober 1999, werd op 21 maart 2001 door de Raad van de Europese Unie een kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure aangenomen. 22 Dit kaderbesluit wil de lidstaten aanzetten om de belangen van het slachtoffer tijdens een gerechtelijke procedure beter te behartigen en bepaalde bijstandsmaatregelen te nemen om de gevolgen van strafbare feiten voor de slachtoffers zoveel mogelijk te beperken, voor of na de strafprocedure. 23 Afdeling 2: Primo opsporing en vervolging? 14. Doorgaans komt een slachtoffer eerst in aanraking met de strafrechtsbedeling via de politie. Van bij dit eerste contact komen de trekken van de ambigue relatie tussen strafrechtsbedeling en slachtoffer tot uiting. Aan de ene kant is de persoon die als slachtoffer wordt aangetroffen of zich als dusdanig aandient, een mens die hulpbehoevend is. Politieambtenaren moeten zich in die optiek bekommeren om de mens als slachtoffer. Aan de andere kant is het slachtoffer ook het initiële aanknopingspunt van de opsporing en vervolging. Het altruïstisch of slachtoffergericht karakter van deze activiteit is veel minder evident. De strafrechtsbedeling in het algemeen en de opsporing en vervolging in het bijzonder hebben immers niet enkel tot doel het slachtoffer genoegdoening te schenken. Het opsporen en voor de rechter brengen van daders kan ook bijvoorbeeld het handhaven 20 GwH, nr. 4559, in zake het openbaar ministerie, E.E. en S.D.V. tegen R.B. 21 Zie T., VANDER BEKEN en A., BALCAEN, Slachtoffer en de strafrechtsbedeling: berekende flirt of ware liefde? in Het slachtoffer van criminaliteit: tussen perceptie en realiteit. Lezingen in het kader van de Inaugurele Postuniversitaire Vormingscyclus Criminologie, Gandaius, Mechelen, Kluwer, 2006, (81) 81-82. 22 Kaderbesluit van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb L. 82/1, 22 maart 2001. 23 Zie ook I., CREVE, E., DELANGHE en H., COPPEN, Slachtoffer en strafprocedure, in G., VERMEULEN (ed.), Aspecten van Europees formeel strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2002,401-465. 16

van de maatschappelijke orde beogen. 24 Hoe men het dan effectief zo goed mogelijk kan doen ten opzichte van het slachtoffer zie bij het deel Aanpak (aanpak van slachtoffers en de verschillende actoren hierbij). 25 Afdeling 3: Effecten van de straftoemeting voor het slachtoffer 15. Straf met als doel leed toe te voegen aan de dader als reactie voor het gepleegde onrecht en in de hoop de dader en mogelijke anderen naar de toekomst toe af te schrikken, lijkt vandaag nog altijd de gangbare werkwijze. 26 Dit neemt niet weg dat een aantal, en steeds meer, wettelijke bepalingen met betrekking tot de straftoemeting aan het slachtoffer refereren. Zo zijn er bepalingen die de ernst van het misdrijf afhankelijk maken van de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad. Daarnaast is het ook mogelijk dat van de rechter bij de straftoemeting bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de slachtoffers. De draagwijdte hiervan is echter beperkt. De rechter wordt enkel gestimuleerd bij zijn beoordeling rekening te houden met het slachtoffer, zonder dat het slachtoffer zelf enig recht kan laten gelden. Tenslotte dient uiteraard ook de mogelijkheid tot burgerlijke partijstelling bij de strafrechter en de rechtstreekse dagvaarding vermeld. In die hoedanigheid kan het slachtoffer aan het proces ten gronde deelnemen en het zelfs organiseren. Het belang van het slachtoffer in dat geval is niet de bestraffing zelf, maar het bekomen van een schadevergoeding ten gevolge van een strafrechtelijke veroordeling, daar een burgerlijke vordering tot het bekomen van schadevergoeding in de praktijk niet altijd succesvol is. 27 16. Het Openbaar Ministerie doet ook aan buitengerechtelijke afhandeling van zaken. Bij dergelijke regeling bekleedt het slachtoffer een meer prominente rol. Bij bemiddeling in strafzaken kan een bemiddelingsvoorwaarde bestaan uit het volledig vergoeden of herstellen van de schade van het slachtoffer. 28 24 V., VAN GIJSEGEM en W., VAN GIJSEGEM, De positie van het slachtoffer in de Belgische strafrechtsbedeling, in S., SNACKEN (ed.), Strafrechtelijk beleid in beweging, Brussel, VUBpress, 2002, 85-127, zoals geciteerd in T., VANDER BEKEN, A., BALCAEN, Slachtoffer en de strafrechtsbedeling: berekende flirt of ware liefde? in Het slachtoffer van criminaliteit: tussen perceptie en realiteit. Lezingen in het kader van de Inaugurele Postuniversitaire Vormingscyclus Criminologie, Gandaius, Mechelen, Kluwer, 2006, (81) 83. 25 Cf. infra, p. 76-96. 26 L., HUYBRECHTS en M., TRAEST, Het strafrechtelijk sanctiestelsel en de straftoemeting door de rechter in België. Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland Preadvies sectie Strafrecht 2004, T. Strafr. 2004, 6, bijlage, 3-87. 27 T., VANDER BEKEN en A., BALCAEN, Slachtoffer en de strafrechtsbedeling: berekende flirt of ware liefde? in Het slachtoffer van criminaliteit: tussen perceptie en realiteit. Lezingen in het kader van de Inaugurele Postuniversitaire Vormingscyclus Criminologie, Gandaius, Mechelen, Kluwer, 2006, (81) 90. 28 Zie T., VANDER BEKEN en A., BALCAEN, Slachtoffer en de strafrechtsbedeling: berekende flirt of ware liefde? in Het slachtoffer van criminaliteit: tussen perceptie en realiteit. Lezingen in het kader van de Inaugurele Postuniversitaire Vormingscyclus Criminologie, Gandaius, Mechelen, Kluwer, 2006, (81) 91. 17

Afdeling 4: Strafuitvoering 17. Tijdens de strafuitvoering is, sinds 1998, het slachtoffer vooral actief aanwezig in het kader van procedures tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. 29 Hoofdstuk 3: Misbruik Afdeling 1: Indeling 18. Ondanks het feit dat in de titel van deze Masterproef het algemene woord misbruik staat, bespreken we enkel de problematiek van het seksueel misbruik (in de ruime zin van het woord). In het Strafwetboek kunnen we misbruik in twee grote groepen artikels onderverdelen. In de eerste groep misdrijven tegen de familie en de zedelijkheid onderscheiden we volgende vormen van misbruik: aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, bederf van de jeugd, ontucht, prostitutie, reclame voor seksuele diensten, openbare zedenschennis (kinderpornografie). Hierna gaan we dieper op elk misdrijf in. Een tweede groep misdrijven tegen de persoon (opzettelijke slagen en verwondingen, foltering, onmenselijke behandeling en onterende behandeling, aantasting van minderjarigen, ontvoering en verberging van minderjarigen, en aantasting van de persoonlijke levenssfeer van minderjarigen) 30 valt ook onder misbruik, maar hier gaan we dus niet dieper op in. 1: Aanranding van de eerbaarheid (art. 372-374 Sw.) A: Korte historische evolutie 19. Het misdrijf aanranding van de eerbaarheid werd in het Strafwetboek van 1867 als afzonderlijke strafbaarstelling ingevoerd. De seksuele meerderjarigheid stond toen op veertien jaar. De wet van 15 mei 1912 trok deze op tot zestien jaar. Deze leeftijdsgrens werd sindsdien ondanks onder andere discussie naar aanleiding van de wet van 28 november 2000 niet meer gewijzigd. Wel werden hier en daar andere wijzigingen aangebracht, zoals bijvoorbeeld de wet van 4 juli 1989 die de straffen verzwaarde en werden er extra verzwarende omstandigheden toegevoegd. B: Onderscheid tussen aanranding van de eerbaarheid en verkrachting (algemeen) 20. Allereerst moet er op gewezen worden dat de misdrijven aanranding van de eerbaarheid en verkrachting juridisch slechts door bepaalde van hun constitutieve elementen verschillen. In wezen is verkrachting niets anders dan een aanranding van de eerbaarheid waarbij zich bijzondere bestanddelen 29 Cf. infra, p. 102-103. 30 Artn. 392-433bis Sw. Art. 409 Sw. over de genitale verminking wordt soms ook bij seksueel misbruik gerekend, maar in deze Masterproef plaatsen we het bij verminking eerder dan bij seksueel misbruik. 18

voegen die aan het feit een onderscheiden strafbaar karakter geven. Het onderscheidend criterium is de seksuele penetratie. 31 21. Aanranding en verkrachting zijn vormen van seksueel misbruik die maatschappelijk verwerpelijk en onaanvaardbaar zijn en daarom streng vervolgd en bestraft moeten worden. Dit is niet altijd evident, daar er bewijsmoeilijkheden kunnen opduiken, seksualiteit verhuld blijft in een taboesfeer en er nog altijd een drempel bestaat bij slachtoffers om aangifte te doen van deze misdrijven. Zeker bij minderjarigen is dit laatste het geval. Ze zijn soms zelf niet in staat om naar de bevoegde politiedienst te stappen of worden door hun omgeving of door de dader onder druk gezet alles te verzwijgen. De jongste jaren is er nochtans een tendens merkbaar waarbij het aantal door de politie geregistreerde en door het parket behandelde dossiers inzake aanranding en verkrachting gevoelig toeneemt. Ook het aantal verkrachtingen stijgt sterker dan het aantal aanrandingen. De sterkste stijging doet zich ook voor bij minderjarigen jonger dan veertien jaar. 32 C: Ontwikkeling 22. Zedenmisdrijven zijn een bij uitstek aan maatschappelijke evolutie onderworpen materie. Om deze reden werd het begrip aanranding van de eerbaarheid nooit nader door de wetgever gedefinieerd waardoor beroep moet worden gedaan op rechtspraak en rechtsleer. Traditioneel wordt aangenomen dat de volgende constitutieve elementen moeten verenigd zijn: een inbreuk op de seksuele onaantastbaarheid, het ontbreken van een geldige toestemming in hoofde van het slachtoffer en algemeen opzet. Artikel 374 Sw. bepaalt dat aanranding van de eerbaarheid strafbaar is zodra er een begin van uitvoering is. Het is evenwel niet vereist dat de als begin van uitvoering strafbaar gestelde daad op zichzelf onzedelijk zou zijn: het volstaat dat zij rechtstreeks en onmiddellijk strekt tot het plegen van de aanranding en dat men ervan kan uitgaan dat de dader met de uitvoering van het misdrijf dat hij wilde plegen begonnen is. 33 Het begin van uitvoering moet een immoreel karakter vertonen. De discussie omtrent artikel 374 Sw. is een feitenkwestie waarbij het aan de rechter overgelaten wordt te beslissen of de beklaagde reeds al dan niet voldoende op de iter criminis gevorderd is om aan te nemen dat er een begin van uitvoering is geweest en aldus een strafbaar feit heeft gepleegd. Dit is geen evidente opdracht daar het aanvangen door artikel 374 Sw. onmiddellijk gelijkgesteld wordt met het voltrokken misdrijf aanranding. Artikel 51 Sw. dat de straffeloosheid 31 I, HAMEEUW, B., HEIBRANT en P., LEFERE, Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen, in G., VERMEULEN (ed.), Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, (42) 42; cf. infra, p. 21, nr. 27 en p. 23, nr. 29. 32 I, HAMEEUW, B., HEIBRANT en P., LEFERE, Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen, in G., VERMEULEN (ed.), Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, (42) 43. 33 I, HAMEEUW, B., HEIBRANT en P., LEFERE, Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen, in G., VERMEULEN (ed.), Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, (42) 47-48. 19

waarborgt aan de persoon die na het aanvatten van zijn daad vrijwillig zelf afziet van de verdere uitvoering, is niet van toepassing. 34 23. Of een handeling oneerbaar is, dient niet afgemeten te worden aan het subjectieve individueel gevoel van het slachtoffer noch aan de weerslag op diens moraliteit, maar naar hetgeen door de maatschappij als zodanig aanzien wordt. Noodzakelijk is dus de krenking van het algemeen eerbaarheidsgevoel. De feiten dienen daarvoor een zekere zwaarwichtigheid te hebben, dit in tegenstelling tot wat voor de aantasting van het fysiek zelfbeschikkingsrecht geldt (waar de vereiste van zwaarwichtigheid van de feiten niet wordt opgelegd). De bescherming van de seksuele integriteit is enger dan deze van de fysieke integriteit. In dit verband kan men zich de vraag stellen of, gezien de maatschappelijke evolutie waarbij aan het seksuele zelfbeschikkingsrecht meer belang wordt gehecht, de lat voor de strafrechtelijke bescherming van de seksuele integriteit niet al te hoog wordt gelegd. Daarmee wordt bedoeld dat steeds minder feiten gekwalificeerd worden als aanranding van de eerbaarheid en bestraffing dus steeds moeilijker wordt. Daarbij komt nog dat sinds de wetswijziging van 1989 een ruime definitie van het begrip verkrachting werd ingevoerd, zodat feiten die daarvoor mogelijk als aanranding van de eerbaarheid zouden zijn gekwalificeerd, na 1989 in toenemende mate als verkrachting worden vervolgd en bestraft. 35 24. Er blijkt vooral nood aan een duidelijke definitie van de constitutieve elementen van de misdrijven aanranding en verkrachting. Dit is noodzakelijk om het hoofd te bieden aan de bewijsproblematiek inzake seksuele delicten. Inzake verkrachting wenst men de huidige definitie te handhaven. Vooral aanranding van de eerbaarheid vereist verduidelijking. In de loop van het wetgevingsproces van de wet van 28 november 2000 werd een vervanging van de notie aanranding van de eerbaarheid door aanranding van de seksuele integriteit voorgesteld, te definiëren als elke daad met een seksueel karakter met een persoon of met behulp van een persoon die daarin niet toestemt. Dit voorstel overleefde het wetgevingsproces echter niet. In de voorgestelde definitie zou niet meer worden verwezen naar het begrip goede zeden. De achterliggende motivering was dat, in een meer moderne opvatting van seksuele misdrijven, de inbreuk op het seksuele zelfbeschikkingsrecht van het slachtoffer moet worden beschouwd als het voornaamste en overheersend element van het misdrijf. 36 34 Zie ook Antwerpen 26 mei 2004, NjW 2004, afl. 94, 1421, noot J. DEENE. 35 I, HAMEEUW, B., HEIBRANT en P., LEFERE, Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen, in G., VERMEULEN (ed.), Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, (42) 48-49; cf. supra nr. 21, p. 15: stijging van het aantal dossiers. 36 I, HAMEEUW, B., HEIBRANT en P., LEFERE, Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting van minderjarigen, in G., VERMEULEN (ed.), Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen, Maklu, 2001, (42) 49-50; Zie ook G., VERMEULEN en F., DHONT, Bescherming van minderjarigen via het 20

2: Verkrachting (art. 375-376 Sw.) A: Korte historische evolutie 25. In het Strafwetboek van 1867 werd, net zoals voor aanranding, een afzonderlijke strafbaarstelling ingevoerd voor dit misdrijf. Sindsdien onderging het ook verschillende wijzigingen, zoals bijvoorbeeld de wet van 1989 die een ruimere bestraffing van het misdrijf verkrachting mogelijk maakte. Het begrip kreeg naast een ruimere definitie, zwaardere straffen en er werden bijkomende verzwarende omstandigheden ingevoerd. Deze wetswijziging was het werk van zeven jaar parlementaire behandeling! B: Bestanddelen 26. Zoals eerder al aangegeven, wordt verkrachting in het Strafwetboek omschreven als elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt. 37 Er zijn dus vier bestanddelen vereist: een daad van seksuele penetratie, van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon en ontstentenis van een geldige toestemming in hoofde van het slachtoffer. Deze definitie is er gekomen met de wet van 4 juli 1989. We gaan hierna dieper in op de twee belangrijkste bestanddelen. 27. Een essentieel bestanddeel in de definitie is ten eerste het begrip penetratie. Met penetratie wordt bedoeld het doordringen of het binnendringen. Het moet dus gaan om een actieve handeling vanwege de dader. Een gedeeltelijk penetratie volstaat ook, dat bevestigde het Hof van Cassatie in haar arrest van 8 april 2008. Een penetratie die, niettegenstaande vleselijk contact, wegens de onvoldoende anatomische ontwikkeling van het slachtoffer niet volledig slaagt, is toch een penetratie in de zin van artikel 375 Sw. en kan aldus het misdrijf verkrachting opleveren. 38 Ten tweede is de afwezigheid van toestemming een cruciaal bestanddeel. Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang, list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer. De afwezigheid van toestemming kan dan ook beschouwd worden als een essentieel en fundamenteel constituerend bestanddeel van het misdrijf verkrachting. 39 Tot slot kan nog verwezen worden naar het feit dat de wet in hoofde van minderjarigen jonger dan veertien jaar voorziet in een onweerlegbaar strafrecht. Verdiensten en beperkingen van de Wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, T.Strafr. 2002, afl. 3, 124-136. 37 Art. 375 lid Sw. 38 Cass. 8 april 2008, P.08.0137; B., KETELS, Geen volledige penetratie, toch voltooide verkrachting, Juristenkrant 2008, afl. 170, 4. 39 Cf. supra over anomalie toestemming en leeftijd, p. 11-16. 21