POLITIEPOCKET STRAFPROCESRECHT. Christian De Valkeneer Procureur-generaal te Luik Professor aan de UCL

Vergelijkbare documenten
Inhoudstafel. Inhoudstafel 3

Rolnummer Arrest nr. 65/2014 van 3 april 2014 A R R E S T

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht]

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15

Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk 2017 Wolters Kluwer België NV Ragheno Business Park Motstraat 30 B-2800 Mechelen Tel.

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

Wetboek voor de advocaat-stagiair Deel 1 Gerechtelijk recht, deontologie, stage, sociaal statuut, strafrecht. Orde van Vlaamse Balies

Hof van Cassatie van België

INHOUDSOVERZICHT TEN GELEIDE 11

Hoofdstuk V. Het Grondwettelijk Hof, de voorkoming en de regeling van conflicten. 1. Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof

Artikel 4 - Verbod van slavernij en dwangarbeid Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Hof van Cassatie van België

Wetboek Media en Journalistiek 2011

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. INTERNATIONALE MENSENRECHTENBEPALINGEN. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 12 1

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

Hof van Cassatie van België

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaan deren,. afdeling Gent strafzaken

Hoofdstuk III. Overige wijzigingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hof van Cassatie van België

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Hof van Cassatie van België

TITEL I AANVULLEND KARAKTER VAN DE MILITAIRE STRAFRECHTSPLEGING. Artikel 1

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Hof van Cassatie van België

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan.

A R R E S T. de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

20 JULI Wet betreffende de voorlopige hechtenis. HOOFDSTUK I. - De aanhouding.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Oost-Vlaanderen, strafzaken. Vonnis

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Deel 1. Strafwetboek. Strafwetboek van 8 juni Boek I. De misdrijven en de bestraffing in het algemeen... 3

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3

Hof van Cassatie van België

Inhoudsopgave INLEIDING: SOORTEN DRUGS EN HUN EFFECTEN 1 I. DRUGWET: 24 FEBRUARI II. DRUGS IN HET VERKEER 86. C. Verzwarende omstandigheden 43

Inhoudstafel. Inhoudstafel 3

Nationaal Benelux Prüm Europese Unie

Bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

ZITTINGSDAG EN UUR TEL. GRIFFIER 057/ e Kamer. 1 en 1bis. 1e en 3e Ma. 09:00 u. 2bis

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Hof van Cassatie van België

BOEK 1. - DE MISDRIJVEN EN DE BESTRAFFING IN HET ALGEMEEN.

Hof van Cassatie van België

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Publicatie : FEBRUARI Wet betreffende de bestraffing van corruptie

Hof van Cassatie van België

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

Hof van Cassatie van België

Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Protocol Nr. 11

Koninklijk besluit van 11 juli 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk (B.S

Gecoördineerde versie van de wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera s

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Instantie. Onderwerp. Datum

Inhoudstafel. Goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 december Bekendgemaakt op 16 december 2015.

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Hof van Cassatie van België

Deel 1. Strafwetboek. Titel Ibis. Ernstige schendingen van het internationaal

Hof van Cassatie van België

Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Protocol Nr. 11

Deel 1. Strafwetboek. Strafwetboek van 8 juni Titel Ibis. Ernstige schendingen van het internationaal

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Gepubliceerd op : FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

In dit algemeen reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis.

==================================================================== Artikel 1

Algemene inhoud I. PUBLIEK RECHT 1 II. GERECHTELIJK RECHT 389

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

Transcriptie:

POLITIEPOCKET STRAFPROCESRECHT Christian De Valkeneer Procureur-generaal te Luik Professor aan de UCL 2 e editie Officieuze coördinatie tot 15 januari 2015

Uitgeverij Politeia nv Keizerslaan 34, 1000 Brussel Tel. 02/289.26.10 Fax 02/289.26.19 info@politeia.be www.politeia.be Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt op welke wijze ook, zonder uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. D/2015/8132/13 NUR: 820 ISBN: 978-2-509-02338-4

Inhoudstafel Inleiding 7 Deel I Wetgeving 9 1. Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 10 Titel I. Rechten en vrijheden. 10 2. De gecoördineerde Grondwet 13 Titel II. De belgen en hun rechten. 13 Titel VI. De gewapende macht. 13 3. Strafwetboek 14 Hoofdstuk II. Straffen. 14 4. Wetboek van Strafvordering 18 Voorafgaande titel. Rechtsvorderingen die uit misdrijven ontstaan. 18 Hoofdstuk V. Niet-ontvankelijkheid van de strafvordering wegens provocatie. 18 Hoofdstuk VII. Nietigheden 18 Eerste boek. De gerechtelijke politie en de officieren die ze uitoefenen. 18 Hoofdstuk I. Gerechtelijke politie. 18 Hoofdstuk II. Burgemeesters, schepenen en politiecommissarissen. 19 Hoofdstuk III. Veldwachters en boswachters. 19 Hoofdstuk IIIbis. Machtiging tot inzage van het dossier of tot het bekomen van een afschrift ervan. 20 Hoofdstuk IV. De procureurs des konings en hun substituten. 21 Hoofdstuk IVbis. De federale procureur. 59 Hoofdstuk V. Politieofficieren die hulpofficier zijn van de procureur des konings. 59 Hoofdstuk VI. Onderzoeksrechters. 60 Hoofdstuk VII. Voorlopige maatregelen ten aanzien van rechtspersonen. 95 Hoofdstuk VIIbis. Verhoor van minderjarigen die het slachtoffer of getuige zijn van bepaalde misdrijven. 95 Hoofdstuk VIIter. Bescherming van bedreigde getuigen. 98 Hoofdstuk VIIquater. Afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media. 107 Boek II, Titel IV 109 Hoofdstuk Ibis. Strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek. 109 Hoofdstuk VIII. Bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen. 137 5. Wet op het politieambt 140 Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. 140 Inhoudstafel 3

Hoofdstuk II. Gezag over de politiediensten en leiding ervan. 141 Hoofdstuk IV. Opdrachten van de politiediensten. 149 Hoofdstuk V. Burgerlijke aansprakelijkheid en rechtshulp. 177 Hoofdstuk Vbis. Overgangsbepaling. 181 6. Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus 182 Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen. 182 Hoofdstuk III. Personeel. 182 Hoofdstuk IV. Opdrachten van federale aard. 183 Hoofdstuk V. De vorderingen. 184 Titel IV. Gemeenschappelijke bepalingen. 185 Hoofdstuk I. Het personeel. 185 7. Wet betreffende de voorlopige hechtenis 186 Titel I. De voorlopige hechtenis. 186 Hoofdstuk I. De aanhouding. 186 Hoofdstuk II. Het bevel tot medebrenging. 189 Hoofdstuk II/I. Het bevel tot verlenging. 191 8. Wet van 7 juni 1969 tot vaststelling van de tijd gedurende welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht 192 9. Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen 193 10. Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid 196 Hoofdstuk I. Toepassingsgebied. 196 Hoofdstuk II. Vergunning en erkenning. 200 Hoofdstuk III. Uitoefeningsvoorwaarden. 206 Hoofdstuk IIIbis. Bijzondere uitoefeningsvoorwaarden voor de organisatie van veiligheidsdiensten binnen een openbare vervoersmaatschappij. 221 Hoofdstuk IIIter. Bijzondere bepalingen betreffende de maritieme veiligheidsondernemingen. 227 Hoofdstuk IV. Controle. 231 Hoofdstuk V. Maatregelen en sancties. 233 Hoofdstuk VI. Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen. 237 11. Schengen 242 Titel III. Politie en veiligheid. 242 Hoofdstuk 1. Politiële samenwerking 242 Titel IV. Schengeninformatiesysteem 251 Hoofdstuk 1. Instelling van het Schengeninformatiesysteem 251 4 Politiepocket Strafprocesrecht

Hoofdstuk 2. Functioneren en gebruik van het Schengeninformatiesysteem 252 12. Benelux-verdrag van 8 juni 2004 259 Titel 1. Begripsomschrijvingen en doel en kader van de samenwerking. 260 Titel 2. Algemene aspecten van de samenwerking. 261 Titel 3. Bijzondere vormen van samenwerking. 264 3.1. Uitwisseling van persoonsgegevens 264 3.2. Verbindingsofficieren 265 3.3. Grensoverschrijdende achtervolging en observatie 266 3.4. Bescherming van personen 267 3.5. Overige vormen van samenwerking 268 Titel 4. Algemene bepalingen. 269 Titel 5. Bepalingen betreffende de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid en betreffende de kosten. 272 Titel 6. Wijze van toepassing en slotbepalingen. 273 13. Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie 275 Titel I. Algemene bepalingen. 275 Titel II. Verzoeken om specifieke vormen van rechtshulp. 279 Titel III. Het aftappen van telecommunicatie. 286 Titel IV 291 Titel V. Slotbepalingen. 292 14. Verdrag van Prüm van 27 mei 2005 295 Hoofdstuk 1. Algemeen deel 296 Hoofdstuk 2. DNA-profielen, dactyloscopische en overige gegevens 296 Hoofdstuk 3. Maatregelen ter voorkoming van terroristische strafbare feiten 300 Hoofdstuk 4. Maatregelen ter bestrijding van de illegale migratie 302 Hoofdstuk 5. Overige vormen van samenwerking 304 Hoofdstuk 6. Algemene bepalingen 307 Hoofdstuk 7. Algemene bepalingen betreffende gegevensbescherming 308 Hoofdstuk 8. Uitvoerings- en slotbepalingen 314 15. Wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNAanalyse in strafzaken 317 16. Koninklijk besluit van 17 juli 2013 tot uitvoering van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken en tot bepaling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 november 2011 houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken 327 Hoofdstuk I. Definities. 327 Inhoudstafel 5

Hoofdstuk II. De evaluatiecommissie. 327 Hoofdstuk III. Beheer van de plaats van de feiten en behandeling van de overtuigingsstukken en van de aangetroffen sporen. 328 Hoofdstuk IV. Afname van een referentiestaal van een persoon. 329 Hoofdstuk V. Samenstelling, statuut van het personeel en organisatie van de nationale cel. 331 Hoofdstuk VI. Onderzoek van de aangetroffen sporen en van de referentiestalen Opstellen van DNA-profielen Vergelijking van DNA-profielen Kennisgeving van de uitslag van het DNAonderzoek en van de uitslag van het vergelijkend onderzoek. 333 Hoofdstuk VII. Vernietiging van de aangetroffen sporen en van de referentiestalen. 335 Hoofdstuk VIII. Erkenning van DNA-onderzoekslaboratoria. 335 Hoofdstuk IX. Controle van de DNA-gegevens en beheer van de nationale DNA-gegevensbanken. 337 Hoofdstuk X. Overheidsopdracht. 342 Hoofdstuk XI. Slotbepalingen en overgangsbepalingen. 342 17. Koninklijk besluit van 20 maart 2003 ter uitvoering van artikel 86ter van het Wetboek van Strafvordering 343 18. Koninklijk besluit van 9 april 2003 betreffende de politionele onderzoekstechnieken 345 19. Koninklijk besluit van 6 januari 2011 tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren 347 Deel II Tabellen 353 1. DNA: afnemen in het kader van het vooronderzoek of het onderzoek 354 2. Gerechtelijke aanhoudingen 358 3. Identiteitscontrole (artikel 34 wet politieambt) 360 4. Fouillering van personen (artikel 28 wet politieambt) 362 5. Doorzoeking van voertuig of ander vervoermiddel (artikel 29 wet politieambt) 364 6. Bijzondere opsporingsmethoden en onderzoeksmethoden 366 7. Huiszoeking 372 8. Het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media (art. 112-112ter Sv.) 374 9. Salduz 378 10. Telecommunicatie 380 11. Anonieme getuige 382 6 Politiepocket Strafprocesrecht

Inleiding Dit zakboekje bevat alle relevante bepalingen inzake de opsporing en vaststelling in criminele en correctionele zaken. Het is bestemd voor de leden van de politiediensten maar ook voor magistraten, advocaten en studenten. De overzichtstabellen vatten beknopt de voorwaarden samen van de voornaamste onderzoeksmethoden die het Wetboek van Strafvordering bepaalt. Zo kan de lezer in één oogopslag de belangrijkste wettelijke aspecten terugvinden. Daarnaast blijft een grondiger onderzoek van de wetteksten, rechtspraak en rechtsleer nodig om alle aspecten van elk misdrijf volledig te kunnen begrijpen. Ondanks de grote zorg die de auteur besteed heeft aan het opstellen van de tabel, zijn eventuele fouten niet uitgesloten. De lezer zou heel behulpzaam zijn, mocht hij elke onjuistheid die hij zou vaststellen, melden op het volgende adres: lecodecdv@gmail.com. Alvast hartelijk dank hiervoor. Christian DE VALKENEER Inleiding 7

Deel I Wetgeving Deel I Wetgeving 9

1. EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS EN DE FUNDAMENTELE VRIJHEDEN TITEL I. RECHTEN EN VRIJHEDEN. Artikel 2. Recht op leven 1. Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet. 2. De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is: a. ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld; b. teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen; c. teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken. Art. 3. Verbod van foltering Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Art. 5. Recht op vrijheid en veiligheid 1. Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure: a. indien hij op rechtmatige wijze is gedetineerd na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter; b. indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd, wegens het niet naleven van een overeenkomstig de wet door een gerecht gegeven bevel of teneinde de nakoming van een door de wet voorgeschreven verplichting te verzekeren; c. indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan; d. in het geval van rechtmatige detentie van een minderjarige met het doel toe te zien op zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige detentie, teneinde hem voor de bevoegde instantie te geleiden; 10 Politiepocket Strafprocesrecht

e. in het geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers; f. in het geval van rechtmatige arrestatie of detentie van een persoon teneinde hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of van een persoon waartegen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is. 2. Een ieder die gearresteerd is moet onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van alle beschuldigingen die tegen hem zijn ingebracht. 3. Een ieder die is gearresteerd of gedetineerd, overeenkomstig lid 1.c van dit artikel, moet onverwijld voor een rechter worden geleid of voor een andere magistraat die door de wet bevoegd verklaard is rechterlijke macht uit te oefenen en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld. De invrijheidstelling kan afhankelijk worden gesteld van een waarborg voor de verschijning van de betrokkene ter terechtzitting. 4. Een ieder, wie door arrestatie of detentie zijn vrijheid is ontnomen, heeft het recht voorziening te vragen bij het gerecht opdat deze spoedig beslist over de rechtmatigheid van zijn detentie en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de detentie onrechtmatig is. 5. Een ieder die het slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling. Art. 6. Recht op een eerlijk proces 1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden. 2. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. 3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten: a. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging; Deel I Wetgeving 11

b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging; c. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen; d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge; e. zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt. Art. 8. Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 12 Politiepocket Strafprocesrecht

2. DE GECOÖRDINEERDE GRONDWET TITEL II. DE BELGEN EN HUN RECHTEN. Artikel 12. De vrijheid van de persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren. Art. 15. De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan plaats hebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Art. 16. Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling. Art. 17. De straf van verbeurdverklaring der goederen kan niet worden ingevoerd. Art. 22. Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht. TITEL VI. DE GEWAPENDE MACHT. Art. 184. De organisatie en de bevoegdheid van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden bij de wet geregeld. De essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden bij de wet geregeld. Overgangsbepaling De Koning kan echter de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, vaststellen en uitvoeren, voor zover het besluit, met betrekking tot die elementen, bekrachtigd wordt bij de wet vóór 30 april 2002. Deel I Wetgeving 13

3. STRAFWETBOEK HOOFDSTUK II. STRAFFEN. Afdeling VI. Straffen aan de drie soorten van misdrijven gemeen. Onderafdeling III. Bijzondere verbeurdverklaring. Artikel 42. Bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast: 1 Op de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, en op die welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, wanneer zij eigendom van de veroordeelde zijn; 2 Op de zaken die uit het misdrijf voortkomen; 3 Op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen. Art. 43. Bij misdaad of wanbedrijf wordt bijzondere verbeurdverklaring (toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42, 1 en 2 ) altijd uitgesproken. Bij overtreding wordt zij slechts uitgesproken in de gevallen bij de wet bepaald. Art. 43bis. Bijzondere verbeurdverklaring toepasselijk op de zaken bedoeld in artikel 42, 3, kan door de rechter in elk geval worden uitgesproken, maar slechts voor zover zij door de procureur des Konings schriftelijk wordt gevorderd. Indien de zaken niet kunnen worden gevonden in het vermogen van de veroordeelde, raamt de rechter de geldwaarde ervan en heeft de verbeurdverklaring betrekking op een daarmee overeenstemmend bedrag. Ingeval de verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij toebehoren, zullen zij aan haar worden teruggegeven. De verbeurdverklaarde zaken zullen haar eveneens worden toegewezen ingeval de rechter de verbeurdverklaring uitgesproken heeft omwille van het feit dat zij goederen en waarden vormen die door de veroordeelde in de plaats gesteld zijn van de zaken die toebehoren aan de burgerlijke partij of omdat zij het equivalent vormen van zulke zaken in de zin van het tweede lid van dit artikel. Iedere andere derde die beweert recht te hebben op de verbeurdverklaarde zaak, zal dit recht kunnen laten gelden binnen een termijn en volgens modaliteiten bepaald door de Koning. De bijzondere verbeurdverklaring van de onroerende goederen moet of kan, naargelang de rechtsgrond die dit bepaalt, door de rechter worden uitgesproken, maar slechts voor zover zij door het openbaar ministerie schriftelijk werd gevorderd. 14 Politiepocket Strafprocesrecht

De schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekkende tot de verbeurdverklaring van een onroerend goed, dat niet strafrechtelijk in beslag is genomen overeenkomstig de toepasselijke vormvoorschriften, wordt op straffe van onontvankelijkheid kosteloos ingeschreven op de kant van de laatst overgeschreven akte of het vonnis bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851. Het openbaar ministerie voegt een bewijs van de kantmelding bij het strafdossier voor de sluiting van de debatten. Het openbaar ministerie vordert de kosteloze doorhaling van de kantmelding, als daartoe grond bestaat. De rechter vermindert zo nodig het bedrag van de in artikel 42, 3, bedoelde vermogensvoordelen of van de in het tweede lid bedoelde geldwaarde om de veroordeelde geen onredelijk zware straf op te leggen. Art. 43ter. De bijzondere verbeurdverklaring die van toepassing is op de zaken bedoeld in de artikelen 42, 43bis en 43quater, kan eveneens worden uitgesproken wanneer die zaken zich buiten het grondgebied van de Belgische Staat bevinden. Art. 43quater. 1. Onverminderd artikel 43bis, derde en vierde lid, kunnen op vordering van de procureur des Konings de in 2 bedoelde vermogensvoordelen, de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en de inkomsten uit de belegde voordelen, die worden gevonden in het vermogen of in het bezit van een persoon, verbeurd verklaard worden of kan zulke persoon veroordeeld worden tot betaling van een bedrag dat door de rechter wordt geraamd als zijnde overeenstemmend met de waarde van deze zaken, indien deze persoon schuldig werd bevonden: a) hetzij aan één of meer van de strafbare feiten bedoeld in: 1 artikel 136sexies en artikel 136septies, 1 ; 1 bis artikel 137, voor zover deze strafbare feiten gestraft worden met één van de straffen bedoeld in artikel 138, 1, 4 tot en met 10, en van dien aard zijn dat zij financieel gewin kunnen opleveren, alsook artikel 140, voor zover deze misdaad of dit wanbedrijf van dien aard is dat het financieel gewin kan opleveren; 2 de artikelen 246 tot 251, en artikel 323; 2 bis de artikelen 433sexies, 433septies, 433octies, 433undecies en 433duodecies; 3 de artikelen 504bis en 504ter, en artikel 323; 4 artikel 2bis, 1, van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, in zoverre de feiten betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, de vervaardiging, de verkoop of het te koop stellen van de in dat artikel bedoelde middelen en stoffen, of 3, b), of 4, b), van dezelfde wet; 5 de artikelen 77ter, 77quater en 77quinquies, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; Deel I Wetgeving 15

Deel II Tabellen Deel II Tabellen 353

1. DNA: afnemen in het kader van het vooronderzoek of het onderzoek Waarom Vorm Afnemen met toestemming (art. 44quinquies, 1, 2 en 3 en 44sexies, 1 Sv.) Een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt tegen wie aanwijzingen van schuld bestaan. Een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. De voorafgaande en schriftelijke toestemming van de persoon. Indien de ming. De voorafgaande en schriftelijke toestem- persoon de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, dan dient hij zich voor toepassing ervan te laten begeleiden door minstens één van zijn ouders, door een advocaat of door een andere meerderjarige persoon van zijn keuze. E s b g I d d 2 3 4 5 6 7 8 Informatie De toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van: 1 de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd; Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van: 1 de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd; D o v 8 354 Politiepocket Strafprocesrecht

Afnemen onder dwang (art. 90undecies en 90duodecies Sv.) Een persoon tegen wie aanwijzingen van schuld bestaan bij het plegen van feiten indien de feiten strafrechtelijk onderzoek indien de feiten strafbaar zijn Een persoon die een directe band heeft met het gebaar zijn met een maximumstraf van vijf jaar met een maximumstraf van vijf jaar gevangenisstraf of met een zwaardere straf. gevangenisstraf of met een zwaardere straf. In een met redenen omklede beschikking meegedeeld aan de procureur des Konings, vermeldt de on- meedeelt aan de procureur des Konings, vermeldt In een met redenen omklede beschikking, die hij derzoeksrechter: de onderzoeksrechter: 1 de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt bevolen; 2 het bestaan van aanwijzingen van zijn schuld bij het plegen van feiten waarvoor hij geadieerd is; 3 de noodzaak om dwang te gebruiken; 4 in voorkomend geval, de vergelijking van het DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen; 5 de eenmalige vergelijking van het DNA-profiel met de in de nationale DNA-gegevensbanken opgeslagen DNA-profielen; 6 in geval van een positief verband met één van de profielen bedoeld in 4 of 5, het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank Criminalistiek ; 7 in geval van het opslaan van het DNA-profiel, de systematische vergelijking van zijn DNAprofiel met de DNA-profielen opgeslagen in de nationale en buitenlandse DNA-gegevensbanken; 8 in geval van een positief verband met één van de profielen bedoeld in 7, het opslaan van dit verband. De onderzoeksrechter hoort vooraleer hij de afname onder dwang beveelt, de persoon die er het voorwerp van moet uitmaken, en stelt hem in kennis van 1 tot 8 opgesomd in het tweede lid. 1 de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt bevolen; 2 de noodzaak om dwang te gebruiken; 3 de vergelijking van het DNA-profiel met de DNA-profielen van de aangetroffen sporen in het kader van de zaak; 4 het feit dat het DNA-profiel niet wordt overgemaakt aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om er te worden vergeleken of er te worden opgeslagen. De onderzoeksrechter hoort vooraleer hij de afname onder dwang beveelt, de persoon die er het voorwerp van moet uitmaken, en stelt hem in kennis van 1 tot 4 opgesomd in 1, tweede lid. Deel II Tabellen 355

Wie Afnemen met toestemming (art. 44quinquies, 1, 2 en 3 en 44sexies, 1 Sv.) 2 het bestaan van aanwijzingen van zijn schuld bij het plegen van de feiten van de zaak waarmee hij belast is, of bij het plegen van gelijkaardige feiten; 3 in voorkomend geval, de vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen; 4 de eenmalige vergelijking van zijn DNA-profiel met de in de nationale DNA-gegevensbanken opgeslagen DNA-profielen; 2 de vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen; 3 het feit dat zijn DNA-profiel niet wordt overgemaakt aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om er te worden vergeleken of er te worden opgeslagen. Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene. 5 het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank Criminalistiek indien de vergelijking van DNA-profielen een positief verband aantoont met de in 3 of 4 bedoelde DNA-profielen; 6 in geval van het opslaan van zijn DNA-profiel, de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen opgeslagen in de nationale en buitenlandse DNAgegevensbanken; 7 in geval van een positief verband met één van de profielen van 6, het opslaan van dit verband. Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene. De procureur des Konings vordert een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of een arts om een hoeveelheid wangslijmvlies of haarwortels af te nemen. V Voor het afnemen van bloed kan hij alleen een arts vorderen. V v V h v p 356 Politiepocket Strafprocesrecht

- - Afnemen onder dwang (art. 90undecies en 90duodecies Sv.) Van de redenen van de eventuele weigering van de afname of van de instemming van de betrokkene met die maatregel, wordt door de onderzoeksrechter melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor. Indien de persoon de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, dan dient hij zich voor de toepassing van de 1 en 2 te laten begeleiden door minstens één van zijn ouders, door een advocaat of door een andere meerderjarige persoon van zijn keuze. Van de redenen van de eventuele weigering van de afname of van de instemming van de persoon met die maatregel wordt door de onderzoeksrechter melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor. De onderzoeksrechter vordert een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of een arts om een hoeveelheid wangslijmvlies of haarwortels af te nemen. Voor het afnemen van bloed kan hij alleen een arts vorderen. Van de afname wordt een proces-verbaal opgesteld door de officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. Indien de maatregel onder fysieke dwang moet worden uitgevoerd, wordt die dwang uitgeoefend door politieambtenaren onder het bevel van een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. In dat geval is de bloedafname verboden. Deel II Tabellen 357