ECLI:NL:RBARN:2002:AF3704

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2012:BV1332

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBDOR:2002:AF2276

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBARN:2004:AR2771

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:CBB:2001:AB0533

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen:

ECLI:NL:CBB:2004:AR3508

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

Uitspraak. uitspraak COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN. zaaknummer: 16/

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RBOBR:2014:6506

1)estuursreclaqirA,IL

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

ECLI:NL:RBAMS:2011:BV7178

ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813

ECLI:NL:RVS:2012:BY7283

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

Uitspraak. uitspraak COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN. Zaaknummer: 12/

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

Uitspraak /1/R1

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBMAA:2000:AA7321

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RVS:2016:1061

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9565

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBLIM:2015:9796

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RBDHA:2016:1622

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:CBB:2016:450. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/893

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

de Rechtspraak Rechtbank Rotterdam Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak van de rechtbank waarbij op bovenvermeld beroep is beslist.

ECLI:NL:RVS:2014:1156

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBGRO:2007:BD6812

ECLI:NL:RBNHO:2014:5324

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RVS:2014:3854

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

, bestuursrecspu.k. Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

Verwerking Uitspraken bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid

Transcriptie:

ECLI:NL:RBARN:2002:AF3704 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 18-12-2002 Datum publicatie 31-03-2003 Zaaknummer 02/1034 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie - Wetsverwijzingen Vindplaatsen Wet beheer rijkswaterstaatswerken Rechtspraak.nl JOM 2006/824 M en R 2003, 117 Uitspraak Rechtbank Arnhem Sector bestuursrecht Reg.nr.: 02/1034 UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [eiseres] Holding B.V., gevestigd te Huissen, eiseres, en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 29 maart 2002. 2. Procesverloop

Op 18 mei 2001 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend om een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het oprichten van een veerhuis aan de linkeroever van de Neder-Rijn (aan het [veerdienst]) te [plaats] (gemeente [ ]). Bij besluit van 19 juli 2001 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd. Tegen dit besluit heeft eiseres op 29 augustus 2001 bezwaar bij verweerder gemaakt. Bij het hierboven aangeduide besluit van 29 maart 2002 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het eerdergenoemde besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft eiseres op 12 mei 2002 beroep bij de rechtbank ingesteld. Verweerder heeft op 13 juni 2002 een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 13 november 2002. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door R.J.T. Smit en ing. I.I.H.M. Mannaerts, werkzaam bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 3. Overwegingen In dit geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit, waarbij verweerder de bezwaren tegen het besluit van 19 juli 2001 ongegrond heeft verklaard, de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Aan het bestreden besluit ligt -kort samengevat- ten grondslag, dat de bouw van een veerhuis in het rivierbed van de Neder-Rijn te Huissen in strijd is met de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier, zodat de gevraagde vergunning moet worden geweigerd. Eiseres, exploitant van de veerdienst "[veerdienst]", kan zich hiermee niet verenigen en stelt zich op het standpunt dat de gevraagde vergunning ten onrechte is geweigerd. De bouw van een veerhuis, waarvan het effect volgens eiseres ruimschoots wordt gecompenseerd, is in overeenstemming met de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Daartoe voert zij -kort samengevat- aan, dat sprake is van een riviergebonden activiteit, omdat het veerhuis een voorziening voor de veerverbinding (beroepsvaart) betreft en in het belang van de veiligheid ter plaatse is. In dit verband wijst eiseres er op, dat zij ingevolge het aan haar verleende veerrecht gerechtigd en verplicht is tot het hebben van een veerhuis nabij het veer. Eiseres stelt, dat ook indien het veerhuis niet als een riviergebonden activiteit kan worden aangemerkt aan de vereisten van het beleid wordt voldaan. In dit verband voert eiseres onder meer aan, dat sprake is van een gewichtig maatschappelijk belang. Eiseres voert verder aan, dat het bestemmingsplan "[veerdienst]" de bouw van het veerhuis toe staat en dat verweerder het standpunt van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) omtrent dit bestemmingsplan dient te respecteren. Eiseres is verder van mening dat de gevraagde vergunning op grond van het overgangsrecht had moeten worden verleend. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken is het verboden zonder vergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk door anders dan waartoe het is bestemd, daarin, daarop, daaronder of daarover werken te maken of te behouden of daarin, daaronder of daarop vaste stoffen of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen of deze te laten staan of liggen.

Krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken kan -voor zover hier van belang- weigering van een vergunning slechts geschieden ter bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die werken, met inbegrip van het belang van verruiming of wijziging anderszins van die werken. Verweerder heeft de op grond van voornoemde Wet te behartigen waterstaatkundige belangen, in casu het rivierbelang, nader ingevuld met de -in het kader van de Rivierenwet ontwikkelde- Beleidslijn Ruimte voor de Rivier van april 1997, Stcrt. 1997, nr. 87 (hierna: de beleidslijn). Doelstelling van deze beleidslijn is meer ruimte voor de rivier, de duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater en het beperken van materiële schade. De rechtbank stelt vast, dat de door eiseres gewenste bouw van een veerhuis met horecagelegenheid in het rivierbed van de Neder-Rijn een nieuwe activiteit zoals bedoeld in de beleidslijn betreft. De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van verweerder, dat deze activiteit, gelet op de aard van het werk, zou kunnen leiden tot een feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen, dat de bouw van een veerhuis met horecagelegenheid niet een riviergebonden activiteit, maar een overige activiteit zoals bedoeld in de beleidslijn betreft. De litigieuze activiteit komt namelijk niet voor in de limitatieve opsomming in de beleidslijn van riviergebonden activiteiten, welke onlosmakelijk gebonden zijn aan situering in het winterbed. Met name kan zij ook niet worden aangemerkt als een voorziening voor de beroepsvaart (vaarwegverbetering). Het vorenstaande heeft op grond van de beleidslijn tot gevolg dat de onderhavige activiteit niet is toegestaan, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat ("nee, tenzij"): sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, én; de activiteit niet redelijkerwijs buiten het winterbed gerealiseerd kan worden, én; de activiteit op de locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoercapaciteit te vergroten. Zwaarwegend maatschappelijk belang Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen, dat de economische belangen van eiseres alsmede de overige door eiseres genoemde belangen, waaronder upgrading rondom de veerstoep, niet een zwaarwegend maatschappelijk belang bij de realisering van het onderhavige veerhuis met horecagelegenheid opleveren. Activiteit kan redelijkerwijs niet buiten winterbed worden gerealiseerd De rechtbank kan zich voorts vinden in het standpunt van verweerder, dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het veerhuis met horecagelegenheid niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd. De realisering van een veerhuis met horecagelegenheid in het rivierbed is volgens verweerder niet noodzakelijk voor het houden van toezicht op de afwikkeling van het verkeer ter plaatse, hetgeen door eiseres niet, althans onvoldoende is weerlegd. Activiteit vormt geen feitelijke belemmering voor vergroting afvoercapaciteit Blijkens de beleidslijn geldt als uitgangspunt, dat de beschikbare ruimte voor de rivier primair beschikbaar moet zijn en blijven voor de afvoer van water, ijs en sediment tijdens perioden van

hoogwater. De mogelijkheden om de afvoercapaciteit in de toekomst te vergroten moeten worden opengehouden. De rechtbank is van oordeel, dat verweerder zich in redelijkheid -onder verwijzing naar dit uitgangspunt- op het standpunt heeft kunnen stellen, dat de realisering van een veerhuis met horecagelegenheid in het rivierbed een feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit vormt, omdat het verwijderen van deze activiteit in de toekomst ten behoeve van rivierverruiming met hogere kosten gepaard zal gaan en meer tijd in beslag zal nemen dan in de huidige situatie. De stelling van eiseres, inhoudende dat zij gerechtigd en verplicht is tot het hebben van een veerhuis, treft naar het oordeel van de rechtbank gelet op het hiervoor weergegeven toetsingskader van de beleidslijn evenmin doel. Dit geldt ook voor de door eiseres voorgestelde compenserende maatregelen. Met betrekking tot de stelling van eiseres, inhoudende dat het bestemmingsplan "[veerdienst]", de bouw van het veerhuis toestaat en dat verweerder het standpunt van de Minister van VROM omtrent dit bestemmingsplan dient te respecteren, overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel ingevolge de beleidslijn de belangen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op elkaar dienen te worden afgestemd, geldt dat beide wetten een zelfstandig afwegingskader hebben. Voor de beoordeling van een aanvraag om vergunning ingevolge de Wet beheer rijkswaterstaatswerken wordt slechts aan de op grond van deze wet te behartigen waterstaatkundige belangen getoetst. De stelling van eiseres, inhoudende dat verweerder op grond van het overgangsrecht de gevraagde vergunning had moeten verlenen, deelt de rechtbank niet. De onderhavige activiteit valt immers niet onder de in de beleidslijn opgenomen overgangssituaties. Daarnaast is geen sprake van een kleine aanpassing van bestaande bebouwing of kleine ingreep in de morfologie gerelateerd aan bestaande activiteiten. Met betrekking tot de ter zitting namens eiseres -onder overlegging van enkele foto's- genoemde wel toegestane activiteiten (restaurant in Arnhem en bouwwerk in Appeltern), overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens de namens verweerder ter zake gegeven toelichting is het betreffende restaurant in Arnhem niet in het rivierbed maar op de hoogwaterkerende dijk gelegen, zodat reeds hierom geen sprake is van gelijke gevallen. Ten aanzien van het volgens eiseres in 1998 gerealiseerde bouwwerk in Appeltern heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een met het onderhavige veerhuis te vergelijken geval. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de gevraagde vergunning voor de realisering van een veerhuis met horecagelegenheid in het rivierbed van de Neder-Rijn wegens strijd met de op de Wet beheer rijkswaterstaatswerken gebaseerde beleidslijn moet worden geweigerd. De stellingen van eiseres tegen het besluit van 29 maart 2002 treffen geen doel. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. H.A.W. Snijders, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2002, in tegenwoordigheid van mr. G.H.W. Bodt als griffier. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage. Verzonden op: 18 december 2002 Coll: